50 (1974) Nr. 34

A. TITEL

Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974;

(met Bijlage)

Londen, 1 november 1974

B. TEKST

De Engelse en de Franse tekst van het Verdrag, met Bijlage, zijn geplaatst in Trb. 1976, 157.

Voor correcties van de Bijlage, zie Trb. 1983, 32.

Voor wijzigingen van de Bijlage, zie Trb. 1983, 32, rubriek J van Trb. 1983, 173, Trb. 1985, 155, Trb. 1989, 42, Trb. 1989, 98, Trb. 1992, 24, Trb. 1994, 19, Trb. 1996, 18, Trb. 1996, 128, Trb. 1996, 257, Trb. 1997, 226, Trb. 1998, 155 en Trb. 2005, 55 en rubriek B van Trb. 2008, 87, Trb. 2009, 84, Trb. 2009, 147, Trb. 2011, 65, Trb. 2012, 141, Trb. 2013, 80, Trb. 2013, 249, Trb. 2014, 199, Trb. 2015, 67 en Trb. 2015, 152.

Voor correcties van de wijzigingen van de Bijlage, zie Trb. 1985, 155, rubriek J van Trb. 1995, 236, rubriek B van Trb. 1996, 128, rubriek J van Trb. 2005, 55 en rubriek B van Trb. 2006, 72, Trb. 2012, 141, Trb. 2013, 80, Trb. 2014, 199, Trb. 2015, 67 en Trb. 2015, 152.


Codes

Zie Trb. 2009, 84, Trb. 2011, 65, Trb. 2012, 141, Trb. 2013, 80, Trb. 2013, 249, Trb. 2014, 199, Trb. 2015, 67 en Trb. 2015, 152.


Verplichte meldingssystemen voor schepen

Zie Trb. 2009, 84, Trb. 2011, 65, Trb. 2013, 80 en Trb. 2015, 152.


Verplichte standaarden voor schepen

Zie Trb. 2011, 65.


C. VERTALING


De vertaling van de in Trb. 2015, 152 geplaatste wijzigingen luidt als volgt:

Resolutie MSC.392(95)
(Aangenomen op 11 juni 2015)

Wijzigingen van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974, als gewijzigd

De Maritieme Veiligheidscommissie,

In herinnering brengend artikel 28(b) van het Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie betreffende de taken van de Commissie,

Voorts in herinnering brengend artikel VIII(b)(vi)(2) van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974 („het Verdrag”), betreffende de wijzigingsprocedure die van toepassing is op de Bijlage bij het Verdrag, met uitzondering van de bepalingen van hoofdstuk I,

Na bestudering, tijdens haar vijfennegentigste zitting, van wijzigingen van het Verdrag, voorgesteld en toegezonden overeenkomstig artikel VIII(b)(i) daarvan,

  • 1. Neemt, in overeenstemming met artikel VIII(b)(iv) van het Verdrag, wijzigingen van het Verdrag aan, waarvan de tekst is vervat in de bijlage bij deze resolutie;

  • 2. Bepaalt, in overeenstemming met artikel VIII(b)(vi)(2)(bb) van het Verdrag, dat de genoemde wijzigingen worden geacht te zijn aanvaard op 1 juli 2016, tenzij vóór die datum meer dan een derde van de Verdragsluitende Regeringen bij het Verdrag, dan wel de Verdragsluitende Regeringen waarvan de gezamenlijke koopvaardijvloten ten minste vijftig procent van de brutotonnage van de wereldkoopvaardijvloot vormen, hun bezwaren tegen de wijzigingen kenbaar hebben gemaakt aan de Secretaris-Generaal van de Organisatie;

  • 3. Nodigt de Verdragsluitende Regeringen bij het Verdrag uit er nota van te nemen dat, in overeenstemming met artikel VIII(b)(vii)(2) van het Verdrag, de wijzigingen na hun aanvaarding in overeenstemming met het tweede lid hierboven, in werking treden op 1 januari 2017,

  • 4. Verzoekt de Secretaris-Generaal voor de toepassing van artikel VIII(b)(v) van het Verdrag voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van deze resolutie en van de tekst van de in de bijlage vervatte wijzigingen te doen toekomen aan alle Verdragsluitende Regeringen bij het Verdrag; en

  • 5. Verzoekt de Secretaris-Generaal voorts afschriften van deze resolutie en de bijlage daarbij te doen toekomen aan Leden van de Organisatie die geen Verdragsluitende Regeringen bij het Verdrag zijn.


