35 (2016) Nr. 2

A. TITEL

Multilateraal Verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving;

Parijs, 24 november 2016

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummer 013370 in de Verdragenbank.

C. VERTALING


Multilateraal Verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving

De Partijen bij dit Verdrag,

Erkennende dat regeringen een aanzienlijk deel van de opbrengst van de vennootschapsbelasting mislopen als gevolg van agressieve internationale fiscale planning waardoor winst op kunstmatige wijze verschoven wordt naar plaatsen waar deze aan een niet-heffing of aan een verminderde heffing van belasting onderworpen wordt;

Overwegende dat grondslaguitholling en winstverschuiving (hierna „BEPS” genoemd) niet alleen voor geïndustrialiseerde landen maar ook voor opkomende economieën en ontwikkelingslanden een dringende kwestie is;

Erkennende dat het belangrijk is om ervoor te zorgen dat winst daar belast wordt waar de substantiële economische activiteiten die de winst voortbrengen uitgeoefend worden en waar waarde gecreëerd wordt;

Ingenomen met het pakket maatregelen dat in het kader van het OESO/G20 BEPS-project werd uitgewerkt (hierna het „OESO/G20 BEPS-pakket” genoemd);

Overwegende dat het OESO/G20 BEPS-pakket maatregelen omvat die verband houden met belastingverdragen om bepaalde constructies met hybride structuren (hybrid mismatch arrangements) aan te pakken, het misbruik van verdragen te voorkomen, kunstmatige ontwijking van de kwalificatie als vaste inrichting aan te pakken en geschillenbeslechting te verbeteren;

Bewust van het feit dat het noodzakelijk is te waarborgen dat de BEPS-maatregelen die verband houden met belastingverdragen op een vlotte, gecoördineerde en samenhangende wijze geïmplementeerd worden in een multilaterale context;

Overwegende dat het nodig is te garanderen dat bestaande verdragen tot het vermijden van dubbele belasting naar het inkomen uitgelegd worden in de zin dat ze dubbele belasting moeten vermijden voor de onder die verdragen vallende belastingen, zonder daarbij mogelijkheden te scheppen tot niet-heffing of verminderde heffing van belasting door middel van het ontduiken of het ontwijken van belasting (daaronder begrepen het gebruik maken van treaty-shopping-structuren die als doel hebben in die verdragen voorziene tegemoetkomingen te verkrijgen in het indirecte voordeel van inwoners van derde rechtsgebieden);

Erkennende dat er behoefte is aan een doeltreffend mechanisme dat ervoor moet zorgen dat overeengekomen wijzigingen synchroon en efficiënt kunnen worden doorgevoerd door het netwerk van bestaande verdragen tot het vermijden van dubbele belasting naar het inkomen, zonder dat het nodig is om opnieuw over elk verdrag afzonderlijk te onderhandelen op bilateraal niveau;

Zijn het volgende overeengekomen:

DEEL I WERKINGSSFEER EN INTERPRETATIE VAN UITDRUKKINGEN

Artikel 1 Werkingssfeer van het Verdrag
  • 1. Dit Verdrag wijzigt alle gedekte belastingverdragen die zijn omschreven in artikel 2 (Interpretatie van uitdrukkingen), eerste lid, onderdeel a.

Artikel 2 Interpretatie van uitdrukkingen
  • 1. Voor de toepassing van dit Verdrag gelden de volgende definities:

    • a. De uitdrukking „gedekt belastingverdrag” betekent een verdrag tot het vermijden van dubbele belasting inzake belastingen naar het inkomen (ongeacht of er nog andere belastingen onder de werkingssfeer van dat verdrag vallen):

      • i. dat in werking is tussen twee of meer:

        • A. Partijen; en/of

        • B. rechtsgebieden of gebieden die partij zijn bij een hierboven omschreven verdrag en waarvan de internationale betrekkingen onder de verantwoordelijkheid van een Partij vallen; en

      • ii. waarvoor elke Partij een kennisgeving aan de depositaris gedaan heeft, met vermelding van het verdrag en van elk instrument dat het verdrag wijzigt of bijgevoegd is (gekenmerkt door de titel, de namen van de partijen, de datum van ondertekening en, indien van toepassing op het tijdstip van de kennisgeving, de datum van inwerkingtreding), als zijnde een verdrag dat ze onder de toepassing van dit Verdrag wil laten vallen.

    • b. De uitdrukking „Partij” betekent:

      • i. Een staat waarvoor dit Verdrag in werking is conform artikel 34 (Inwerkingtreding); of

      • ii. Een rechtsgebied dat dit Verdrag ondertekend heeft conform artikel 27 (Ondertekening en bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring), eerste lid, onderdeel b of c, en waarvoor dit Verdrag in werking is conform artikel 34 (Inwerkingtreding).

    • c. De uitdrukking „verdragsluitend rechtsgebied” betekent een partij bij een gedekt belastingverdrag.

    • d. De uitdrukking „ondertekenaar” betekent een staat die of een rechtsgebied dat het Verdrag ondertekend heeft maar waarvoor deze nog niet in werking is.

  • 2. Voor de toepassing van dit Verdrag op enig tijdstip door een Partij, heeft, tenzij de context anders vereist, elke niet hierin omschreven uitdrukking de betekenis die deze uitdrukking op dat tijdstip heeft volgens het desbetreffende gedekte belastingverdrag.

DEEL II CONSTRUCTIES MET HYBRIDE STRUCTUREN (HYBRID MISMATCHES)

Artikel 3 Transparante entiteiten
  • 1. Voor de toepassing van een gedekt belastingverdrag, worden inkomsten die zijn verkregen door of door tussenkomst van een entiteit of een constructie die op grond van de belastingwetgeving van een van de verdragsluitende rechtsgebieden als geheel of gedeeltelijk fiscaal transparant behandeld wordt, geacht inkomsten te zijn van een inwoner van een verdragsluitend rechtsgebied, maar uitsluitend voor zover die inkomsten door dat verdragsluitend rechtsgebied voor belastingdoeleinden behandeld worden als inkomsten van een inwoner van dat verdragsluitend rechtsgebied.

  • 2. Bepalingen van een gedekt belastingverdrag die een verdragsluitend rechtsgebied de verplichting opleggen om een vrijstelling van belasting naar het inkomen te verlenen of te voorzien in een aftrek of een verrekening die gelijk is aan de belasting naar het inkomen die is betaald ter zake van inkomsten die zijn verkregen door een inwoner van dat verdragsluitende rechtsgebied die ingevolge de bepalingen van het gedekte belastingverdrag in het andere verdragsluitende rechtsgebied mogen worden belast, zijn niet van toepassing voor zover die bepalingen belastingheffing door dat andere verdragsluitende rechtsgebied toestaan met als enige reden dat de inkomsten eveneens inkomsten zijn die zijn verkregen door een inwoner van dat andere verdragsluitende rechtsgebied.

  • 3. In gedekte belastingverdragen waarvoor een of meer Partijen het voorbehoud gemaakt hebben dat is omschreven in artikel 11 (Toepassen van belastingverdragen om het recht van een Partij om haar eigen inwoners te belasten te beperken), derde lid, onderdeel a„ wordt de volgende zin toegevoegd aan het slot van het eerste lid: „In geen geval mogen de bepalingen van dit lid aldus worden uitgelegd dat ze afbreuk doen aan het recht van een verdragsluitend rechtsgebied om de inwoners van dat verdragsluitende rechtsgebied te belasten.”

  • 4. Het eerste lid (zoals dat kan worden gewijzigd door het derde lid) is van toepassing in de plaats van, of bij het ontbreken van, bepalingen van een gedekt belastingverdrag, voor zover die bepalingen betrekking hebben op de vraag of inkomsten die zijn verkregen door of door tussenkomst van entiteiten of constructies die op grond van de belastingwetgeving van een verdragsluitend rechtsgebied als fiscaal transparant behandeld worden (hetzij door middel van een algemene regel, hetzij door in detail voor te schrijven hoe specifieke feitelijke situaties en soorten entiteiten of constructies behandeld moeten worden) al dan niet behandeld moeten worden als inkomsten van een inwoner van een verdragsluitend rechtsgebied.

  • 5. Een Partij kan zich het recht voorbehouden:

    • a. dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen;

    • b. het eerste lid niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen die reeds een bepaling bevatten zoals omschreven in het vierde lid;

    • c. het eerste lid niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen die reeds een bepaling bevatten als omschreven in het vierde lid, die de toekenning van de voordelen van het verdrag weigert voor inkomsten die verkregen zijn door of door tussenkomst van een entiteit of een constructie die in een derde rechtsgebied gevestigd is;

    • d. het eerste lid niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen die reeds een bepaling bevatten als omschreven in het vierde lid, die in detail voorschrijft hoe specifieke feitelijke situaties en soorten entiteiten of constructies behandeld moeten worden;

    • e. het eerste lid niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen die reeds een bepaling bevatten als omschreven in het vierde lid, die in detail voorschrijft hoe specifieke feitelijke situaties en soorten entiteiten of constructies moeten worden behandeld en die de toekenning van voordelen van het verdrag weigert voor inkomsten die verkregen zijn door of door tussenkomst van een entiteit of een constructie die in een derde rechtsgebied gevestigd is;

    • f. het tweede lid niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen;

    • g. het eerste lid uitsluitend toe te passen op haar gedekte belastingverdragen die reeds een bepaling bevatten als omschreven in het vierde lid, die in detail voorschrijft hoe specifieke feitelijke situaties en soorten entiteiten of constructies behandeld moeten worden.

  • 6. Elke Partij die niet het in het vijfde lid, onderdeel a of b, omschreven voorbehoud heeft gemaakt, stelt voor elk van haar gedekte belastingverdragen de depositaris ervan in kennis of het al dan niet een bepaling bevat die is omschreven in het vierde lid en die niet binnen de reikwijdte valt van een voorbehoud als bedoeld in het vijfde lid, onderdelen c tot en met e, en zo ja, het nummer van het artikel en het lid van elke dergelijke bepaling. Wanneer een Partij het in het vijfde lid, onderdeel g, omschreven voorbehoud heeft gemaakt, blijft de in de voorgaande zin bedoelde kennisgeving beperkt tot gedekte belastingverdragen die binnen de reikwijdte van het voorbehoud vallen. Wanneer alle verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving met betrekking tot een bepaling van een gedekt belastingverdrag gedaan hebben, wordt die bepaling vervangen door de bepalingen van het eerste lid (zoals dat kan worden gewijzigd door het derde lid), voor zover het vierde lid daarin voorziet. In andere gevallen heeft het eerste lid (zoals dat kan gewijzigd worden door het derde lid) uitsluitend voorrang op de bepalingen van het gedekte belastingverdrag voor zover die bepalingen onverenigbaar zijn met het eerste lid (zoals die kan worden gewijzigd door het derde lid).

Artikel 4 Entiteiten met een dubbele woonplaats
  • 1. Indien een persoon, niet zijnde een natuurlijke persoon, ingevolge de bepalingen van een gedekt belastingverdrag, inwoner is van meer dan één verdragsluitend rechtsgebied, trachten de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden in onderlinge overeenstemming te bepalen van welk verdragsluitend rechtsgebied die persoon geacht wordt een inwoner te zijn voor de toepassing van het gedekte belastingverdrag, daarbij rekening houdend met zijn plaats van werkelijke leiding, de plaats waar hij opgericht of anderszins tot stand gekomen is en alle andere relevante factoren. Wanneer dergelijke overeenstemming ontbreekt, is die persoon niet gerechtigd tot enige belastingvermindering of -vrijstelling waarin het gedekte belastingverdrag voorziet, behalve in de mate waarin en de wijze waarop de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden daarover overeengekomen zijn.

  • 2. Het eerste lid is van toepassing in de plaats van, of bij het ontbreken van, bepalingen van een gedekt belastingverdrag die voorzien in regels om te bepalen of een persoon, niet zijnde een natuurlijke persoon, als inwoner van één van de verdragsluitende rechtsgebieden wordt behandeld in gevallen waarin die persoon anders als inwoner van meer dan één verdragsluitend rechtsgebied zou worden behandeld. Het eerste lid is evenwel niet van toepassing op bepalingen van een gedekt belastingverdrag die specifiek betrekking hebben op de woonplaats van lichamen die deel uitmaken van structuren met vennootschappen die deelnemen aan een regeling voor gevallen van dubbele beursnotering (dual-listed company arrangements).

  • 3. Een Partij kan zich het recht voorbehouden:

    • a. dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen;

    • b. dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen die reeds een regeling bieden voor gevallen waarbij een persoon, niet zijnde een natuurlijke persoon, inwoner is van meer dan één verdragsluitend rechtsgebied door aan de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden te vragen te trachten om onderlinge overeenstemming te bereiken over het inwonerschap in één enkel verdragsluitend rechtsgebied;

    • c. dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen die reeds een regeling bieden voor gevallen waarbij een persoon, niet zijnde een natuurlijke persoon, inwoner is van meer dan één verdragsluitend rechtsgebied door de toekenning van voordelen van het verdrag te weigeren zonder aan de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden te vragen te trachten om onderlinge overeenstemming te bereiken over het inwonerschap in één enkel verdragsluitend rechtsgebied;

    • d. dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen die een regeling bieden voor gevallen waarbij een persoon, niet zijnde een natuurlijke persoon, inwoner is van meer dan één verdragsluitend rechtsgebied door aan de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden te vragen te trachten om onderlinge overeenstemming te bereiken over het inwonerschap in één enkel verdragsluitend rechtsgebied, en die de behandeling bepaalt van die persoon op grond van het gedekte belastingverdrag wanneer een dergelijke overeenstemming niet kan worden bereikt;

    • e. de laatste zin van het eerste lid te vervangen door de volgende tekst voor de toepassing van haar gedekte belastingverdragen: „Wanneer dergelijke overeenstemming ontbreekt, is die persoon niet gerechtigd tot enige belastingvermindering of -vrijstelling waarin het gedekte belastingverdrag voorziet”;

    • f. dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen met Partijen die het in onderdeel e omschreven voorbehoud hebben gemaakt.

  • 4. Elke Partij die niet het in het derde lid, onderdeel a, omschreven voorbehoud heeft gemaakt, stelt voor elk van haar gedekte belastingverdragen de depositaris ervan in kennis of het al dan niet een bepaling bevat die is omschreven in het tweede lid en die niet binnen de reikwijdte valt van een voorbehoud als bedoeld in het derde lid, onderdelen b tot en met d, en zo ja, het nummer van het artikel en het lid van elke dergelijke bepaling. Wanneer alle verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving met betrekking tot een bepaling van een gedekt belastingverdrag gedaan hebben, wordt die bepaling vervangen door de bepalingen van het eerste lid. In andere gevallen heeft het eerste lid uitsluitend voorrang op de bepalingen van het gedekte belastingverdrag, voor zover die bepalingen onverenigbaar zijn met het eerste lid.

Artikel 5 Toepassing van methodes voor het vermijden van dubbele belasting
  • 1. Een Partij kan ervoor kiezen om ofwel het tweede en derde lid (optie A), ofwel het vierde en vijfde lid (optie B), ofwel het zesde en zevende lid (optie C) toe te passen, ofwel om geen van die opties toe te passen. Wanneer elk verdragsluitend rechtsgebied bij een gedekt belastingverdrag een andere optie kiest (of wanneer het ene verdragsluitende rechtsgebied voor een optie kiest en het andere geen van de opties wenst te gebruiken) is de door elk verdragsluitend rechtsgebied gekozen optie van toepassing op zijn eigen inwoners.

Optie A

  • 2. Bepalingen van een gedekt belastingverdrag die inkomsten verkregen door, of vermogen in het bezit van, een inwoner van een verdragsluitend rechtsgebied anders zouden vrijstellen van belasting in dat verdragsluitende rechtsgebied om dubbele belasting te vermijden, zijn niet van toepassing wanneer het andere verdragsluitende rechtsgebied de bepalingen van het gedekte belastingverdrag toepast om die inkomsten of dat vermogen vrij te stellen van belasting of om het tarief waarmee die inkomsten of dat vermogen mogen worden belast te beperken. In het laatste geval staat het eerstgenoemde verdragsluitende rechtsgebied een aftrek van de belasting naar het inkomen of naar het vermogen van die inwoner toe van een bedrag dat gelijk is aan de in dat andere verdragsluitende rechtsgebied betaalde belasting. Die aftrek overschrijdt echter niet dat deel van de belasting, zoals berekend vóór het verlenen van de aftrek, dat kan worden toegerekend aan die verkregen inkomens- of vermogensbestanddelen die in dat andere verdragsluitende rechtsgebied belast mogen worden.

  • 3. Het tweede lid is van toepassing op een gedekt belastingverdrag dat anders aan een verdragsluitend rechtsgebied de verplichting zou opleggen om de in dat lid omschreven inkomsten of het in dat lid omschreven vermogen vrij te stellen.

Optie B

  • 4. Bepalingen van een gedekt belastingverdrag die inkomsten die zijn verkregen door een inwoner van een verdragsluitend rechtsgebied anders zouden vrijstellen van belasting in dat verdragsluitende rechtsgebied om dubbele belasting te vermijden, omdat die inkomsten door dat verdragsluitende rechtsgebied behandeld worden als dividenden, zijn niet van toepassing wanneer die inkomsten tot een aftrek leiden voor het bepalen van de belastbare winst van een inwoner van het andere verdragsluitende rechtsgebied overeenkomstig de wetgeving van dat andere verdragsluitende rechtsgebied. In dat geval staat het eerstgenoemde verdragsluitende rechtsgebied een aftrek van de belasting naar het inkomen van die inwoner toe van een bedrag dat gelijk is aan de in dat andere verdragsluitende rechtsgebied betaalde belasting naar het inkomen. Die aftrek overschrijdt echter niet dat deel van de belasting naar het inkomen, zoals berekend vóór het verlenen van de aftrek, dat kan worden toegerekend aan die inkomsten die in dat andere verdragsluitende rechtsgebied mogen belast worden.

  • 5. Het vierde lid is van toepassing op een gedekt belastingverdrag dat anders aan een verdragsluitend rechtsgebied de verplichting zou opleggen om de in dat lid omschreven inkomsten vrij te stellen.

Optie C

  • 6.

    • a. Wanneer een inwoner van een verdragsluitend rechtsgebied inkomsten verkrijgt die, of vermogen bezit dat, volgens de bepalingen van een gedekt belastingverdrag in het andere verdragsluitende rechtsgebied mogen of mag worden belast (behalve voor zover deze bepalingen belastingheffing door dat andere verdragsluitende rechtsgebied toestaan met als enige reden dat die inkomsten ook inkomsten zijn die door een inwoner van dat andere verdragsluitende rechtsgebied verkregen zijn), staat het eerstgenoemde verdragsluitende rechtsgebied een aftrek toe van:

      • i. de belasting naar het inkomen van die inwoner van een bedrag dat gelijk is aan de belasting naar het inkomen die in dat andere verdragsluitende rechtsgebied betaald wordt;

      • ii. de belasting naar het vermogen van die inwoner van een bedrag dat gelijk is aan de belasting naar het vermogen die in dat andere verdragsluitende rechtsgebied betaald wordt.

      Die aftrek overschrijdt echter niet dat deel van de belasting naar het inkomen of van de belasting naar het vermogen, zoals berekend vóór het verlenen van de aftrek, dat kan worden toegerekend aan de inkomsten die of aan het vermogen dat in dat andere verdragsluitende rechtsgebied mogen of mag worden belast.

    • b. Wanneer een inwoner van een verdragsluitend rechtsgebied inkomsten verkrijgt die, of vermogen bezit dat ingevolge een bepaling van het gedekte belastingverdrag in dat verdragsluitende rechtsgebied van belasting vrijgesteld zijn of is, mag dat verdragsluitende rechtsgebied evenwel de vrijgestelde inkomsten of het vrijgestelde vermogen in aanmerking nemen om het bedrag van de belasting op het overige inkomen of vermogen van die inwoner te berekenen.

  • 7. Het zesde lid is van toepassing in plaats van bepalingen van een gedekt belastingverdrag die, om dubbele belasting te vermijden, aan een verdragsluitend rechtsgebied de verplichting opleggen om in dat verdragsluitende rechtsgebied vrijstelling van belasting te verlenen voor inkomsten die zijn verkregen door of vermogen dat in het bezit is van een inwoner van dat verdragsluitende rechtsgebied en die overeenkomstig de bepalingen van het gedekte belastingverdrag in het andere verdragsluitende rechtsgebied belast mogen of mag worden.

