Keur 2011, gewijzigd en uitgebreid d.d. 28 januari 2014

Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen

De Algemene Vergadering van Waterschap Zuiderzeeland;

gelezen het voorstel d.d. 26 november 2013, nummer bestuursvoorstel 179711, nummer AV-voorstel 1179786;

besluit :

vast te stellen de Keur 2011, gewijzigd en uitgebreid d.d. 28 januari 2014.

Artikel 1.1
Begripsomschrijvingen

In deze Keur en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:

  • a.bergingsgebied: een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van één of meer watersystemen en als bergingsgebied in de legger is opgenomen;

  • b.beschermd buitendijks gebied: gebieden die buitendijks zijn gelegen en begrensd worden door de daarbij behorende regionale waterkeringen en zoals aangegeven op bijgevoegde kaarten in bijlage 1;

  • c.beschermingszone: aan een waterstaatswerk grenzende zone, die als zodanig in de legger is opgenomen, waarin ter bescherming van dat waterstaatswerk voorschriften krachtens deze Keur van toepassing zijn;

  • d.binnenbeschermingszone: de binnenbeschermingszone zoals bedoeld in de legger;

  • e.bronbemaling: het onttrekken van grondwater ten behoeve van het in den droge uitvoeren van bouwactiviteiten of ontgravingen;

  • f.buitenbeschermingszone: de buitenbeschermingszone zoals bedoeld in de legger;

  • g.college: het college van Dijkgraaf en Heemraden van Waterschap Zuiderzeeland;

  • h.coupure: doorgraving van waterkeringen ten behoeve van spoorwegen, enz.;

  • i.gestuwd water: water waarin het waterpeil wordt geregeld door middel van een stuw (een vaste of een beweegbare constructie) en aangegeven op de kaart in bijlage 2;

  • j.grondsanering: het verrichten van handelingen met het oogmerk het beperken en zoveel mogelijk ongedaan maken van dreigingen van verontreiniging van grond;

  • k.grondwater: water dat vrij onder het aardoppervlak voorkomt met de daarin aanwezige stoffen, voor zover het waterschap door de Wet met het beheer over dat grondwater is belast;

  • l.grondwaterlichaam: samenhangende grondwatermassa;

  • m.grondwatersanering: het verrichten van handelingen met het oogmerk het beperken en ongedaan maken van verontreiniging en de directe gevolgen daarvan of dreiging van verontreiniging van het grondwater;

  • n.infiltreren van water: water in de bodem brengen ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater;

(bijlage plaatje 1. Kernzone)

  • o.insteek: snijlijn van het bovenwatertalud met het aangrenzende maaiveld;

  • p.kernprofiel: het kernprofiel zoals aangegeven in de legger;

  • q.kernzone: de kernzone zoals bedoeld in de legger;

  • r.kernzone stedelijk water: in de legger vastgelegde zone waarin een verbodsbepaling op basis van de Keur geldt. In principe bestaat de kernzone uit de natte bak inclusief eventueel aanwezige oeverconstructie(s). In geval van watergangen waar een ‘Kritische onderhoudsprofiel’ is, is de Kernzone breder dan alleen de natte bak en de oeverconstructies en loopt van Insteek tot Insteek;

  • s.kritisch onderhoudsprofiel: onderhoudsprofiel met een waterdiepte van minder dan 1 meter, welke niet voorzien is van een oeverconstructie en waar het onderhoud in 1 werkgang gebeurt;

  • t.legger: legger als bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet of in artikel 78 tweede lid van de Waterschapswet. De legger bestaat uit geografische informatie met de ligging, maatvoering en onderhoudsplichtigen van waterstaatswerken;

  • u.natte bak: dat deel van de watergang dat permanent onder water staat;

  • v.natuurvriendelijke oever: natuurlijke overgang van water naar land; flauwe taluds en poelen; soms gebruik makend van harde materialen zoals betonblokken.

  • w.oeverbescherming: materiaal op de grens van water en land, ofwel langs de waterkant, om ofwel de oever tegen afkalving te beschermen;

  • x.oeverconstructie: constructie in de oeverlijn om de oever tegen afkalving te beschermen. Voorbeelden hiervan zijn beschoeiingen, bestaande uit een aan één gesloten rij palen of planken en betuiningen of damwanden;

  • y.ontgrondingskuil: gat dat ontstaat wanneer bijvoorbeeld een boom omwaait of een drukleiding bezwijkt;

  • z.onttrekken: onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam of van grondwater door middel van een onttrekkingsinrichting;

  • aa.oppervlaktewaterlichaam: samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende waterbodem, oevers en voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens de Wet, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna;

  • bb.overhoogte: het verschil tussen de minimaal vereiste kruinhoogte en de actuele kruinhoogte;

  • cc.recreatief medegebruik: recreatief gebruik van het water, zoals bijvoorbeeld kanoën, varen, zwemmen en duiken;

  • dd.stedelijk water: de watersystemen die binnen de bebouwde kom van het stedelijk gebied van een gemeente liggen;

  • ee.streefpeil: het gewenste peil in watergangen, dat wordt vastgesteld in peilbesluiten;

  • ff.talud: het aflopende deel (oever) naar de natte bak toe;

  • gg.tussenbeschermingszone: de tussenbeschermingszone zoals bedoeld in de legger;

  • hh.verhard oppervlak: alle oppervlakten waar neerslag niet in de bodem kan indringen, maar oppervlakkig tot afstroming komt, zoals daken, wegen en parkeerterreinen.