Bijlage
Wijzigingen van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974, zoals gewijzigd

HOOFDSTUK II-1

CONSTRUCTIE – STRUCTUUR, WATERDICHTE INDELING EN STABILITEIT, MACHINE-INSTALLATIES EN ELEKTRISCHE INSTALLATIES

DEEL A ALGEMEEN
Voorschrift 2 Begripsomschrijvingen

1. De volgende nieuwe paragrafen 29 en 30 worden toegevoegd na de bestaande paragraaf 28:

  • „29. IGF-Code, de Internationale Veiligheidscode voor schepen die gassen of andere brandstoffen met een laag vlampunt gebruiken, zoals aangenomen door de Maritieme Veiligheidscommissie van de Organisatie bij resolutie MSC.391(95), eventueel als gewijzigd door de Organisatie, op voorwaarde dat deze wijzigingen worden aangenomen, in werking worden gesteld en van kracht worden in overeenstemming met de bepalingen van artikel VIII van dit Verdrag inzake de wijzigingsprocedures die van toepassing zijn op de Bijlage, met uitzondering van Hoofdstuk I.

  • 30. Brandstof met een laag vlampunt, gasvormige of vloeibare brandstof met een vlampunt dat lager ligt dan anderszins is toegestaan uit hoofde van voorschrift II-2/4.2.1.1.”

DEEL F VERVANGEND ONTWERP EN VERVANGENDE VOORZIENINGEN

Voorschrift 55 Vervangend ontwerp en vervangende voorzieningen

2. De bestaande paragrafen 1 tot en met 3 worden vervangen door de volgende:

  • „1. Doel

    Het doel van dit voorschrift is een methode te bieden voor vervangend ontwerp en vervangende voorzieningen voor machine- en elektrische installaties en opslag- en distributiesystemen voor brandstoffen met een laag vlampunt.

  • 2. Algemeen

    • 2.1. Ontwerp en voorzieningen voor machine- en elektrische installaties en opslag- en distributiesystemen voor brandstoffen met een laag vlampunt mogen van de in de delen C, D, E of G vervatte vereisten afwijken, mits het vervangend ontwerp en de vervangende voorzieningen beantwoorden aan het doel van de desbetreffende vereisten en een aan dit hoofdstuk gelijkwaardig niveau van veiligheid bieden.

    • 2.2. Wanneer het vervangend ontwerp of de vervangende voorzieningen afwijken van de dwingende vereisten van de delen C, D, E of G moeten de constructieanalyse, de evaluatie en de goedkeuring van het ontwerp en de voorzieningen worden uitgevoerd in overeenstemming met dit voorschrift.

  • 3. Constructieanalyse

    De constructieanalyse opgesteld op basis van de door de Organisatie opgestelde richtlijnen, moet worden voorbereid en aan de Administratie worden voorgelegd en ten minste de volgende onderdelen omvatten:

    • .1 vermelding van het type schip, machine-installaties, elektrische installaties, opslag- en distributiesystemen voor brandstoffen met een laag vlampunt en ruimte(n) in kwestie;

    • .2 vermelding van het (de) dwingende vereiste(n) waaraan de machine-installaties en elektrische installaties en opslag- en distributiesystemen voor brandstoffen met een laag vlampunt niet zullen voldoen;

