De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Nederlandse bijdrage aan de missie in Afghanistan op 4 juli zal
eindigen;
constaterende dat de motie Belhaj c.s. (35 300 X, nr. 44) de regering heeft verzocht het beschermingsbeleid voor tolken in lijn te brengen
met de EASO Country Guidance over Afghanistan en hen als systematisch vervolgde groep
aan te merken;
constaterende dat de wijze waarop concrete invulling wordt gegeven aan de tolkenregeling
ook van cruciaal effect is op de veiligheid tijdens en het effect van toekomstige
militaire missies en de bereidheid van tolken om nog voor Defensie te werken;
constaterende dat de situatie van de militaire tolken in Afghanistan een kwestie van
leven of dood is;
van mening dat op de Nederlandse overheid een zware verantwoordelijkheid rust om de
betrokken tolken en hun gezinnen op tijd in veiligheid te brengen;
verzoekt de regering, om voor het einde van de Nederlandse aanwezigheid alle mogelijkheden
te benutten om ervoor te zorgen dat de Afghaanse tolken en hun gezinnen in Nederland
zijn, en wel door actief alle tolken, ongeacht hoelang ze voor Defensie hebben gewerkt,
te benaderen, de betreffende mensen actief te ondersteunen met het verkrijgen van
identiteitsdocumenten – ook via bevriende ambassades, consulaten en militaire bases
– het proces waar mogelijk te vereenvoudigen en in te korten, desnoods de mensen op
te halen en een evacuatieplan uit te werken op basis van het principe «no man left
behind» voor het geval de veiligheidssituatie ter plaatse nog verder verslechtert,
en gaat over tot de orde van de dag.
Piri
Belhaj
Jasper van Dijk
Ceder
Kuzu
Bromet
Dassen