8 Afschaffing kieskringen

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van: 

  • - het Voorstel van wet van het lid Klein tot wijziging van de Kieswet en de Wet raadgevend referendum houdende afschaffing van de kieskringen ( 34247 ).

(Zie vergadering van 28 september 2016.) 

De voorzitter:

Ik heet de heer Klein van harte welkom. Hij wordt bij de verdediging van dit initiatiefwetsvoorstel in vak-K ondersteund door mevrouw Schouten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en door mevrouw Hansen, medewerker van de heer Klein. Hartelijk welkom. Tevens heet ik natuurlijk van harte welkom de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die bij de behandeling van dit wetsvoorstel optreedt als adviseur van de Kamer. Vandaag is aan de orde het antwoord in eerste termijn en vervolgens de tweede termijn. De heer Klein heeft reeds op 12 januari een deel van de beantwoording schriftelijk verzorgd. Ik geef hem nu het woord voor de resterende vragen. 

De algemene beraadslaging wordt hervat. 

De heer Klein (Klein):

Voorzitter. Allereerst dank ik uiteraard de fracties voor hun bijdragen in eerste termijn. Daarin werd onderscheid gemaakt tussen enerzijds een aantal technische aspecten — hoe zitten de kieskringen in elkaar en wat zijn de effecten daarvan? — en anderzijds een aantal politieke vragen: hoe gaan we om met ons kiesstelsel? Ik hoop dat ik een aantal van de technische vragen schriftelijk beantwoord heb, zoals u al zei, en dat ik daarmee duidelijkheid heb verschaft. Eventueel kan ik daarover in tweede termijn nog nadere vragen beantwoorden. 

De discussie die vanuit de woordvoerders naar voren is gekomen en die we in de afgelopen periode hebben gevoerd, ging over de vraag: waarom hebben we dit gedaan? Waarom stel je als initiatiefnemer zo'n specifiek, technisch dingetje als het afschaffen van kieskringen aan de orde? Ons kiesstelsel is eigenlijk het motorblok van onze democratie. Het is de techniek, het hulpmiddel, waarmee mensen kunnen bepalen welke kant we op gaan. Mensen in dit land hebben een actief of een passief kiesrecht. Dat gaan ze gebruiken en daar heb je een techniek voor nodig. Dat is het kiesstelsel. Zoals bij iedere techniek — denk ook aan het motorblok — zijn innovatie en revisie noodzakelijk om steeds bij de tijd te kunnen blijven. 

In dat opzicht is het goed om nog even in herinnering te roepen het advies van de Kiesraad van april 2014 over de integrale wijziging van de Kieswet. De Kiesraad is van mening dat de Kieswet deels verouderd is, onduidelijk is, niet consistent is en enkele onnodige belemmeringen bevat voor een efficiënt verloop van het verkiezingsproces. Verder biedt de Kieswet volgens de Kiesraad geen adequaat antwoord op een aantal actuele vraagstukken, zoals de vraag of het maken van een stemselfie in het stemlokaal toegestaan is. Daarom wordt geadviseerd om de Kieswet leesbaarder te maken en het verkiezingsproces efficiënter te laten verlopen. Door de inzet van digitale hulpmiddelen kunnen politieke partijen kandidatenlijsten bijvoorbeeld elektronisch indienen en hoeft het hoofdstembureau niet langer betrokken te worden bij de berekening van de verkiezingsuitslag. Daarbij komt een vereenvoudiging door het afschaffen van kieskringen. 

Dat advies uit 2014 is door de minister van Binnenlandse Zaken niet opgepakt; het is feitelijk gewoon in de la beland. Toch vind ik het een heel belangrijk advies, waaraan gewerkt moet worden. Het vertrouwen van onze kiezers, onze samenleving, in onze democratie ligt in de eerste plaats in het vertrouwen in de volksvertegenwoordigers, de politici. Maar het gedrag van mensen is gekoppeld aan regels waarbinnen zij moeten handelen. Sterker nog: dat is de kern van de wetgeving waaraan wij hier werken. De wetten die wij dagelijks in de Tweede Kamer maken, maken het mogelijk om het gedrag van mensen te sturen. Dat doen we met verkeerswetgeving, met belastingwetgeving, met ruimtelijkeordeningswetgeving en met zorgwetgeving. Dan is het toch niet vreemd dat mensen bij de Kieswet gaan handelen binnen de marges van die wet? Als er verouderde dingen in staan, wordt het doel van de Kieswet, namelijk om als betrouwbare motor voor onze democratie te werken, ondermijnd. 

Daarom heb ik twee elementen uit het advies in de initiatiefwet overgenomen. Het eerste is het voorstel tot digitalisering van de kandidaatstellingsprocedure. Dat traject loopt nog. Het tweede is het afschaffen van de kieskringen, waar wij het vandaag over hebben. De kieskringen zijn een overblijfsel van het negentiende-eeuwse districtenstelsel en passen niet in de eenentwintigste eeuw. Kieskringen leiden zelfs tot ongewenste effecten. Naar aanleiding van vragen daarover door de diverse woordvoerders zal ik daar zo meteen op ingaan. 