  • ii.watergang: een langgerekte verlaging in het terrein van natuurlijke of kunstmatige oorsprong die permanent of periodiek stromend water bevat;

  • jj.waterhuishoudkundige functie: de functie die de provincie en/of het waterschap aan het waterstaatswerk (oppervlaktewaterlichaam) heeft toegekend;

  • kk.waterhuishoudkundig belang: de goede werking van het Watersysteem, gelet op de waterkwaliteit, waterkwantiteit en het bergend vermogen van het Watersysteem;

  • ll.waterpeil: het actuele niveau van het water in watergangen;

  • mm.waterkering: kunstmatige hoogte, (gedeelten van) natuurlijke hoogten of hoge gronden met ondersteunende kunstwerken die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben;

  • nn.(regionaal) watersysteem: watersystemen die niet door het Rijk worden beheerd. Het omvat een samenhangend geheel van één of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken;

  • oo.waterstaatswerk: oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering en ondersteunend kunstwerk, dat als zodanig in de legger is aangegeven, tenzij dat werk is vrijgesteld van de opneming in de legger als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet, dan wel dat, indien de vaststelling van de legger nog niet heeft plaatsgevonden, op de in artikel 6.3 bedoelde Keurkaart is aangegeven;

  • pp.watervergunning: vergunning als bedoeld in artikel 1 van de Wet;

  • qq.werken: alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies met toebehoren;

  • rr.Wet: Waterwet.

Artikel 1.2

1.De verplichtingen ingevolge deze Keur berusten op de zakelijk gerechtigde van het perceel grond gelegen naast een waterstaatswerk.

Hoofdstuk 2
Ecologische kwaliteit van oppervlaktewaterlichamen

Artikel 2.1
Visplan

Het is verboden visserij uit te oefenen in door het waterschap verhuurde oppervlaktewaterlichamen anders dan op basis van en in overeenstemming met een door het college goedgekeurd visplan.

De in het beheergebied van het waterschap opererende visrechthebbenden overleggen aan het college een visplan.

In het visplan verwoorden de visrechthebbenden hoe zij bijdragen aan het bevorderen en handhaven van een evenwichtige visstand in de oppervlaktewaterlichamen in relatie tot de doelstellingen van de Kaderrichtlijn water, welke doelstellingen zijn weergegeven in het vigerende waterbeheerplan van het waterschap.

In samenhang met het verhuren van het visrecht in oppervlaktewaterlichamen wordt het visplan zonodig herzien, doch tenminste eenmaal per zes jaar.

Het (herziene) visplan behoeft de goedkeuring van het college. Het besluit hierover wordt gegeven binnen acht weken na indiening bij het college van het ontvankelijk verklaarde visplan.

Hoofdstuk 3
Beheer van waterstaatswerken

Gebodsbepalingen

Artikel 3.1
Afrasteringen

De eigenaren van gronden, die gebruikt worden voor het houden van dieren, welke gronden zijn gelegen aan waterstaatswerken, kunnen door het college verplicht worden langs hun gronden een voldoende kerende afrastering aan te brengen.

Het college kan algemene regels stellen omtrent afrasteringconstructies en wijze van plaatsing.

Artikel 3.2
Coupures en sluizen

1.De eigenaren van in waterkeringen voorkomende coupures en sluizen kunnen door het college verplicht worden deze terstond te sluiten.

Artikel 3.3
Stuwen

De eigenaren van stuwen kunnen door het college verplicht worden deze op een daarbij bepaald stuwpeil te stellen.

Het college besluit omtrent de aanwijzing van stuwen en van stuwpeilen bedoeld in het eerste lid.

Onderhoud aan waterstaatswerken en beschermd buitendijks gebied

Artikel 3.4
Onderhoudsplicht

1.Onderhoudsplichtig zijn degenen die in de legger tot het plegen van gewoon en/of buitengewoon onderhoud aan waterstaatswerken en beschermd buitendijks gebied zijn aangewezen.

Onderhoud aan waterkeringen

Artikel 3.5
Gewoon onderhoud waterkeringen

1.De onderhoudsplichtigen dragen zorg voor een goede toestand van de waterkeringen door het bestrijden van schadelijk wild, het herstellen van geringe beschadigingen en het in stand houden van begroeiingen en materialen, dienstig aan de waterkering.