  • 8. Een Partij die ervoor kiest om geen van de in het eerste lid genoemde opties toe te passen, kan zich het recht voorbehouden dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op één of meer gespecificeerde gedekte belastingverdragen (of op al haar gedekte belastingverdragen).

  • 9. Een Partij die er niet voor kiest om optie C toe te passen kan zich voor één of meer gespecificeerde gedekte belastingverdragen (of voor al haar gedekte belastingverdragen) het recht voorbehouden het (de) andere verdragsluitende rechtsgebied(en) niet toe te staan om optie C toe te passen.

  • 10. Elke Partij die kiest voor het toepassen van een optie als bedoeld in het eerste lid stelt de depositaris in kennis van haar keuze. Die kennisgeving omvat tevens:

    • a. voor een Partij die kiest voor het toepassen van optie A, de lijst van haar gedekte belastingverdragen die een bepaling bevatten als omschreven in het derde lid alsmede het nummer van het artikel en van het lid waaronder elk van die bepalingen is opgenomen;

    • b. voor een Partij die kiest voor het toepassen van optie B, de lijst van haar gedekte belastingverdragen die een bepaling bevatten als omschreven in het vijfde lid alsmede het nummer van het artikel en van het lid waaronder elk van die bepalingen is opgenomen;

    • c. voor een Partij die kiest voor het toepassen van optie C, de lijst van haar gedekte belastingverdragen die een bepaling bevatten als omschreven in het zevende lid alsmede het nummer van het artikel en van het lid waaronder elk van die bepalingen is opgenomen.

      Een optie is uitsluitend van toepassing op een bepaling van een gedekt belastingverdrag wanneer de Partij die gekozen heeft voor de toepassing van die optie een dergelijke kennisgeving met betrekking tot die bepaling gedaan heeft.

DEEL III VERDRAGSMISBRUIK

Artikel 6 Doel van een gedekt belastingverdrag
  • 1. Een gedekt belastingverdrag wordt in die zin gewijzigd dat de preambule de volgende tekst bevat:

    „Voornemens dubbele belasting te vermijden met betrekking tot de onder dit verdrag vallende belastingen, zonder daarbij mogelijkheden te scheppen tot niet-heffing of verminderde heffing van belasting door middel van het ontduiken of het ontwijken van belasting (daaronder begrepen het gebruik van treaty-shopping-structuren die als doel hebben in dit verdrag voorziene tegemoetkomingen te verkrijgen in het indirecte voordeel van inwoners van derde rechtsgebieden),”.

  • 2. De onder het eerste lid opgenomen tekst wordt in een gedekt belastingverdrag opgenomen in de plaats van, of bij het ontbreken van, bewoordingen in de preambule van het gedekte belastingverdrag die betrekking hebben op een voornemen om dubbele belasting te vermijden, en dit ongeacht of die bewoordingen ook betrekking hebben op het voornemen om geen mogelijkheden te scheppen tot niet-heffing of verminderde heffing van belasting.

  • 3. Een Partij mag er ook voor kiezen om de volgende preambule op te nemen in haar gedekte belastingverdragen die in hun preambule geen bewoordingen hebben die verwijzen naar een voornemen om economische betrekkingen verder te ontwikkelen of om de samenwerking op belastinggebied te verbeteren:

    „Geleid door de wens hun economische betrekkingen verder te ontwikkelen en hun samenwerking op belastinggebied te verbeteren,”.

  • 4. Een Partij kan zich het recht voorbehouden het eerste lid niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen waarvan de preambule reeds bewoordingen bevat die verwijzen naar het voornemen van de verdragsluitende rechtsgebieden om dubbele belasting te vermijden zonder daarbij mogelijkheden te scheppen tot niet-heffing of verminderde heffing van belasting, en dit ongeacht of die bewoordingen beperkt blijven tot gevallen van belastingontduiking of -ontwijking (daaronder begrepen het gebruik van treaty-shopping-structuren die als doel hebben in het gedekte belastingverdrag voorziene tegemoetkomingen te verkrijgen in het voordeel van inwoners van derde rechtsgebieden) of een ruimere toepassing hebben.

  • 5. Elke Partij stelt voor elk van haar gedekte belastingverdragen dat niet binnen de reikwijdte valt van een voorbehoud als omschreven in het vierde lid, de depositaris ervan in kennis of die belastingverdragen in hun preambule al dan niet bewoordingen bevatten zoals omschreven in het tweede lid, en zo ja, de tekst van de desbetreffende alinea van de preambule. Wanneer alle verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving met betrekking tot die bewoordingen in de preambule gedaan hebben, worden die bewoordingen vervangen door de tekst die is weergegeven in het eerste lid. In andere gevallen wordt de onder het eerste lid vermelde tekst opgenomen naast de bestaande bewoordingen in de preambule.

  • 6. Elke Partij die ervoor kiest om het derde lid toe te passen stelt de depositaris in kennis van haar keuze. Die kennisgeving bevat tevens de lijst van haar gedekte belastingverdragen waarvan de preambule nog geen bewoordingen bevat die verwijzen naar de wens om economische betrekkingen te ontwikkelen of om de samenwerking op belastinggebied te verbeteren. De onder het derde lid opgenomen tekst wordt uitsluitend in een gedekt belastingverdrag opgenomen indien al de verdragsluitende rechtsgebieden gekozen hebben voor de toepassing van dat lid en zij een dergelijke kennisgeving met betrekking tot het gedekte belastingverdrag gedaan hebben.

Artikel 7 Voorkomen van verdragsmisbruik
  • 1. Niettegenstaande enige bepaling van een gedekt belastingverdrag, wordt een voordeel waarin dat gedekte belastingverdrag voorziet niet toegekend met betrekking tot een inkomens- of vermogensbestanddeel wanneer er, rekening houdend met alle relevante feiten en omstandigheden, redelijkerwijs kan worden geconcludeerd dat het verkrijgen van dat voordeel een van de voornaamste doelen was van een constructie of transactie die direct of indirect tot dat voordeel geleid heeft, tenzij vastgesteld wordt dat het toekennen van dat voordeel in die omstandigheden in overeenstemming zou zijn met het voorwerp en het doel van de desbetreffende bepalingen van het gedekte belastingverdrag.

  • 2. Het eerste lid is van toepassing in de plaats van, of bij het ontbreken van, bepalingen van een gedekt belastingverdrag die de voordelen waarin het gedekte belastingverdrag anders zou voorzien geheel of gedeeltelijk ontzeggen wanneer het verkrijgen van die voordelen het voornaamste doel of een van de voornaamste doelen was van een constructie of een transactie, of van een bij een constructie of een transactie betrokken persoon.

  • 3. Elke Partij die niet het in het vijftiende lid, onderdeel a omschreven voorbehoud heeft gemaakt, mag er ook voor kiezen om het vierde lid toe te passen voor haar gedekte belastingverdragen.

  • 4. Wanneer een voordeel waarin een gedekt belastingverdrag voorziet aan een persoon ontzegd wordt op grond van bepalingen van het gedekte belastingverdrag (zoals dat gewijzigd kan worden door dit Verdrag) die de voordelen waarin het gedekte belastingverdrag anders zou voorzien geheel of gedeeltelijk ontzeggen wanneer het verkrijgen van die voordelen het voornaamste doel of een van de voornaamste doelen was van een constructie of een transactie, of van een bij een constructie of een transactie betrokken persoon, behandelt de bevoegde autoriteit van het verdragsluitende rechtsgebied dat dit voordeel anders wel toegekend zou hebben die persoon niettemin als zijnde gerechtigd tot dat voordeel of tot meerdere voordelen met betrekking tot een specifiek inkomens- of vermogensbestanddeel indien die bevoegde autoriteit, op verzoek van die persoon en na overweging van de relevante feiten en omstandigheden, oordeelt dat zodanige voordelen aan die persoon zouden zijn toegekend bij afwezigheid van die constructie of die transactie. De bevoegde autoriteit van het verdragsluitende rechtsgebied bij wie een inwoner van het andere verdragsluitende rechtsgebied een verzoek heeft ingediend overeenkomstig dit lid, raadpleegt de bevoegde autoriteit van dat andere verdragsluitende rechtsgebied alvorens het verzoek af te wijzen.

  • 5. Het vierde lid is van toepassing op bepalingen van een gedekt belastingverdrag (zoals dat gewijzigd kan worden door dit Verdrag) die de voordelen waarin het gedekte belastingverdrag anders wel zou voorzien geheel of gedeeltelijk ontzeggen wanneer het verkrijgen van die voordelen de voornaamste doelstelling of een van de voornaamste doelen was van een constructie of een transactie, of van een bij een constructie of een transactie betrokken persoon.

  • 6. Een Partij mag er ook voor kiezen om de bepalingen die zijn opgenomen onder de leden 8 tot en met 13 (hierna „de vereenvoudigde bepaling over de beperking van de voordelen” genoemd) toe te passen op haar gedekte belastingverdragen door de in het zeventiende lid, onderdeel c, omschreven kennisgeving te doen. De vereenvoudigde bepaling over de beperking van de voordelen wordt uitsluitend toegepast met betrekking tot een gedekt belastingverdrag indien alle verdragsluitende rechtsgebieden voor die toepassing gekozen hebben.

  • 7. Wanneer sommige maar niet alle verdragsluitende rechtsgebieden bij een gedekt belastingverdrag ervoor kiezen om de vereenvoudigde bepaling over de beperking van de voordelen toe te passen overeenkomstig het zesde lid, wordt de vereenvoudigde bepaling over de beperking van de voordelen, niettegenstaande de bepalingen van dat lid, toegepast met betrekking tot het toekennen van voordelen overeenkomstig het gedekte belastingverdrag:

    • a. door alle verdragsluitende rechtsgebieden, indien al de verdragsluitende rechtsgebieden die er op grond van het zesde lid niet voor kiezen de vereenvoudigde bepaling over de beperking van de voordelen toe te passen instemmen met die toepassing door ervoor te kiezen om dit onderdeel toe te passen en de depositaris daarvan in kennis te stellen; of

    • b. uitsluitend door de verdragsluitende rechtsgebieden die ervoor gekozen hebben om de vereenvoudigde bepaling over de beperking van de voordelen toe te passen, indien al de verdragsluitende rechtsgebieden die er op grond van het zesde lid niet voor kiezen om de vereenvoudigde bepaling over de beperking van de voordelen toe te passen instemmen met die toepassing door ervoor te kiezen om dit onderdeel toe te passen en de depositaris daarvan in kennis te stellen.

Vereenvoudigde bepaling over de beperking van de voordelen

  • 8. Behalve indien anders bepaald in de vereenvoudigde bepaling over de beperking van de voordelen, is een inwoner van een verdragsluitend rechtsgebied bij een gedekt belastingverdrag niet gerechtigd tot een voordeel dat anders wel door het gedekte belastingverdrag zou worden toegekend en dat geen voordeel is waarin wordt voorzien door bepalingen van het gedekte belastingverdrag:

    • a. die de woonplaats bepalen van een persoon, niet zijnde een natuurlijke persoon, die inwoner is van meer dan één verdragsluitend rechtsgebied op grond van bepalingen van het gedekte belastingverdrag die een inwoner van een verdragsluitend rechtsgebied omschrijven;

    • b. die voorschrijven dat een verdragsluitend rechtsgebied aan een onderneming van dat verdragsluitende rechtsgebied een overeenkomstige aanpassing verleent volgend op een eerste aanpassing door het andere verdragsluitende rechtsgebied, overeenkomstig het gedekte belastingverdrag, van het bedrag van de belasting die in het eerstgenoemde verdragsluitende rechtsgebied geheven wordt van de winst van een gelieerde onderneming; of

    • c. die inwoners van een verdragsluitend rechtsgebied de mogelijkheid bieden om de bevoegde autoriteit van dat verdragsluitende rechtsgebied te verzoeken om gevallen van belastingheffing die niet in overeenstemming is met het gedekte belastingverdrag in overweging te nemen,

    tenzij die inwoner op het tijdstip dat het voordeel zou toegekend worden een „gekwalificeerd persoon” zou zijn zoals omschreven in het negende lid.

  • 9. Een inwoner van een verdragsluitend rechtsgebied bij een gedekt belastingverdrag is een gekwalificeerd persoon op een tijdstip waarop een voordeel anders zou worden toegekend door het gedekte belastingverdrag indien de inwoner op dat tijdstip:

    • a. een natuurlijke persoon is;

    • b. dat verdragsluitende rechtsgebied is, of een staatkundig onderdeel of plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, of een agentschap of instantie van een dergelijk verdragsluitend rechtsgebied, staatkundig onderdeel of plaatselijk publiekrechtelijk lichaam;

    • c. een lichaam of een andere entiteit is indien de voornaamste soort van de aandelen daarvan regelmatig verhandeld wordt op een of meer erkende effectenbeurzen;

    • d. een persoon is, niet zijnde een natuurlijke persoon, die:

      • i. een organisatie zonder winstoogmerk is van een type waarover de verdragsluitende rechtsgebieden overeenstemming hebben bereikt via een uitwisseling van diplomatieke nota’s; of

      • ii. een in dat verdragsluitende rechtsgebied opgerichte entiteit of constructie is die op grond van de belastingwetgeving van dat verdragsluitende rechtsgebied als een afzonderlijke persoon behandeld wordt en:

        • A. uitsluitend of nagenoeg uitsluitend opgericht en werkzaam is voor het beheren of het verzorgen van oudedagsvoorzieningen en ondergeschikte of bijkomstige uitkeringen aan natuurlijke personen en als dusdanig gereguleerd wordt door dat verdragsluitende rechtsgebied of door een staatkundig onderdeel of plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan; of

        • B. uitsluitend of nagenoeg uitsluitend opgericht en werkzaam is om gelden te beleggen ten voordele van entiteiten of constructies zoals bedoeld in onderdeel A;

    • e. een persoon is, niet zijnde een natuurlijke persoon, op voorwaarde dat personen die inwoner zijn van dat verdragsluitende rechtsgebied en die op grond van de onderdelen a tot en met d gerechtigd zijn tot voordelen van het gedekte belastingverdrag, op ten minste de helft van het aantal dagen van een termijn van twaalf maanden, waarbinnen het tijdstip valt waarop het voordeel anders zou toegekend zijn, direct of indirect ten minste 50 percent bezitten van de aandelen van die persoon.

  • 10.

    • a. Een inwoner van een verdragsluitend rechtsgebied bij een gedekt belastingverdrag is gerechtigd tot voordelen van het gedekte belastingverdrag ter zake van een inkomensbestanddeel dat hij uit het andere verdragsluitende rechtsgebied verkrijgt, ongeacht of hij al dan niet een gekwalificeerd persoon is, indien die persoon zich in het eerstgenoemde verdragsluitende rechtsgebied actief bezighoudt met de uitoefening van een bedrijf en de uit het andere verdragsluitende rechtsgebied verkregen inkomsten voortkomen uit, of bijkomstig zijn ten opzichte van dat bedrijf. Voor de toepassing van de vereenvoudigde bepaling over de beperking van de voordelen omvat de uitdrukking „actieve uitoefening van een bedrijf” niet de volgende activiteiten of een combinatie daarvan:

      • i. optreden als een houdstermaatschappij;

      • ii. het verzorgen van het algemeen toezicht op of het bestuur van een groep van lichamen;

      • iii. het verzorgen van groepsfinanciering (daaronder begrepen cash pooling); of

      • iv. het doen of beheren van beleggingen, tenzij die activiteiten uitgeoefend worden door een bank, een verzekeringsmaatschappij of een geregistreerd effectenbedrijf in de normale uitoefening van hun bedrijf als dusdanig.

    • b. Indien een inwoner van een verdragsluitend rechtsgebied bij een gedekt belastingverdrag een inkomensbestanddeel verkrijgt uit een bedrijfsactiviteit welke die inwoner uitoefent in het andere verdragsluitende rechtsgebied, of een uit het andere verdragsluitende rechtsgebied afkomstig inkomensbestanddeel verkrijgt dat voortkomt van een verbonden persoon, wordt alleen dan aangenomen dat de in onderdeel a genoemde voorwaarden vervuld zijn met betrekking tot dat inkomensbestanddeel wanneer de door de inwoner in het eerstgenoemde verdragsluitende rechtsgebied uitgeoefende bedrijfsactiviteit waarmee het inkomensbestanddeel verband houdt substantieel is ten opzichte van dezelfde activiteit of van een aanvullende bedrijfsactiviteit die door de inwoner of die verbonden persoon in het andere verdragsluitende rechtsgebied uitgeoefend wordt. Of een bedrijfsactiviteit voor de toepassing van dit onderdeel substantieel is, wordt bepaald op grond van al de feiten en omstandigheden.

    • c. Activiteiten die verbonden personen uitoefenen met betrekking tot een inwoner van een verdragsluitend rechtsgebied bij een gedekt belastingverdrag, worden voor de toepassing van dit lid geacht door die inwoner te worden uitgeoefend.

  • 11. Een inwoner van een verdragsluitend rechtsgebied bij een gedekt belastingverdrag die geen gekwalificeerd persoon is, is eveneens gerechtigd tot een voordeel dat anders door het gedekte belastingverdrag ter zake van een inkomensbestanddeel zou worden toegekend indien personen, die gelijkwaardige gerechtigden (equivalent beneficiaries) zijn, op ten minste de helft van het aantal dagen van een termijn van twaalf maanden, waarbinnen het tijdstip valt waarop het voordeel anders zou toegekend zijn, direct of indirect ten minste 75 percent bezitten van de uiteindelijke belangen in de inwoner.

  • 12. Indien een inwoner van een verdragsluitend rechtsgebied bij een gedekt belastingverdrag geen gekwalificeerd persoon is overeenkomstig de bepalingen van het negende lid en ook niet gerechtigd is tot voordelen ingevolge het tiende of elfde lid, mag de bevoegde autoriteit van het andere verdragsluitende rechtsgebied niettemin de voordelen van het gedekte belastingverdrag of voordelen ter zake van een specifiek inkomensbestanddeel toekennen, rekening houdend met het voorwerp en doel van het gedekte belastingverdrag, maar uitsluitend wanneer die inwoner tot tevredenheid van die bevoegde autoriteit kan aantonen dat het verkrijgen van de voordelen op grond van het gedekte belastingverdrag niet een van de voornaamste doelen was, noch van de oprichting, het verwerven of het in stand houden van die persoon noch van het verrichten van zijn werkzaamheden. Alvorens een verzoek dat op grond van dit lid werd ingediend door een inwoner van een verdragsluitend rechtsgebied in te willigen of af te wijzen, raadpleegt de bevoegde autoriteit van het andere verdragsluitende rechtsgebied bij wie het verzoek werd ingediend de bevoegde autoriteit van het eerstgenoemde verdragsluitende rechtsgebied.

  • 13. Voor de toepassing van de vereenvoudigde bepaling over de beperking van de voordelen:

    • a. betekent de uitdrukking „erkende effectenbeurs”:

      • i. een effectenbeurs die gevestigd is in en als zodanig gereguleerd wordt door de wetgeving van een verdragsluitend rechtsgebied;

      • ii. elke andere effectenbeurs waarover de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden overeenstemming hebben bereikt;

    • b. betekent de uitdrukking „voornaamste soort van aandelen” de soort of soorten van aandelen van een lichaam die de meerderheid van het totale aantal stemmen en de waarde van het lichaam vertegenwoordigen of de soort of soorten van uiteindelijke belangen in een entiteit die in totaal een meerderheid van het totale aantal stemmen en de waarde van de entiteit vertegenwoordigen;

    • c. betekent de uitdrukking „gelijkwaardige gerechtigde” (equivalent beneficiary) elke persoon die ter zake van een inkomensbestanddeel gerechtigd zou zijn tot voordelen die door een verdragsluitend rechtsgebied bij een gedekt belastingverdrag hetzij ingevolge de nationale wetgeving van dat verdragsluitende rechtsgebied, hetzij ingevolge het gedekte belastingverdrag, hetzij ingevolge elk ander internationaal instrument worden toegekend, en die gelijkwaardig zijn aan of gunstiger zijn dan de voordelen die ingevolge het gedekte belastingverdrag ter zake van dat inkomensbestanddeel moeten worden toegekend. Om te bepalen of een persoon al dan niet een gelijkwaardige gerechtigde is ter zake van dividenden, wordt die persoon geacht hetzelfde kapitaal te bezitten van het lichaam dat de dividenden betaalt als het kapitaal dat in het bezit is van het lichaam dat het voordeel ter zake van de dividenden vraagt;

    • d. met betrekking tot entiteiten die geen lichamen zijn betekent de uitdrukking „aandelen” belangen die vergelijkbaar zijn met aandelen.