De kandidatenlijsten geven de kiezer niet het juiste beeld van de kandidaat op wie hij of zij stemt. Ze geven niet het juiste beeld weer, want zou een kandidaat wel volksvertegenwoordiger willen zijn? Ook geven ze niet duidelijk weer of een op een kandidaat uitgebrachte stem daadwerkelijk waarde heeft. Onze democratie waar de mensen vertrouwen in hebben, vraagt om transparantie en eenduidigheid. Probeer een willekeurige kiezer eens uit te leggen hoe ons kiesstelsel echt in elkaar zit; halverwege zal hij afhaken, want het is veel te ingewikkeld en onnavolgbaar. Vandaar dat wij middels de afschaffing van de kieskringen proberen om te zorgen voor een vereenvoudiging van het kiesstelsel. 

Concreet betekent het afschaffen van de kieskringen dat er in plaats van de huidige twintig kieskringen voor de Tweede Kamerverkiezingen voortaan één kieskring zal zijn, namelijk het hele land als één kieskring als het ware. Het gebied voor een kandidatenlijst bij verkiezingen wordt voortaan gevormd door de bestuurlijke grenzen van die verkiezingen. Dus voor de Europese verkiezingen en voor de Tweede Kamerverkiezingen gelden dan de landsgrenzen, inclusief de BES-eilanden. Voor de Provinciale Statenverkiezingen gelden dan de grenzen van de onderscheiden provincies. Ook voor de Eerste Kamerverkiezingen geldt dat Nederland voortaan als één kieskring zal functioneren. Aparte lijsten per provincie, maximaal twaalf stuks op dit moment, komen dus te vervallen. De grens van het Europese deel van Nederland zal voortaan de grens zijn van het kiesgebied. Het zou overigens wel verstandig zijn om bij de Grondwetswijziging die nodig is om de huidige onduidelijkheid voor de kiezers binnen Caraïbisch Nederland weg te nemen, ook hun betrokkenheid bij de verkiezingen van de Eerste Kamer op te heffen. De eerste lezing over dat wetsvoorstel en die Grondwetwijziging is geweest. Tijdens een volgende kabinetsperiode zal de tweede lezing hopelijk succesvol afgerond worden. 

Met name de VVD en de PVV hebben vragen gesteld over de problemen met de ondersteuningsverklaringen. In het huidige systeem zijn er 30 ondersteuningsverklaringen per kieskring en 10 voor de BES-eilanden, Caraïbisch Nederland. Daar is een kieskring Bonaire. De vraag is: hoe gaat dat dan in de nieuwe situatie? Moeten wij de huidige 580 ondersteuningsverklaringen handhaven of niet? Mijn antwoord is ja. Het huidige wetsvoorstel gaat uit van de handhaving van die 580 ondersteuningsverklaringen. Wij moeten er gewoon voor zorgen dat die ondersteuningsverklaringen er zullen zijn. 

Wordt het dan niet veel te laag als je het gaat verspreiden, bijvoorbeeld in een enkele gemeente? Die vraag werd gesteld. Wordt dan op een gegeven moment wellicht de eis voor het draagvlak veel te veel naar beneden bijgesteld? Vooropgesteld: die eis blijft. Bovendien is dat niet zo ernstig. Ten eerste geldt voor Europese verkiezingen op dit moment de eis dat 30 ondersteuningsverklaringen voldoende zijn. Het wetsvoorstel beoogt om dat aantal gelijk te trekken. Op dat moment zijn er voor de Europese verkiezingen dus ook 580 ondersteuningsverklaringen nodig. Dat betekent een verhoging en in feite een verzwaring van de eis. Daarmee maken we duidelijk dat er ook voor Europese verkiezingen draagvlak aanwezig zal moeten zijn. 

Op dit moment is het zo dat er 30 ondersteuningsverklaringen nodig zijn als je bijvoorbeeld in één kieskring meedoet. Partijen die meedoen in één kieskring bij de landelijke verkiezingen, hebben straks, in de nieuwe situatie, dus ook 580 ondersteuningsverklaringen nodig. Een voorbeeld daarvan is Tamara's Open Partij, die bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2006 enkel in de kieskring Haarlem heeft meegedaan. Die partij zal in de nieuwe situatie 580 ondersteuningsverklaringen moeten krijgen. Destijds kon de partij het met 30 ondersteuningsverklaringen af, waarmee ze uiteindelijk 114 stemmen vergaarde. 

De vraag van de VVD en de PVV is of het een slechte zaak zou zijn om dat te gaan verspreiden. Regionale binding is niet gekoppeld aan ondersteuningsverklaringen, maar aan de vraag hoe een partij de kandidatenlijst opbouwt. Hoe geeft een partij de kandidatenlijst regionale vertegenwoordiging? Ik heb op dit moment veel ervaring met het verzamelen van ondersteuningsverklaringen voor mijn partij: bij ondersteuningsverklaringen gaat het niet zozeer om draagvlak, maar veel meer om de vraag of mensen het ermee eens zijn dat een partij meedoet aan de verkiezingen. Een ondersteuningsverklaring is dan geen uitspraak over of iemand een partij wel of niet steunt, maar gaat veel meer om de vraag of iemand ten principale ons open systeem zou willen ondersteunen, waardoor nieuwe partijen mee kunnen doen aan de verkiezingen. 