Artikel 3.6
Buitengewoon onderhoud waterkeringen

De onderhoudsplichtigen van waterkeringen zijn verplicht tot instandhouding daarvan overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent ligging, vorm, afmeting en constructie.

Buitengewoon onderhoud mag niet worden uitgevoerd in de periode van 15 oktober tot 15 maart.

Artikel 3.7
Ondersteunende kunstwerken en werken

1. De onderhoudsplichtigen van ondersteunende kunstwerken en/of werken die in, op, aan of boven waterkeringen of de beschermingszone zijn aangebracht en (mede) een waterkerende functie hebben, zijn verplicht deze waterkerend te houden.

Onderhoud aan oppervlaktewaterlichamen

Artikel 3.8
Gewoon onderhoud

1. De onderhoudsplichtigen van oppervlaktewaterlichamen zijn verplicht tot het daaruit verwijderen van begroeiingen, van voorwerpen, materialen en stoffen die de af- en/of aanvoer en/of berging van oppervlaktewaterlichamen hinderen, tot het in stand houden van die oppervlaktewaterlichamen én tot het onderhouden van begroeiingen, dienstig aan de waterhuishoudkundige functies die aan die oppervlaktewaterlichamen zijn toegekend.

Artikel 3.9
Buitengewoon onderhoud

1.De onderhoudsplichtigen van oppervlaktewaterlichamen zijn verplicht tot instandhouding daarvan overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent ligging, vorm, afmeting en constructie.

Artikel 3.10
Ontvangst van baggerspecie en maaisel

1.In aanvulling op artikel 5.23, tweede lid, van de Wet worden erven en gronden die gescheiden zijn van het oppervlaktewaterlichaam door een weg, voetpad of ander werk of door een grondstrook die te gering van breedte is om specie of maaisel te ontvangen, aangemerkt als aan het oppervlaktewaterlichaam gelegen.

Afwijking onderhoud

Artikel 3.11
Afwijken van de onderhoudsverplichting

1.Het is verboden zonder vergunning van het college af te wijken van de onderhoudsverplichtingen zoals bedoeld in Hoofdstuk 3 van deze Keur.

Hoofdstuk 4
Handelingen in het watersysteem

Artikel 4.1
Algeheel verbod bij calamiteiten

1.In geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, kan het college zonodig in afwijking van verleende vergunningen of geldende peilbesluiten, verbieden:

a. water af te voeren naar en/of aan te voeren uit oppervlaktewaterlichamen;

b. water te lozen op of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen;

c. grondwater te onttrekken of water te infiltreren.

  • 2.Zodra het college handhaving van het verbod krachtens het eerste lid niet langer noodzakelijk acht, maakt het onverwijld de intrekking van het verbod bekend.

Artikel 4.2
Algeheel verbod voor kwetsbare oppervlakte-, grondwaterlichamen en gebieden

  • 1.De Algemene Vergadering van Waterschap Zuiderzeeland kan een algeheel verbod instellen om water af te voeren naar of aan te voeren uit oppervlaktewaterlichamen, water te lozen op of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen, in het gebied of de gebieden die op een nog nader vast te stellen kaart behorende bij deze Keur zijn aangegeven.

  • 2.Het is verboden grondwater te onttrekken of water te infiltreren in een op bij deze Keur behorende kaart in bijlage 3 aangegeven zone, indien de onttrekking of infiltratie plaatsvindt op een grotere diepte ten opzichte van NAP, zoals aangegeven op deze kaart, dan in die zone is toegestaan.

  • 3.Het tweede lid heeft geen betrekking op:

    • a. onttrekkingen ten behoeve van de grondwatermonitoring, met het oog op de openbare drinkwaterproductie;

b. onttrekkingen ten behoeve van het grondwaterbeheer door of op last van het college of Gedeputeerde Staten;

c. onttrekkingen ten behoeve van het onderzoeken en saneren van de bodem danwel onttrekkingen ten behoeve van handelingen tengevolge waarvan een verontreiniging in de bodem wordt verminderd of verplaatst, indien voor dat saneren of die handelingen het bevoegd gezag in het kader van de Wet bodembescherming opdracht of toestemming heeft gegeven.

  • 4.Het college zal geen ontheffing, van de in lid 1 en lid 2 bedoelde verboden verlenen

Artikel 4.3
Waterstaatswerken, beschermingszones en/of beschermd buitendijks gebied

1.Het is verboden zonder vergunning van het college de onder A tot en met L genoemde handelingen te verrichten in, op, boven, over of onder waterstaatwerken, beschermingszone en/of beschermd buitendijks gebied, voor zover die activiteit in onderstaande tabel is aangegeven.