    • .3 vermelding van de reden waarom het voorgestelde ontwerp niet zal voldoen aan de dwingende vereisten, ondersteund door middel van de naleving van andere erkende constructie- of industrienormen;

    • .4 vermelding van de prestatiecriteria voor het schip en de betrokken machine-installaties en elektrische installaties, opslag- en distributiesystemen voor brandstoffen met een laag vlampunt of ruimte(n) in kwestie, waarop de relevante dwingende vereiste(n) van toepassing is/zijn:

      • .1 de prestatiecriteria moeten een veiligheidsniveau waarborgen dat niet geringer is dan de desbetreffende dwingende vereisten, vervat in de delen C, D, E of G; en

      • .2 de prestatiecriteria moeten kwantificeerbaar en meetbaar zijn;

    • .5 gedetailleerde beschrijving van het vervangend ontwerp en de vervangende voorzieningen, met inbegrip van een lijst van de aannames gehanteerd bij het ontwerp en eventuele voorgestelde functionele beperkingen of voorwaarden;

    • .6 technische onderbouwing die aantoont dat het vervangend ontwerp en de vervangende voorzieningen voldoen aan de veiligheidscriteria; en

    • .7 risicobeoordeling aan de hand van identificatie van de potentiële tekortkomingen en gevaren die met het voorstel samenhangen.”

3. Na het bestaande deel F wordt het volgende nieuwe deel G toegevoegd:

„DEEL G SCHEPEN DIE BRANDSTOFFEN MET EEN LAAG VLAMPUNT GEBRUIKEN
Voorschrift 56 Toepassing
  • 1. Behoudens het bepaalde in de paragrafen 4 en 5 is dit deel van toepassing op schepen die brandstoffen met een laag vlampunt gebruiken:

    • .1 waarvoor het bouwcontract is afgesloten op of na 1 januari 2017;

    • .2 waarvan, bij ontbreken van een bouwcontract, de kiel is gelegd of waarvan de bouw zich in een soortgelijk stadium bevindt op of na 1 juli 2017; of

    • .3 waarvan de oplevering plaatsvindt op of na 1 januari 2021.

      Dergelijke schepen die brandstoffen met een laag vlampunt gebruiken moeten voldoen aan de vereisten van dit deel naast alle andere vereisten van de bestaande voorschriften die van toepassing zijn.

  • 2. Behoudens het bepaalde in de paragrafen 4 en 5 wordt een schip, ongeacht de datum waarop dit is gebouwd, met inbegrip van schepen die gebouwd zijn vóór 1 januari 2009, dat op of na 1 januari 2017 overgaat op het gebruik van brandstoffen met een laag vlampunt, beschouwd als een schip dat brandstoffen met een laag vlampunt gebruikt op de datum waarop een dergelijke verbouwing begon.

  • 3. Behoudens het bepaalde in de paragrafen 4 en 5 wordt een schip dat brandstoffen met een laag vlampunt gebruikt, ongeacht de datum waarop dit is gebouwd, met inbegrip van schepen die gebouwd zijn vóór 1 januari 2009, dat op of na 1 januari 2017 overgaat op het gebruik van brandstoffen met een laag vlampunt die anders zijn dan de brandstoffen waarvan het gebruik oorspronkelijk was goedgekeurd vóór 1 januari 2017, beschouwd als een schip dat brandstoffen met een laag vlampunt gebruikt op de datum waarop een dergelijke verbouwing begon.

  • 4. Dit deel is niet van toepassing op gastankschepen, zoals omschreven in voorschrift VII/11.2:

    • .1 die hun lading als brandstof gebruiken en voldoen aan de vereisten van de IGC-Code, zoals omschreven in voorschrift VII/11.1; of

    • .2 die andere gasvormige brandstoffen met een laag vlampunt gebruiken mits het ontwerp en de voorzieningen voor de opslag- en distributiesystemen voor dergelijke gasvormige brandstoffen voldoen aan de vereisten van de IGC-Code voor gas als lading.