    • e. twee personen zullen als „verbonden personen” beschouwd worden wanneer een van hen direct of indirect ten minste 50 percent bezit van het uiteindelijke belang in de andere persoon (of, in het geval van een lichaam, ten minste 50 percent van het totale aantal stemmen en van de waarde van aandelen van het lichaam) of wanneer een andere persoon direct of indirect ten minste 50 percent bezit van het uiteindelijke belang in elke persoon (of, in het geval van een lichaam, ten minste 50 percent van het totale aantal stemmen en van de waarde van aandelen van het lichaam). In alle gevallen is een persoon gerelateerd aan een andere persoon indien uit alle relevante feiten en omstandigheden blijkt dat de ene zeggenschap heeft over de andere of dat ze beiden onder zeggenschap staan van dezelfde persoon of personen.

  • 14. De vereenvoudigde bepaling over de beperking van de voordelen is van toepassing in de plaats van, of bij het ontbreken van, bepalingen van een gedekt belastingverdrag die de toekenning van de voordelen van het gedekte belastingverdrag (of van andere voordelen dan een voordeel dat wordt toegekend op grond van de bepalingen van het gedekte belastingverdrag met betrekking tot de woonplaats, gelieerde ondernemingen of non-discriminatie of een voordeel dat niet uitsluitend beperkt is tot inwoners van een verdragsluitend rechtsgebied) uitsluitend zouden beperken tot een inwoner die voldoet aan een of meer van de criteria die recht geven op die voordelen.

  • 15. Een Partij kan zich het recht voorbehouden:

    • a. het eerste lid niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen op grond van het feit dat zij voornemens is om een gedetailleerde bepaling over de beperking van de voordelen in te voeren hetzij in combinatie met maatregelen om financiële doorstroomstructuren aan te pakken hetzij in combinatie met een principal purpose test, en als dusdanig te voldoen aan de minimumstandaard inzake het voorkomen van verdragsmisbruik waarin is voorzien door het OESO/G20 BEPS-pakket; in dergelijke gevallen proberen de verdragsluitende rechtsgebieden om tot een wederzijds bevredigende oplossing te komen die voldoet aan de minimumstandaard.

    • b. het eerste lid (en het vierde lid wanneer het gaat om een Partij die ervoor gekozen heeft om dat lid toe te passen) niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen die reeds bepalingen bevatten die de toekenning weigeren van alle voordelen die anders zouden worden toegekend ingevolge het gedekte belastingverdrag wanneer het verkrijgen van die voordelen het voornaamste doel of een van de voornaamste doelen was van een constructie of een transactie, of van een bij een constructie of een transactie betrokken persoon;

    • c. de vereenvoudigde bepaling over de beperking van de voordelen niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen waarin de in het veertiende lid uiteengezette bepalingen reeds zijn opgenomen.

  • 16. Behalve wanneer de vereenvoudigde bepaling over de beperking van de voordelen overeenkomstig het zevende lid van toepassing is met betrekking tot het toekennen van in een gedekt belastingverdrag vastgelegde voordelen door een of meer van de Partijen, kan een Partij die er op grond van het zesde lid voor kiest om de vereenvoudigde bepaling over de beperking van de voordelen toe te passen zich het recht voorbehouden dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen waarvoor een of meer van de andere verdragsluitende rechtsgebieden niet gekozen heeft om de vereenvoudigde bepaling over de beperking van de voordelen toe te passen. In dergelijke gevallen proberen de verdragsluitende rechtsgebieden om tot een wederzijds bevredigende oplossing te komen die voldoet aan de minimumstandaard inzake het voorkomen van verdragsmisbruik waarin is voorzien door het OESO/G20 BEPS-pakket.

  • 17.

    • a. Elke Partij die niet het in het vijftiende lid, onderdeel a, omschreven voorbehoud heeft gemaakt, stelt voor elk van haar gedekte belastingverdragen dat niet binnen de reikwijdte valt van een voorbehoud als bedoeld in het vijftiende lid, onderdeel b, de depositaris ervan in kennis of het al dan niet een bepaling bevat als omschreven in het tweede lid, en zo ja, het nummer van het artikel en het lid van elke dergelijke bepaling. Wanneer alle verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving met betrekking tot een bepaling van een gedekt belastingverdrag gedaan hebben, wordt die bepaling vervangen door de bepalingen van het eerste lid (en, wanneer van toepassing, het vierde lid). In andere gevallen heeft het eerste lid (en, wanneer van toepassing, het vierde lid), uitsluitend voorrang op de bepalingen van het gedekte belastingverdrag voor zover die bepalingen onverenigbaar zijn met het eerste lid (en, wanneer van toepassing, met het vierde lid). Een Partij die een kennisgeving doet als bepaald in dit onderdeel, mag daar tevens een verklaring in opnemen waarin ze stelt dat ze de toepassing van het eerste lid uitsluitend aanvaardt als een voorlopige maatregel en het voornemen heeft om, waar mogelijk, naast of ter vervanging van het eerste lid een bepaling inzake de beperking van de voordelen in te voeren via bilaterale onderhandelingen.

    • b. Elke Partij die ervoor kiest om het vierde lid toe te passen stelt de depositaris in kennis van haar keuze. Het vierde lid is uitsluitend van toepassing op een gedekt belastingverdrag wanneer al de verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving gedaan hebben.

    • c. Elke Partij die ervoor kiest om de vereenvoudigde bepaling over de beperking van de voordelen toe te passen overeenkomstig het zesde lid, stelt de depositaris in kennis van haar keuze. Tenzij die Partij zich het in het vijftiende lid, onderdeel c, omschreven recht heeft voorbehouden, moet in die kennisgeving ook een lijst opgenomen zijn van de gedekte belastingverdragen van die Partij die een bepaling bevatten als omschreven in het veertiende lid met daarnaast ook het nummer van het artikel en van het lid waaronder elk van die bepalingen is opgenomen.

    • d. Elke Partij die niet kiest voor de toepassing van de vereenvoudigde bepaling over de beperking van de voordelen overeenkomstig het zesde lid, maar wel kiest om ofwel onderdeel a, ofwel onderdeel b van het zevende lid toe te passen, stelt de depositaris in kennis van het onderdeel van haar keuze. Tenzij die Partij zich het in het vijftiende lid, onderdeel c, omschreven recht heeft voorbehouden, wordt in die kennisgeving ook een lijst opgenomen van de gedekte belastingverdragen van die Partij die een bepaling bevatten als omschreven in het veertiende lid, met daarnaast ook het nummer van het artikel en van het lid waaronder elk van die bepalingen is opgenomen.

    • e. Wanneer al de verdragsluitende rechtsgebieden een in onderdeel c of onderdeel d bedoelde kennisgeving met betrekking tot een bepaling van een gedekt belastingverdrag gedaan hebben, wordt die bepaling vervangen door de vereenvoudigde bepaling over de beperking van de voordelen. In andere gevallen heeft de vereenvoudigde bepaling over de beperking van de voordelen uitsluitend voorrang op de bepalingen van het gedekte belastingverdrag, voor zover die bepalingen onverenigbaar zijn met de vereenvoudigde bepaling over de beperking van de voordelen.

Artikel 8 Transacties voor het verschuiven van dividenden
  • 1. Bepalingen van een gedekt belastingverdrag die vrijstelling verlenen voor dividenden die worden betaald door een lichaam dat inwoner is van een verdragsluitend rechtsgebied of het tarief beperken waarmee die dividenden mogen worden belast, op voorwaarde dat de uiteindelijk gerechtigde of de verkrijger een lichaam is dat inwoner is van het andere verdragsluitende rechtsgebied en meer dan een welbepaalde hoeveelheid bezit, aanhoudt of controleert van het kapitaal, de aandelen, de zeggenschap, de stemrechten of soortgelijke eigendomsbelangen van het lichaam dat de dividenden betaalt, zijn uitsluitend van toepassing indien aan de in die bepalingen omschreven eigendomsvoorwaarden voldaan is gedurende een periode van 365 dagen waarbinnen de dag valt waarop de dividenden betaald worden (voor het berekenen van die periode wordt geen rekening gehouden met veranderingen van eigendom die het rechtstreekse gevolg zijn van een bedrijfsreorganisatie zoals een fusie of een splitsing van het lichaam dat de aandelen bezit of de dividenden betaalt).

  • 2. De in het eerste lid vastgelegde minimale bezitsperiode is van toepassing in de plaats van, of bij het ontbreken van, een minimale bezitsperiode die is vastgelegd in de bepalingen van een gedekt belastingverdrag als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Een Partij kan zich het recht voorbehouden:

    • a. dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen;

    • b. dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen voor zover de in het eerste lid omschreven bepalingen reeds voorzien in:

      • i. een minimale bezitsperiode;

      • ii. een minimale bezitsperiode die minder dan 365 dagen bedraagt; of

      • iii. een minimale bezitsperiode die meer dan 365 dagen bedraagt.

  • 4. Elke Partij die niet het in het derde lid, onderdeel a, omschreven voorbehoud heeft gemaakt, stelt voor elk van haar gedekte belastingverdragen de depositaris ervan in kennis of het al dan niet een bepaling bevat die is omschreven in het eerste lid die niet binnen de reikwijdte valt van een voorbehoud als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, en zo ja, het nummer van het artikel en het lid van elke dergelijke bepaling. Het eerste lid is uitsluitend van toepassing op een bepaling van een gedekt belastingverdrag wanneer al de verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving met betrekking tot die bepaling gedaan hebben.

Artikel 9 Vermogenswinst verkregen uit de vervreemding van aandelen of belangen in entiteiten waarvan de waarde hoofdzakelijk bepaald wordt door onroerende zaken
  • 1. Bepalingen van een gedekt belastingverdrag die voorschrijven dat voordelen, verkregen door een inwoner van een verdragsluitend rechtsgebied uit de vervreemding van aandelen of andere rechten van deelname in een entiteit, belast mogen worden in het andere verdragsluitende rechtsgebied, op voorwaarde dat meer dan een bepaald gedeelte van de waarde van die aandelen of rechten van deelname bepaald wordt door in dat andere verdragsluitende rechtsgebied gelegen onroerende zaken (of op voorwaarde dat meer dan een bepaald gedeelte van de goederen van de entiteit bestaat uit dergelijke onroerende zaken):

    • a. zijn van toepassing wanneer op enig tijdstip gedurende de periode van 365 dagen voorafgaand aan de vervreemding de desbetreffende drempelwaarde bereikt is, en

    • b. zijn van toepassing op aandelen of vergelijkbare belangen, zoals belangen in een samenwerkingsverband (partnership) of een trust (voor zover die aandelen of belangen niet reeds onder andere bepalingen vallen) in aanvulling op alle aandelen of rechten die reeds onder de bepalingen vallen.

  • 2. De periode waarin het eerste lid, onderdeel a, voorziet, is van toepassing in de plaats van, of bij het ontbreken van, een periode om te bepalen of de desbetreffende drempelwaarde in de in het eerste lid beschreven bepalingen van een gedekt belastingverdrag bereikt is.

  • 3. Een Partij mag er ook voor kiezen om het vierde lid toe te passen met betrekking tot haar gedekte belastingverdragen.

  • 4. Voor de toepassing van een gedekt belastingverdrag mogen voordelen die een inwoner van een verdragsluitend rechtsgebied verkrijgt uit de vervreemding van aandelen of van vergelijkbare belangen, zoals belangen in een samenwerkingsverband (partnership) of een trust, in het andere verdragsluitende rechtsgebied worden belast indien, op enig tijdstip gedurende de periode van 365 dagen voorafgaand aan de vervreemding, meer dan 50 percent van de waarde van die aandelen of vergelijkbare belangen direct of indirect bepaald wordt door onroerende zaken (onroerende goederen) die in dat andere verdragsluitende rechtsgebied gelegen zijn.

  • 5. Het vierde lid is van toepassing in de plaats van, of bij het ontbreken van, bepalingen van een gedekt belastingverdrag die voorschrijven dat voordelen die een inwoner van een verdragsluitend rechtsgebied verkrijgt uit de vervreemding van aandelen of andere rechten van deelname in een entiteit in het andere verdragsluitende rechtsgebied mogen worden belast op voorwaarde dat meer dan een bepaald gedeelte van de waarde van die aandelen of rechten van deelname bepaald wordt door onroerende zaken (onroerende goederen) die in dat andere verdragsluitende rechtsgebied gelegen zijn, of op voorwaarde dat meer dan een bepaald gedeelte van de goederen van de entiteit bestaat uit dergelijke onroerende zaken (onroerende goederen).

  • 6. Een Partij kan zich het recht voorbehouden:

    • a. het eerste lid niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen;

    • b. het eerste lid, onderdeel a, niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen;

    • c. het eerste lid, onderdeel b, niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen;

    • d. het eerste lid, onderdeel a, niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen die reeds een bepaling als omschreven in het eerste lid bevatten die voorziet in een periode om te bepalen of de desbetreffende drempelwaarde bereikt werd;

    • e. het eerste lid, onderdeel b, niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen die reeds een bepaling bevatten van het type omschreven in het eerste lid die van toepassing is op het vervreemden van andere belangen dan aandelen;

    • f. het vierde lid niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen waarin de in het vijfde lid uiteengezette bepalingen reeds zijn opgenomen.

  • 7. Elke Partij die niet het in het zesde lid, onderdeel a, omschreven voorbehoud heeft gemaakt, stelt voor elk van haar gedekte belastingverdragen de depositaris ervan in kennis of het al dan niet een bepaling bevat die is omschreven in het eerste lid, en zo ja, het nummer van het artikel en het lid van elke dergelijke bepaling. Het eerste lid is uitsluitend van toepassing op een bepaling van een gedekt belastingverdrag wanneer al de verdragsluitende rechtsgebieden een kennisgeving met betrekking tot die bepaling gedaan hebben.

  • 8. Elke Partij die ervoor kiest om het vierde lid toe te passen stelt de depositaris in kennis van haar keuze. Het vierde lid is uitsluitend van toepassing op een gedekt belastingverdrag wanneer al de verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving gedaan hebben. In dat geval is het eerste lid niet van toepassing op dat gedekte belastingverdrag. Wanneer een Partij geen voorbehoud heeft gemaakt als omschreven in het zesde lid, onderdeel f, en het in het zesde lid, onderdeel a, omschreven voorbehoud heeft gemaakt, wordt in die kennisgeving ook een lijst opgenomen van de gedekte belastingverdragen van die Partij die een bepaling bevatten als omschreven in het vijfde lid, met daarnaast ook het nummer van het artikel en van het lid waaronder elk van die bepalingen is opgenomen. Wanneer al de verdragsluitende rechtsgebieden een kennisgeving met betrekking tot een bepaling van een gedekt belastingverdrag gedaan hebben op grond van dit lid of van het zevende lid, wordt die bepaling vervangen door de bepalingen van het vierde lid. In andere gevallen heeft het vierde lid uitsluitend voorrang op de bepalingen van het gedekte belastingverdrag, voor zover die bepalingen onverenigbaar zijn met het vierde lid.

Artikel 10 Antimisbruikregel voor vaste inrichtingen die in derde rechtsgebieden gelegen zijn
  • 1. Wanneer

    • a. een onderneming van een verdragsluitend rechtsgebied bij een gedekt belastingverdrag inkomsten verkrijgt uit het andere verdragsluitende rechtsgebied en het eerstgenoemde verdragsluitende rechtsgebied die inkomsten behandelt als inkomsten die kunnen worden toegerekend aan een in een derde rechtsgebied gelegen vaste inrichting van de onderneming; en

    • b. de winst die aan die vaste inrichting kan worden toegerekend vrijgesteld is van belasting in het eerstgenoemde verdragsluitende rechtsgebied,

    zijn de voordelen van het gedekte belastingverdrag niet van toepassing op enig inkomensbestanddeel waarvoor de belasting in het derde rechtsgebied minder bedraagt dan 60 percent van de belasting die in het eerstgenoemde verdragsluitende rechtsgebied van dat inkomensbestanddeel zou worden geheven indien die vaste inrichting in het eerstgenoemde verdragsluitende rechtsgebied gelegen zou zijn. In dat geval blijft elk inkomen waarop de bepalingen van dit lid van toepassing zijn, belastbaar overeenkomstig de nationale wetgeving van het andere verdragsluitende rechtsgebied, niettegenstaande alle andere bepalingen van het gedekte belastingverdrag.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de uit het andere verdragsluitende rechtsgebied verkregen inkomsten, omschreven in het eerste lid, verkregen zijn in samenhang met of bijkomstig zijn aan de actieve uitoefening van een bedrijf met behulp van de vaste inrichting (niet zijnde het verrichten, beheren of gewoon in bezit houden van beleggingen voor eigen rekening van de onderneming, tenzij deze activiteiten bestaan uit bank- of verzekeringsactiviteiten of effectenhandel die respectievelijk uitgeoefend worden door een bank, een verzekeringsmaatschappij of een geregistreerd effectenbedrijf).

  • 3. Indien de voordelen waarin een gedekt belastingverdrag voorziet op grond van het eerste lid geweigerd worden ter zake van een inkomensbestanddeel dat werd verkregen door een inwoner van een verdragsluitend rechtsgebied, mag de bevoegde autoriteit van het andere verdragsluitende rechtsgebied niettemin die voordelen toekennen ter zake van dat inkomensbestanddeel indien die bevoegde autoriteit naar aanleiding van een door die inwoner ingediend verzoek oordeelt dat het toekennen van die voordelen gerechtvaardigd is, gelet op de redenen waarom die inwoner niet aan de vereisten van het eerste en tweede lid voldeed. De bevoegde autoriteit van het verdragsluitende rechtsgebied bij wie een inwoner van het andere verdragsluitende rechtsgebied een verzoek heeft ingediend overeenkomstig de voorgaande zin, raadpleegt de bevoegde autoriteit van het andere verdragsluitende rechtsgebied alvorens het verzoek in te willigen of af te wijzen.

  • 4. Het eerste tot en met derde lid zijn van toepassing in de plaats van, of bij het ontbreken van, bepalingen van een gedekt belastingverdrag die voordelen weigeren of beperken die anders zouden worden toegekend aan een onderneming van een verdragsluitend rechtsgebied die inkomsten verkrijgt uit het andere verdragsluitende rechtsgebied die kunnen toegerekend worden aan een in een derde rechtsgebied gelegen vaste inrichting van de onderneming.

  • 5. Een Partij kan zich het recht voorbehouden:

    • a. dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen;

    • b. dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen die de in het vierde lid omschreven bepalingen reeds bevatten;

    • c. dit artikel uitsluitend toe te passen op haar gedekte belastingverdragen die de in het vierde lid omschreven bepalingen reeds bevatten.

  • 6. Elke Partij die niet het in het vijfde lid, onderdeel a of b, omschreven voorbehoud heeft gemaakt, stelt voor elk van haar gedekte belastingverdragen de depositaris ervan in kennis of het al dan niet een bepaling bevat die is omschreven in het vierde lid, en zo ja, het nummer van het artikel en het lid van elke dergelijke bepaling. Wanneer alle verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving met betrekking tot een bepaling van een gedekt belastingverdrag gedaan hebben, wordt die bepaling vervangen door de bepalingen van het eerste tot en met derde lid. In andere gevallen hebben de de leden 1 tot en met 3 uitsluitend voorrang op de bepalingen van het gedekte belastingverdrag, voor zover die bepalingen onverenigbaar zijn met die leden.