Bovendien is het nog maar de vraag of regionaliteit een criterium is. Zou je niet ook kunnen zeggen: we zouden ondersteuningsverklaringen moeten hebben van een bepaald percentage mannen en vrouwen, om daarmee draagvlak aan te tonen? Het enige criterium zou moeten zijn dat kiezers, ongeacht waar zij vandaan komen, daadwerkelijk een ondersteuningsverklaring afgeven. 

Daarom denk ik dat het heel verstandig is om vast te houden aan een draagvlak op basis van 580 ondersteuningsverklaringen. Als partijen vinden dat we dat aantal zouden moeten verhogen, of dat we het op een andere wijze zouden moeten doen, dan hoor ik dat graag. Maar dat is geen onderdeel van dit wetsvoorstel, omdat wij enkel uitgaan van de huidige systematiek van 580 ondersteuningsverklaringen, met alleen een enorme verhoging voor de verkiezing van het Europees Parlement. 

De SP, de VVD en de PVV vroegen of het niet veel gemakkelijker wordt om partijen mee te laten doen aan de verkiezingen als je maar weinig ondersteuningsverklaringen per regio nodig hebt, dus als je 580 ondersteuningsverklaringen uit één gebied komen. Zouden we dan niet ellenlange stembiljetten krijgen? Volgens dit wetsvoorstel verandert daar eigenlijk helemaal niets aan. Partijen kunnen op dit moment 80 kandidaten op een lijst zetten. We praten dan over de kandidaten voor de zittende partijen, de kleinere partijen uitgesloten. In ons voorstel zeggen wij: alle partijen die rechtstreeks gekozen zijn in dit parlement, zouden 80 kandidaten op hun kandidatenlijst moeten zetten. Nieuwe partijen, zoals ook mijn partij, zouden maar maximaal 50 kandidaten mogen presenteren. Er is dan ook een verschil tussen mijn tweede nota van wijziging en het amendement van de heer Bosma van de PVV, die het ruimer wil stellen. Ik wil het echt beperken tot 80 kandidaten voor de zittende partijen en 50 voor de nieuwe partijen. 

Een andere vraag is hoe het gaat met verkiezingsdeelname. Op dit moment zijn zo'n 81 partijen ingeschreven bij de Kiesraad, maar dat zegt helemaal niets over of ze wel of niet meedoen. Het Democratisch Politiek Keerpunt staat bijvoorbeeld nog op de lijst van geregistreerde partijen, maar het is naar ik heb begrepen volstrekt helder dat de heer Brinkman met het Democratisch Politiek Keerpunt niet wil meedoen aan deze verkiezingen. 

Gemiddeld hebben de afgelopen jaren tussen de 25 en 30 partijen uiteindelijk lijsten ingediend en dat zal naar mijn verwachting niet veranderen. Sterker nog, dat zal minder worden, omdat niet meer per kieskring een lijst wordt ingediend. Een partij die bijvoorbeeld zegt alleen in de kieskring Haarlem 30 ondersteuningsverklaringen te kunnen halen, maar er wel €11.250 voor over heeft om een waarborgsom te betalen, kan zich daar aanmelden. In de nieuwe situatie wordt dit ontmoedigd, omdat je, ook als je in één kieskring zou willen meedoen, 580 ondersteuningsverklaringen moet inleveren. 

Ten principale — ik kijk ook even in de richting van de genoemde fracties — moet het geen probleem zijn dat er veel partijen of veel kandidatenlijsten op een stembiljet staan. Het is een teken van kracht en een teken dat onze democratie werkt. Het is alleen maar angst voor de eigen positie om dit tegen te willen houden. Het gaat erom dat wij een kiessysteem hebben dat open is, waarbinnen politieke betrokkenheid van burgers kan plaatsvinden en waardoor het passief kiesrecht niet wordt aangetast. Bovendien weerspiegelt een divers parlement de diversiteit van de samenleving. De volksvertegenwoordiging is als een spiegel voor deze samenleving. Politieke leiders moeten aan hun achterban uitleggen waarom ze dat politiek doen. Dit blijft, dit houden wij aan en die ruimte moet je ook geven. Je moet voorkomen dat traditionele partijen bang zijn voor concurrentie door er een soort closed shop van te maken. Het is onderdeel van de verkiezingsstrijd of en hoe je daaraan inhoud gaat geven. Voor het systeem en de techniek, de fundamentele wijze waarop wij ons kiesstelsel hebben georganiseerd, is dat niet aan de orde. Integendeel, concurrentie kan juist verfrissend en louterend zijn en innovatie opleveren. Partijen zullen bijvoorbeeld horzels kunnen zijn, een luis in de pels om ervoor te zorgen dat dit parlement actief en actueel blijft. De opmerking in dit verband van de PVV begrijp ik niet, want ook de PVV was bij het ontstaan als een horzel, maar is nu deel van de politieke elite geworden. 

De heer Martin Bosma (PVV):

We zijn zelfs zo'n onderdeel van de elite geworden dat mijnheer Klein zijn verkiezingsslogan bij ons heeft geleend, begrijp ik. 