  • 5. Dit deel is niet van toepassing op schepen die eigendom zijn van of geëxploiteerd worden door een Verdragsluitende Regering en die, voorlopig, uitsluitend voor niet-commerciële overheidsdiensten worden gebruikt. Schepen die eigendom zijn van of geëxploiteerd worden door een Verdragsluitende Regering en die, voorlopig, voor niet-commerciële overheidsdiensten worden gebruikt worden evenwel aangemoedigd, voor zover redelijk en uitvoerbaar, te handelen op een wijze die verenigbaar is met dit deel.

Voorschrift 57 Vereisten voor schepen die brandstoffen met een laag vlampunt gebruiken

Behoudens het bepaalde in de voorschriften 56.4 en 56.5 moeten schepen die brandstoffen met een laag vlampunt gebruiken voldoen aan de vereisten van de IGF-Code.”

HOOFDSTUK II-2 CONSTRUCTIE – BEVEILIGING TEGEN, OPSPORING EN BESTRIJDING VAN BRAND

DEEL B VOORKOMING VAN BRAND EN EXPLOSIE
Voorschrift 4 Kans op ontsteking

4. In paragraaf 2.1.3.4 wordt het woord „en” geschrapt.

5. In paragraaf 2.1 wordt de bestaande subparagraaf .4 vervangen door:

  • „.4 op vrachtschepen, waarop deel G van hoofdstuk II-1 niet van toepassing is, kan het gebruik van brandstof met een lager vlampunt dan in paragraaf 2.1.1 vermeld, bijvoorbeeld ruwe olie, worden toegestaan mits deze brandstof niet wordt opgeslagen in een machineruimte en onder voorbehoud van de goedkeuring van de gehele installatie door de Administratie; en

  • .5 op schepen, waarop deel G van hoofdstuk II-1 van toepassing is, is het gebruik van brandstof met een lager vlampunt dan in paragraaf 2.1.1 vermeld toegestaan.”

6. Aan het einde van de bestaande paragraaf 5.3.2.2 wordt de volgende zin toegevoegd:

„Bij tankschepen gebouwd op of na 1 januari 2017 moet bij iedere vorm van isolatie de doorstroming van grote hoeveelheden damp, lucht of inertgasmengsels gedurende het laden en ballasten of gedurende het legen in overeenstemming met voorschrift 11.6.1.2 mogelijk blijven.”

DEEL C BRANDBESTRIJDING
Voorschrift 11 Structurele veiligheid

7. Aan het einde van de bestaande paragraaf 6.2 wordt de volgende zin toegevoegd:

„Bij tankschepen gebouwd op of na 1 januari 2017 moeten de openingen worden aangebracht in overeenstemming met voorschrift 4.5.3.4.1.”

8. In paragraaf 6.3.2 wordt de volgende tekst toegevoegd tussen de eerste en tweede zin:

„Daarnaast moet bij tankschepen gebouwd op of na 1 januari 2017 de secundaire voorziening in staat zijn overdruk of onderdruk te voorkomen in geval van beschadiging of het onbedoeld sluiten van het in voorschrift 4.5.3.2.2 vereiste isolatiemiddel.”

DEEL G BIJZONDERE VEREISTEN

Voorschrift 20 Beveiliging van voertuigruimten, ruimten van bijzondere aard en ro-ro-ruimten

9. De bestaande paragraaf 3.1.2 wordt vervangen door:

  • „3.1.2 Werking van ventilatiesystemen

    • 3.1.2.1 Op passagiersschepen moet het mechanische ventilatiesysteem gescheiden zijn van andere ventilatiesystemen. Het mechanische ventilatiesysteem moet zodanig functioneren dat te allen tijde ten minste het aantal luchtwisselingen vereist in paragraaf 3.1.1 wordt bereikt wanneer voertuigen in dergelijke ruimten aanwezig zijn, tenzij er een controlesysteem voor de luchtkwaliteit in overeenstemming met paragraaf 3.1.2.4 aanwezig is. Ventilatiekanalen die dergelijke laadruimten bedienen die doeltreffend luchtdicht kunnen worden afgesloten, moeten voor elk van deze ruimten zijn gescheiden. Het systeem moet kunnen worden bediend vanuit een plaats buiten dergelijke ruimten.