Artikel 11 Toepassing van belastingverdragen om het recht van een Partij om haar eigen inwoners te belasten te beperken
  • 1. Een gedekt belastingverdrag laat onverlet de belastingheffing door een verdragsluitend rechtsgebied van zijn inwoners, behalve waar het de voordelen betreft die worden toegekend op grond van de bepalingen van het gedekte belastingverdrag:

    • a. die dat verdragsluitende rechtsgebied verplichten om aan een onderneming van dat verdragsluitende rechtsgebied een overeenkomstige aanpassing te verlenen volgend op een eerste aanpassing die door het andere verdragsluitende rechtsgebied, in overeenstemming met het gedekte belastingverdrag, werd uitgevoerd van het bedrag van de belasting die in het eerstgenoemde verdragsluitende rechtsgebied geheven wordt van de winst van een vaste inrichting van de onderneming of van de winst van een gelieerde onderneming;

    • b. die een invloed kunnen hebben op de manier waarop dat verdragsluitende rechtsgebied een natuurlijke persoon die inwoner is van dat verdragsluitende rechtsgebied belast, wanneer die natuurlijke persoon inkomsten verkrijgt ter zake van diensten die zijn verleend aan het andere verdragsluitende rechtsgebied of aan een staatkundig onderdeel of plaatselijk publiekrechtelijk lichaam of een ander vergelijkbaar orgaan daarvan;

    • c. die een invloed kunnen hebben op de manier waarop dat verdragsluitende rechtsgebied een natuurlijke persoon belast die inwoner is van dat verdragsluitende rechtsgebied en die ook een student, een stagiair of een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon is, of een leraar, professor, lector, instructeur of onderzoeker die voldoet aan de voorwaarden van het gedekte belastingverdrag;

    • d. die dat verdragsluitende rechtsgebied verplichten om aan inwoners van dat verdragsluitende rechtsgebied een verrekening of vrijstelling van belasting te verlenen ter zake van de inkomsten die het andere verdragsluitende rechtsgebied overeenkomstig het gedekte belastingverdrag mag belasten (daaronder begrepen de winst die kan worden toegerekend aan een vaste inrichting die in dat andere verdragsluitende rechtsgebied gelegen is overeenkomstig het gedekte belastingverdrag);

    • e. die inwoners van dat verdragsluitende rechtsgebied beschermen tegen bepaalde discriminatoire belastingpraktijken die door dat verdragsluitende rechtsgebied worden toegepast;

    • f. die inwoners van dat verdragsluitende rechtsgebied de mogelijkheid bieden om aan de bevoegde autoriteit van dat verdragsluitende rechtsgebied of van elk verdragsluitend rechtsgebied te verzoeken zich te beraden over gevallen van belastingheffing die niet in overeenstemming is met het gedekte belastingverdrag;

    • g. die een invloed kunnen hebben op de manier waarop dat verdragsluitende rechtsgebied een natuurlijke persoon belast die inwoner is van dat verdragsluitende rechtsgebied wanneer die natuurlijke persoon lid is van een diplomatieke vertegenwoordiging, een regeringsvertegenwoordiging of een consulaire post van het andere verdragsluitende rechtsgebied;

    • h. die bepalen dat pensioenen of andere betalingen die betaald zijn ingevolge de socialezekerheidswetgeving van het andere verdragsluitende rechtsgebied uitsluitend in dat andere verdragsluitende rechtsgebied belastbaar zijn;

    • i. die bepalen dat pensioenen en soortgelijke betalingen, lijfrenten, uitkeringen voor alimentatie of andere uitkeringen voor levensonderhoud die uit het andere verdragsluitende rechtsgebied afkomstig zijn uitsluitend in dat andere verdragsluitende rechtsgebied belastbaar zijn; of

    • j. die anderszins het recht van een verdragsluitende rechtsgebied om zijn eigen inwoners te belasten uitdrukkelijk beperken of uitdrukkelijk bepalen dat het verdragsluitende rechtsgebied waaruit een inkomensbestanddeel afkomstig is het uitsluitende recht heeft om dat inkomensbestanddeel te belasten.

  • 2. Het eerste lid is van toepassing in de plaats van, of bij het ontbreken van, bepalingen van een gedekt belastingverdrag die stellen dat het gedekte belastingverdrag de belastingheffing van de eigen inwoners door een verdragsluitend rechtsgebied onverlet laat.

  • 3. Een Partij kan zich het recht voorbehouden:

    • a. dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen;

    • b. dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen waarin de in het tweede lid omschreven bepalingen reeds voorkomen.

  • 4. Elke Partij die niet het in het derde lid, onderdeel a of b, omschreven voorbehoud heeft gemaakt, stelt voor elk van haar gedekte belastingverdragen de depositaris ervan in kennis of het al dan niet een bepaling bevat die is omschreven in het tweede lid en zo ja, het nummer van het artikel en het lid van elke dergelijke bepaling. Wanneer al de verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving met betrekking tot een bepaling van een gedekt belastingverdrag gedaan hebben, wordt die bepaling vervangen door de bepalingen van het eerste lid. In andere gevallen heeft het eerste lid uitsluitend voorrang op de bepalingen van het gedekte belastingverdrag, voor zover die bepalingen onverenigbaar zijn met het eerste lid.

DEEL IV ONTWIJKING VAN DE KWALIFICATIE ALS VASTE INRICHTING

Artikel 12 Kunstmatige ontwijking van de kwalificatie als vaste inrichting door middel van commissionairstructuren en soortgelijke strategieën
  • 1. Niettegenstaande de bepalingen van een gedekt belastingverdrag die de uitdrukking „vaste inrichting” omschrijven, maar onverminderd het tweede lid, wanneer een persoon voor een onderneming optreedt in een verdragsluitend rechtsgebied bij een gedekt belastingverdrag en daarbij gewoonlijk overeenkomsten sluit, of gewoonlijk de voornaamste rol speelt die leidt tot het sluiten van overeenkomsten die stelselmatig zonder materiële wijziging door de onderneming gesloten worden, en die overeenkomsten gesloten zijn:

    • a. in de naam van de onderneming; of

    • b. voor de eigendomsoverdracht of voor het verlenen van het gebruiksrecht van goederen die aan die onderneming toebehoren of ter zake waarvan de onderneming het gebruiksrecht heeft; of

    • c. voor het verstrekken van diensten door die onderneming,

    wordt die onderneming geacht in dat verdragsluitende rechtsgebied een vaste inrichting te hebben ter zake van alle activiteiten welke die persoon voor de onderneming verricht, tenzij die activiteiten, indien ze door de onderneming zouden worden uitgeoefend met behulp van een in dat verdragsluitende rechtsgebied gevestigde vaste bedrijfsinrichting van die onderneming, er niet toe zouden leiden dat die vaste bedrijfsinrichting geacht wordt een vaste inrichting te zijn op grond van de definitie van vaste inrichting die is opgenomen in het gedekte belastingverdrag (zoals dat door dit Verdrag gewijzigd kan worden).

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de persoon die in een verdragsluitend rechtsgebied bij een gedekt belastingverdrag optreedt voor een onderneming van het andere verdragsluitende rechtsgebied, in het eerstgenoemde verdragsluitende rechtsgebied een bedrijf uitoefent als een onafhankelijke vertegenwoordiger en voor de onderneming handelt in de normale uitoefening van dat bedrijf. Wanneer een persoon evenwel uitsluitend of nagenoeg uitsluitend optreedt voor een of meer ondernemingen waarmee hij nauw verbonden is, wordt die persoon ten opzichte van elke dergelijke onderneming niet geacht een onafhankelijk vertegenwoordiger te zijn in de zin van dit lid.

  • 3.

    • a. Het eerste lid is van toepassing in de plaats van bepalingen van een gedekt belastingverdrag die de omstandigheden beschrijven waaronder een onderneming geacht wordt een vaste inrichting te hebben in een verdragsluitend rechtsgebied (of een persoon geacht wordt een vaste inrichting te zijn in een verdragsluitend rechtsgebied) ter zake van een activiteit die een persoon, niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger, voor de onderneming uitoefent, maar uitsluitend voor zover die bepalingen betrekking hebben op het geval waarbij die persoon in dat verdragsluitende rechtsgebied een machtiging bezit om in de naam van de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent.

    • b. Het tweede lid is van toepassing in de plaats van bepalingen van een gedekt belastingverdrag op grond waarvan een onderneming niet geacht wordt een vaste inrichting in een verdragsluitend rechtsgebied te hebben ter zake van een activiteit die een onafhankelijke vertegenwoordiger voor de onderneming uitoefent.

  • 4. Een Partij kan zich het recht voorbehouden dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen.

  • 5. Elke Partij die niet het in het vierde lid omschreven voorbehoud heeft gemaakt, stelt voor elk van haar gedekte belastingverdragen de depositaris ervan in kennis of het al dan niet een bepaling bevat als omschreven in het derde lid, onderdeel a, alsook het nummer van het artikel en het lid van elke dergelijke bepaling. Het eerste lid is uitsluitend van toepassing op een bepaling van een gedekt belastingverdrag wanneer al de verdragsluitende rechtsgebieden een kennisgeving met betrekking tot die bepaling gedaan hebben.

  • 6. Elke Partij die niet het in het vierde lid omschreven voorbehoud heeft gemaakt, stelt voor elk van haar gedekte belastingverdragen de depositaris ervan in kennis of het al dan niet een bepaling bevat die is omschreven in het derde lid, onderdeel b, alsook het nummer van het artikel en het lid van elke dergelijke bepaling. Het tweede lid is uitsluitend van toepassing op een bepaling van een gedekt belastingverdrag wanneer al de verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving met betrekking tot die bepaling gedaan hebben.

Artikel 13 Kunstmatige ontwijking van de kwalificatie als vaste inrichting door middel van uitzonderingen voor specifieke activiteiten
  • 1. Een Partij mag ervoor kiezen om het tweede lid (optie A) of het derde lid (optie B) toe te passen of om geen van die opties toe te passen.

Optie A

  • 2. Niettegenstaande de bepalingen van een gedekt belastingverdrag die de uitdrukking „vaste inrichting” omschrijven, wordt de uitdrukking „vaste inrichting” niet geacht te omvatten:

    • a. de activiteiten die in het gedekte belastingverdrag (vóór wijziging door dit Verdrag) specifiek opgesomd zijn als activiteiten die niet geacht worden een vaste inrichting te vormen, ongeacht of die uitzondering met betrekking tot de kwalificatie als vaste inrichting afhankelijk is van het feit of die activiteiten van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheid hebben;

    • b. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting met als enig doel voor de onderneming een activiteit te verrichten die niet omschreven is in onderdeel a;

    • c. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting met als enig doel een combinatie van de in de onderdelen a en b genoemde activiteiten te verrichten;

    op voorwaarde dat die activiteit, of, in het geval van onderdeel c, het geheel van de activiteiten van de vaste bedrijfsinrichting, van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft.

Optie B

  • 3. Niettegenstaande de bepalingen van een gedekt belastingverdrag die de uitdrukking „vaste inrichting” omschrijven, wordt de uitdrukking „vaste inrichting” niet geacht te omvatten:

    • a. de activiteiten die in het gedekte belastingverdrag (vóór wijziging door dit Verdrag) specifiek opgesomd zijn als activiteiten die niet geacht worden een vaste inrichting te vormen, ongeacht of die uitzondering met betrekking tot de kwalificatie als vaste inrichting afhankelijk is van het feit of die activiteiten van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheid hebben, behalve voor zover de desbetreffende bepaling van het gedekte belastingverdrag uitdrukkelijk stelt dat een specifieke activiteit niet geacht wordt een vaste inrichting te vormen, op voorwaarde dat de activiteit van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft;

    • b. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting met als enig doel voor de onderneming een activiteit te verrichten die niet omschreven is in onderdeel a, op voorwaarde dat die activiteit van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft;

    • c. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting met als enig doel een combinatie van de in de onderdelen a en b vermelde activiteiten te verrichten, op voorwaarde dat het geheel van de activiteiten van de vaste bedrijfsinrichting dat resulteert uit die combinatie, van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft.

  • 4. Een bepaling van een gedekt belastingverdrag (zoals dat gewijzigd kan worden door het tweede of derde lid) die een lijst bevat van specifieke activiteiten die niet geacht worden een vaste inrichting te vormen, is niet van toepassing op een vaste bedrijfsinrichting die door een onderneming gebruikt of aangehouden wordt indien dezelfde onderneming of een nauw daarmee verbonden onderneming op dezelfde plaats of op een andere plaats in hetzelfde verdragsluitende rechtsgebied bedrijfsactiviteiten uitoefent, en:

    • a. die plaats of die andere plaats voor de onderneming of voor de nauw daarmee verbonden onderneming een vaste inrichting vormt op grond van de bepalingen van een gedekt belastingverdrag waarin een vaste inrichting omschreven wordt; of

    • b. het geheel van de activiteiten dat resulteert uit de combinatie van de activiteiten die door de twee ondernemingen op dezelfde plaats, of door dezelfde onderneming of nauw daarmee verbonden ondernemingen op de twee plaatsen worden uitgeoefend, niet van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft;

    op voorwaarde dat de bedrijfsactiviteiten die door de twee ondernemingen op dezelfde plaats, of door dezelfde onderneming of nauw daarmee verbonden ondernemingen op de twee plaatsen worden uitgeoefend, aanvullende taken zijn die deel uitmaken van een samenhangende bedrijfsvoering.

  • 5.

    • a. Het tweede of derde lid is van toepassing in de plaats van de desbetreffende gedeelten van bepalingen van een gedekt belastingverdrag die een lijst bevatten van specifieke activiteiten die niet geacht worden een vaste inrichting te vormen, zelfs als de activiteit uitgeoefend wordt met behulp van een vaste bedrijfsinrichting (of bepalingen van een gedekt belastingverdrag die een vergelijkbare uitwerking hebben);

    • b. Het vierde lid is van toepassing op bepalingen van een gedekt belastingverdrag (zoals die gewijzigd kunnen worden door het tweede of derde lid) die een lijst bevatten van specifieke activiteiten die niet geacht worden een vaste inrichting te vormen, zelfs als de activiteit uitgeoefend wordt met behulp van een vaste bedrijfsinrichting (of bepalingen van een gedekt belastingverdrag die een vergelijkbare uitwerking hebben).

  • 6. Een Partij kan zich het recht voorbehouden:

    • a. dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen;

    • b. het tweede lid niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen die uitdrukkelijk bepalen dat de in een lijst opgenomen specifieke activiteiten uitsluitend dan geacht worden geen vaste inrichting te vormen wanneer elk van de werkzaamheden van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft;

    • c. het vierde lid niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen.

  • 7. Elke Partij die kiest voor het toepassen van een optie als bedoeld in het eerste lid, stelt de depositaris in kennis van de optie van haar keuze. Die kennisgeving bevat tevens een lijst van haar gedekte belastingverdragen die een bepaling bevatten als omschreven in het vijfde lid, onderdeel a, alsook het nummer van het artikel en van het lid van elke dergelijke bepaling Een optie is uitsluitend van toepassing op een bepaling van een gedekt belastingverdrag wanneer alle verdragsluitende rechtsgebieden gekozen hebben voor het toepassen van dezelfde optie en een dergelijke kennisgeving met betrekking tot die bepaling gedaan hebben.

  • 8. Elke Partij die niet het in het zesde lid, onderdeel a of c, omschreven voorbehoud heeft gemaakt, en die niet kiest voor het toepassen van een optie als bedoeld in het eerste lid, stelt voor elk van haar gedekte belastingverdragen de depositaris ervan in kennis of het al dan niet een bepaling bevat als omschreven in het vijfde lid, onderdeel b, alsook het nummer van het artikel en van het lid van elke dergelijke bepaling. Het vierde lid is uitsluitend van toepassing op een bepaling van een gedekt belastingverdrag wanneer al de verdragsluitende rechtsgebieden een kennisgeving met betrekking tot die bepaling gedaan hebben op grond van dit lid of van het zevende lid.

Artikel 14 Splitsen van contracten
  • 1. Met als enig doel vast te stellen of de termijn (of de termijnen) verstreken is (zijn) die is (zijn) bedoeld in een bepaling van een gedekt belastingverdrag waarin een tijdsduur is vastgelegd na afloop waarvan specifieke projecten of activiteiten een vaste inrichting vormen, worden:

    • a. wanneer een onderneming van een verdragsluitend rechtsgebied in het andere verdragsluitende rechtsgebied activiteiten uitoefent op de plaats van uitvoering van een bouwwerk, van constructie- of installatiewerkzaamheden of van een ander specifiek project dat in de desbetreffende bepaling van het gedekte belastingverdrag wordt omschreven, of daarmee verband houdende activiteiten van toezichthoudende of raadgevende aard uitoefent, ingeval van een bepaling van een gedekt belastingverdrag die naar dergelijke activiteiten verwijst, en die activiteiten uitgeoefend worden gedurende een of meer tijdvakken die in totaal langer duren dan dertig dagen zonder de termijn (of de termijnen) te overschrijden die is (zijn) bedoeld in de desbetreffende bepaling van het gedekte belastingverdrag; en

    • b. wanneer er in dat andere verdragsluitende rechtsgebied op diezelfde plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of installatiewerkzaamheden of andere plaats die wordt omschreven in de desbetreffende bepaling van het gedekte belastingverdrag (of wanneer de desbetreffende bepaling van het gedekte belastingverdrag van toepassing is op activiteiten van toezichthoudende of raadgevende aard in verband met die plaats) gedurende verschillende tijdvakken, die elk meer bedragen dan 30 dagen daarmee verband houdende activiteiten worden uitgeoefend door een of meer ondernemingen die nauw verbonden zijn met eerstgenoemde onderneming,

    die verschillende tijdvakken bij de totale tijdsduur gevoegd waarin de eerstgenoemde onderneming activiteiten uitgeoefend heeft op dezelfde plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of installatiewerkzaamheden of andere plaats die wordt omschreven in de desbetreffende bepaling van het gedekte belastingverdrag.

  • 2. Het eerste lid is van toepassing in de plaats van, of bij het ontbreken van, bepalingen van een gedekt belastingverdrag voor zover die bepalingen betrekking hebben op de splitsing van contracten in verscheidene delen met als doel de toepassing te vermijden van een termijn (of termijnen) met betrekking tot het bestaan van een vaste inrichting voor specifieke projecten of activiteiten die zijn omschreven in het eerste lid.

  • 3. Een Partij kan zich het recht voorbehouden:

    • a. dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen;

    • b. dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op bepalingen van haar gedekte belastingverdragen die betrekking hebben op de exploratie of exploitatie van natuurlijke rijkdommen.

  • 4. Elke Partij die niet het in het derde lid, onderdeel a, omschreven voorbehoud heeft gemaakt, stelt voor elk van haar gedekte belastingverdragen de depositaris ervan in kennis of het al dan niet een bepaling bevat die is omschreven in het tweede lid en die niet binnen de reikwijdte valt van een voorbehoud als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, en zo ja, het nummer van het artikel en van het lid van elke dergelijke bepaling. Wanneer alle verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving met betrekking tot een bepaling van een gedekt belastingverdrag gedaan hebben, wordt die bepaling vervangen door de bepalingen van het eerste lid in de mate bepaald door het tweede lid. In andere gevallen heeft het eerste lid uitsluitend voorrang op de bepalingen van het gedekte belastingverdrag voor zover die bepalingen onverenigbaar zijn met het eerste lid.

Artikel 15 Definitie van een nauw met een onderneming verbonden persoon
  • 1. Voor de toepassing van de bepalingen van een gedekt belastingverdrag die gewijzigd zijn door artikel 12 (Kunstmatige ontwijking van de kwalificatie als vaste inrichting door middel van commissionairstructuren en soortgelijke strategieën), tweede lid, artikel 13 (Kunstmatige ontwijking van de kwalificatie als vaste inrichting door middel van uitzonderingen voor specifieke activiteiten), vierde lid, of artikel 14 (Splitsen van contracten), eerste lid, is een persoon nauw verbonden met een onderneming indien uit alle relevante feiten en omstandigheden blijkt dat de ene zeggenschap heeft over de andere of dat ze beide onder zeggenschap staan van dezelfde personen of ondernemingen. In elk geval wordt een persoon geacht nauw verbonden te zijn met een onderneming indien de ene direct of indirect meer dan 50 percent bezit van het uiteindelijke belang in de andere persoon (of, in het geval van een lichaam, meer dan 50 percent bezit van het totale aantal stemmen en de waarde van de aandelen van het lichaam of van het uiteindelijke belang in het vermogen van het lichaam) of indien een andere persoon direct of indirect meer dan 50 percent bezit van het uiteindelijke belang (of, in het geval van een lichaam, meer dan 50 percent bezit van het totale aantal stemmen en de waarde van de aandelen van het lichaam of van het uiteindelijke belang in het vermogen van het lichaam) in de persoon en in de onderneming.

  • 2. Een Partij die de voorbehouden heeft gemaakt die zijn omschreven in artikel 12 (Kunstmatige ontwijking van de kwalificatie als vaste inrichting door middel van commissionairstructuren en soortgelijke strategieën), vierde lid, in artikel 13 (Kunstmatige ontwijking van de kwalificatie als vaste inrichting door middel van uitzonderingen voor specifieke activiteiten), zesde lid, onderdeel a of c, en in artikel 14 (Splitsen van contracten), derde lid, onderdeel a, kan zich het recht voorbehouden dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op het gedekte belastingverdrag waarop die voorbehouden van toepassing zijn.