Omschrijving

Handelingen

Waterstaatswerken

Bergingsgebieden en ondersteunende kunstwerken zoals bedoeld in

artikel 1.1 v

A

B

C

D

E

F

G

H

I

J

K

Primaire waterkeringen

Kernzone

A

B

C

D

E

F

G

H

I

J

K

Binnenbeschermingszone

A

B

C

D

E

F

Tussenbeschermingszone

A

B

C

Buitenbeschermingszone

A

B

Regionale waterkeringen buitendijks

Kernzone

A

B

C

D

E

F

Beschermd buitendijks gebied (conform legger)

A

B

C

D

Oppervlaktewaterlichamen

Kernzone

A

B

C

D

E

F

G

H

I

L

Binnenbeschermingszone

A

B

C

D

E

F

Buitenbeschermingszone

A

B

C

Beschermd buitendijks gebied (voor zover deze gebieden nog niet zijn opgenomen in de legger)

A

B

C

D

E

F

Onder handelingen wordt verstaan:

A.

ontgrondingen of afgravingen te verrichten alsmede seismische onderzoeken te verrichten;

B.

explosiegevaarlijk materiaal of explosiegevaarlijke inrichtingen te hebben;

C.

heiwerkzaamheden te verrichten of werken, waaronder begrepen gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde te plaatsen, te wijzigen of te verwijderen;

D.

kabels, drukleidingen en/of drukvaten te plaatsen en/of te hebben;

E.

werkzaamheden te verrichten;

F.

opgaande (hout)beplantingen te plaatsen of te behouden, dan wel aanwezige (hout)beplantingen te verwijderen;

G.

activiteiten te houden op andere dan daarvoor aangewezen plaatsen;

H.

zich anders dan als rechthebbende te bevinden, indien dat op een voor het publiek kenbare wijze is aangegeven;

I.

vaste stoffen, voorwerpen of dieren te brengen of te hebben of te (be)houden;

J.

buiten openbare verharde wegen met rij- of voertuigen, dan wel met een lastdier te rijden of vee te drijven;

K.

op andere wijze bemesting toe te passen dan door het college is bepaald;

L.

de waterstand op een peil te brengen of te houden, anders dan het peil dat daarvoor in het betreffende peilbesluit is opgenomen of dat normaal wordt aangehouden.

  • 2.Het is verboden zonder vergunning van het college binnen 25 meter van de in- of uitstroomopening van een hevel, inlaat, bemalingsinstallatie en/of een uitstroompunt van een afvalwaterzuiveringsinstallatie een ligplaats in te nemen met een schip, dan wel te zwemmen, te duiken of watersport te beoefenen;

  • 3.Het is verboden zonder vergunning van het college enige andere handeling te verrichten langs, aan, boven en onder waterstaatswerken, waardoor schade wordt of kan worden toegebracht aan de waterstaatswerken of waardoor de werking van deze waterstaatswerken wordt belet, gehinderd of verzwakt.

Artikel 4.3.A
Toename verharding

  • 1.Het is verboden zonder watervergunning van het college neerslag door aanleg van nieuw verhard oppervlak versneld tot afvoer te laten komen.

  • 2.In afwijking van lid 1 is geen vergunning vereist in de volgende gevallen:

    • a.Bij een kleine toename van verharding in landelijk gebied, te weten <2.500 m2;

Bij een kleine toename van verharding in stedelijk gebied, te weten <750 m2.

Hier is geen compensatie verplicht, tenzij het watersysteem al om andere redenen moet worden aangepast.

Artikel 4.3.B
Watervergunning stedelijk water

Het is verboden zonder watervergunning van het college gebruik te maken van de Kernzone door, anders dan in overeenstemming met de Waterhuishoudkundige functie(s) (waaronder gewoon onderhoud conform artikel 3.8 en recreatief medegebruik), daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen.

Het college kan aan een Watervergunning het voorschrift verbinden dat de houder van die vergunning een betaling of een andere compensatie verricht met het oog op de bescherming van de belangen waarvoor het vereiste van een vergunning is gesteld.

Er is vrijstelling van de in lid 1 opgenomen vergunningplicht in gevallen waarbij de Natte bak geheel in particulier bezit is. In deze gevallen geldt een verbod op het dempen van open water of belemmering van de afvoerfunctie. In bijlage 5 zijn kaarten opgenomen waar dit artikel van toepassing is.

Artikel 4.3.C
Talud stedelijk water

1.Op het talud mogen activiteiten worden verricht door degene die daar onderhoudsplichtig is. Er mag geen beschadiging van een eventuele oeverconstructie of de natte bak optreden en het onderhoud van de natte bak of oeverconstructie vanaf het water door een derde moet mogelijk blijven. Ook mag de activiteit de levensduur van de oeverconstructie niet verkorten. Iemand die niet onderhoudsplichtig van het talud is, mag geen activiteiten op het talud verrichten.