    • 3.1.2.2 Op vrachtschepen moeten ventilatoren onder normale omstandigheden ononderbroken in bedrijf zijn en ten minste het aantal luchtwisselingen vereist in paragraaf 3.1.1 bereiken wanneer er zich voertuigen aan boord bevinden, tenzij er een controlesysteem voor de luchtkwaliteit in overeenstemming met paragraaf 3.1.2.4 aanwezig is. Wanneer dit niet uitvoerbaar is, moeten zij dagelijks gedurende een beperkte tijd indien de weersomstandigheden zulks toelaten en in ieder geval gedurende een redelijke tijd voorafgaande aan de ontscheping, in bedrijf worden gesteld, waarna moet worden aangetoond dat de ro-ro-ruimte of voertuigruimte gasvrij is. Hiertoe moeten één of meer draagbare instrumenten voor het opsporen van brandbare gassen aan boord zijn. Dit systeem moet volledig zijn gescheiden van andere ventilatiesystemen. Ventilatiekanalen die ro-ro-ruimten of voertuigruimten bedienen, moeten per laadruimte doeltreffend kunnen worden afgesloten. Het systeem moet kunnen worden bediend vanuit een plaats buiten dergelijke ruimten.

    • 3.1.2.3 Het ventilatiesysteem moet zodanig zijn dat het vormen van luchtlagen en luchtzakken wordt voorkomen.

    • 3.1.2.4 Op alle schepen waarop een controlesysteem voor de luchtkwaliteit gebaseerd op de door de Organisatie opgestelde richtsnoeren aanwezig is, kan het ventilatiesysteem werken met een geringer aantal luchtwisselingen en/of lagere hoeveelheid ventilatie. Deze ontheffing is niet van toepassing op ruimten waar ten minste 10 luchtwisselingen per uur noodzakelijk zijn, zoals vereist door paragraaf 3.2.2 van dit voorschrift, en ruimten waarop de voorschriften 19.3.4.1 en 20-1 van toepassing zijn.”


Aanhangsel
Certificaten

Model van een veiligheidscertificaat voor passagiersschepen

Veiligheidscertificaat voor passagiersschepen
  • 10. De volgende nieuwe paragraaf 2.2 wordt toegevoegd na de bestaande paragraaf 2.1:

    • „2.2 het schip voldoet aan deel G van hoofdstuk II-1 van het Verdrag en ......... als brandstof gebruikt/n.v.t.1

  • 11. De bestaande paragrafen 2.2 tot en met 2.11 worden dienovereenkomstig vernummerd.

Model van een veiligheidsconstructiecertificaat voor vrachtschepen

Veiligheidsconstructiecertificaat voor vrachtschepen
  • 12. De bestaande paragraaf 2 wordt vervangen door:

    • „2. Dat uit het onderzoek is gebleken dat:

      • .1 de toestand van de constructie, machines en apparatuur als omschreven in bovengenoemd voorschrift toereikend is en dat het schip voldoet aan de relevante vereisten van de hoofdstukken II-1 en II-2 van het Verdrag (anders dan die welke betrekking hebben op brandbeveiligingssystemen, -apparatuur en -plannen); en

      • .2 het schip voldoet aan deel G van hoofdstuk II-1 van het Verdrag en ......... als brandstof gebruikt/n.v.t.4