DEEL V VERBETEREN VAN GESCHILLENBESLECHTING

Artikel 16 Procedure voor onderling overleg
  • 1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een verdragsluitend rechtsgebied of van beide verdragsluitende rechtsgebieden voor die persoon leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het gedekte belastingverdrag, kan die persoon, ongeacht de rechtsmiddelen waarin het nationale recht van die verdragsluitende rechtsgebieden voorziet, de zaak voorleggen aan de bevoegde autoriteit van een van beide verdragsluitende rechtsgebieden. De zaak moet worden voorgelegd binnen een termijn van drie jaar vanaf de datum van de eerste kennisgeving van de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het gedekte belastingverdrag.

  • 2. Indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, tracht de bevoegde autoriteit de zaak in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van het andere verdragsluitende rechtsgebied op te lossen, teneinde een belastingheffing te vermijden die niet in overeenstemming is met het gedekte belastingverdrag. Elke bereikte overeenstemming wordt uitgevoerd, niettegenstaande de termijnen waarin het nationale recht van de verdragsluitende rechtsgebieden voorziet.

  • 3. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van het gedekte belastingverdrag in onderlinge overeenstemming op te lossen. Zij kunnen ook met elkaar overleg plegen teneinde dubbele belasting te vermijden in gevallen die niet in het gedekte belastingverdrag geregeld zijn.

  • 4.

    • a.

      • i. Het eerste lid, eerste zin, is van toepassing in de plaats van, of bij het ontbreken van, bepalingen van een gedekt belastingverdrag (of van gedeelten daarvan) die voorschrijven dat wanneer een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een verdragsluitend rechtsgebied of van beide verdragsluitende rechtsgebieden voor die persoon leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het gedekte belastingverdrag, die persoon, ongeacht de rechtsmiddelen waarin het nationale recht van die verdragsluitende rechtsgebieden voorziet, de zaak kan voorleggen aan de bevoegde autoriteit van het verdragsluitende rechtsgebied waarvan die persoon inwoner is, daaronder begrepen bepalingen die voorschrijven dat, indien de door die persoon voorgelegde zaak onder de toepassing valt van de bepalingen van een gedekt belastingverdrag die betrekking hebben op non-discriminatie die op nationaliteit gebaseerd is, de zaak mag worden voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van het verdragsluitende rechtsgebied waarvan die persoon onderdaan is.

      • ii. Het eerste lid, tweede zin, is van toepassing in de plaats van bepalingen van een gedekt belastingverdrag die voorschrijven dat een zaak als bedoeld in het eerste lid, eerste zin, moet worden voorgelegd binnen een bepaalde termijn die minder bedraagt dan drie jaar vanaf de datum van de eerste kennisgeving van de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het gedekte belastingverdrag, of wanneer er geen bepaling van een gedekt belastingverdrag is die de termijn vaststelt waarbinnen dergelijke zaak moet worden voorgelegd.

    • b.

      • i. Het tweede lid, eerste zin, is van toepassing wanneer er in een gedekt belastingverdrag bepalingen ontbreken die voorschrijven dat de bevoegde autoriteit aan wie de zaak door de in het eerste lid bedoelde persoon wordt voorgelegd zal trachten, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, de zaak in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van het andere verdragsluitende rechtsgebied te regelen, teneinde een belastingheffing te vermijden die niet in overeenstemming is met het gedekte belastingverdrag.

      • ii. Het tweede lid, tweede zin, is van toepassing wanneer er in een gedekt belastingverdrag bepalingen ontbreken die voorschrijven dat elke overeengekomen regeling zal worden uitgevoerd, niettegenstaande de termijnen waarin het nationale recht van de verdragsluitende rechtsgebieden voorziet.

    • c.

      • i. Het derde lid, eerste zin, is van toepassing wanneer er in een gedekt belastingverdrag bepalingen ontbreken die voorschrijven dat de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden zullen trachten om moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van het gedekte belastingverdrag in onderlinge overeenstemming op te lossen.

      • ii. Het derde lid, tweede zin, is van toepassing wanneer er in een gedekt belastingverdrag bepalingen ontbreken die voorschrijven dat de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden ook met elkaar overleg kunnen plegen teneinde dubbele belasting te vermijden in gevallen die niet in het gedekte belastingverdrag geregeld zijn.

  • 5. Een Partij kan zich het recht voorbehouden:

    • a. het eerste lid, eerste zin, niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen op grond van het gegeven dat zij voornemens is te voldoen aan de minimumstandaard inzake het verbeteren van geschillenbeslechting van het OESO/G20 BEPS-pakket door ervoor te zorgen dat onder elk van haar gedekte belastingverdragen (niet zijnde een gedekt belastingverdrag dat een persoon in de mogelijkheid stelt een zaak voor te leggen aan de bevoegde autoriteit van een van de verdragsluitende rechtsgebieden), wanneer een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een verdragsluitend rechtsgebied of van beide verdragsluitende rechtsgebieden voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het gedekte belastingverdrag, die persoon, ongeacht de rechtsmiddelen waarin het nationale recht van die verdragsluitende rechtsgebieden voorziet, de zaak mag voorleggen aan de bevoegde autoriteit van het verdragsluitende rechtsgebied waarvan hij inwoner is, of, wanneer de door die persoon voorgelegde zaak onder een bepaling valt van een gedekt belastingverdrag die betrekking heeft op non-discriminatie die op nationaliteit gebaseerd is, aan de bevoegde autoriteit van het verdragsluitende rechtsgebied waarvan die persoon onderdaan is; en de bevoegde autoriteit van dat verdragsluitende rechtsgebied een procedure voor wederzijdse kennisgeving of een consultatieprocedure zal opstarten met de bevoegde autoriteit van het andere verdragsluitende rechtsgebied voor gevallen waarbij de bevoegde autoriteit aan wie de zaak voor onderling overleg werd voorgelegd het bezwaar van de belastingplichtige als ongegrond beschouwt;

    • b. het eerste lid, tweede zin, niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen die niet bepalen dat het het eerste lid, eerste zin, bedoelde geval binnen een bepaalde termijn moet worden voorgelegd op grond van het gegeven dat die Partij voornemens is te voldoen aan de minimumstandaard inzake het verbeteren van geschillenbeslechting van het OESO/G20 BEPS-pakket door ervoor te zorgen dat het voor de toepassing van al die gedekte belastingverdragen aan de in het eerste lid bedoelde belastingplichtige toegestaan is om de zaak voor te leggen binnen een termijn van minstens drie jaar na de eerste kennisgeving van de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het gedekte belastingverdrag;

    • c. het tweede lid, tweede zin, niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen op grond van het gegeven dat voor de toepassing van al haar gedekte belastingverdragen:

      • i. elke via de procedure voor onderling overleg overeengekomen regeling zal uitgevoerd worden, niettegenstaande de termijnen waarin het nationale recht van de verdragsluitende rechtsgebieden voorziet; of

      • ii. zij voornemens is te voldoen aan de minimumstandaard inzake het verbeteren van geschillenbeslechting van het OESO/G20 BEPS-pakket door bij haar bilaterale verdragsonderhandelingen een verdragsbepaling te aanvaarden die erin voorziet dat:

        • A. de verdragsluitende rechtsgebieden de winst die kan worden toegerekend aan een vaste inrichting van een onderneming van een van de verdragsluitende rechtsgebieden niet zullen aanpassen na een termijn die beide verdragsluitende rechtsgebieden onderling overeengekomen zijn en die aanvangt op het einde van het belastingjaar waarin de winst aan de vaste inrichting had kunnen worden toegerekend (deze bepaling is niet van toepassing ingeval van fraude, grove nalatigheid of opzettelijk verzuim); en

        • B. de verdragsluitende rechtsgebieden winst die de onderneming zou hebben behaald, maar ingevolge de voorwaarden die zijn opgenomen in een bepaling van een gedekt belastingverdrag die betrekking heeft op gelieerde ondernemingen niet heeft behaald, niet in de winst van een onderneming zullen opnemen en niet dienovereenkomstig zullen belasten na een termijn die beide verdragsluitende rechtsgebieden onderling overeengekomen zijn en die aanvangt op het einde van het belastingjaar waarin de onderneming de winst zou behaald hebben (deze bepaling is niet van toepassing ingeval van fraude, grove nalatigheid of opzettelijk verzuim).

  • 6.

    • a. Elke Partij die niet het in het vijfde lid, onderdeel a, omschreven voorbehoud heeft gemaakt, stelt voor elk van haar gedekte belastingverdragen de depositaris ervan in kennis of het al dan niet een bepaling bevat als omschreven in het vierde lid, onderdeel a, onder i, en zo ja, het nummer van het artikel en van het lid van elke dergelijke bepaling. Wanneer alle verdragsluitende rechtsgebieden een kennisgeving met betrekking tot een bepaling van een gedekt belastingverdrag gedaan hebben, wordt die bepaling vervangen door de eerste zin van het eerste lid. In andere gevallen heeft de eerste zin van het eerste lid uitsluitend voorrang op de bepalingen van het gedekte belastingverdrag voor zover die bepalingen onverenigbaar zijn met die zin.

    • b. Elke Partij die niet het in het vijfde lid, onderdeel b, omschreven voorbehoud heeft gemaakt stelt de depositaris in kennis van:

      • i. de lijst van haar gedekte belastingverdragen die een bepaling bevatten die voorschrijft dat een zaak als bedoeld in het eerste lid, eerste zin, moet worden voorgelegd binnen een bepaalde termijn die minder bedraagt dan drie jaar vanaf de datum van de eerste kennisgeving van de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het gedekte belastingverdrag, alsook het nummer van het artikel en van het lid van elke dergelijke bepaling; een bepaling van een gedekt belastingverdrag wordt vervangen door het eerste lid, tweede zin, wanneer alle verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving met betrekking tot die bepaling gedaan hebben. Onverminderd de bepaling onder ii heeft het eerste lid, tweede zin, in andere gevallen uitsluitend voorrang op de bepalingen van het gedekte belastingverdrag voor zover die bepalingen onverenigbaar zijn met het eerste lid, tweede zin;

      • ii. de lijst van haar gedekte belastingverdragen die een bepaling bevatten die voorschrijft dat een zaak als bedoeld in het eerste lid, eerste zin, moet worden voorgelegd binnen een bepaalde termijn van minstens drie jaar na de eerste kennisgeving van de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het gedekte belastingverdrag, alsook het nummer van het artikel en van het lid van elke dergelijke bepaling; het eerste lid, tweede zin, is niet van toepassing op een gedekt belastingverdrag wanneer een verdragsluitend rechtsgebied een dergelijke kennisgeving met betrekking tot dat gedekte belastingverdrag gedaan heeft.

    • c. Elke Partij stelt de depositaris in kennis van:

      • i. de lijst van haar gedekte belastingverdragen die geen bepaling bevatten als omschreven in het vierde lid, onderdeel b, onder i; het tweede lid, eerste zin, is uitsluitend van toepassing op een gedekt belastingverdrag wanneer alle verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving met betrekking tot dat gedekte belastingverdrag gedaan hebben;

      • ii. wanneer het gaat om een Partij die niet het in het vijfde lid, onderdeel c, omschreven voorbehoud heeft gemaakt, de lijst van haar gedekte belastingverdragen die geen bepaling bevatten als omschreven in het vierde lid, onderdeel b, onder ii; het tweede lid, tweede zin, is uitsluitend van toepassing op een gedekt belastingverdrag wanneer alle verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving met betrekking tot dat gedekte belastingverdrag gedaan hebben.

    • d. Elke Partij stelt de depositaris in kennis van:

      • i. de lijst van haar gedekte belastingverdragen die geen bepaling bevatten als omschreven in het vierde lid, onderdeel c, onder i; het derde lid, eerste zin, is uitsluitend van toepassing op een gedekt belastingverdrag wanneer alle verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving met betrekking tot dat gedekte belastingverdrag gedaan hebben;

      • ii. de lijst van haar gedekte belastingverdragen die geen bepaling bevatten als omschreven in het vierde lid, onderdeel c, onder ii; het derde lid, tweede zin, is uitsluitend van toepassing op een gedekt belastingverdrag wanneer alle verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving met betrekking tot dat gedekte belastingverdrag gedaan hebben.

Artikel 17 Overeenkomstige aanpassingen
  • 1. Wanneer een verdragsluitend rechtsgebied in de winst van een onderneming van dat verdragsluitende rechtsgebied winst opneemt ─ en dienovereenkomstig belast ─ ter zake waarvan een onderneming van het andere verdragsluitende rechtsgebied in dat andere verdragsluitende rechtsgebied is belast, en de aldus opgenomen winst, winst is die de onderneming van het eerstgenoemde verdragsluitende rechtsgebied zou hebben behaald indien tussen de twee ondernemingen zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als tussen onafhankelijke ondernemingen zouden zijn overeengekomen, past dat andere verdragsluitende rechtsgebied dienovereenkomstig het bedrag aan belasting aan dat aldaar van die winst is geheven. Bij het bepalen van die aanpassing wordt rekening gehouden met de overige bepalingen van het gedekte belastingverdrag en plegen de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden indien nodig overleg met elkaar.

  • 2. Het eerste lid is van toepassing in de plaats van, of bij het ontbreken van, een bepaling die een verdragsluitend rechtsgebied verplicht om dienovereenkomstig het bedrag aan belasting aan te passen dat aldaar van de winst van een onderneming van dat verdragsluitende rechtsgebied geheven wordt wanneer het andere verdragsluitende rechtsgebied die winst opneemt in de winst van een onderneming van dat andere verdragsluitende rechtsgebied en die winst dienovereenkomstig belast, en de aldus opgenomen winst winst is die de onderneming van dat andere verdragsluitende rechtsgebied zou hebben behaald indien tussen de twee ondernemingen zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als tussen onafhankelijke ondernemingen zouden zijn overeengekomen.

  • 3. Een Partij kan zich het recht voorbehouden:

    • a. dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen die reeds een bepaling bevatten als omschreven in het tweede lid;

    • b. dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen op grond van het feit dat, wanneer er in haar gedekte belastingverdragen geen bepaling voorkomt als bedoeld in het tweede lid:

      • i. die Partij de in het eerste lid van dit artikel bedoelde passende aanpassing, zal doorvoeren; of

      • ii. haar bevoegde autoriteit zal trachten om de zaak te regelen in overeenstemming met de bepalingen van een gedekt belastingverdrag die betrekking hebben op de procedure voor onderling overleg;

    • c. wanneer een Partij het in artikel 16 (Procedure voor onderling overleg), vijfde lid, onderdeel c, onder ii, omschreven voorbehoud heeft gemaakt, dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen op grond van het feit dat die Partij bij haar bilaterale verdragsonderhandelingen een soortgelijke verdragsbepaling zal aanvaarden als die welke is opgenomen onder het eerste lid, op voorwaarde dat de verdragsluitende rechtsgebieden tot een onderlinge overeenstemming konden komen met betrekking tot die bepaling en met betrekking tot de bepalingen die zijn omschreven in artikel 16 (Procedure voor onderling overleg), vijfde lid, onderdeel c, onder ii.

  • 4. Elke Partij die niet het in het derde lid omschreven voorbehoud heeft gemaakt, stelt voor elk van haar gedekte belastingverdragen de depositaris ervan in kennis of het al dan niet een bepaling bevat die is omschreven in het tweede lid, en zo ja, het nummer van het artikel en van het lid van elke dergelijke bepaling. Wanneer alle verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving met betrekking tot een bepaling van een gedekt belastingverdrag gedaan hebben, wordt die bepaling vervangen door de bepalingen van het eerste lid. In andere gevallen heeft het eerste lid uitsluitend voorrang op de bepalingen van het gedekte belastingverdrag voor zover die bepalingen onverenigbaar zijn met het eerste lid.

DEEL VI ARBITRAGE

Artikel 18 Keuze om Deel VI toe te passen

Een Partij mag kiezen om dit Deel toe te passen op haar gedekte belastingverdragen en stelt de depositaris in kennis van haar keuze. Dit Deel is uitsluitend van toepassing tussen twee verdragsluitende rechtsgebieden met betrekking tot een gedekt belastingverdrag wanneer beide verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving hebben gedaan.

Artikel 19 Verplichte en bindende arbitrage
  • 1. Wanneer:

    • a. op grond van een bepaling van een gedekt belastingverdrag (zoals dat gewijzigd kan worden door artikel 16 (Procedure voor onderling overleg), eerste lid) die voorschrijft dat een persoon een zaak kan voorleggen aan een bevoegde autoriteit van een verdragsluitend rechtsgebied indien die persoon van oordeel is dat de maatregelen van een verdragsluitend rechtsgebied of van beide verdragsluitende rechtsgebieden voor die persoon leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het gedekte belastingverdrag (zoals dat gewijzigd kan worden door het Verdrag), een persoon een zaak heeft voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van een verdragsluitend rechtsgebied, omdat de maatregelen van een verdragsluitend rechtsgebied of van beide verdragsluitende rechtsgebieden voor hem tot een belastingheffing geleid hebben die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het gedekte belastingverdrag (zoals dat gewijzigd kan worden door het Verdrag); en

    • b. de bevoegde autoriteiten geen overeenstemming kunnen bereiken om die zaak op te lossen op grond van een bepaling van een gedekt belastingverdrag (zoals dat gewijzigd kan worden door artikel 16 (Procedure voor onderling overleg), tweede lid), die voorschrijft dat de bevoegde autoriteit zal trachten om de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van het andere verdragsluitende rechtsgebied op te lossen binnen een termijn van twee jaar die begint te lopen op de aanvangsdatum die, naar gelang de zaak, bedoeld is in het achtste of negende lid (tenzij de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden nog vóór het verstrijken van die termijn overeenstemming bereikt hebben over een andere termijn voor die zaak en de persoon die de zaak heeft voorgelegd daarvan op de hoogte hebben gebracht),

    worden alle onopgeloste kwesties die uit die zaak volgen op schriftelijk verzoek van de persoon aan arbitrage onderworpen op de in dit Deel uiteengezette manier, in overeenstemming met alle regels of procedures waarover de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden overeenstemming hebben bereikt overeenkomstig de bepalingen van het tiende lid.

  • 2. Wanneer een bevoegde autoriteit de in het eerste lid bedoelde procedure voor onderling overleg geschorst heeft, omdat een zaak nog aanhangig is voor een rechterlijke instantie of een administratieve rechtbank met betrekking tot een of meer soortgelijke kwesties, houdt de in het eerste lid, onderdeel b, vastgestelde termijn op te lopen, ofwel tot de rechterlijke instantie of de administratieve rechtbank een definitieve uitspraak heeft gedaan, ofwel tot de zaak geschorst of ingetrokken wordt. Ook wanneer een persoon die een zaak heeft voorgelegd en een bevoegde autoriteit overeengekomen zijn om de procedure voor onderling overleg te schorsen, houdt de in het eerste lid, onderdeel b, vastgestelde termijn op te lopen tot de schorsing opgeheven wordt.

  • 3. Wanneer beide bevoegde autoriteiten het erover eens zijn dat een rechtsreeks bij de zaak betrokken persoon niet tijdig alle aanvullende materiële inlichtingen heeft verstrekt die door een van beide bevoegde autoriteiten gevraagd werden na aanvang van de in het eerste lid, onderdeel b, vastgestelde termijn, wordt de in het eerste lid, onderdeel b, vastgestelde termijn verlengd met een tijdsduur die gelijk is aan de termijn die aanvangt op de datum waarop om de inlichtingen werd verzocht en die afloopt op de datum waarop die inlichtingen verstrekt werden.

  • 4.

    • a. De arbitrale uitspraak die met betrekking tot de aan arbitrage onderworpen kwesties genomen wordt, wordt uitgevoerd via het in het eerste lid bedoelde onderling overleg met betrekking tot die zaak. De arbitrale uitspraak is definitief.

    • b. De arbitrale uitspraak is bindend voor beide verdragsluitende rechtsgebieden, behalve in de volgende gevallen:

      • i. indien een rechtsreeks bij de zaak betrokken persoon de overeengekomen regeling waardoor de arbitrale uitspraak wordt uitgevoerd niet aanvaardt. In een dergelijk geval, komt de zaak niet in aanmerking voor verder beraad door de bevoegde autoriteiten. De overeengekomen regeling waardoor de arbitrale uitspraak met betrekking tot de zaak wordt uitgevoerd, wordt geacht niet aanvaard te zijn door een rechtsreeks bij de zaak betrokken persoon indien enig persoon die rechtstreeks bij de zaak betrokken is niet binnen 60 dagen na de datum waarop de kennisgeving met betrekking tot de overeengekomen regeling aan de persoon werd toegezonden, alle kwesties die in de overeengekomen regeling tot uitvoering van de arbitrale uitspraak opgelost werden uit het beraad door een rechterlijke instantie of een administratieve rechtbank terugtrekt of anderszins elke nog lopende gerechtelijke of administratieve procedure met betrekking tot dergelijke kwesties beëindigt op een manier die in overeenstemming is met die overeengekomen regeling.