Artikel 4.4
Algemene regels

  • 1.Het college kan voor het verrichten van handelingen als bedoeld in artikel 4.3 een vrijstelling verlenen van de vergunningplicht, dan wel een algeheel verbod opleggen voor het verrichten van die handelingen.

  • 2.Bij regeling krachtens het voorgaande lid, kan de verplichting worden opgelegd handelingen te melden, metingen uit te voeren, gegevens te registreren en daarvan opgave te doen aan het college.

  • 3.Voor handelingen betreffende artikel 4.3, lid 1 onder E wordt conform lid 1 vrijstelling verleend van de vergunningplicht indien het handelingen betreft ter verdieping van een oppervlaktewaterlichaam tot maximaal 20 centimeter ten opzichte van het leggerprofiel ter uitvoering van het Convenant Rugstreeppadmanagementplan Noordoostpolder. Een voorgenomen handeling, zoals bedoeld in dit lid, dient te worden gemeld aan het college.

  • 4.Voor steigers, vlonders en overhangende bouwwerken (bijlage 1) en oeverconstructies (bijlage 2) in het stedelijk water zijn algemene regels vastgesteld.

  • 5.Ten aanzien van het verrichten van handelingen waarvoor krachtens het eerste lid geen watervergunning is vereist, kan het college maatwerkvoorschriften stellen met het oog op de bescherming van het watersysteem.

  • 6.Voor handelingen betreffende artikel 4.3, lid 1 onder A wordt, conform lid 1 vrijstelling verleend van de vergunningplicht indien het gaat om ontgrondingen van maximaal 1 meter diep met een maximaal totaal volume van 10m3 in het beschermd buitendijks gebied (conform legger). Een voorgenomen handeling, zoals bedoeld in dit lid, hoeft niet te worden gemeld aan het college.

7.Voor handelingen betreffende artikel 4.3, lid 1 onder C wordt, conform lid 1 vrijstelling verleend van de vergunningplicht indien het gaat om het verrichten van werken in beschermd buitendijks gebied op meer dan 15 meter van de buitenkruinlijn van de regionale waterwaterkering. Heiwerkzaamheden vallen niet onder deze vrijstelling. Een voorgenomen handeling, zoals bedoeld in dit lid, hoeft niet te worden gemeld aan het college.

  • 8.Voor handelingen betreffende artikel 4.3, lid 1 onder D wordt, conform lid 1 vrijstelling verleend van de vergunningplicht indien het gaat om kabels en leidingen in het beschermd buitendijks gebied, op voorwaarde dat de veiligheidszone rond de leidingen buiten het kernprofiel ligt en de werkzaamheden worden uitgevoerd conform de vigerende NEN. Degene die de kabels of leidingen aanlegt, behoudt of verwijdert deze op eerste aanzegging van het college indien dit noodzakelijk is voor het uitvoeren van beheer en/of onderhoud door het waterschap of anderszins in het belang van de buitendijkse regionale waterwaterkering. Degene die kabels of leidingen aanlegt of verwijdert meldt dit tenminste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het college.

  • 9.Voor handelingen betreffende artikel 4.3, lid 1 onder E wordt, conform lid 1 vrijstelling verleend van de vergunningplicht indien het handelingen betreft ten behoeve van gewoon onderhoud aan de buitendijkse regionale waterwaterkering. Een voorgenomen handeling, zoals bedoeld in dit lid, hoeft niet te worden gemeld aan het college.

10.Voor handelingen betreffende artikel 4.3, lid 1 onder E wordt, conform lid 1 vrijstelling verleend van de vergunningplicht indien het gebruikelijke handelingen in en aan tuinen in de kernzone van buitendijkse regionale waterkeringen op de kruin met een minimale overhoogte van 50 cm ten opzichte van de minimaal benodigde kruinhoogte betreft. Onder gebruikelijke handelingen in en aan tuinen wordt o.a. verstaan het aanbrengen, onderhouden en verwijderen van beplanting, bestrating, trappetjes, steigers, hekken, schuttingen en tuinhuisjes. Handelingen waarvoor een ontgronding nodig is, zoals het aanleggen van vijvers of zitkuilen, vallen hier niet onder. Voorwaarde voor bomen is dat de ontgrondingskuil minimaal 5 meter uit de buitenkruinlijn (binnendijks)moet liggen.

Voorwaarden voor bouwwerken en objecten (hekken, schuttingen en tuinhuisjes) zijn:

  • -dat deze in zijn geheel verwijderbaar of eenvoudig demontabel zijn;

  • -dat de toegankelijkheid van de waterwaterkering als geheel niet achteruit gaat.

Degene die de handelingen aan tuinen verricht maakt deze op eigen kosten ongedaan op eerste aanzegging van het college indien dit noodzakelijk is voor het uitvoeren van beheer en/of onderhoud door het waterschap of anderszins in het belang van waterstaatswerken.