D. PARLEMENT

Zie rubriek D van Trb. 1979, 128, rubriek J van Trb. 1983, 173, Trb. 1985, 155, Trb. 1989, 42, Trb. 1989, 98, Trb. 1992, 24, Trb. 1992, 173, rubriek D van Trb. 1994, 19, Trb. 1995, 236, rubriek J van Trb. 1996, 18, Trb. 1996, 128, Trb. 1996, 257, rubriek D van Trb. 1996, 340, rubriek J van Trb. 1997, 226, rubriek D en rubriek J van Trb. 1998, 155, rubriek J van Trb. 2005, 55 en rubriek D van Trb. 2008, 87, Trb. 2009, 84, Trb. 2009, 147, Trb. 2011, 65, Trb. 2012, 141, Trb. 2013, 80, Trb. 2013, 249, Trb. 2014, 199, Trb. 2015, 67 en Trb. 2015, 152.


Codes, verplichte meldingssystemen en standaarden

Zie Trb. 2009, 84, Trb. 2011, 65, Trb. 2012, 141, Trb. 2013, 80, Trb. 2013, 249, Trb. 2014, 199 en Trb. 2015, 152.

E. PARTIJGEGEVENS

Zie rubriek E en rubriek F van Trb. 1976, 157 en, laatstelijk, rubriek E van Trb. 2012, 141.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1979, 128 en rubriek J van Trb. 1985, 155, Trb. 1986, 51, Trb. 1989, 98, Trb. 1992, 24, Trb. 1992, 173, Trb. 1994, 19, Trb. 1995, 236, Trb. 1996, 18, Trb. 1996, 128, Trb. 1996, 257, Trb. 1997, 226, Trb. 1998, 155 en Trb. 2005, 55 en rubriek G van Trb. 2008, 87, Trb. 2009, 84, Trb. 2009, 147, Trb. 2011, 65, Trb. 2012, 141, Trb. 2013, 80, Trb. 2013, 249, Trb. 2014, 33, Trb. 2014, 199, Trb. 2015, 67 en Trb. 2015, 152.


Codes

Zie Trb. 2009, 84, Trb. 2009, 147, Trb. 2011, 65, Trb. 2012, 141, Trb. 2013, 80, Trb. 2013, 249, Trb. 2014, 33, Trb. 2014, 199 en Trb. 2015, 152.


Verplichte meldingssystemen voor schepen

Zie Trb. 2009, 84, Trb. 2011, 65, Trb. 2013, 80 en Trb. 2015, 152.


Verplichte standaarden voor schepen

Zie Trb. 2011, 65 en Trb. 2014, 199.


J. VERWIJZINGEN

Voor verwijzingen en overige verdragsgegevens, zie Trb. 1976, 157, Trb. 1977, 77, Trb. 1979, 128, Trb. 1983, 32, Trb. 1983, 173, Trb. 1985, 155, Trb. 1986, 51, Trb. 1989, 42, Trb. 1989, 98, Trb. 1992, 24, Trb. 1992, 173, Trb. 1994, 19, Trb. 1994, 134, Trb. 1995, 236, Trb. 1996, 18, Trb. 1996, 128, Trb. 1996, 257, Trb. 1996, 340, Trb. 1997, 226, Trb. 1998, 155, Trb. 2005, 55, Trb. 2006, 72, Trb. 2008, 87, Trb. 2009, 84, Trb. 2009, 147, Trb. 2011, 65, Trb. 2012, 141, Trb. 2013, 80, Trb. 2013, 249, Trb. 2014, 33, Trb. 2014, 199, Trb. 2015, 67 en Trb. 2015, 152.

Verbanden

Titel

:

Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974;

Londen, 17 februari 1978

Laatste Trb.

:

Trb. 2015, 187

     

Titel

:

Protocol van 1988 bij het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974;

Londen, 11 november 1988

Laatste Trb.

:

Trb. 2015, 188

Overige verwijzingen

Titel

:

Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd door het Protocol van 1978;

Londen, 2 november 1973

Laatste Trb.

:

Trb. 2015, 184

Uitgegeven de zestiende november 2015.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. KOENDERS

Naar boven