      • ii. indien een definitieve uitspraak van de rechterlijke instanties van een van de verdragsluitende rechtsgebieden inhoudt dat de arbitrale uitspraak ongeldig is. In een dergelijk geval wordt het in het eerste lid bedoelde verzoek om arbitrage geacht niet te zijn ingediend en wordt de arbitrageprocedure geacht niet te hebben plaatsgevonden (behalve voor de toepassing van de artikelen 21 (Vertrouwelijkheid van de arbitrageprocedure) en 25 (Kosten van de arbitrageprocedure)). In een dergelijk geval mag een nieuw verzoek om arbitrage worden ingediend tenzij de bevoegde autoriteiten het erover eens zijn dat een dergelijk nieuw verzoek niet mag worden toegestaan.

      • iii. indien een rechtstreeks bij de zaak betrokken persoon bij enigerlei rechterlijke instantie of administratieve rechtbank een rechtszaak aanspant met betrekking tot de kwesties die in de overeengekomen regeling tot uitvoering van de arbitrale uitspraak opgelost werden.

  • 5. De bevoegde autoriteit die het aanvankelijke verzoek voor een procedure voor onderling overleg als omschreven in het eerste lid, onderdeel a, ontvangen heeft, moet binnen twee kalendermaanden na ontvangst van het verzoek:

    • a. aan de persoon die de zaak voorgelegd heeft een kennisgeving toezenden ter bevestiging van de ontvangst van het verzoek; en

    • b. de bevoegde autoriteit van het andere verdragsluitende rechtsgebied een kennisgeving toezenden van dat verzoek, samen met een afschrift van het verzoek.

  • 6. Binnen drie kalendermaanden nadat een bevoegde autoriteit het verzoek voor een procedure voor onderling overleg (of een afschrift daarvan afkomstig van de bevoegde autoriteit van het andere verdragsluitende rechtsgebied) ontvangen heeft:

    • a. stelt zij de persoon die de zaak voorgelegd heeft en de andere bevoegde autoriteit ervan in kennis dat zij de inlichtingen heeft ontvangen die nodig zijn voor een grondig onderzoek van de zaak; of

    • b. vraagt zij om aanvullende inlichtingen daartoe aan die persoon.

  • 7. Wanneer een van de bevoegde autoriteiten overeenkomstig het zesde lid, onderdeel b, aan de persoon die de zaak voorgelegd heeft aanvullende inlichtingen heeft gevraagd die nodig zijn voor een grondig onderzoek van de zaak, of wanneer beide bevoegde autoriteiten dat hebben gedaan, stelt de bevoegde autoriteit die de aanvullende inlichtingen heeft gevraagd binnen drie kalendermaanden nadat ze die aanvullende inlichtingen van die persoon ontvangen heeft die persoon en de andere bevoegde autoriteit in kennis:

    • a. ofwel van het feit dat ze de gevraagde inlichtingen ontvangen heeft;

    • b. ofwel van het feit dat sommige van de gevraagde inlichtingen nog steeds ontbreken.

  • 8. Wanneer geen van beide bevoegde autoriteiten aanvullende inlichtingen heeft gevraagd overeenkomstig het zesde lid, onderdeel b, wordt de in het eerste lid bedoelde aanvangsdatum vastgesteld op de eerste van de volgende data:

    • a. de datum waarop beide bevoegde autoriteiten aan de persoon die de zaak voorgelegd heeft een kennisgeving hebben gedaan overeenkomstig het zesde lid, onderdeel a; en

    • b. de datum die drie kalendermaanden later valt dan de datum waarop de kennisgeving overeenkomstig het vijfde lid, onderdeel b, aan de bevoegde autoriteit van het andere verdragsluitende rechtsgebied werd gedaan.

  • 9. Wanneer er aanvullende inlichtingen werden gevraagd overeenkomstig het zesde lid, onderdeel b, wordt de in het eerste lid bedoelde aanvangsdatum vastgesteld op de eerste van de volgende data:

    • a. de laatste datum waarop de bevoegde autoriteiten die aanvullende inlichtingen hebben gevraagd aan de persoon die de zaak heeft voorgelegd en aan de andere bevoegde autoriteit een kennisgeving hebben gedaan overeenkomstig het zevende lid, onderdeel a; en

    • b. de datum drie kalendermaanden nadat beide bevoegde autoriteiten van de persoon die de zaak heeft voorgelegd alle inlichtingen hebben gekregen die door een van beide bevoegde autoriteiten gevraagd werd.

      Wanneer evenwel een van beide bevoegde autoriteiten de in het zevende lid, onderdeel a, bedoelde kennisgeving toezendt of beide bevoegde autoriteiten dat doen, wordt die kennisgeving behandeld als een verzoek om aanvullende inlichtingen als bedoeld in het zesde lid, onderdeel b.

  • 10. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden regelen de wijze van toepassing van de in dit Deel opgenomen bepalingen in onderling overleg (overeenkomstig het artikel van het desbetreffende gedekte belastingverdrag dat betrekking heeft op procedures voor onderling overleg), met inbegrip van het minimum aan inlichtingen dat voor elk van de bevoegde autoriteiten noodzakelijk is voor een grondig onderzoek van de zaak. Een dergelijke regeling wordt overeengekomen vóór de datum waarop onopgeloste kwesties van een zaak voor het eerst in aanmerking komen om aan arbitrage onderworpen te worden en kan daarna van tijd tot tijd gewijzigd worden.

  • 11. Voor de toepassing van dit artikel op haar gedekte belastingverdragen kan een Partij zich het recht voorbehouden de termijn van twee jaar die in het eerste lid, onderdeel b, is vastgesteld te vervangen door een termijn van drie jaar.

  • 12. Niettegenstaande de andere bepalingen van dit artikel kan een Partij zich het recht voorbehouden de volgende regels toe te passen op haar gedekte belastingverdragen:

    • a. elke onopgeloste kwestie die voortkomt uit een zaak die via de procedure voor onderling overleg onderzocht werd en die anders onder de toepassing valt van de arbitrageprocedure waarin dit Verdrag voorziet, wordt niet aan arbitrage onderworpen wanneer daaromtrent reeds een uitspraak werd gedaan door een rechterlijke instantie of een administratieve rechtbank van een van beide verdragsluitende rechtsgebieden;

    • b. indien een rechterlijke instantie of een administratieve rechtbank van een van de verdragsluitende rechtsgebieden op enig tijdstip nadat een verzoek om arbitrage werd ingediend, en voordat het arbitragepanel zijn uitspraak heeft doen toekomen aan de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden, een uitspraak ter zake van de kwestie gedaan heeft, wordt de arbitrageprocedure beëindigd.

Artikel 20 Aanstelling van arbiters
  • 1. Behalve voor zover de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden onderling andere regels overeenkomen, gelden de leden twee tot en met vier voor de toepassing van dit Deel.

  • 2. Het aanstellen van de leden van een arbitragepanel gebeurt volgens onderstaande regels:

    • a. Het arbitragepanel bestaat uit drie afzonderlijke leden met deskundigheid of ervaring op het gebied van internationale belastingaangelegenheden.

    • b. Binnen de 60 dagen, te rekenen vanaf de datum waarop het verzoek om arbitrage bedoeld in artikel 19 (Verplichte en bindende arbitrage), eerste lid, werd ingediend, stelt elk van de bevoegde autoriteiten één panellid aan. Binnen de 60 dagen na de laatste van deze aanstellingen stellen de twee aldus aangestelde panelleden een derde lid aan, dat optreedt als voorzitter van het arbitragepanel. De voorzitter mag geen onderdaan of inwoner zijn van een van de verdragsluitende rechtsgebieden.

    • c. Elk lid dat aangesteld is voor het arbitragepanel moet, op het tijdstip waarop het zijn aanstelling aanvaardt, onpartijdig zijn en onafhankelijk van de bevoegde autoriteiten, belastingadministraties en ministeries van financiën van de verdragsluitende rechtsgebieden en van alle rechtsreeks bij de zaak betrokken personen (inclusief hun raadgevers), gedurende de hele procedure zijn onpartijdigheid en onafhankelijkheid bewaren en gedurende een redelijke periode volgend op die procedure elk gedrag vermijden dat afbreuk kan doen aan de schijn van onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de arbiters met betrekking tot de procedure.

  • 3. Indien de bevoegde autoriteit van een verdragsluitend rechtsgebied nalaat om een lid van het arbitragepanel aan te stellen op de manier en binnen de termijnen zoals bepaald in het tweede lid of zoals overeengekomen door de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden, wordt er voor die bevoegde autoriteit een lid aangesteld door de functionaris met de hoogste rang van het Centre for Tax Policy and Administration van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) die van geen van de verdragsluitende rechtsgebieden onderdaan is.

  • 4. Indien de twee oorspronkelijke leden van het arbitragepanel nalaten om de voorzitter aan te stellen op de manier en binnen de termijnen zoals bepaald in het tweede lid of zoals overeengekomen door de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden, wordt de voorzitter aangesteld door de functionaris met de hoogste rang van het Centre for Tax Policy and Administration van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) die van geen van de overeenkomstsluitende rechtsgebieden onderdaan is.

Artikel 21 Vertrouwelijkheid van de arbitrageprocedure
  • 1. Uitsluitend voor de toepassing van de bepalingen van dit Deel, van de bepalingen van het desbetreffende gedekte belastingverdrag, en van de nationale wetgeving van de verdragsluitende rechtsgebieden die betrekking hebben op de uitwisseling van inlichtingen, vertrouwelijkheid en administratieve bijstand, worden leden van het arbitragepanel en maximaal drie medewerkers per lid (en aangezochte arbiters, evenwel uitsluitend voor zover nodig is om na te gaan of ze kunnen voldoen aan de vereisten die aan arbiters worden gesteld) beschouwd als personen of autoriteiten aan wie inlichtingen mogen worden kenbaar gemaakt. Inlichtingen die het arbitragepanel of aangezochte arbiters ontvangen en inlichtingen die de bevoegde autoriteiten ontvangen van het arbitragepanel, worden geacht inlichtingen te zijn die worden uitgewisseld overeenkomstig de bepalingen van het gedekte belastingverdrag die betrekking hebben op de uitwisseling van inlichtingen en administratieve bijstand.

  • 2. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden garanderen dat leden van het arbitragepanel en hun medewerkers, alvorens op te treden in een arbitrageprocedure, er schriftelijk mee instemmen om alle inlichtingen in verband met die arbitrageprocedure te zullen behandelen in overeenstemming met de verplichtingen inzake vertrouwelijkheid en geheimhouding die zijn vastgelegd in de bepalingen van het gedekte belastingverdrag die betrekking hebben op de uitwisseling van inlichtingen en administratieve bijstand en overeenkomstig de van toepassing zijnde wetten van de verdragsluitende rechtsgebieden.

Artikel 22 Oplossing van een zaak voordat de arbitrage afgesloten is

Voor de toepassing van dit Deel en van de bepalingen van het desbetreffende gedekte belastingverdrag die betrekking hebben op het oplossen van zaken door onderling overleg, worden de procedure voor onderling overleg en de arbitrageprocedure met betrekking tot een zaak beëindigd, wanneer op enig tijdstip nadat een verzoek om arbitrage werd ingediend en voordat het arbitragepanel zijn uitspraak aan de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden heeft doen toekomen:

  • a. de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden onderling overeenstemming bereiken over een oplossing voor de zaak; of

  • b. de persoon die de zaak heeft voorgelegd het verzoek om arbitrage of het verzoek om een procedure voor onderling overleg intrekt.

Artikel 23 Methode van arbitrage
  • 1. Behalve voor zover de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden onderling andere regels overeenkomen, gelden de volgende regels voor een arbitrageprocedure overeenkomstig dit Deel:

    • a. nadat een zaak aan arbitrage is onderworpen, legt de bevoegde autoriteit van elk van de verdragsluitende rechtsgebieden, uiterlijk op een in overleg vastgestelde datum, aan het arbitragepanel een voorgestelde oplossing voor, waarin alle onopgeloste kwesties van de zaak behandeld worden (rekening houdend met alle overeenkomsten die voordien rond die zaak werden bereikt tussen de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden). De voorgestelde oplossing blijft beperkt tot een vermelding van de specifieke geldbedragen uitgedrukt in munteenheden (bijvoorbeeld van inkomsten of uitgaven) of, waar gespecificeerd, van het maximale tarief van de belasting die overeenkomstig het gedekte belastingverdrag werd geheven, voor elke aanpassing of soortgelijke kwestie bij de zaak. In een zaak waarin de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden er niet in geslaagd zijn om tot overeenstemming te komen over een kwestie met betrekking tot de toepassingsvoorwaarden van een bepaling van het desbetreffende gedekte belastingverdrag (hierna „drempelkwestie” genoemd) – zoals de vraag of een natuurlijke persoon al dan niet een inwoner is, of de vraag of er al dan niet sprake is van een vaste inrichting – mogen de bevoegde autoriteiten andere voorgestelde oplossingen voorleggen met betrekking tot kwesties waarvan de beslissing afhangt van de oplossing van dergelijke drempelkwesties.

    • b. De bevoegde autoriteit van elk van de verdragsluitende rechtsgebieden mag het arbitragepanel ook een ondersteunende standpuntnota ter overweging voorleggen. Elke bevoegde autoriteit die een voorgestelde oplossing of een ondersteunende standpuntnota voorlegt, bezorgt de andere bevoegde autoriteit een afschrift daarvan uiterlijk op de datum waarop de voorgestelde oplossing en het ondersteunende standpuntnota moesten worden voorgelegd. Elke bevoegde autoriteit mag het arbitragepanel uiterlijk op een in overleg vastgestelde datum ook een reactie voorleggen in antwoord op de voorgestelde oplossing en de ondersteunende standpuntennota die door de andere bevoegde autoriteit werd voorgelegd. Van elke reactie wordt een afschrift toegezonden aan de andere bevoegde autoriteit uiterlijk op de datum waarop de reactie voorgelegd moest worden.

    • c. Het arbitragepanel kiest als haar uitspraak een van de voorgestelde oplossingen voor de zaak, die door de bevoegde autoriteiten voor elke kwestie en voor alle drempelkwesties werden voorgelegd, zonder een redenering achter of andere uitleg van de uitspraak bij te voegen. De arbitrale uitspraak wordt aangenomen bij gewone meerderheid van de panelleden. Het arbitragepanel bezorgt haar uitspraak schriftelijk aan de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden. De arbitrale uitspraak heeft geen precedentwerking.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel op haar gedekte belastingverdragen kan een Partij zich het recht voorbehouden het eerste lid niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen. In een dergelijk geval, behalve voor zover de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden onderling andere regels overeenkomen, gelden de volgende regels voor een arbitrageprocedure:

    • a. nadat een zaak aan arbitrage is onderworpen verstrekt de bevoegde autoriteit van elk verdragsluitend rechtsgebied zonder onnodig uitstel aan alle panelleden al de inlichtingen die nodig kunnen zijn om tot de arbitrale uitspraak te komen. Tenzij de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden anders overeenkomen, worden alle inlichtingen waarover beide bevoegde autoriteiten niet konden beschikken voordat ze allebei het verzoek om arbitrage ontvangen hadden, niet in aanmerking genomen om tot de uitspraak te komen.

    • b. Het arbitragepanel beslist over de aan arbitrage onderworpen kwesties in overeenstemming met de van toepassing zijnde bepalingen van het gedekte belastingverdrag en, onverminderd die bepalingen, met de bepalingen van de nationale wetgeving van de verdragsluitende rechtsgebieden. De panelleden nemen ook alle andere bronnen in overweging die de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden in onderling overleg uitdrukkelijk kunnen aanduiden.

    • c. De arbitrale uitspraak wordt schriftelijk bezorgd aan de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden met vermelding van de rechtsbronnen die aan de uitspraak ten gronde liggen en van de redenering die ertoe geleid heeft. De arbitrale uitspraak wordt aangenomen bij gewone meerderheid van de panelleden. De arbitrale uitspraak heeft geen precedentwerking.

  • 3. Een Partij die niet het in het tweede lid omschreven voorbehoud heeft gemaakt, kan zich het recht voorbehouden de voorgaande leden van dit artikel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen met Partijen die dat voorbehoud wel hebben gemaakt. In dat geval trachten de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden bij elk dergelijk gedekt belastingverdrag in onderlinge overeenstemming vast te stellen welke methode van arbitrage voor dat gedekte belastingverdrag toegepast moet worden. Tot een dergelijke overeenstemming is bereikt, is artikel 19 (Verplichte en bindende arbitrage) niet van toepassing voor een dergelijk gedekt belastingverdrag.

  • 4. Een Partij mag ook kiezen om het vijfde lid toe te passen voor haar gedekte belastingverdragen en stelt de depositaris in kennis van haar keuze. Het vijfde lid is van toepassing tussen twee verdragsluitende rechtsgebieden met betrekking tot een gedekt belastingverdrag wanneer een van beide verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving heeft gedaan.

  • 5. Alvorens met de arbitrageprocedure te beginnen vergewissen de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden bij een gedekt belastingverdrag zich ervan dat elk van de personen die de zaak hebben voorgelegd, met inbegrip van hun raadgevers, zich schriftelijk akkoord verklaren om geen enkele inlichting die ze in de loop van de arbitrageprocedure hetzij van de bevoegde autoriteiten, hetzij van het arbitragepanel hebben ontvangen, kenbaar te maken aan elke andere persoon. De procedure voor onderling overleg waarin het gedekte belastingverdrag voorziet en de arbitrageprocedure waarin dit Deel voorziet, worden met betrekking tot de zaak beëindigd wanneer een persoon die de zaak heeft voorgelegd, of een van diens raadgevers, dat akkoord materieel niet nakomt op enig tijdstip nadat een verzoek om arbitrage werd ingediend en voordat het arbitragepanel zijn uitspraak heeft doen toekomen aan de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden.

  • 6. Niettegenstaande het vierde lid, kan een Partij die er niet voor kiest om het vijfde lid toe te passen zich het recht voorbehouden het vijfde lid niet toe te passen op een of meer gespecificeerde gedekte belastingverdragen of op al haar gedekte belastingverdragen.

  • 7. Een Partij die ervoor kiest om het vijfde lid toe te passen, kan zich het recht voorbehouden dit Deel niet toe te passen op alle gedekte belastingverdragen waarvoor het andere verdragsluitende rechtsgebied een voorbehoud heeft gemaakt overeenkomstig het zesde lid.

Artikel 24 Akkoord over een andere oplossing
  • 1. Voor de toepassing van dit Deel op haar gedekte belastingverdragen mag een Partij kiezen om het tweede lid toe te passen en die Partij stelt de depositaris in kennis van haar keuze. Het tweede lid is uitsluitend van toepassing tussen twee verdragsluitende rechtsgebieden met betrekking tot een gedekt belastingverdrag wanneer beide verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving hebben gedaan.

  • 2. Niettegenstaande artikel 19 (Verplichte en bindende arbitrage), vierde lid, is een overeenkomstig dit Deel gedane arbitrale uitspraak niet bindend voor de verdragsluitende rechtsgebieden bij een gedekt belastingverdrag, en wordt deze niet uitgevoerd, indien de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden binnen drie kalendermaanden nadat de arbitrale uitspraak hen werd bezorgd, onderling overeenstemming bereiken over een andere oplossing voor alle onopgeloste kwesties.

  • 3. Een Partij die ervoor kiest om het tweede lid toe te passen, kan zich het recht voorbehouden het tweede lid uitsluitend toe te passen op haar gedekte belastingverdragen waarvoor artikel 23 (Methode van arbitrage), tweede lid, van toepassing is.

Artikel 25 Kosten van de arbitrageprocedure

In een arbitrageprocedure op grond van dit Deel, worden de vergoedingen en onkosten van de leden van het arbitragepanel, alsmede alle kosten die de verdragsluitende rechtsgebieden in verband met de arbitrageprocedure hebben gemaakt, gedragen door de verdragsluitende rechtsgebieden op een manier die de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden in onderlinge overeenstemming vaststellen. Indien een dergelijke overeenstemming ontbreekt, draagt elk verdragsluitend rechtsgebied zijn eigen kosten en die van zijn aangesteld panellid. De kosten van de voorzitter van het arbitragepanel en de andere kosten in verband met het voeren van de arbitrageprocedure worden gelijkelijk door de verdragsluitende rechtsgebieden gedragen.