Een voorgenomen handeling, zoals bedoeld in dit lid, hoeft niet te worden gemeld aan het college.

Oppervlaktewaterlichamen

Artikel 4.5
Watervergunning oppervlaktewaterlichamen

  • 1.Het is verboden zonder vergunning van het college water te lozen in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen, dan wel af te voeren naar of aan te voeren uit oppervlaktewaterlichamen, indien op de voorgenomen wijze:

    • a.meer dan 540 m³ water per uur kan worden geloosd in of afgevoerd naar dat oppervlaktewaterlichaam;

b. meer dan 250 m³ water per uur kan worden onttrokken aan of aangevoerd uit dat oppervlaktewaterlichaam.

  • 2.Het is verboden zonder vergunning van het college water te lozen in of af te voeren naar oppervlaktewaterlichamen die water aanvoeren uit oppervlaktewaterlichamen gelegen buiten het beheersgebied van Waterschap Zuiderzeeland.

  • 3.Het is verboden zonder vergunning van het college water aan te voeren uit oppervlaktewaterlichamen die niet in beheer zijn van Waterschap Zuiderzeeland, met uitzondering van aanvoer van water als gevolg van spuien ter plaatse van schutsluizen.

Artikel 4.6
Meldplicht oppervlaktewaterlichamen

  • 1.Degene, die water loost in, onttrekt aan, afvoert naar of aanvoert uit oppervlaktewaterlichamen is verplicht dit aan het college te melden met opgave van de situering, de wijze, de hoeveelheid en de tijdsduur daarvan, indien:

    • a.meer dan 225 m³ water per uur kan worden geloosd in of afgevoerd naar dat oppervlaktewaterlichaam;

b. meer dan 125 m³ water per uur kan worden onttrokken aan of aangevoerd uit dat oppervlaktewaterlichaam.

  • 2.Degene, die water loost in, onttrekt aan, afvoert naar of aanvoert uit gestuwde oppervlaktewaterlichamen, zoals aangegeven op kaart in bijlage 2, is verplicht dit aan het college te melden met opgave van de situering, de wijze, de hoeveelheid en tijdsduur daarvan, indien:

    • a.meer dan 225 m³ water per uur kan worden geloosd in of afgevoerd naar dat oppervlaktewaterlichaam;

b. meer dan 30 m³ water per uur kan worden onttrokken aan of aangevoerd uit dat oppervlaktewaterlichaam.

  • 3.Degene die water onttrekt aan of aanvoert uit oppervlaktewaterlichamen die water aanvoeren uit oppervlaktewaterlichamen gelegen buiten het beheersgebied van Waterschap Zuiderzeeland, zoals aangegeven op kaart in bijlage 4, is verplicht dit aan het college te melden met opgave van de situering, de wijze, de hoeveelheid en de tijdsduur daarvan, indien:

    • a.meer dan 30 m³ water per uur kan worden onttrokken aan of aangevoerd uit dat oppervlaktewaterlichaam.

Grondwaterlichamen

Artikel 4.7
Watervergunning onttrekken en/of infiltreren van grondwater

Het is verboden zonder vergunning van het college grondwater te onttrekken, en/of water in de bodem te infiltreren.

Het eerste lid is niet van toepassing op onttrekkingen van grondwater zoals bedoeld in artikel 4.2, lid 2.

Geen vergunning krachtens het eerste lid is vereist, indien het betreft het onttrekken van grondwater uitsluitend bedoeld voor genoemde doeleinden en beneden de grenswaarden zoals aangegeven in onderstaande tabel:

Doeleinden

Grenswaarden

Permanente agrarische doeleinden :

1.veedrenking

2.agrarische bedrijfshygiëne

3.gewasbescherming

4.beregening en bevloeiing

1.< 10 m³ per uur

2.< 10 m³ per uur

3.< 10 m³ per uur

4.< 60 m³ per uur

Tijdelijke doeleinden :

1.bronbemaling ten behoeve van bouwkundige of civieltechnische werken

2.grondsanering

3.proefonttrekkingen

4.grondwatersanering

5.noodvoorzieningen

1.< 100.000 m³ per maand en max. 6 maanden

2.< 100.000 m³ per maand en max. 6 maanden

3.< 100.000 m³ per maand en max. 6 maanden

4.< 50.000 m³ per maand

5.Geen

Overige doeleinden

< 10 m³ per uur en max. 12.000 m³ per kwartaal

Artikel 4.8
Meldplicht onttrekken van grondwater

1.Degene die voornemens is grondwater te onttrekken waarop artikel 4.7. lid 3 van toepassing is en indien de hoeveelheid te onttrekken water meer kan bedragen dan 1 m³ per uur, meldt de onttrekking minimaal vier weken voor aanvang van de onttrekking aan het college.