De heer Klein (Klein):

Ik begrijp niet waar de heer Bosma op doelt. De woorden "minder, minder, minder" zijn gewoon Nederlandse woorden. Ik heb geen affiches gezien waarop dat expliciet wordt aangegeven. Het lijkt mij juist heel verstandig dat de goede Nederlandse woorden met de goede Nederlandse intentie worden uitgesproken en dat daaraan goede inhoud zal worden gegeven. Dit staat echter los van dit wetsvoorstel. 

De voorzitter:

Dat wilde ik net gaan zeggen. De heer Klein vervolgt zijn betoog. 

De heer Klein (Klein):

De heer Bosma heeft ook gevraagd of er geen ruimte wordt gecreëerd voor gelukzoekers. Ik heb geen idee wat gelukzoekers zijn. De Kieswet is slechts een motor. Hoe kunnen wij gebruikmaken van het passief kiesrecht, het recht om gekozen te worden? Volgens het politieke debat en uit concurrentieoverwegingen in de strijd tussen partijen kun je natuurlijk links en rechts allerlei kwalificaties gaan uitdelen, zoals wegkijkers, graaiers en gelukzoekers. Dit is een deel van het politieke debat. Dit wetsvoorstel geeft daar geen enkel waardeoordeel over; dat laten we graag over aan het politieke debat. 

De SP, maar ook de VVD en de PVV hebben gevraagd of er geen sprake is van opportunisme met betrekking tot dit wetsvoorstel. Er is gevraagd in hoeverre ik de deelname van de Vrijzinnige Partij aan dit verkiezingsdebat makkelijker wil maken. Hiervan kan geen sprake zijn. Er ligt een traject van twee jaar om dit wetsvoorstel überhaupt naar voren te brengen. Wij zijn nu pas bezig met de eerste termijn en het is helemaal niet aan de orde dat dit een rol kan spelen bij de aankomende verkiezingen. We zijn natuurlijk druk bezig om normaal via die regels te werken en we houden dus rekening met die kieskringen. 

De heer Bosma heeft gevraagd welke administratievelastenverlichting door dit voorstel zal plaatsvinden. Dit is een heel essentieel onderdeel. Het bestaan van kieskringen maakt het systeem ingewikkeld en niet transparant. Bovendien creëert het extra lasten. 20 kieskringen kunnen bij 50 partijen 1.000 lijsten opleveren die moeten worden verwerkt, gecontroleerd en verspreid. Zonder de kieskringen zouden 50 partijen maximaal 50 lijsten opleveren. Dat betekent dus 950 lijsten minder te verwerken, te controleren en te verspreiden. Dan is er ook minder werk bij het tellen van stemmen en is er minder risico op fouten tijdens dat proces. Het is niet ingewikkeld om kieskringen te hebben, maar ze veroorzaken tijdens het kiesproces wel een heel ingewikkelde rompslomp. 

Voor nieuwe partijen is er sprake van een lastenverlichting. De verschillende fracties hebben mij voor de voeten geworpen dat het voor mijzelf makkelijker zou worden. Ik heb aangegeven dat dat helemaal niet aan de orde is. Als het al aan de orde zou zijn, dan praten wij pas over 2021. 

De Partij van de Arbeid heeft terecht de vraag gesteld of wij eigenlijk wel een probleem hebben. Zijn wij een probleem aan het oplossen door de kieskringen af te schaffen? Het is altijd goed om democratische processen tegen het licht te houden en bij de tijd te brengen. Naast het feit dat er administratieve rompslomp is, is het kiessysteem erg complex. Er vindt ook een onrechtvaardige zeteltoewijzing aan regionale kandidaten plaats door het doorschuiven van zetels. Het is absoluut niet transparant voor de kiezer. De kiezers worden met een kluitje in het riet gestuurd en lopen zelfs het risico zogenaamde nepkandidaten gepresenteerd te krijgen. Vandaar dat Raad van State, VNG en de Kiesraad dit wetsvoorstel hebben onderschreven. Ze onderschrijven mijn argumenten. Het gaat erom hoe wij dit beter kunnen realiseren. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat er transparantie ontstaat voor de kiezer? 

Bij de transparantie gaat het met name over de lijsten. Als je als kiezer in een kieskring een lijst hebt, kan die heel anders zijn dan in een andere kieskring. Vanwege die mogelijkheid om verschillende lijsten in te dienen, zie je met name aan de onderkant van de lijsten allemaal lijstduwers. Het zijn kandidaten die vooral stemmen moeten trekken, maar die niet voornemens zijn of ook maar kans maken op een zetel. Daarvoor is het systeem van de kieskringen echter nooit bedoeld. Het is niet bedoeld om zo veel mogelijk kandidaten te presenteren van wie men redelijkerwijs kan aannemen dat ze nooit allemaal nodig zijn. De bedoeling van het systeem van kieskringen was het bevorderen van regionale binding in een tijd dat het mogelijk was om op een lijst maar 10 kandidaten te zetten. Op dit moment zijn het 50 of 80 kandidaten. 