Artikel 26 Compatibiliteit
  • 1. Onverminderd artikel 18 (Keuze om Deel VI toe te passen), zijn de bepalingen van dit Deel van toepassing in de plaats van, of bij het ontbreken van, bepalingen van een gedekt belastingverdrag die voorzien in arbitrage voor onopgeloste kwesties die voortkomen uit een zaak dat door middel van de procedure voor onderling overleg behandeld werd. Elke Partij die ervoor kiest om dit Deel toe te passen, stelt voor elk van haar gedekte belastingverdragen dat niet binnen de reikwijdte valt van een voorbehoud als omschreven in het vierde lid, de depositaris ervan in kennis of het al dan niet een dergelijke bepaling bevat en zo ja, het nummer van het artikel en van het lid van elke dergelijke bepaling. Wanneer twee verdragsluitende rechtsgebieden een kennisgeving met betrekking tot een bepaling van een gedekt belastingverdrag gedaan hebben, wordt die bepaling vervangen door de bepalingen van dit Deel tussen die verdragsluitende rechtsgebieden.

  • 2. Geen enkele onopgeloste kwestie die volgt uit een zaak die door middel van de procedure voor onderling overleg onderzocht werd en die anders binnen de reikwijdte zou vallen van de arbitrageprocedure waarin dit Deel voorziet, wordt aan arbitrage onderworpen wanneer de kwestie binnen de reikwijdte valt van een zaak waarvoor er eerder al een arbitragepanel of een gelijksoortig orgaan opgericht werd in overeenstemming met een multilateraal of bilateraal verdrag dat voorziet in verplichte en bindende arbitrage voor onopgeloste kwesties die volgen uit een zaak die door middel van de procedure voor onderling overleg onderzocht werd.

  • 3. Onverminderd het eerste lid, doen de bepalingen van dit Deel in geen enkel opzicht afbreuk aan het naleven van verdergaande verplichtingen inzake arbitrage met betrekking tot onopgeloste kwesties die ontstaan binnen de context van een procedure voor onderling overleg en die voortvloeien uit andere verdragen waarbij de verdragsluitende rechtsgebieden partij zijn of zullen worden.

  • 4. Een Partij kan zich het recht voorbehouden dit Deel niet toe te passen op een of meer gespecificeerde gedekte belastingverdragen (of op al haar gedekte belastingverdragen) die reeds voorzien in verplichte en bindende arbitrage voor onopgeloste kwesties die voortkomen uit een zaak die door middel van een procedure voor onderling overleg onderzocht werd.

DEEL VII SLOTBEPALINGEN

Artikel 27 Ondertekening en bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring
  • 1. Vanaf 31 december 2016 staat dit Verdrag open voor ondertekening door:

    • a. alle staten;

    • b. Guernsey (het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland); het Eiland Man (het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland); Jersey (het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland;); en

    • c. alle andere rechtsgebieden die bevoegd zijn om een Partij te worden door middel van een beslissing die bij consensus van de Partijen en de ondertekenaars wordt genomen.

  • 2. Dit Verdrag dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd.

Artikel 28 Voorbehouden
  • 1. Onverminderd het tweede lid mogen er met betrekking tot dit Verdrag geen voorbehouden worden gemaakt, met uitzondering van die uitdrukkelijk toegestaan door:

    • a. Artikel 3, vijfde lid (Transparante entiteiten);

    • b. Artikel 4, derde lid (Entiteiten met dubbele woonplaats);

    • c. Artikel 5, achtste en negende lid (Toepassing van methodes voor het vermijden van dubbele belasting);

    • d. Artikel 6, vierde lid (Doel van een gedekt belastingverdrag);

    • e. Artikel 7, vijftiende en zestiende lid (Voorkomen van verdragsmisbruik);

    • f. Artikel 8, derde lid (Transacties voor het verschuiven van dividenden);

    • g. Artikel 9, zesde lid (Vermogenswinst verkregen uit de vervreemding van aandelen of belangen in entiteiten waarvan de waarde voornamelijk bepaald wordt door onroerende zaken;

    • h. Artikel 10, vijfde lid (Antimisbruikregel voor vaste inrichtingen die in derde rechtsgebieden gevestigd zijn);

    • i. Artikel 11, derde lid (Toepassen van belastingverdragen om het recht van een Partij te beperken om zijn eigen inwoners te belasten);

    • j. Artikel 12, vierde lid (Kunstmatige ontwijking van de kwalificatie als vaste inrichting door middel van commissionairstructuren en soortgelijke strategieën);

    • k. Artikel 13, zesde lid (Kunstmatige ontwijking van de kwalificatie als vaste inrichting door middel van vrijstellingen voor specifieke activiteiten);

    • l. Artikel 14, derde lid (Splitsen van contracten);

    • m. Artikel 15, tweede lid (Definitie van een nauw met een onderneming verbonden persoon);

    • n. Artikel 16, vijfde lid (Procedure voor onderling overleg);

    • o. Artikel 17, derde lid (Overeenkomstige aanpassingen);

    • p. Artikel 19, elfde en twaalfde lid (Verplichte en bindende arbitrage);

    • q. Artikel 23, tweede, derde, zesde en zevende lid (Methode van arbitrage);

    • r. Artikel 24, derde lid (Akkoord over een andere oplossing);

    • s. Artikel 26, vierde lid (Compatibiliteit);

    • t. Artikel 35, zesde en zevende lid (Toepassing); en

    • u. Artikel 36, tweede lid (Toepassing van Deel VI).

  • 2.

    • a. Niettegenstaande het eerste lid mag een Partij, die op grond van artikel 18 (Keuze om Deel VI toe te passen) kiest om Deel VI (Arbitrage) toe te passen, een of meer voorbehouden maken met betrekking tot de reikwijdte van gevallen die op grond van de bepalingen van Deel VI (Arbitrage) in aanmerking komen voor arbitrage. Voor een Partij die op grond van artikel 18 (Keuze om Deel VI toe te passen) ervoor kiest om Deel VI (Arbitrage) toe te passen nadat ze Partij geworden is bij dit Verdrag, moet een in dit onderdeel bedoeld voorbehoud op hetzelfde tijdstip gemaakt worden als dat waarop die Partij haar kennisgeving aan de depositaris doet overeenkomstig artikel 18 (Keuze om Deel VI toe te passen).

    • b. Voorbehouden gemaakt op grond van onderdeel a zijn onderworpen aan aanvaarding. Een op grond van onderdeel a gemaakt voorbehoud wordt geacht door een Partij aanvaard te zijn indien die Partij de depositaris er niet van in kennis stelt dat zij bezwaar aantekent tegen het voorbehoud, en dit binnen een termijn van twaalf kalendermaanden die aanvangt op de datum waarop de depositaris kennis gegeven heeft van het voorbehoud of, indien die later valt, op de datum waarop die Partij haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring neerlegt. Voor een Partij die op grond van artikel 18 (Keuze om Deel VI toe te passen) ervoor kiest om Deel VI (Arbitrage) toe te passen nadat ze Partij geworden is bij dit Verdrag, mogen bezwaren tegen voorbehouden die andere Partijen vooraf hebben gemaakt overeenkomstig onderdeel a ingediend worden op het tijdstip waarop eerstgenoemde Partij haar in artikel 18 (Keuze om Deel VI toe te passen) bedoelde kennisgeving aan de depositaris doet. Wanneer een Partij bezwaar aantekent tegen een op grond van onderdeel a gemaakt voorbehoud, is Deel VI (Arbitrage) in zijn geheel niet van toepassing tussen de Partij die bezwaar heeft aangetekend en de Partij die het voorbehoud heeft gemaakt.

  • 3. Tenzij uitdrukkelijk anders vermeld in de desbetreffende bepalingen van dit Verdrag, zal een op grond van het eerste of tweede lid gemaakt voorbehoud:

    • a. de bepalingen van dit Verdrag waarop het voorbehoud betrekking heeft wijzigen in de betrekkingen tussen de Partij die het voorbehoud heeft gemaakt en een andere Partij, en dit in de mate waarin het voorbehoud voorziet; en

    • b. die bepalingen in dezelfde mate wijzigen voor de andere Partij in haar betrekkingen met de Partij die het voorbehoud heeft gemaakt.

  • 4. Voorbehouden die toepasbaar zijn op gedekte belastingverdragen die door of namens een rechtsgebied of een gebied waarvan de internationale betrekkingen onder de verantwoordelijkheid van een Partij vallen zijn gesloten, wanneer dat rechtsgebied of gebied geen Partij is bij het Verdrag conform artikel 27 (Ondertekening en bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring), eerste lid, onderdeel b of c, worden gemaakt door de verantwoordelijke Partij en kunnen verschillend zijn van de voorbehouden die door die Partij met betrekking tot haar eigen gedekte belastingverdragen gemaakt worden.

  • 5. Voorbehouden worden gemaakt op het tijdstip van ondertekening of wanneer de akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring wordt neergelegd, onverminderd de bepalingen van het tweede, zesde en negende lid van dit artikel en van artikel 29 (Kennisgevingen), vijfde lid. Voor een Partij die op grond van artikel 18 (Keuze om Deel VI toe te passen) ervoor kiest om Deel VI (Arbitrage) toe te passen nadat ze Partij geworden is bij dit Verdrag, worden de voorbehouden die zijn omschreven in het eerste lid, onderdelen p, q, r en s, van dit artikel evenwel op hetzelfde tijdstip gemaakt als dat waarop die Partij haar in artikel 18 (Keuze om Deel VI toe te passen) bedoelde kennisgeving aan de depositaris doet.

  • 6. Indien er voorbehouden worden gemaakt op het tijdstip van ondertekening moet dit worden bevestigd bij het neerleggen van de akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, tenzij het document waarin het voorbehoud is opgenomen uitdrukkelijk stelt dat het als definitief beschouwd moet worden, onverminderd de bepalingen van het tweede, vijfde en negende lid van dit artikel en van artikel 29 (Kennisgevingen), vijfde lid.

  • 7. Indien geen voorbehouden worden gemaakt op het tijdstip van ondertekening, wordt er op dat tijdstip een voorlopige lijst met te verwachten voorbehouden bij de depositaris ingediend.

  • 8. Voor voorbehouden die worden gemaakt overeenkomstig elk van de volgende bepalingen, moet er, wanneer die voorbehouden gemaakt worden, een lijst worden voorgelegd met belastingverdragen waarvoor een in artikel 2 (Interpretatie van uitdrukkingen), eerste lid, onderdeel a, onder ii, bedoelde kennisgeving gedaan werd en die binnen de reikwijdte van het voorbehoud vallen zoals omschreven in de desbetreffende bepaling (en wanneer er een voorbehoud gemaakt wordt op grond van een van de volgende bepalingen, met uitzondering van de bepalingen die zijn opgesomd in de onderdelen c, d en n, dient ook het nummer van het artikel en van het lid van elke desbetreffende bepaling medegedeeld te worden):

    • a. artikel 3, vijfde lid, onderdelen b, c, d, e en g (Transparante entiteiten);

    • b. artikel 4, derde lid, onderdelen b, c en d (Entiteiten met dubbele woonplaats);

    • c. artikel 5, achtste en negende lid (Toepassing van methodes voor het vermijden van dubbele belasting);

    • d. artikel 6, vierde lid (Doel van een gedekt belastingverdrag);

    • e. artikel 7, vijftiende lid, onderdelen b en c (Voorkomen van verdragsmisbruik);

    • f. artikel 8, derde lid, onderdeel b, onder i, ii en iii (Transacties voor het verschuiven van dividenden);

    • g. artikel 9, zesde lid, onderdelen d, e en f (Vermogenswinst verkregen uit de vervreemding van aandelen of belangen in entiteiten waarvan de waarde voornamelijk bepaald wordt door onroerende zaken);

    • h. artikel 10, vijfde lid, onderdelen b en c (Antimisbruikregel voor vaste inrichtingen die in derde rechtsgebieden gevestigd zijn);

    • i. artikel 11, derde lid, onderdeel b (Toepassen van belastingverdragen om het recht te beperken van een Partij om zijn eigen inwoners te belasten);

    • j. artikel 13, zesde lid, onderdeel b (Kunstmatige ontwijking van de kwalificatie als vaste inrichting door middel van vrijstellingen voor specifieke activiteiten);

    • k. artikel 14, derde lid, onderdeel b (Splitsen van contracten);

    • l. artikel 16, vijfde lid, onderdeel b (Procedure voor onderling overleg);

    • m. artikel 17, derde lid, onderdeel a (Overeenkomstige aanpassingen);

    • n. artikel 23, zesde lid (Methode van arbitrage); en

    • o. artikel 26, vierde lid (Compatibiliteit).

    De voorbehouden die zijn omschreven in bovenstaande onderdelen a tot en met o zijn niet van toepassing op een gedekt belastingverdrag dat niet opgenomen is in de in dit lid bedoelde lijst.

  • 9. Elke Partij die een voorbehoud heeft gemaakt conform het eerste of tweede lid mag dat voorbehoud te allen tijde intrekken of vervangen door een beperkter voorbehoud door een kennisgeving te doen aan de depositaris. Die Partij zorgt ook voor elke aanvullende kennisgeving overeenkomstig artikel 29 (Kennisgevingen), zesde lid, die vereist kan zijn ten gevolge van de intrekking of de vervanging van het voorbehoud. Onverminderd artikel 35 (Toepassing), zevende lid, wordt de intrekking of de vervanging van toepassing:

    • a. met betrekking tot een gedekt belastingverdrag waarbij uitsluitend staten of rechtsgebieden betrokken zijn die Partij zijn bij het Verdrag wanneer de kennisgeving van de intrekking of de vervanging van het voorbehoud door de depositaris ontvangen wordt:

      • i. voor voorbehouden ter zake van bepalingen die betrekking hebben op bronbelastingen indien het feit dat aanleiding geeft tot die belastingen zich voordoet op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op het verstrijken van een termijn van zes kalendermaanden die aanvangt op de datum waarop de depositaris de kennisgeving van de intrekking of de vervanging van het voorbehoud meedeelt; en

      • ii. voor voorbehouden ter zake van alle andere bepalingen, voor belastingen die worden geheven ter zake van belastingtijdvakken die aanvangen op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op het verstrijken van een termijn van zes kalendermaanden die aanvangt op de datum waarop de depositaris de kennisgeving van de intrekking of de vervanging van het voorbehoud meedeelt; en

    • b. met betrekking tot een gedekt belastingverdrag dat gesloten wordt met een of meer verdragsluitende rechtsgebieden die Partij worden bij dit Verdrag na de datum waarop de kennisgeving van de intrekking of de vervanging door de depositaris ontvangen wordt: op de laatste van de data waarop het Verdrag voor die verdragsluitende rechtsgebieden in werking treedt.

Artikel 29 Kennisgevingen
  • 1. Onverminderd het vijfde en zesde lid van dit artikel en het zevende lid van artikel 35 (Toepassing) worden de in de volgende bepalingen bedoelde kennisgevingen gedaan op het tijdstip van ondertekening of bij het neerleggen van de akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring:

    • a. artikel 2, eerste lid, onderdeel a, onder ii (Interpretatie van uitdrukkingen);

    • b. artikel 3, zesde lid (Transparante entiteiten);

    • c. artikel 4, vierde lid (Entiteiten met dubbele woonplaats);

    • d. artikel 5, tiende lid (Toepassing van methodes voor het vermijden van dubbele belasting);

    • e. artikel 6, vijfde en zesde lid (Doel van een gedekt belastingverdrag);

    • f. artikel 7, zeventiende lid (Voorkomen van verdragsmisbruik);

    • g. artikel 8, vierde lid (Transacties voor het verschuiven van dividenden);

    • h. artikel 9, zevende en achtste lid (Vermogenswinst verkregen uit de vervreemding van aandelen of belangen in entiteiten waarvan de waarde voornamelijk bepaald wordt door onroerende zaken (onroerende goederen));

    • i. artikel 10, zesde lid (Antimisbruikregel voor vaste inrichtingen die in derde rechtsgebieden gevestigd zijn);

    • j. artikel 11, vierde lid (Toepassen van belastingverdragen om het recht van een Partij om zijn eigen inwoners te belasten te beperken);

    • k. artikel 12, vijfde en zesde lid (Kunstmatige ontwijking van de kwalificatie als vaste inrichting door middel van commissionairstructuren en soortgelijke strategieën);

    • l. artikel 13, zevende en achtste lid (Kunstmatige ontwijking van de kwalificatie als vaste inrichting door middel van vrijstellingen voor specifieke activiteiten);

    • m. artikel 14, vierde lid (Splitsen van contracten);

    • n. artikel 16, zesde lid (Procedure voor onderling overleg);

    • o. artikel 17, vierde lid (Overeenkomstige aanpassingen);

    • p. artikel 18 (Keuze om Deel VI toe te passen);

    • q. artikel 23, vierde lid (Methode van arbitrage);

    • r. artikel 24, eerste lid (Akkoord over een andere oplossing);

    • s. artikel 26, eerste lid (Compatibiliteit); en

    • t. artikel 35, eerste, tweede, derde, vijfde en zevende lid (Toepassing).

  • 2. Kennisgevingen met betrekking tot gedekte belastingverdragen die zijn gesloten door of namens een rechtsgebied of een gebied waarvoor een Partij verantwoordelijk is voor de internationale betrekkingen, wanneer dat rechtsgebied of gebied geen Partij is bij het Verdrag conform artikel 27 (Ondertekening en bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring), eerste lid, onderdeel b of c, worden gedaan door de verantwoordelijke Partij en kunnen verschillen van de kennisgevingen die door die Partij met betrekking tot haar eigen gedekte belastingverdragen gedaan worden.

  • 3. Indien kennisgevingen worden gedaan op het tijdstip van ondertekening moeten deze worden bevestigd bij het neerleggen van de akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, tenzij het document waarin die kennisgevingen opgenomen zijn uitdrukkelijk stelt dat het als definitief moet beschouwd worden, onverminderd de bepalingen van het vijfde en zesde lid van dit artikel en van artikel 35 (Toepassing), zevende lid.

  • 4. Indien er geen kennisgevingen gedaan worden op het tijdstip van ondertekening, wordt er op dat tijdstip een voorlopige lijst met te verwachten kennisgevingen ingediend.

  • 5. Een Partij mag de lijst met verdragen waarvoor een in artikel 2 (Interpretatie van uitdrukkingen), eerste lid, onderdeel a, onder ii, bedoelde kennisgeving gedaan werd te allen tijde aanvullen, door de depositaris een kennisgeving toe te zenden. De Partij moet in die kennisgeving duidelijk aangeven of het verdrag al dan niet binnen de reikwijdte valt van een van de door die Partij gemaakte voorbehouden die zijn opgenomen in de lijst onder artikel 28 (Voorbehouden), achtste lid. De Partij mag ook een nieuw voorbehoud maken als omschreven in artikel 28 (Voorbehouden), achtste lid, wanneer het toegevoegde verdrag het eerste zou zijn dat binnen de reikwijdte van een dergelijk voorbehoud valt. De Partij moet tevens iedere aanvullende kennisgeving specificeren die op grond van het eerste lid, onderdelen b tot en met s, vereist kan zijn om aan te geven dat er bijkomende verdragen in de lijst werden opgenomen. Indien die aanvulling er voor de eerste keer toe leidt dat er een belastingverdrag in de lijst wordt opgenomen dat gesloten is door of namens een rechtsgebied of een gebied waarvan de internationale betrekkingen onder de verantwoordelijkheid van een Partij vallen, moet de Partij bovendien alle voorbehouden (overeenkomstig artikel 28 (Voorbehouden), vierde lid) of kennisgevingen (overeenkomstig het tweede lid van dit artikel) specificeren die van toepassing zijn op gedekte belastingverdragen die door of namens dat rechtsgebied of dat gebied gesloten zijn. Vanaf de datum waarop het (de) toegevoegde verdrag(en) waarvoor een in artikel 2 (Interpretatie van uitdrukkingen), eerste lid, onderdeel a, onder ii, bedoelde kennisgeving gedaan werd gedekte belastingverdragen worden, regelen de bepalingen van artikel 35 (Toepassing) de datum waarop de wijzigingen voor het gedekte belastingverdrag van toepassing worden.

  • 6. Een Partij mag aanvullende kennisgevingen doen overeenkomstig het eerste lid, onderdelen b tot en met s, door de depositaris een kennisgeving toe te zenden. Die kennisgevingen worden van toepassing:

    • a. met betrekking tot gedekte belastingverdragen waarbij uitsluitend staten of rechtsgebieden betrokken zijn die Partij zijn bij het Verdrag wanneer de aanvullende kennisgeving door de depositaris ontvangen wordt:

      • i. voor kennisgevingen ter zake van bepalingen die betrekking hebben op bronbelastingen indien het feit dat aanleiding geeft tot die belastingen zich voordoet op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op het verstrijken van een termijn van zes kalendermaanden die aanvangt op de datum waarop de depositaris de aanvullende kennisgeving meedeelt; en

      • ii. voor voorbehouden ter zake van alle andere bepalingen, voor belastingen die worden geheven ter zake van belastingtijdvakken die aanvangen op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op het verstrijken van een termijn van zes kalendermaanden die aanvangt op de datum waarop de depositaris de aanvullende kennisgeving meedeelt; en

    • b. met betrekking tot een gedekt belastingverdrag dat gesloten wordt met een of meer verdragsluitende rechtsgebieden die Partij worden bij dit Verdrag na de datum waarop de aanvullende kennisgeving door de depositaris ontvangen wordt: op de laatste van de data waarop het Verdrag voor die verdragsluitende rechtsgebieden in werking treedt.

Artikel 30 Latere wijzigingen van gedekte belastingverdragen

De bepalingen van dit Verdrag doen geen afbreuk aan latere wijzigingen van een gedekt belastingverdrag die de verdragsluitende rechtsgebieden bij het gedekte belastingverdrag onderling overeen kunnen komen.

Artikel 31 Conferentie van de Partijen
  • 1. De Partijen kunnen een conferentie van de Partijen bijeenroepen voor het nemen van elke beslissing of voor het uitoefenen van elke functie die op grond van de bepalingen van dit Verdrag vereist of aangewezen kan zijn.

  • 2. De conferentie van de Partijen wordt ondersteund door de depositaris.

  • 3. Elke Partij mag om een conferentie van de Partijen verzoeken door een verzoek daartoe aan de depositaris te richten. De depositaris stelt alle Partijen in kennis van elk verzoek. Daarna roept hij een conferentie van de Partijen bijeen, op voorwaarde dat het verzoek binnen zes kalendermaanden nadat het door de depositaris werd medegedeeld door een derde van de Partijen gesteund wordt.

Artikel 32 Interpretatie en implementatie
  • 1. Elke vraag die mocht rijzen met betrekking tot de interpretatie of de implementatie van de bepalingen van een gedekt belastingverdrag, zoals die gewijzigd zijn door dit Verdrag, wordt behandeld conform de bepaling(en) van het gedekte belastingverdrag die betrekking heeft (hebben) op de regeling door onderling overleg van vragen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van het gedekte belastingverdrag (zoals die bepalingen kunnen worden gewijzigd door dit Verdrag).

  • 2. Elke vraag die mocht rijzen met betrekking tot de interpretatie of de implementatie van dit Verdrag mag behandeld worden door een conferentie van de Partijen die is bijeengeroepen conform artikel 31 (Conferentie van de Partijen), derde lid.

Artikel 33 Wijziging
  • 1. Elke Partij mag een wijziging van dit Verdrag voorstellen door de voorgestelde wijziging aan de depositaris voor te leggen.

  • 2. Er mag een conferentie van de Partijen bijeengeroepen worden conform artikel 31 (Conferentie van de Partijen), derde lid, om de voorgestelde wijziging te onderzoeken.

Artikel 34 Inwerkingtreding
  • 1. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een termijn van drie kalendermaanden die aanvangt op de datum van neerlegging van de vijfde akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

  • 2. Voor elke ondertekenaar die dit Verdrag bekrachtigt, aanvaardt of goedkeurt na de neerlegging van de vijfde akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een termijn van drie kalendermaanden die aanvangt op de datum waarop die ondertekenaar zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring heeft neergelegd.

Artikel 35 Toepassing
  • 1. De bepalingen van dit Verdrag worden in elk verdragsluitend rechtsgebied van toepassing met betrekking tot een gedekt belastingverdrag:

    • a. met betrekking tot belastingen geheven aan de bron, op bedragen die zijn betaald of toegekend aan niet-inwoners wanneer het feit dat aanleiding geeft tot die belastingen zich voordoet op of na de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar dat aanvangt op of na de laatste van de data waarop dit Verdrag voor elk van de verdragsluitende rechtsgebieden bij het gedekte belastingverdrag in werking treedt; en

    • b. met betrekking tot alle andere belastingen die door dat verdragsluitende rechtsgebied worden geheven, op belastingen die worden geheven ter zake van belastingtijdvakken die aanvangen op of na het verstrijken van een termijn van zes kalendermaanden (of een kortere termijn wanneer al de verdragsluitende rechtsgebieden de depositaris ervan in kennis stellen dat ze voornemens zijn om die kortere termijn toe te passen) te rekenen vanaf de laatste van de data waarop dit Verdragvoor elk van de verdragsluitende rechtsgebieden bij het gedekte belastingverdrag in werking treedt.

  • 2. Uitsluitend voor de eigen toepassing van het eerste lid, onderdeel a, en het vijfde lid, onderdeel a, mag een Partij ervoor kiezen om „belastingtijdvak” te vervangen door „kalenderjaar” en stelt de depositaris daarvan in kennis.

  • 3. Uitsluitend voor de eigen toepassing van het eerste lid, onderdeel b, en het vijfde lid, onderdeel b, mag een Partij ervoor kiezen om de verwijzing naar „belastingtijdvakken die aanvangen op of na het verstrijken van een termijn” te vervangen door een verwijzing naar „belastingtijdvakken die aanvangen op of na 1 januari van het eerstvolgende jaar dat aanvangt op of na het verstrijken van een termijn” en stelt de depositaris daarvan in kennis.

  • 4. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel is artikel 16 (Procedure voor onderling overleg) van toepassing op een gedekt belastingverdrag voor een zaak die aan de bevoegde autoriteit van een verdragsluitend rechtsgebied wordt voorgelegd op of na de laatste van de data waarop dit Verdrag voor elk van de verdragsluitende rechtsgebieden bij het gedekte belastingverdrag in werking treedt, behalve voor gevallen die op grond van het gedekte belastingverdrag, voordat het door dit Verdrag gewijzigd werd, vanaf die datum niet konden worden voorgelegd, en dit ongeacht de belastingtijdvakken waarop de zaak betrekking heeft.

  • 5. Voor een nieuw gedekt belastingverdrag dat het resultaat is van een in artikel 29 (Kennisgevingen), vijfde lid, bedoelde aanvulling van de lijst met verdragen waarvoor een in artikel 2 (Interpretatie van uitdrukkingen), eerste lid, onderdeel a, onder ii, bedoelde kennisgeving gedaan werd, worden de bepalingen van dit Verdrag van toepassing in elk verdragsluitend rechtsgebied:

    • a. met betrekking tot belastingen geheven aan de bron, op bedragen die zijn betaald of toegekend aan niet-inwoners, wanneer het feit dat aanleiding geeft tot die belastingen zich voordoet op of na de eerste dag van het kalenderjaar dat volgt op een periode van 30 dagen volgend op de datum waarop de depositaris de kennisgeving van de aanvulling van de lijst met verdragen meedeelt; en

    • b. met betrekking tot alle andere belastingen die door dat verdragsluitende rechtsgebied worden geheven, op belastingen die worden geheven ter zake van belastingtijdvakken die aanvangen op of na het verstrijken van een termijn van negen kalendermaanden (of een kortere termijn wanneer al de verdragsluitende rechtsgebieden de depositaris kennis geven van het feit dat ze voornemens zijn om die kortere termijn toe te passen), te rekenen vanaf de datum waarop de depositaris de kennisgeving van de uitbreiding van de lijst met verdragen meedeelt.

  • 6. Een Partij kan zich het recht voorbehouden het vierde lid niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen.

  • 7.

    • a. Een Partij kan zich het recht voorbehouden:

      • i. de onder het eerste en vierde lid opgenomen verwijzingen naar „de laatste van de data waarop dit Verdrag voor elk van de verdragsluitende rechtsgebieden bij het gedekte belastingverdrag in werking treedt”; en

      • ii. de onder het vijfde lid opgenomen verwijzingen naar „de datum waarop de depositaris de kennisgeving van de aanvulling van de lijst met verdragen meedeelt”;

        te vervangen door verwijzingen naar „30 dagen na de datum waarop de depositaris de laatste van de kennisgevingen heeft ontvangen, waarmee elk verdragsluitend rechtsgebied dat het in artikel 35 (Toepassing), zevende lid, omschreven voorbehoud heeft gemaakt hem ter kennis brengt dat het zijn interne procedures voor het van toepassing worden van de bepalingen van dit Verdrag op dat specifieke gedekte belastingverdrag voltooid heeft”;

      • iii. de onder artikel 28 (Voorbehouden), negende lid, onderdeel a, opgenomen verwijzingen naar „op de datum waarop de depositaris de kennisgeving van de intrekking of de vervanging van het voorbehoud meedeelt”; en

      • iv. de onder artikel 28 (Voorbehouden), negende lid, onderdeel b, opgenomen verwijzing naar „op de laatste van de data waarop het Verdrag voor die verdragsluitende rechtsgebieden in werking treedt”;

        te vervangen door verwijzingen naar „30 dagen na de datum waarop de depositaris de laatste van de kennisgevingen heeft ontvangen, waarmee elk verdragsluitend rechtsgebied dat het in artikel 35 (Toepassing), zevende lid, omschreven voorbehoud heeft gemaakt hem ter kennis brengt dat het zijn interne procedures voor het van toepassing worden van de intrekking of de vervanging van het voorbehoud op dat specifieke gedekte belastingverdrag voltooid heeft”;

      • v. de onder artikel 29 (Kennisgevingen), zesde lid, onderdeel a, opgenomen verwijzingen naar „op de datum waarop de depositaris de aanvullende kennisgeving meedeelt”; en

      • vi. de onder artikel 29 (Kennisgevingen), zesde lid, onderdeel b, opgenomen verwijzing naar „op de laatste van de data waarop het Verdrag voor die verdragsluitende rechtsgebieden in werking treedt”;

        te vervangen door verwijzingen naar „30 dagen na de datum waarop de depositaris de laatste van de kennisgevingen heeft ontvangen, waarmee elk verdragsluitend rechtsgebied dat het in artikel 35 (Toepassing), zevende lid, omschreven voorbehoud heeft gemaakt hem ter kennis brengt dat het zijn interne procedures voor het van toepassing worden van de aanvullende kennisgeving op dat specifieke gedekte belastingverdrag voltooid heeft”;

      • vii. de onder artikel 36 (Toepassing van Deel VI), eerste en tweede lid, opgenomen verwijzingen naar „de laatste van de data waarop dit Verdrag voor elk van de verdragsluitende rechtsgebieden bij het gedekte belastingverdrag in werking treedt”;

        te vervangen door verwijzingen naar „30 dagen na de datum waarop de depositaris de laatste van de kennisgevingen heeft ontvangen, waarmee elk verdragsluitend rechtsgebied dat het in artikel 35 (Toepassing), zevende lid, omschreven voorbehoud heeft gemaakt hem ter kennis brengt dat het zijn interne procedures voor het van toepassing worden van de bepalingen van dit Verdrag op dat specifieke gedekte belastingverdrag voltooid heeft”; en

      • viii. de onder artikel 36 (Toepassing van Deel VI), derde lid, opgenomen verwijzing naar „de datum waarop de depositaris de kennisgeving van de aanvulling van de lijst met verdragen meedeelt”;

      • ix. de onder artikel 36 (Toepassing van Deel VI), vierde lid, opgenomen verwijzingen naar „de datum waarop de depositaris de kennisgeving van de intrekking van het voorbehoud meedeelt”, „de datum waarop de depositaris de kennisgeving van de vervanging van het voorbehoud meedeelt” en „de datum waarop de depositaris de kennisgeving van de intrekking van het bezwaar tegen het voorbehoud meedeelt”; en

      • x. de onder artikel 36 (Toepassing van Deel VI), vijfde lid, opgenomen verwijzing naar „de datum waarop de depositaris de aanvullende kennisgeving meedeelt”;

        te vervangen door verwijzingen naar „30 dagen na de datum waarop de depositaris de laatste van de kennisgevingen heeft ontvangen, waarmee elk verdragsluitend rechtsgebied dat het in artikel 35 (Toepassing), zevende lid, omschreven voorbehoud heeft gemaakt hem ter kennis brengt dat het zijn interne procedures voor het van toepassing worden van de bepalingen van Deel VI (Arbitrage) op dat specifieke gedekte belastingverdrag voltooid heeft”.

    • b. Een Partij die een voorbehoud maakt conform onderdeel a, stelt de depositaris en het (de) andere verdragsluitende rechtsgebied(en) gelijktijdig in kennis van de bevestiging dat het zijn interne procedures voltooid heeft.

    • c. Indien een of meer verdragsluitende rechtsgebieden bij een gedekt belastingverdrag een voorbehoud maken op grond van dit lid, wordt de datum van toepassing van de bepalingen van het Verdrag, van de intrekking of de vervanging van een voorbehoud, van een aanvullende kennisgeving met betrekking tot dat gedekte belastingverdrag, of van Deel VI (Arbitrage), geregeld door dit lid voor alle verdragsluitende rechtsgebieden bij het gedekte belastingverdrag.

Artikel 36 Toepassing van Deel VI
  • 1. Niettegenstaande artikel 28 (Voorbehouden), negende lid, artikel 29 (Kennisgevingen), zesde lid, en artikel 35 (Toepassing), eerste tot en met zesde lid, worden de bepalingen van Deel VI (Arbitrage) van toepassing tussen twee verdragsluitende rechtsgebieden bij een gedekt belastingverdrag:

    • a. met betrekking tot zaken die aan de bevoegde autoriteit van een verdragsluitend rechtsgebied worden voorgelegd (zoals omschreven in artikel 19 (Verplichte en bindende arbitrage), eerste lid, onderdeel a), op of na de laatste van de data waarop dit Verdrag voor elk van de verdragsluitende rechtsgebieden bij het gedekte belastingverdrag in werking treedt; en

    • b. met betrekking tot zaken die aan de bevoegde autoriteit van een verdragsluitend rechtsgebied worden voorgelegd vóór de laatste van de data waarop dit Verdrag voor elk van de verdragsluitende rechtsgebieden bij het gedekte belastingverdrag in werking treedt, op de datum waarop beide verdragsluitende rechtsgebieden de depositaris kennis gegeven hebben van het feit dat zij onderling overeenstemming hebben bereikt overeenkomstig artikel 19 (Verplichte en bindende arbitrage), tiende lid, en met die kennisgeving ook inlichtingen verstrekt hebben over de datum of data waarop die zaken volgens de bereikte onderlinge overeenstemming beschouwd worden als zijnde voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van een verdragsluitend rechtsgebied (zoals omschreven in artikel 19 (Verplichte en bindende arbitrage), eerste lid, onderdeel a).

  • 2. Een Partij kan zich het recht voorbehouden Deel VI (Arbitrage) toe te passen op een zaak die aan de bevoegde autoriteit van een verdragsluitend rechtsgebied wordt voorgelegd vóór de laatste van de data waarop dit Verdrag voor elk van de verdragsluitende rechtsgebieden bij het gedekte belastingverdrag in werking treedt, maar uitsluitend voor zover de bevoegde autoriteiten van beide verdragsluitende rechtsgebieden ermee instemmen dat Deel VI op die specifieke zaak van toepassing zal zijn.

  • 3. Voor een nieuw gedekt belastingverdrag dat het resultaat is van een in artikel 29 (Kennisgevingen), vijfde lid, bedoelde aanvulling van de lijst met verdragen waarvoor een kennisgeving gedaan werd overeenkomstig artikel 2 (Interpretatie van uitdrukkingen), eerste lid, onderdeel a, onder ii, wordt de in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde verwijzing naar „de laatste van de data waarop dit Verdrag voor elk van de verdragsluitende rechtsgebieden bij het gedekte belastingverdrag in werking treedt” vervangen door verwijzingen naar „de datum waarop de depositaris de kennisgeving van de aanvulling van de lijst met verdragen meedeelt”.

  • 4. Bij een intrekking of vervanging van een voorbehoud op grond van artikel 26 (Compatibiliteit), vierde lid, overeenkomstig artikel 28 (Voorbehouden), negende lid, of bij een intrekking van een bezwaar tegen een voorbehoud op grond van artikel 28 (Voorbehouden), tweede lid, waardoor deel VI (Arbitrage) van toepassing wordt tussen twee verdragsluitende rechtsgebieden bij een gedekt belastingverdrag, geldt overeenkomstig het eerste lid, onderdelen a en b, van dit artikel, met dien verstande dat de verwijzing naar „de laatste van de data waarop dit Verdrag voor elk van de verdragsluitende rechtsgebieden bij het gedekte belastingverdrag in werking treedt” respectievelijk vervangen wordt door verwijzingen naar „de datum waarop de depositaris de kennisgeving van de intrekking van het voorbehoud meedeelt”, „de datum waarop de depositaris de kennisgeving van de vervanging van het voorbehoud meedeelt” of „de datum waarop de depositaris de kennisgeving van de intrekking van het bezwaar tegen het voorbehoud meedeelt”.

  • 5. Een overeenkomstig artikel 29 (Kennisgevingen), eerste lid, onderdeel p, verrichte aanvullende kennisgeving is van toepassing overeenkomstig het eerste lid, onderdelen a en b, van dit artikel, met dien verstande dat de in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde verwijzing naar „de laatste van de data waarop dit Verdrag voor elk van de verdragsluitende rechtsgebieden bij het gedekte belastingverdrag in werking treedt” vervangen wordt door verwijzingen naar „de datum waarop de depositaris de aanvullende kennisgeving meedeelt”.

Artikel 37 Opzegging
  • 1. Elke Partij mag dit Verdrag op elk moment opzeggen door middel van een aan de depositaris gerichte kennisgeving.

  • 2. De overeenkomstig het eerste lid gedane opzegging wordt van kracht op de datum waarop de kennisgeving door de depositaris ontvangen wordt. In gevallen waarbij dit Verdrag voor alle verdragsluitende rechtsgebieden bij een gedekt belastingverdrag in werking getreden is vóór de datum waarop de opzegging van kracht wordt, blijft dat gedekte belastingverdrag zoals het gewijzigd werd door dit Verdrag.

Artikel 38 Relatie met Protocollen
  • 1. Dit Verdrag mag worden aangevuld door een of meer protocollen.

  • 2. Om partij te worden bij een protocol, dient een staat of een rechtsgebied ook Partij te zijn bij dit Verdrag.

  • 3. Een Partij bij dit Verdrag wordt niet gebonden door een protocol, tenzij zij partij wordt bij het protocol overeenkomstig de bepalingen daarvan.

Artikel 39 De depositaris
  • 1. De Secretaris-Generaal van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling is de depositaris voor dit Verdrag en voor alle protocollen als bedoeld in artikel 38 (Relatie met Protocollen).

  • 2. De depositaris stelt de Partijen en de ondertekenaars binnen één kalendermaand in kennis van:

    • a. elke ondertekening overeenkomstig artikel 27 (Ondertekening en bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring);

    • b. de neerlegging van elke akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring overeenkomstig artikel 27 (Ondertekening en bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring);

    • c. elk voorbehoud of elke intrekking of vervanging van een voorbehoud overeenkomstig artikel 28 (Voorbehouden);

    • d. elke kennisgeving of aanvullende kennisgeving overeenkomstig artikel 29 (Kennisgevingen);

    • e. elke voorgestelde wijziging van dit Verdrag overeenkomstig artikel 33 (Wijziging);

    • f. elke opzegging van dit Verdrag overeenkomstig artikel 37 (Opzegging); en

    • g. elke andere mededeling die betrekking heeft op dit Verdrag.

  • 3. De depositaris houdt publiekelijk beschikbare lijsten bij van:

    • a. de gedekte belastingverdragen;

    • b. de door de Partijen gemaakte voorbehouden; en

    • c. de door de Partijen gedane kennisgevingen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Parijs, op 24 november 2016, in het Engels en in het Frans, waarbij beide teksten gelijkelijk authentiek zijn, in een enkel exemplaar dat zal worden neergelegd in het archief van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling.

Uitgegeven de dertiende december 2017.

De Minister van Buitenlandse Zaken, H. ZIJLSTRA

Naar boven