Artikel 4.9
Toepassing algemene regels

1.De in artikel 4.10 genoemde algemene regels zijn van toepassing op de onttrekkingen krachtens artikel 4.7.

Artikel 4.10
Algemene regels

  • 1.Degene die grondwater onttrekt, is verplicht de boorgaten zo spoedig mogelijk na het plaatsen van de putfilters op te vullen. Ter hoogte van slecht doorlatende lagen alsmede tussen één en drie meter beneden maaiveld wordt een afdichting van bentoniet of een gelijkwaardig materiaal aangebracht.

  • 2.Bij beëindiging van de onttrekking worden de boorgaten zoals bedoeld in lid 1, opgevuld met bentoniet of een gelijkwaardig materiaal.

  • 3.Het college kan het onttrekken van grondwater verbieden indien:

    • a.door de onttrekking nadelige effecten voor de bij het grondwaterbeheer betrokken belangen ontstaan of dreigen te ontstaan;

b. degene die grondwater onttrekt geen of onvoldoende voorzieningen treft om het onttrokken grondwater in de bodem terug te brengen, een en ander voor zover het treffen van deze voorzieningen redelijkerwijs kan worden gevergd;

c. het gebruik van oppervlaktewater redelijkerwijs kan worden gevergd;

d. gedurende drie achtereenvolgende jaren geen onttrekking heeft plaatsgevonden.

Overige bepalingen

Artikel 4.11
Meet- en registratieplicht

  • 1.Degene, die meer dan 10.000 m³ water per jaar onttrekt uit een grondwaterlichaam en degene die water infiltreert in een grondwaterlichaam anders dan voor de volgende doeleinden:

    • a.ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening

b. een bodemenergiesysteem

c. voor industriële doeleinden indien de onttrokken hoeveelheid meer dan 150.000 m³ per jaar bedraagt

is verplicht:

  • d.de onttrekking op te geven aan het college;

  • e.de hoeveelheden water die worden onttrokken, te meten en daarvan aantekening te houden;

  • f.telkenmale in de maand januari of, bij beëindiging van de onttrekking, binnen een maand na die beëindiging, aan het college opgave te verstrekken van de in het voorafgaande onderscheidenlijk het lopende kalenderjaar per kwartaal onttrokken hoeveelheid water

  • g.bij de onder f. bedoelde opgave kennis te geven van wijzigingen die zich in het voorafgaande, onderscheidenlijk het lopende kalenderjaar hebben voorgedaan met betrekking tot de bij de opgave, als bedoeld onder d. en e., verstrekte gegevens.

Artikel 4.12
Vrijstelling watergunningplicht voor beheershandelingen

Geen vergunning krachtens artikel 4.3, 4.5 of 4.7 is vereist voor handelingen die plaats hebben door of in opdracht van het college ten behoeve van het aan het waterschap op grond van artikel 2 Waterschapswet opgedragen beheer.

Vrijstelling van de vergunningplicht geldt ook voor alle onderhoudsplichtigen tot het uitvoeren van het gewoon onderhoud en voor recreatief medegebruik voor locaties vanaf 25 meter van de in- of uitstroomopening van een hevel, inlaat, bemalingsinstallatie en/of een uitstroompunt van een afvalwaterzuiveringsinstallatie.

Artikel 4.13
Nadere vrijstellingen

1.Het college kan andere oppervlaktewaterlichamen, grondwaterlichamen of gebieden aanwijzen op de bij deze Keur behorende kaarten, waarop of waarin de in dit hoofdstuk bedoelde vrijstellingen van toepassing zijn.

Artikel 4.14
Zorgplicht

Ieder die handelingen verricht of nalaat en die weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen of door het nalaten van handelingen inbreuk kan worden gemaakt op het door het waterschap beheerde watersysteem, is verplicht alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem verwacht mogen worden, ten einde die inbreuk te voorkomen, dan wel indien daarvan reeds sprake is, al het mogelijke te doen om de gevolgen daarvan zoveel mogelijk ongedaan te maken. Indien de inbreuk het gevolg is van een ongewoon voorval, worden de maatregelen onverwijld genomen.

Degene die handelingen verricht als bedoeld in het vorige lid en daarbij kennis neemt van een inbreuk die door die handelingen wordt veroorzaakt, meldt die inbreuk en de maatregelen die hij voornemens is te treffen of reeds heeft getroffen, zo spoedig mogelijk aan het de college.

Het college kan aanwijzingen geven over die maatregelen.

Hoofdstuk 5
Toezicht en handhaving

Artikel 5.1
Schouw

Door of namens het college wordt schouw gevoerd over de waterstaatswerken volgens een door dat college vastgesteld schema.

Het college kan indien het zulks nodig acht besluiten een extra schouw te voeren.