Bij de verkiezingen in 1998 presenteerde het CDA maar liefst 239 kandidaten, terwijl we maar 150 zetels hebben. Wat doe je met al die mensen? Dat gaat dus echt helemaal nergens over. Bij de vorige verkiezingen presenteerde de Partij van de Arbeid 169 kandidaten. De komende verkiezingen zal de Partij van de Arbeid 172 kandidaten aan de kiezer voorleggen. Wij hebben hier 150 zetels; dat veranderen wij ook met dit wetsvoorstel niet. Bij de Partij van de Arbeid staat — dat is toevallig — het Kamerlid mevrouw Vermeij op de lijst, terwijl zij heeft aangegeven dat zij niet meer beschikbaar is voor de Kamer. Voor de kieskring Den Haag staat zij echter toch op de lijst. Mevrouw Vermeij is een gewaardeerd en heel verstandig Kamerlid. De kiezers kunnen haar terug willen in de Kamer. Dan is het even de vraag of dat realistisch is en of de kiezer daadwerkelijk bediend wordt doordat zij gekozen zou kunnen worden. Kortom, ons kiesstelsel moet je echt respecteren en dat betekent dat je in mijn ogen op de kieslijsten échte kandidaten moet zetten. Dat zijn kandidaten die daadwerkelijk het werk van volksvertegenwoordiger niet alleen kunnen maar ook zouden willen uitvoeren in de komende periode. Daarom is het verstandig om over te gaan tot het afschaffen van die kieskringen. 

Vervolgens wordt het ook mogelijk om regionaal kandidaten op die lijsten te gaan zetten. Zet op iedere lijst — dat is meer een oproep aan de partijen en niet een wens voor het systeem van de Kieswet — zelf ook je regionale kandidaten. Laat die regionale spreiding doorklinken in een dergelijke lijst als je daar als partij belang bij hebt of waarde aan hecht. 

Bovendien wordt het dan ook veel makkelijker om mensen te laten stemmen in de verschillende gebieden op hun eigen kandidaten of op de kandidaten uit het gebied waar ze vandaan komen. Is het bijvoorbeeld logisch dat een Limburger, die nu wellicht op de kandidatenlijst van de kieskring Maastricht zou staan, ook op een lijst kan komen te staan in alle provincies, dus over het hele land? De Limburger die in Amsterdam woont, kan dan rustig op een Limburger gaan stemmen. Dat lijkt mij veel verstandiger, want dan sluit je dus uit dat favorieten alleen maar regionaal worden verspreid, terwijl het de Nederlandse realiteit is dat de mobiliteit van Nederlanders vergroot is. Verschillende mensen wonen in verschillende plaatsen, maar kunnen dan toch altijd hun eigen regionale kandidaten blijven steunen. 

De afschaffing beperkt het aantal kandidaten dat je kunt presenteren. Echter, het voorstel roept ook op tot het verhogen van het aantal kandidaten. We hebben het daar net over gehad in de tweede nota van wijziging. 

De Partij van de Arbeid heeft ook een vraag gesteld over de band tussen de kiezer en de gekozene: zou die niet anders moeten zijn? Wat is er mis met het huidige systeem waarin de politieke partijen in de gelegenheid worden gesteld om het per regio in te vullen? Wat is daar mis mee en hoe zouden we dat moeten doen? Op zichzelf is daar dus niks mis mee; ik heb het net al aangegeven. Maar het is aan de partij, degene die de kandidatenlijst indient, om te bepalen in hoeverre zij daar inhoud aan wil geven. Op dit moment is dat natuurlijk heel goed te realiseren. We praten dan over ongeveer zes kandidaten per provincie als je het optelt bij het aantal kandidaten dat je zou kunnen indienen. 

Wat wel een wijziging zou kunnen zijn, is dat je op het kiesbiljet naast de gemeente ook de provincie waar de kandidaat vandaan komt, toevoegt. Ik heb dat niet in een nota van wijziging opgenomen, omdat dat een onderdeel is dat je zou moeten wijzigen via een Algemene Maatregel van Bestuur. Het betekent namelijk een aanpassing van artikel h2 van het Kiesbesluit en van het Besluit raadgevend referendum. Het zou een vraag aan de minister kunnen zijn of hij bereid is om een dergelijke AMvB te realiseren, zodat op een kieslijst niet alleen de woonplaats komt te staan maar ook de provincie. Ik ben zelf geboren in Hengelo (O), maar er is ook een Hengelo in Gelderland. Dat betekent dat je dan dus duidelijker kunt maken dat het niet Hengelo is maar Hengelo Overijssel of Hengelo Gelderland. Dat lijkt me heel verstandig om te doen, maar dat doen we niet in deze wet. 

D66, SGP en CDA hebben vragen gesteld over de onrechtvaardige uitkomsten van de gevolgen van de kieskringen. Wat is er zo onrechtvaardig aan het systeem? Ten eerste is het natuurlijk een bijzonder onrechtvaardig systeem omdat je daardoor zetels kunt doorschuiven. Het gaat om het fenomeen dat er altijd wel een zetel is als gevolg van het indienen van verschillende of nagenoeg verschillende kandidaten. Regionale kandidaten zijn afhankelijk van de zeteltoewijzing aan de landelijke kandidaten. Doordat het zo onlogisch is, is niet te voorspellen of een kandidaat op wie je stemt wel of niet in, bijvoorbeeld, de Tweede Kamer komt. Het is mogelijk dat een regionale kandidaat met meer stemmen dan een andere regionale kandidaat toch een zetel misloopt, omdat in de kieskring waarin hij meer stemmen had opgehaald dan de andere kandidaat, de zetel al vergeven is. Dat is onrechtvaardig. Zo is een SP-kandidaat uit Limburg tijdens de verkiezingen van 2006 op die manier zijn zetel misgelopen. 

Het is dus niet transparant en niet overzichtelijk voor de kiezer. De kiezer had in feite bij een andere kieskring moeten gaan stemmen om ervoor te zorgen dat de kandidaat van zijn voorkeur zou worden gekozen. Dat zou kunnen met een stempasactie. Het probleem is echter dat de kiezer natuurlijk nooit van tevoren weet in welke kieskring hij eigenlijk het beste had kunnen stemmen om de kandidaat van zijn voorkeur daadwerkelijk naar voren te krijgen zonder last te hebben van het hele doorschuifsysteem. In feite wordt er dus gehandeld tegen de wil van de kiezer. Dat wordt door zowel de Raad van State als de VNG als de Kiesraad naar voren gebracht, zo zeg ik in de richting van de Partij van de Arbeid. 

Ik kom op het verschijnsel van lijstduwers en andere bekende Nederlanders die onder aan een lijst worden geparachuteerd, met als bedoeld effect: wow, stem op mij, want dat is zo interessant. Het is een soort adhesiebetuiging van kandidaten, waarbij het er minder om gaat of de kandidaat werkelijk Kamerlid zou willen worden. Sterker nog, ik herinner me nog een interview met Maarten 't Hart, die kandidaat stond voor de Partij voor de Dieren. Daarin zei hij dat hij het uit sympathie voor de Partij voor de Dieren deed, en niet om Kamerlid te worden. Toch staat hij op de kandidatenlijst. Kiezers weten niet met welke intentie kandidaten op de kandidatenlijst staan. In mijn perspectief zou het zo moeten zijn dat door een kandidatenlijst duidelijk wordt dat alle kandidaten daadwerkelijk kandidaat zijn. Waarom zou het dan eigenlijk nodig zijn om wel meer dan 100 kandidaten extra te presenteren? 

Het lijkt mij belangrijk om ervoor te zorgen dat de transparantie terugkomt in het kiesstelsel door de kieskringen af te schaffen. Transparantie is ook een van de vijf waarborgen die zijn aangegeven door de Adviescommissie inrichten verkiezingsproces uit 2007. De burger houdt meer zicht op zijn stem. Het heeft te maken met de problematiek van het doorschuiven waarover ik het zonet heb gehad in antwoord op de vragen van de Partij van de Arbeid. Voor de burger geldt dat hij in zijn kieskring geen nepstem meer hoeft uit te brengen, en dat hij geen stem op een nepkandidaat hoeft uit te brengen. Daarmee is zijn stem werkelijk een echte stem. De burger, de kiezer, zal een eerlijk plaatje voorgeschoteld moeten krijgen. Dan krijgt hij duidelijkheid en krijgt hij een eenduidige lijst met maximaal 80 kandidaten, of 50 kandidaten in het geval van een nieuwe partij. 

Ik kom tot een afronding van mijn eerste termijn. Het afschaffen van de kieskringen zou een bijzonder verstandige keuze zijn. Er ligt nog wel een vraag van het CDA, die in dit verband niet zo direct aan de orde is. In eerste termijn vroeg het CDA of de indiener van mening is dat het rechtvaardig is dat een kandidaat op wie 3.511 stemmen zijn uitgebracht een zetel zou onttrekken aan een politieke groepering. Ik kan die vraag niet helemaal plaatsen in het licht van deze wet, mijn initiatiefwet. Wij hebben daarover ook uitgebreid van gedachten gewisseld bij de behandeling van de wijziging van het Reglement van Orde. Ik laat deze vraag dus even voor wat hij is. 

Hiermee hoop ik de vragen van de diverse woordvoerders voldoende te hebben beantwoord. 

De voorzitter:

Heel hartelijk dank voor de beantwoording in eerste termijn. Voordat we de eerste termijn helemaal afronden, geef ik nog het woord aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die optreedt als adviseur bij de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel. 

Minister Plasterk:

Voorzitter. Ik zal het kort houden. Met alle respect en waardering voor de ijver van de heer Klein — het is altijd goed initiatieven te nemen — ontraadt de regering het voorliggende voorstel. Ik verwijs naar de overwegingen die mijn verre voorganger de heer Donner al eens naar voren heeft gebracht, namelijk dat de kieskringen niet overbodig zijn. Ze worden kennelijk gebruikt. De bedoeling van de wetgever bij het afschaffen van het districtenstelsel in 1918 was om in een stelsel van evenredige vertegenwoordiging toch een vorm van regionale verbinding mogelijk te maken doordat partijen in verschillende regio's met iets verschillende lijsten komen. Ik constateer dat dat voor de Tweede Kamerverkiezingen nog in 2015 is gebeurd door in ieder geval de Partij van de Arbeid en de SP. Binnen een provincie zijn er ook verschillende kieskringen. Bij de statenverkiezingen is het ook gebeurd door de VVD, GroenLinks, het CDA, de SP en de Partij van de Arbeid. Kennelijk is er brede behoefte aan. Het voortouw ligt bij politieke partijen. Ik zie dus geen reden om de kieskringen af te schaffen. 