Het college stelt de datum van de schouw vast en maakt die tenminste twee weken tevoren bekend door kennisgeving ervan in een dag-, nieuws- of huis aan huisblad, dan wel op andere geschikte wijze.

De in het derde lid voorgeschreven bekendmaking kan in spoedeisende gevallen voor de aanvang van een extra schouw worden vervangen door een persoonlijke mededeling. Daarbij kan met een kortere termijn dan genoemd in het derde lid worden volstaan.

Artikel 5.2
Aanwijzing toezichthouders

1.Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in of krachtens deze Keur zijn belast de daartoe door het college aangewezen ambtenaren of andere personen.

Artikel 5.3
Strafbepalingen

Overtreding van de bepalingen van deze Keur en de daarop gebaseerde regelgeving wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete tot ten hoogste het bedrag van de tweede categorie als genoemd in artikel 23 Wetboek van strafrecht, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Indien ten tijde van het plegen van de in het eerste lid genoemde overtreding nog geen jaar is verlopen sinds een vroegere veroordeling van de overtreder wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis tot het dubbele van het gestelde maximum worden opgelegd.

Hoofdstuk 6
Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6.1
Vergunningen

Een vergunning of ontheffing verleend vóór inwerkingtreding van deze Keur voor een ingevolge deze Keur vergunningplichtig handelen, wordt geacht ingevolge deze Keur te zijn verleend.

Voor al hetgeen vóór de inwerkingtreding van deze Keur rechtmatig tot stand is gebracht, wordt geacht vergunning ingevolge deze Keur te zijn verleend.

Vergunningen verleend voor de inwerkingtreding van de Keur Waterschap Zuiderzeeland 2011, voor permanente agrarische onttrekkingen ten behoeve van beregening en bevloeiing met een hoeveelheid te onttrekken grondwater van minder dan 60 m³ per uur worden beschouwd als zijnde een melding in de zin van artikel 4.8. met uitzondering van de vergunningen die afgegeven zijn voor onttrekkingen of infiltraties die op een grotere diepte ten opzichte van NAP plaatsvinden, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 3.

Artikel 6.2
Bestaande vergunningen voor onttrekkingen uit derde watervoerende pakket

1.Vergunningen voor onttrekkingen van grondwater die op het moment van inwerkingtreding van deze Keur vallen onder het verbod als bedoeld in artikel 4.2, lid 2, blijven van kracht tot het moment dat de onttrekking wordt beëindigd of tot 1 januari 2025.

Artikel 6.3
Keurkaart

Voor waterstaatswerken waarvoor krachtens artikel 5.1 van de Wet vaststelling van een legger is voorgeschreven, maar waarvoor vaststelling nog niet heeft plaatsgehad, wordt als legger aangemerkt de bij deze Keur behorende kaarten in bijlage 1 en 5, waarop de ligging en indien mogelijk vorm, afmetingen en constructie van de betrokken waterstaatswerken zijn aangegeven.

De daarbij aangegeven grenzen bepalen de toepassing van de verbodsbepalingen bedoeld in deze Keur.

Indien de insteek van een oppervlaktewaterlichaam niet duidelijk is vast te stellen geldt als grens de waterlijn, die behoort bij het streefpeil dat is vastgelegd in het peilbesluit van het betreffende oppervlaktewaterlichaam, plus 5 meter uit deze waterlijn.

Artikel 6.4
Onderhoud aan waterstaatswerken

Voor waterstaatswerken, waarvoor bij of krachtens de Wet of provinciale verordening het vaststellen van een legger is voorgeschreven, maar waarvoor vaststelling nog niet heeft plaatsgehad, berust het onderhoud bij de eigenaar van het waterstaatswerk.

De onderhoudsplichtigen van waterstaatswerken zijn, in het geval bedoeld in het eerste lid, verplicht tot instandhouding van het waterstaatswerk overeenkomstig het bepaalde omtrent ligging, vorm, afmeting en constructie op de kaart bedoeld in artikel 6.3.

Artikel 6.5
Inwerkingtreding

Deze Keur treedt in werking op 5 mei 2011. Op die datum wordt de tot dan toe geldende Keur ”Keur Waterschap Zuiderzeeland 2009" d.d. 17 december 2009, in werking getreden op 24 december 2009, ingetrokken.

De uitbreiding en wijziging van de Keur treden in werking op 14 februari 2014.

Artikel 6.6
Citeertitel

1.Deze Keur wordt aangehaald als: Keur Waterschap Zuiderzeeland 2011, gewijzigd en uitgebreid d.d. 28 januari 2014..

Aldus vastgesteld in de Algemene Vergadering van Waterschap Zuiderzeeland, d.d. 28 januari 2014.

Lelystad, 28 januari 2014,

de secretaris, de voorzitter,

ir. J.B. van der Veen. ir. H.C. Klavers.

Naar boven