Ik ga nog even in op het amendement van de heer Bosma. Ik vind dat een begrijpelijk en sympathiek amendement. Ik heb dat overigens ook al gezegd toen hij het amendement indiende op de experimentenwet over een nieuw stembiljet. Dat experiment heeft het toen niet gehaald, omdat ook de fractie van de heer Bosma dat niet heeft gesteund. Anders was het er wel geweest, dus in die zin is dat jammer. 

Inmiddels heeft de heer Klein bij nota van wijziging de intentie van het amendement van de heer Bosma in zijn eigen voorstel opgenomen. Ik roep even de redenering van de heer Bosma in herinnering. Het is een beetje gek dat "grote" partijen, namelijk partijen die met meer dan vijftien zetels in de huidige Tweede Kamer zitten, 80 kandidaten op de lijst mogen zetten en "kleine" partijen maar 50, terwijl we weten dat door de volatiliteit de begrippen "groot" en "klein" niet meer zijn wat ze misschien ooit geweest zijn. Dan zou je dat gelijk moeten trekken. Het is een begrijpelijke intentie. Het amendement van de heer Bosma maakt het mogelijk dat ook partijen die nu nul zetels in de Tweede Kamer hebben met 80 kandidaten komen, terwijl de nota van wijziging dat mogelijk maakt als je met minimaal een zetel in de Kamer zit. Het is een fijnzinnig verschil. Het maakt niet uit, omdat ik het hele initiatiefwetsvoorstel, met alle respect, ontraad. Wel wil ik hier nog eens uitspreken dat ik hoop dat de heer Bosma zijn amendement een keer kan koppelen aan een wetsvoorstel dat het ook met zijn steun zal halen, opdat deze begrijpelijke wens gerealiseerd kan worden. 

Ik dacht dat ik het op dit moment hierbij kon laten. Er zijn veel andere onderwerpen bij betrokken, maar ik beperk mij nu even tot het voorliggende voorstel. 

De voorzitter:

Dank u wel, kort maar krachtig en helder. We beginnen aan de tweede termijn, waarin ik het woord geef aan de heer Taverne. 

De heer Taverne (VVD):

Voorzitter. Ik dank de heer Klein voor zijn uitvoerige beantwoording in aansluiting op de schriftelijke antwoorden die hij ons eerder deed toekomen. De VVD-fractie heeft die goed tot zich genomen. Ik heb vanavond zijn mondelinge aanvullingen daarop gehoord. Ik wil mijn complimenten uit mijn eerste termijn aan de heer Klein herhalen. Hij wil bekijken wat er aan ons kiesproces kan worden verbeterd en wat er kan worden gemoderniseerd. Ik heb dat op een ander onderdeel zelf ook gedaan. Het is een bijzondere verantwoordelijkheid voor de leden van de Kamer om voortdurend oog te hebben voor de wijze waarop we uiteindelijk hier en ook in vertegenwoordigende organen elders in het land terechtkomen. Dat geldt ook voor de wijze waarop mensen hun stem kunnen uitbrengen en waarop het stemproces in elkaar zit. Dat moet optimaal en toegankelijk zijn. 

Dat gezegd hebbende, is mijn fractie nog steeds kritisch over de stelling dat nu juist op het onderwerp van kieskringen een zodanige modernisering nodig is. Kortom, onze vraag betreft noodzaak en nut van het voorstel. Ik neig ernaar om de heer Klein — dat vind ik niet meer dan netjes — niet in het vooruitzicht te stellen dat de VVD-fractie per se voor dit voorstel gaat stemmen. Ik zal het uiteraard nogmaals met mijn fractie bespreken. Ik denk echter dat de kans groot is dat wij ons standpunt handhaven dat kieskringen inderdaad — ik zeg het de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties na — gebruikt worden en dat daarmee dus kennelijk in een behoefte wordt voorzien. Het gebruik ervan is niet noodzakelijk. Je hoeft het niet te doen. Partijen kunnen de regionale spreiding, waar ze nu met name voor worden gebruikt, ook op een andere manier invullen. Mijn eigen partij is daar een voorbeeld van. Ik wil echter andere partijen niet de mogelijkheid ontnemen om die kieskringen wel te gebruiken. Ik ga de beantwoording nogmaals samen met de leden van mijn fractie wegen. Ik neem aan we daar volgende week in deze Kamer een definitief oordeel over kunnen vellen. 

De voorzitter:

Dank voor uw bijdrage in tweede termijn, mijnheer Taverne. Alleen de heer Amhaouch van de CDA-fractie heeft nog behoefte aan een inbreng in tweede termijn. Daartoe geef ik hem het woord. 

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. Ook het CDA bedankt de heer Klein en de medewerkers voor de beantwoording van de vragen. Wij danken hem ook voor de volle passie en overgave waarmee hij bijna onvermoeibaar dit initiatiefwetsvoorstel heeft verdedigd. 

Wij hebben in eerste instantie al gezegd dat het CDA de komende verkiezingen de kieskringen gaat gebruiken — in het verleden hebben verschillende partijen dat al gedaan — om juist de regionale binding te versterken. Voor ons mag er zelfs nog een stapje meer worden gezet waar het gaat om het versterken van het regionale karakter. 

Waar het om het modernisering van het kiessysteem gaat, denk ik niet dat heel Nederland vandaag zit te kijken en er wakker van ligt. We komen wel mensen tegen op straat die echt niet begrijpen dat we vandaag de dag met 17 partijen in de Kamer zitten en dat 81 partijen zich hebben opgegeven voor de komende verkiezingen. Dat moeten we zeker niet nog makkelijker maken. We moeten echt kijken hoe we Nederland weer bestuurbaar krijgen. Ons congres heeft afgelopen zaterdag zelfs ons verkiezingsprogramma bijgesteld om de kiesdrempel van twee naar drie zetels te brengen. Als er in de toekomst initiatiefvoorstellen komen van de heer Klein — misschien kunnen we samen optrekken om de modernisering van het kiessysteem handen en voeten te geven — zou dat onze prioriteit zijn. 

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Klein direct kan antwoorden in tweede termijn. 

De heer Klein (Klein):

Voorzitter. Gelet op de reacties, hebben we geen uitgebreide schorsing nodig voor technisch overleg over de ingewikkelde vragen. Eigenlijk zijn er twee punten naar voren gebracht door zowel de minister als de heer Taverne: er wordt gebruik van gemaakt, dus is er behoefte aan. Dat is een wat merkwaardige redenering. Er zijn in dit land veel ontwijkregelingen, waarbij mensen dus gebruik maken van regelingen terwijl we eigenlijk vinden dat die anders hadden gemoeten. Dat is natuurlijk het omkeren van de situatie ten aanzien van die kieskringen: omdat er gebruik van wordt gemaakt, moet je ze niet afschaffen. Nee. Je moet kijken hoe je ervoor kunt zorgen dat ons democratische stelsel versterkt wordt, hoe de transparantie van ons kiesstelsel wordt versterkt, zodat de partijen zoals die hier in de Kamer zitten straks met 80 kandidaten de verkiezingen in kunnen gaan. Zij moeten kunnen laten zien dat er voldoende regionale spreiding is, dat er voldoende kandidaten zijn en dat er kwaliteit is. Dat haal je niet uit het feit dat je wel of niet in kieskringen mensen op lijsten zet als lijstduwers of als regionale stemmentrekkers. De redenering ten aanzien van de behoefte rechtvaardigt dus niet het bestaan van kieskringen. 

Dan kom ik op de opmerking van de heer Amhaouch over het aantal partijen. We moeten goed onderscheid maken tussen hoe ons kiesstelsel daadwerkelijk in elkaar zit en andere zaken. We hebben in deze Kamer elf gekozen fracties. Dat er nog andere fracties bij zijn gekomen als gevolg van splitsingen, is een ander onderwerp en staat los van het kiesstelsel. Het kiesstelsel kent de mogelijkheid om te komen tot elf fracties. Dat open systeem blijft bestaan. Dat 81 partijen zijn geregistreerd zegt niks; het gaat uiteindelijk om de deelname van partijen. Het is volstrekt logisch dat alle partijen in dit land de mogelijkheden moeten hebben en iedere burger de mogelijkheid moet hebben om passief kiesrecht in te vullen door met een eigen kandidatenlijst te komen. 

Een geheel andere discussie gaat over de vraag of je een kiesdrempel moet instellen. Daarover kan ik best met de heer Amhaouch instemmen en wil ik ook graag een volgende periode met hem in overleg treden. Zou je er dus voor moeten zorgen dat een fractie een bepaalde omvang heeft voordat zij in de Kamer zitting kan nemen? Daarover wordt gediscussieerd. Op een Kamerlid van een eenmansfractie komt bijvoorbeeld toch wel heel veel werk af. Die kan de taak van een Kamerlid, namelijk het controleren van de regering, wellicht veel minder goed uitvoeren dan een Kamerlid dat met meer mensen in een fractie zit. Het lijkt me daarom heel redelijk om over een dergelijke vraag met elkaar te discussiëren. 

Een en ander staat echter los van de kwestie rond de toegankelijkheid van ons kiesstelsel. Iedere burger van Nederland moet samen met andere burgers kunnen zorgen voor een partij en kunnen deelnemen aan de verkiezingen. Daarbij is het logisch dat er een beperking kan ontstaan doordat kieskringen worden afgeschaft. Dan zal immers een partij altijd landelijk aan de verkiezingen moeten meedoen. Dan zal het dus niet meer mogelijk zijn dat een partij alleen maar meedoet in één kieskring. Dat democratisch proces zou ik absoluut niet willen verstoren. Sterker nog, ik zou het willen versterken door een modernisering van de Kieswet waarbij de kieskringen worden afgeschaft. 

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even naar de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Er is in de tweede termijn van de Kamer niet echt specifiek ingegaan op zijn bijdrage. Ik zie aan hem dat hij wil afzien van een bijdrage in de tweede termijn. 

De algemene beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de heer Klein ontzettend hartelijk voor zowel zijn bijdrage in de eerste termijn als die in de tweede termijn. Over het ingediende amendement en het wetsvoorstel gaan wij aanstaande dinsdag stemmen. 

Ik schors de vergadering nu kort. We gaan hierna direct verder met de behandeling van een ander wetsvoorstel. De minister die daarbij het woord moet voeren, is inmiddels al hier aanwezig. Dat komt zeer goed uit. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven