Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2014, 160 | Verdrag |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2014, 160 | Verdrag |
14 (2014) Nr. 1
Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (met bijlagen, protocollen, gezamenlijke verklaring en slotakten);
Brussel, 21 maart 2014 / 27 juni 2014
Het Koninkrijk België,
de Republiek Bulgarije,
de Tsjechische Republiek,
het Koninkrijk Denemarken,
de Bondsrepubliek Duitsland,
de Republiek Estland,
Ierland,
de Helleense Republiek,
het Koninkrijk Spanje,
de Franse Republiek,
de Republiek Kroatië,
de Italiaanse Republiek,
de Republiek Cyprus,
de Republiek Letland,
de Republiek Litouwen,
het Groothertogdom Luxemburg,
Hongarije,
de Republiek Malta,
het Koninkrijk der Nederlanden,
de Republiek Oostenrijk,
de Republiek Polen,
de Portugese Republiek,
Roemenië,
de Republiek Slovenië,
de Slowaakse Republiek,
de Republiek Finland,
het Koninkrijk Zweden,
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
Partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna „de lidstaten” genoemd,
de Europese Unie, hierna „de Unie” of „de EU” genoemd,
en
de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, hierna „EURATOM” genoemd
enerzijds, en
Oekraïne
anderzijds,
hierna gezamenlijk „de partijen” genoemd,
Rekening houdend met de nauwe historische betrekkingen en de steeds nauwere banden tussen de partijen, en met hun wens om de betrekkingen nog uit te breiden en te versterken op ambitieuze en innoverende wijze;
Belang hechtend aan nauwe en duurzame betrekkingen op basis van gemeenschappelijke waarden als eerbiediging van de democratische beginselen, de rechtsstaat, goed bestuur, mensenrechten en fundamentele vrijheden, ook de rechten van personen die behoren tot nationale minderheden, niet-discriminatie van personen die behoren tot minderheden, respect voor diversiteit en menselijke waardigheid en gehechtheid aan de beginselen van de een vrijemarkteconomie, waardoor Oekraïne gemakkelijker kan deelnemen aan Europees beleid;
Zich ervan bewust dat Oekraïne als Europees land een gezamenlijke geschiedenis en gemeenschappelijke waarden deelt met de lidstaten van de Europese Unie en bereid is deze waarden te bevorderen;
Opmerkend dat Oekraïne belang hecht aan zijn Europese identiteit;
Rekening houdend met de krachtige steun van het volk in Oekraïne voor de Europese koers van het land;
Bevestigend dat de Europese Unie de Europese ambities van Oekraïne erkent en de keuze voor Europa toejuicht, ook inzake de verbintenis om een duurzame democratie en een markteconomie uit te bouwen;
Erkennend dat de gemeenschappelijke waarden waarop de Europese Unie is gebouwd – democratie, eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en de rechtsstaat – ook essentiële elementen zijn van deze overeenkomst;
Erkennend dat de politieke associatie en de economische integratie van Oekraïne in de Europese Unie zullen afhangen van de vooruitgang bij de uitvoering van deze overeenkomst en de mate waarin Oekraïne kan zorgen dat de gemeenschappelijke waarden worden gerespecteerd, en van de vooruitgang bij de afstemming op de EU op politiek, economisch en juridisch vlak;
Zich ertoe verbindend uitvoering te geven aan alle beginselen en bepalingen van het Handvest van de Verenigde Naties, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), met name de Slotakte van Helsinki van 1975 van de Conferentie over veiligheid en samenwerking in Europa, de slotdocumenten van de conferenties van Madrid en Wenen van 1991 en 1992, het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa van 1990, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties van 1948 en het Europees Verdrag betreffende de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 1950;
Strevend naar meer internationale vrede en veiligheid, en zich inzettend voor efficiënt multilateralisme en de vreedzame oplossing van conflicten, met name door nauw samen te werken binnen het kader van de Verenigde Naties (VN), de OVSE en de Raad van Europa;
Zich inzettend voor onafhankelijkheid, soevereiniteit, territoriale integriteit en onschendbaarheid van de grenzen;
Strevend naar het nader tot elkaar brengen van standpunten inzake bilaterale, regionale en internationale vraagstukken van wederzijds belang, rekening houdend met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) van de Europese Unie, met inbegrip van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB);
Herinnerend aan de internationale verplichtingen van de partijen, tot de bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor en tot samenwerking inzake ontwapening en wapenbeheersing;
Strevend naar vorderingen in de hervormingen en het toenaderingsproces van Oekraïne om zo bij te dragen tot de geleidelijke economische integratie en de verdieping van de politieke associatie;
Overtuigd van de noodzaak voor Oekraïne om de politieke, sociaal-economische, juridische en institutionele heroveringen door te voeren die nodig zijn om deze overeenkomst efficiënt uit te voeren en bereid deze hervormingen in Oekraïne resoluut te ondersteunen;
Strevend naar economische integratie, onder meer met een diepe en brede vrijhandelsruimte (Deep and Comprehensive Free Trade Area – DCFTA) die integraal deel uitmaakt van deze overeenkomst, met inachtneming van de rechten en plichten die voortvloeien uit het lidmaatschap van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) van de partijen, en met een uitgebreide aanpassing van de regelgeving;
Erkennend dat een dergelijke diepe en brede vrijhandelsruimte in combinatie met het bredere proces van de aanpassing van de regelgeving, zal bijdragen tot verdere economische integratie in de interne markt van de Europese Unie, als beoogd in deze overeenkomst;
Zich inzettend voor de ontwikkeling van nieuw klimaat dat bevorderlijk is voor de economische relaties tussen de partijen en vooral ook voor de ontwikkeling van handel, investeringen en concurrentie, factoren die essentieel zijn voor de economische herstructurering en modernisering;
Zich inzettend voor meer samenwerking op energiegebied, op basis van het engagement van de partijen om het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap uit te voeren;
Zich inzettend voor de continuïteit van de energievoorziening, de vergemakkelijking van de ontwikkeling van geschikte infrastructuur, betere marktintegratie en aanpassing van de regelgeving aan kernaspecten van de Europese regelgeving, de stimulering van energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, evenals het zorgen voor meer nucleaire veiligheid;
Zich inzettend voor meer dialoog – op basis van de fundamentele beginselen solidariteit, wederzijds vertrouwen, medeverantwoordelijkheid en partnerschap – en samenwerking inzake migratie, asiel en grensbeheer, via een integrale aanpak met aandacht voor legale migratie en voor samenwerking bij het aanpakken van illegale migratie, mensenhandel en de doeltreffende uitvoering van de overnameovereenkomst;
Erkennend dat het van belang is op termijn een visumvrije regeling in te voeren voor de burgers van Oekraïne, mits aan alle voorwaarden voor een goed beheerde en veilige mobiliteit wordt voldaan;
Zich inzettend voor de bestrijding van georganiseerde misdaad en witwaspraktijken, tot het verminderen van de vraag naar en het aanbod van drugs en tot meer samenwerking bij terrorismebestrijding;
Zich inzettend voor meer samenwerking inzake milieubescherming en tot de beginselen van duurzame ontwikkeling en de groene economie;
Strevend naar meer contacten van mens tot mens;
Zich inzettend voor de bevordering van grensoverschrijdende en interregionale samenwerking;
Strevend naar geleidelijke afstemming van de wetgeving van Oekraïne op die van de Unie volgens de bepalingen van deze Overeenkomst en naar concrete uitvoering;
In aanmerking nemend dat deze Overeenkomst geen afbreuk zal doen aan de betrekkingen tussen de EU en Oekraïne en ruimte laat voor verdere ontwikkelingen;
Bevestigend dat de bepalingen van deze overeenkomst die binnen het toepassingsgebied van deel III, titel V, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen, binden het Verenigd Koninkrijk en Ierland als afzonderlijke overeenkomstsluitende partijen, en niet als deel van de Europese Unie, totdat de Europese Unie tezamen met het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland Oekraïne ervan in kennis heeft gesteld dat het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland gebonden zijn als deel van de Europese Unie, overeenkomstig Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht. Indien het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland niet langer gebonden zijn als deel van de Europese Unie overeenkomstig artikel 4 bis van Protocol nr. 21 of artikel 10 van Protocol nr. 36 betreffende de overgangsbepalingen, die aan de Verdragen zijn gehecht, moet de Europese Unie tezamen met het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland Oekraïne onmiddellijk in kennis stellen van iedere wijziging in hun positie; in dat geval blijven zij op persoonlijke titel gebonden door de bepalingen van de overeenkomst. Hetzelfde geldt voor Denemarken, overeenkomstig Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan die verdragen is gehecht,
zijn het volgende overeengekomen:
1. Er wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds.
2. Deze associatie heeft ten doel:
a. geleidelijke toenadering tussen de partijen te bewerkstelligen op basis van gemeenschappelijke waarden en nauwe en geprivilegieerde banden, en de associatie van Oekraïne met het EU-beleid en de deelname aan programma's en agentschappen te vergroten;
b. een passend kader voor een versterkte politieke dialoog tot stand te brengen over alle zaken van wederzijds belang;
c. vrede en stabiliteit te bevorderen, bewaren en versterken, zowel op regionaal als op internationaal niveau, in overeenstemming met de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en van de Slotakte van Helsinki van 1975 van de Conferentie over veiligheid en samenwerking in Europa en met de doelstellingen van het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa van 1990;
d. de voorwaarden te scheppen voor versterkte economische en handelsrelaties in het licht van de geleidelijke integratie van Oekraïne in de interne markt van de EU, onder meer door het opzetten van een diepe en brede vrijhandelsruimte als bepaald in titel IV (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van deze Overeenkomst, en de inspanningen van Oekraïne te ondersteunen om de overgang naar een goed functionerende markteconomie te voltooien, onder meer door de wetgeving geleidelijk af te stemmen op de EU-wetgeving;
e. de samenwerking te versterken op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid, om zo de rechtsstaat en het respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden te versterken;
f. de voorwaarden te scheppen voor steeds nauwere samenwerking op andere gebieden van wederzijds belang.
De eerbiediging van de democratische beginselen, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, inzonderheid als vastgelegd in de Slotakte van Helsinki van 1975 van de Conferentie over veiligheid en samenwerking in Europa en het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa van 1990, alsmede de relevante mensenrechteninstrumenten, waaronder de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties en het Europees Verdrag betreffende de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en het respect voor de rechtsstaat, vormen de grondslag van het binnenlands en buitenlands beleid van de partijen en zijn een essentieel onderdeel van het partnerschap en van deze Overeenkomst. De bevordering van respect voor de beginselen van soevereiniteit en territoriale integriteit, onschendbaarheid van de grenzen en onafhankelijkheid, evenals de strijd tegen massavernietigingswapens, daarmee samenhangende materialen en de overbrengingsmiddelen daarvoor, vormen essentiële elementen van deze Overeenkomst.
De partijen erkennen dat de beginselen van een vrijemarkteconomie aan hun betrekkingen ten grondslag liggen. De rechtsstaat, goed bestuur, corruptiebestrijding, de strijd tegen de verschillende vormen van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en terrorisme, de bevordering van duurzame ontwikkeling en efficiënt multilateralisme zijn van wezenlijk belang om de betrekkingen tussen de partijen uit te bouwen.
1. De politieke dialoog tussen de partijen over alle gebieden van wederzijds belang zal verder worden ontwikkeld en versterkt, als ondersteuning voor de geleidelijke convergentie op het vlak van buitenlands beleid en veiligheid, zodat Oekraïne nog meer wordt betrokken bij de Europese ruimte van veiligheid.
2. De doelstellingen van de politieke dialoog zijn:
a. een diepere politieke associatie en meer convergentie en doeltreffendheid op het vlak van politiek en veiligheidsbeleid;
b. meer internationale stabiliteit en veiligheid, op basis van efficiënt multilateralisme;
c. meer samenwerking en dialoog tussen de partijen over internationale veiligheid en crisisbeheer, met name om wereldwijde en regionale problemen en fundamentele bedreigingen aan te pakken;
d. meer resultaatgerichte en praktische samenwerking tussen de partijen om te komen tot vrede, veiligheid en stabiliteit op het Europese continent;
e. meer respect voor de democratische beginselen, de rechtsstaat en goed bestuur, de mensenrechten en fundamentele vrijheden, ook de rechten van personen die behoren tot nationale minderheden, niet-discriminatie van personen die behoren tot minderheden en respect voor diversiteit, en consolidering van binnenlandse politieke hervormingen;
f. verdere dialoog en meer samenwerking tussen de partijen op het vlak van veiligheid en defensie;
g. bevordering van de beginselen van onafhankelijkheid, soevereiniteit, territoriale integriteit en de onschendbaarheid van de grenzen.
1. De partijen voeren regelmatig een politieke dialoog op topbijeenkomsten.
2. Op het niveau van de ministers vindt een in overleg vast te stellen politieke dialoog plaats binnen de in artikel 460 van deze overeenkomst bedoelde Associatieraad en in het kader van regelmatige vergaderingen tussen vertegenwoordigers van de partijen op het niveau van de ministers van Buitenlandse Zaken.
3. De politieke dialoog wordt ook gevoerd in de volgende vormen:
a. regelmatige bijeenkomsten op het niveau van de directeuren politieke zaken, het politiek en veiligheidscomité en de deskundigen, ook over specifieke gebieden en kwesties, tussen vertegenwoordigers van de Europese Unie en van Oekraïne;
b. optimaal en tijdig gebruik van alle diplomatieke en militaire kanalen tussen de partijen, met inbegrip van passende contacten in derde landen en binnen de Verenigde Naties, de OVSE en andere internationale fora;
c. regelmatige bijeenkomsten zowel op het niveau van hoge ambtenaren als op dat van deskundigen van de militaire instellingen van de partijen;
d. andere vormen, onder meer bijeenkomsten van deskundigen, die kunnen bijdragen tot een betere en duurzame dialoog.
4. De partijen kunnen in onderlinge overeenstemming besluiten tot andere procedures en mechanismen voor politieke dialoog, waaronder buitengewone raadplegingen.
5. Op parlementair niveau vindt de politieke dialoog plaats in het kader van het in artikel 467 bedoelde Parlementair Associatiecomité.
De partijen werken samen om te waarborgen dat hun binnenlands beleid gebaseerd wordt op de gemeenschappelijke beginselen van de partijen, met name stabiliteit en doeltreffendheid van de democratische instellingen en de rechtsstaat, en het respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, in het bijzonder als bepaald in artikel 14 van deze Overeenkomst.
1. De partijen intensiveren hun dialoog en samenwerking en ondersteunen de geleidelijke convergentie op het vlak van buitenlands en veiligheidsbeleid, met inbegrip van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB), en besteden bijzondere aandacht aan conflictpreventie en crisisbeheer, regionale stabiliteit, ontwapening, non-proliferatie, wapenbeheersing en wapenuitvoercontrole en aan een betere dialoog over ruimtevaart, die van wederzijds belang is. Samenwerking wordt gebaseerd op gemeenschappelijke waarden en gezamenlijke belangen, is gericht op meer convergentie en doeltreffendheid van het beleid, en stimuleert de gezamenlijke beleidsplanning. De partijen gebruiken hiervoor bilaterale, internationale en regionale fora.
2. Oekraïne, de EU en de lidstaten bevestigen hun gehechtheid aan de beginselen van respect voor onafhankelijkheid, soevereiniteit, territoriale integriteit en onschendbaarheid van de grenzen als bepaald in het Handvest van de Verenigde Naties en in de Slotakte van Helsinki van 1975 van de Conferentie over veiligheid en samenwerking in Europa, en dat zij deze beginselen ondersteunen in de bilaterale en multilaterale betrekkingen.
3. De partijen pakken de problemen die met betrekking tot deze beginselen rijzen, tijdig en op coherente wijze aan, op alle relevante niveaus van de politieke dialoog als bepaald in deze Overeenkomst, ook op ministerieel niveau.
De partijen werken samen aan de bevordering van vrede en internationale gerechtigheid door het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof van 1998 en de bijhorende instrumenten te ratificeren en ten uitvoer te leggen.
1. De partijen voeren hun gezamenlijke inspanningen op voor meer stabiliteit, veiligheid en democratische ontwikkeling in hun gemeenschappelijk nabuurschapsgebied, en in het bijzonder om samen te werken aan een vreedzame oplossing voor de regionale conflicten.
2. Deze inspanningen verlopen volgen de gezamenlijke beginselen voor handhaving van internationale vrede en veiligheid als bepaald in het Handvest van de VN, de Slotakte van Helsinki van 1975 van de Conferentie over veiligheid en samenwerking in Europa en andere relevante multilaterale documenten.
1. De partijen intensiveren de praktische samenwerking op het vlak van conflictpreventie en crisisbeheer, in het bijzonder met het oog op versterkte deelname van Oekraïne aan civiele en militaire operaties inzake crisisbeheer onder leiding van de EU en aan oefeningen en opleidingen, ook die in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB).
2. Samenwerking op dit gebied wordt gebaseerd op regelingen en afspraken tussen de EU en Oekraïne over raadpleging en samenwerking op het vlak van crisisbeheer.
3. De partijen onderzoeken mogelijke samenwerking op militair of technologisch vlak. Oekraïne en het Europees Defensieagentschap (EDA) onderhouden nauwe contacten over de verbetering van de militaire capaciteit, ook op technologisch vlak.
1. De partijen zijn van oordeel dat de verspreiding van massavernietigingswapens, daarmee samenhangende materialen en overbrengingsmiddelen daarvoor, onder zowel staten als niet-statelijke actoren, een van de ernstigste bedreigingen voor de internationale stabiliteit en veiligheid vormt. De partijen komen derhalve overeen samen te werken en een bijdrage te leveren aan de bestrijding van de proliferatie van massavernietigingswapens, daarmee samenhangende materialen en de overbrengingsmiddelen daarvoor, door de volledige naleving en de uitvoering op nationaal niveau van de verbintenissen die zij zijn aangegaan in het kader van de internationale verdragen en overeenkomsten op het gebied van ontwapening en non-proliferatie, alsmede van hun andere internationale verplichtingen op dat gebied. De partijen komen overeen dat deze bepaling een essentieel element van deze overeenkomst vormt.
2. De partijen komen bovendien overeen samen te werken en bij te dragen aan de strijd tegen massavernietigingswapens, daarmee samenhangende materialen en de overbrengingsmiddelen daarvoor:
a. door maatregelen te nemen, gericht op de ondertekening of de ratificatie van alle andere internationale instrumenten ter zake, of, in voorkomend geval, op aansluiting daarbij, en op de volledige tenuitvoerlegging daarvan;
b. door verdere verbeteringen aan het systeem van nationale exportcontroles, voor een efficiënte controle op de uitvoer en doorvoer van goederen die betrekking hebben op massavernietigingswapens, met inbegrip van een controle op eindgebruik als massavernietigingswapen van technologieën voor tweeërlei gebruik, alsmede effectieve sancties op overtreding van de exportcontroles.
3. De partijen stellen een regelmatige politieke dialoog in ter begeleiding en consolidatie van deze elementen.
De partijen ontwikkelen hun samenwerking op het vlak van ontwapening, ook inzake de vermindering van hun voorraad overtollige handvuurwapens en lichte wapen en inzake de gevolgen voor de bevolking en voor het milieu van niet ontploft achtergelaten materieel als bedoeld in titel V, hoofdstuk 6 (Milieu) van deze overeenkomst. Samenwerking inzake ontwapening omvat ook wapenbeheersing, wapenuitvoercontrole en de strijd tegen illegale wapenhandel, met inbegrip van handvuurwapens en lichte wapens. De partijen bevorderen de universele onderschrijving en naleving van de relevante internationale instrumenten en streven naar efficiëntie, ook door de tenuitvoerlegging van de relevante resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.
De partijen komen overeen samen te werken op bilateraal, regionaal en internationaal niveau om terrorisme te voorkomen en te bestrijden, in overeenstemming met het internationale recht, de internationale mensenrechten, het vluchtelingenrecht en het humanitair recht.
Bij de samenwerking op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid schenken de partijen bijzondere aandacht aan de consolidering van de rechtsstaat en institutionele versterking op alle niveaus, bij de overheid in het algemeen en bij politie en justitie in het bijzonder. De samenwerking is er met name op gericht het justitiële apparaat te versterken, de doeltreffendheid ervan te verbeteren, de onafhankelijkheid en onpartijdigheid te waarborgen en corruptie te bestrijden. Respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden is de leidraad voor alle samenwerking inzake justitie, vrijheid en veiligheid.
De partijen komen overeen samen te werken om de bescherming van persoonsgegevens op gepaste wijze te waarborgen, in overeenstemming met de hoogste Europese en internationale normen, met inbegrip van de relevante instrumenten van de Raad van Europa. De samenwerking inzake de bescherming van persoonsgegevens kan onder meer de uitwisseling van informatie en deskundigen inhouden.
1. De partijen herbevestigen het belang van het gezamenlijk beheer van migratiestromen tussen hun grondgebieden en verdiepen de brede dialoog over alle kwesties in verband met migratie, waaronder illegale migratie, vluchtelingenstromen, mensensmokkel en mensenhandel; het thema migratie moet worden geïntegreerd in de nationale strategieën voor economische en sociale ontwikkeling van de gebieden van herkomst van de migranten. Deze dialoog is gebaseerd op de fundamentele beginselen van solidariteit, wederzijds vertrouwen, medeverantwoordelijkheid en partnerschap.
2. Overeenkomstig de desbetreffende EU- en nationale wetgeving is de samenwerking in het bijzonder gericht op:
a. de grondoorzaken van migratie, waarbij actief wordt gezocht naar samenwerkingsmogelijkheden met derde landen en op internationale fora;
b. de gezamenlijke opzet van een doelmatige en preventieve aanpak van illegale migratie, smokkel van migranten en mensenhandel, alsmede de vraag hoe netwerken en criminele organisaties van handelaars en smokkelaars kunnen worden bestreden en de slachtoffers van deze praktijken kunnen worden beschermd;
c. de ontwikkeling van een uitgebreide dialoog over migratie en in het bijzonder over aspecten van de praktische tenuitvoerlegging van het verdrag van Genève van 1951 inzake de status van vluchtelingen en het Protocol inzake de status van vluchtelingen van 1967 en andere relevante internationale instrumenten, evenals het respect voor het beginsel van non-refoulement;
d. de toelatingscriteria, de rechten en de status van toegelaten personen, en de eerlijke behandeling en integratie van legale buitenlandse ingezetenen;
e. de verdere ontwikkeling van operationele maatregelen inzake grensbeheer;
i. samenwerking inzake grensbeheer houdt onder meer in: opleiding, uitwisseling van goede praktijken, ook over technologische aspecten, uitwisseling van informatie in overeenstemming met de geldende regels en, waar nodig, uitwisseling van verbindingsofficieren;
ii. inspanningen van de partijen op dit gebied zijn gericht op de efficiënte tenuitvoerlegging van het beginsel van geïntegreerd grensbeheer;
f. betere beveiliging van documenten;
g. de ontwikkeling van een efficiënt terugkeerbeleid, ook de regionale aspecten ervan; en
h. de uitwisseling van standpunten over informele werkgelegenheid voor migranten.
1. Met inachtneming van de in de lidstaten en in de EU geldende wetten, voorwaarden en bepalingen, worden werknemers die onderdaan zijn van Oekraïne en legaal op het grondgebied van een lidstaat werkzaam zijn, wat arbeidsvoorwaarden, salaris en ontslagregeling betreft, niet gediscrimineerd op grond van hun nationaliteit.
2. Onverminderd de in Oekraïne geldende wettelijke regelingen, voorwaarden en procedures, behandelt Oekraïne ook onderdanen van een lidstaat die legaal op het grondgebied van Oekraïne werkzaam zijn, op de wijze zoals bepaald in lid 1 van dit artikel.
1. Rekening houdend met de arbeidsmarktsituatie in de lidstaten, hun wetgeving en de voorschriften die in de lidstaten en in de EU gelden op het gebied van de mobiliteit van werknemers:
a. dienen de door de lidstaten in het kader van bilaterale overeenkomsten verleende werkgelegenheidsmogelijkheden voor Oekraïense werknemers behouden te blijven en zo mogelijk te worden verbeterd;
b. dienen de overige lidstaten de mogelijkheid van het sluiten van soortgelijke overeenkomsten te overwegen.
2. De Associatieraad onderzoekt of op andere gebieden gunstiger regelingen tot stand kunnen worden gebracht, zoals bijvoorbeeld toegang tot beroepsopleiding, overeenkomstig de in de lidstaten en in de EU geldende wettelijke regelingen, voorwaarden en procedures en met inachtneming van de arbeidsmarktsituatie in de lidstaten en de EU.
1. De partijen zorgen voor de volledige tenuitvoerlegging van
a. de Overnameovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne van 18 juni 2007 (via het Gemengd Comité overname dat wordt opgericht bij artikel 15 van de overeenkomst);
b. de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne inzake de versoepeling van de afgifte van visa van 18 juni 2007 (via het Gemengd Comité voor het beheer van de overeenkomst dat wordt opgericht bij artikel 12 van de overeenkomst);
2. De partijen streven naar meer mobiliteit van burgers en vooruitgang met de visumdialoog.
3. De partijen blijven geleidelijk evolueren in de richting van een op termijn visumvrije regeling, mits aan alle voorwaarden voor een goed beheerde en veilige mobiliteit wordt voldaan, als bepaald in het uit twee fasen bestaande actieplan voor visumliberalisering dat tijdens de top tussen de EU en Oekraïne van 22 november 2010 werd gepresenteerd.
De partijen werken samen om witwassen van geld en terrorismefinanciering te voorkomen en te bestrijden. Hiertoe voeren de partijen hun bilaterale en internationale samenwerking op dit gebied nog op, ook op operationeel vlak. De partijen zorgen voor de tenuitvoerlegging van de relevante internationale normen, met name die van de Financial Action Task Force (FATF) en normen die gelijkwaardig zijn aan die van de Unie.
1. De partijen werken samen op het gebied van illegale drugs, op basis van gezamenlijk afgesproken principes overeenkomstig de relevante internationale verdragen, alsmede de politieke verklaring en de speciale verklaring inzake richtsnoeren om de vraag naar drugs te verminderen, die zijn aangenomen door de twintigste speciale zitting inzake drugs van juni 1998 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
2. Deze samenwerking is gericht op de bestrijding van illegale drugs, het beperken van het aanbod aan, de handel in en de vraag naar illegale drugs, waarbij de gevolgen voor de gezondheid en de maatschappelijke consequenties van drugsgebruik worden aangepakt. Zij is tevens gericht op het doeltreffender voorkomen dat chemische stoffen onrechtmatig worden gebruikt voor de illegale productie van drugs en psychotrope stoffen.
3. De partijen gebruiken de samenwerkingsmethodes die nodig zijn om deze doelstellingen te bereiken met het oog op een integrale en evenwichtige aanpak.
1. De partijen werken samen bij de voorkoming en bestrijding van al dan niet georganiseerde criminele en illegale activiteiten.
2. De samenwerking betreft onder meer:
a. smokkel van en handel in mensen, wapens en drugs;
b. illegale handel in goederen,
c. economische criminaliteit, ook inzake belastingen;
d. corruptie, zowel in de openbare als in de particuliere sector;
e. vervalsing van documenten;
f. computercriminaliteit.
3. De partijen verbeteren daarom de bilaterale, regionale en internationale samenwerking, ook met Europol. De partijen ontwikkelen ook hun samenwerking op vlakken als:
a. de uitwisseling van goede werkmethoden, ook op het vlak van onderzoekstechnieken en misdaadonderzoek;
b. de uitwisseling van informatie volgens de geldende regels;
c. capaciteitsopbouw, met inbegrip van opleiding en indien nodig personeelsuitwisseling;
d. slachtoffer- en getuigenbescherming.
4. De partijen verbinden zich tot de effectieve tenuitvoerlegging van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad van 2000 en de drie protocollen daarbij, het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie van 2003 en andere relevante internationale instrumenten.
1. De partijen komen overeen samen te werken aan preventie en bestrijding van terroristische daden in overeenstemming met het internationaal recht, het internationaal recht inzake de mensenrechten, het vluchtelingenrecht en het humanitair recht, en de respectievelijke wet- en regelgeving van de partijen. De partijen komen met name overeen samen te werken op basis van de volledige tenuitvoerlegging van resolutie 1373 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 2001, de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de Verenigde Naties van 2006 en andere relevante resoluties van de Verenigde Naties, internationale afspraken en instrumenten.
2. Zij doen dit in het bijzonder door het uitwisselen van:
a. informatie over terroristische groeperingen en de hen ondersteunende netwerken;
b. ervaringen en informatie over terroristische tendensen en over middelen en methodes om terrorisme te bestrijden, ook op het gebied van techniek en opleiding;
c. ervaringen met betrekking tot de voorkoming van terrorisme.
Alle uitwisseling van informatie vindt plaats in overeenstemming met het internationale en het nationale recht.
1. De partijen komen overeen de juridische samenwerking in burgerlijke en strafzaken verder te ontwikkelen, daarbij ten volle gebruik te maken van de geschikte internationale en bilaterale instrumenten en zich te baseren op de beginselen van rechtszekerheid en het recht op een eerlijk proces.
2. De partijen komen overeen juridische samenwerking tussen de EU en Oekraïne in burgerlijke zaken te vergemakkelijken op basis van de toepasselijke multilaterale rechtsinstrumenten, met name de verdragen van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht op het gebied van internationale juridische samenwerking en procesvoering alsmede de bescherming van kinderen.
3. Wat de juridische samenwerking in strafzaken betreft, streven de partijen naar verbetering van de regeling inzake wederzijdse juridische bijstand en uitlevering. Waar nodig impliceert dit de toetreding tot en uitvoering van de relevante internationale instrumenten van de Verenigde Naties en de Raad van Europa, en het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof van 1998 als vermeld in artikel 8 van deze overeenkomst, en nauwere samenwerking met Eurojust.
Gedurende een overgangsperiode van maximaal 10 jaar die aanvangt bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst1), stellen de partijen geleidelijk een vrijhandelszone in, overeenkomstig het bepaalde in deze overeenkomst en in overeenstemming met artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel 1994, hierna de „GATT 1994” genoemd.
1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de handel in goederen2) van oorsprong uit de grondgebieden van de partijen.
2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden als „van oorsprong” beschouwd de goederen die voldoen aan de oorsprongsregels in protocol I bij deze overeenkomst (betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking).
Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden onder „douanerechten” verstaan alle rechten en heffingen ter zake van of in verband met de invoer of uitvoer van goederen, met inbegrip van alle aanvullende belastingen of heffingen ter zake van of in verband met dergelijke invoer of uitvoer. Onder „douanerechten” worden niet verstaan:
a. heffingen gelijkwaardig aan interne belastingen die overeenkomstig artikel 32 van deze overeenkomst worden opgelegd;
b. rechten die overeenkomstig hoofdstuk 2 (Handelsmaatregelen) van titel IV van deze overeenkomst worden opgelegd;
c. vergoedingen en andere heffingen die in overeenstemming met artikel 33 van deze overeenkomst worden opgelegd.
De indeling van goederen in het handelsverkeer tussen de partijen geschiedt overeenkomstig de respectieve tariefnomenclatuur van elk van beide partijen, in overeenstemming met het geharmoniseerde systeem, hierna „GS” genoemd, dat is ingesteld bij het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen van 1983, en latere wijzigingen daarvan.
1. Elk van beide partijen komt tot verlaging of afschaffing van de douanerechten op goederen van oorsprong uit de andere partij in overeenstemming met de lijsten die zijn opgenomen in bijlage I-A bij deze overeenkomst, hierna „lijsten” genoemd.
Onverminderd de eerste alinea schaft Oekraïne voor oude kleren en dergelijke artikelen, bedoeld bij post 6309 00 00 van het douanewetboek van Oekraïne, de douanerechten bij invoer af in overeenstemming met de voorwaarden die zijn opgenomen in bijlage I-B bij deze overeenkomst.
2. Voor elk goed is het basisdouanerecht waarop ingevolge lid 1 van dit artikel de achtereenvolgende verlagingen moeten worden toegepast, het recht dat in bijlage I bij deze overeenkomst is vermeld.
3. Indien een partij na de inwerkingtreding van deze overeenkomst op enig tijdstip het door haar toegepaste meestbegunstigingsrecht verlaagt, dan geldt dat recht als basisrecht indien en zolang het lager is dan het overeenkomstig haar lijst berekende douanerecht.
4. Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst overleggen de partijen, indien een van hen daarom verzoekt, om te bezien of douanerechten ter zake van handel tussen hen versneld en in ruimere mate kunnen worden afgeschaft. Wanneer het Associatiecomité in handelsbezetting zoals bedoeld in artikel 465 van deze overeenkomst, hierna „Handelscomité” genoemd, bijeenkomt en besluit de douanerechten op een goed versneld te verlagen of af te schaffen, komt dat besluit in de plaats van de douanerechten of afbouwcategorieën die voor dat goed overeenkomstig hun lijsten zijn vastgesteld.
Geen van de partijen mag bestaande douanerechten verhogen of nieuwe douanerechten vaststellen op een goed van oorsprong uit het grondgebied van de andere partij. Dit sluit niet uit dat elk van beide partijen:
a. een douanerecht na een eenzijdige verlaging kan verhogen tot het in haar lijst vastgelegde niveau; of
b. een douanerecht kan handhaven of verhogen als toegestaan door het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de Wereldhandelsorganisatie, hierna „WTO” genoemd.
1. De partijen stellen geen douanerechten, belastingen of andere maatregelen van gelijke werking in en handhaven deze evenmin, ter zake van of in verband met de uitvoer van goederen naar elkaars grondgebied.
2. Door Oekraïne toegepaste bestaande douanerechten of maatregelen van gelijke werking, zoals vermeld in bijlage I-C bij deze overeenkomst, worden gedurende een overgangsperiode uitgefaseerd in overeenstemming met de lijst in bijlage I-C. Ingeval van een actualisering van het douanewetboek van Oekraïne blijven aangegane verplichtingen in het kader van de lijst in bijlage I-C van kracht, op basis van overeenstemming van de beschrijving van de goederen. Oekraïne kan vrijwaringsmaatregelen instellen wat uitvoerrechten betreft, zoals aangegeven in bijlage I-D. Dergelijke vrijwaringsmaatregelen vervallen aan het einde van de voor het desbetreffende goed in bijlage I-D aangegeven periode.
1. Na de inwerkingtreding van deze overeenkomst zal geen der partijen uitvoersubsidies of andere maatregelen van gelijke werking ten aanzien van voor het grondgebied van de andere partij bestemde landbouwproducten handhaven, invoeren of opnieuw invoeren.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „uitvoersubsidies” hetzelfde verstaan als in artikel 1, onder e, van de Overeenkomst inzake de landbouw, die is opgenomen in bijlage IA bij de WTO-overeenkomst, hierna „Landbouwovereenkomst” genoemd, met inbegrip van alle wijzigingen van dat artikel van die overeenkomst.
Elk van beide partijen draagt er in overeenstemming met artikel VIII van de GATT 1994 en de aantekeningen erop zorg voor dat alle vergoedingen en heffingen van welke aard ook - niet zijnde douanerechten of andere maatregelen als bedoeld in artikel 27 van deze overeenkomst - ter zake van of in verband met de invoer of de uitvoer van goederen worden beperkt tot, bij benadering, de kosten van de verleende diensten, en geen indirecte bescherming van interne goederen of een belasting op de invoer of de uitvoer voor fiscale doeleinden vormen.
Elk van beide partijen behandelt de goederen van de andere partij als nationale goederen, in overeenstemming met artikel III van de GATT 1994, met inbegrip van de aantekeningen erop. Hiertoe worden artikel III van de GATT 1994 en de aantekeningen erop in deze overeenkomst opgenomen en maken zij hier integraal deel van uit.
Geen van beide partijen mag verboden, beperkingen of maatregelen van gelijke werking invoeren of handhaven ter zake van de invoer van een goed uit de andere partij of van de uitvoer of verkoop ten uitvoer van een goed dat voor het grondgebied van de andere partij is bestemd, tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald of zulks in overeenstemming met artikel XI van de GATT 1994 en de aantekeningen erop is. Hiertoe worden artikel XI van de GATT 1994 en de aantekeningen erop in deze overeenkomst opgenomen en maken zij hier integraal deel van uit.
Geen enkele bepaling in deze overeenkomst wordt uitgelegd als beletsel voor de goedkeuring of handhaving door een partij van maatregelen overeenkomstig de artikelen XX en XXI van de GATT 1994 en de aantekeningen erop, die hierbij in deze overeenkomst worden opgenomen en daarvan integraal deel uitmaken.
1. De partijen zijn het erover eens dat administratieve samenwerking van essentieel belang is voor de tenuitvoerlegging van en de controle op de preferentiële tariefbehandeling die op grond van dit hoofdstuk wordt verleend, en zij benadrukken dat zij gebonden zijn om onregelmatigheden en fraude te bestrijden op het gebied van douaneaangelegenheden betreffende de invoer, uitvoer of doorvoer van goederen en de plaatsing daarvan onder andere douaneregelingen of -procedures, met inbegrip van verbods-, beperkings- en controlemaatregelen.
2. Wanneer een partij op basis van objectieve gedocumenteerde informatie tot de bevinding komt dat geen administratieve medewerking is verleend en/of dat zich onregelmatigheden of fraude binnen het kader van dit hoofdstuk vanuit de andere partij hebben voorgedaan, kan de betrokken partij de desbetreffende preferentiële behandeling ten aanzien van het betrokken product of de betrokken producten in overeenstemming met dit artikel tijdelijk schorsen.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het niet verlenen van administratieve medewerking bij het onderzoek naar onregelmatigheden of fraude in douaneaangelegenheden onder meer verstaan:
a. het herhaaldelijk niet nakomen van de verplichting om de oorsprongsstatus van het betrokken product of de betrokken producten te controleren;
b. het herhaaldelijk weigeren een controle achteraf van het bewijs van oorsprong uit te voeren en/of de resultaten daarvan mede te delen, of onredelijke vertraging daarbij;
c. het herhaaldelijk weigeren van toestemming voor missies in het kader van de administratieve samenwerking ter controle van de echtheid van documenten of de juistheid van gegevens die van belang zijn voor het verlenen van de desbetreffende preferentiële behandeling, of onredelijke vertraging bij het verlenen van toestemming.
Voor de toepassing van dit artikel kunnen onregelmatigheden of fraude onder meer worden vastgesteld wanneer de invoer van goederen snel stijgt, zonder dat daarvoor een bevredigende verklaring is, die invoer de gebruikelijke productie- en uitvoercapaciteit van de andere partij te boven gaat, en de stijging in verband kan worden gebracht met objectieve informatie betreffende onregelmatigheden of fraude.
4. Voor een tijdelijke schorsing moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
a. de partij die op grond van objectieve informatie tot de bevinding is gekomen dat geen administratieve medewerking is verleend en/of dat zich onregelmatigheden of fraude vanuit de andere partij hebben voorgedaan, stelt het Handelscomité onverwijld in kennis van zijn bevindingen en van de objectieve informatie, en treedt op basis van alle relevante informatie en objectief vastgestelde bevindingen binnen het Handelscomité in overleg om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden. Gedurende de hierboven bedoelde overlegperiode wordt aan het betrokken product of aan de betrokken producten de preferentiële behandeling toegekend;
b. wanneer de partijen zoals hierboven beschreven binnen het onder a) bedoelde Handelscomité in overleg zijn getreden en niet binnen drie maanden na de eerste bijeenkomst van het Handelscomité tot overeenstemming over een aanvaardbare oplossing zijn gekomen, kan de betrokken partij de preferentiële behandeling voor het betrokken product of de betrokken producten tijdelijk schorsen. Het Handelscomité wordt van deze tijdelijke schorsing onverwijld in kennis gesteld;
c. tijdelijke schorsingen op grond van dit artikel blijven beperkt tot wat nodig is om de financiële belangen van de betrokken partij te beschermen. Geen tijdelijke schorsing duurt langer dan zes maanden. Een tijdelijke schorsing kan echter worden hernieuwd. Tijdelijke schorsingen worden onmiddellijk na goedkeuring ervan ter kennis gebracht van het Handelscomité. Binnen het Handelscomité vindt hierover periodiek overleg plaats, met name met het oog op beëindiging van de schorsingen zodra de voorwaarden voor toepassing ervan niet meer aanwezig zijn.
5. Tegelijk met de kennisgeving aan het Handelscomité overeenkomstig lid 4, onder a), van dit artikel publiceert de betrokken partij in haar bronnen voor officiële bekendmakingen een bericht aan de importeurs. In dit bericht wordt aangegeven dat zij voor het betrokken product op grond van objectieve informatie tot de bevinding is gekomen dat geen administratieve medewerking is verleend en/of dat er sprake is van onregelmatigheden of fraude.
Indien de bevoegde autoriteiten bij het beheer van de preferentiële uitvoerregelingen een fout hebben gemaakt, met name bij de toepassing van de bepalingen van het protocol bij deze overeenkomst betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en de methoden van administratieve samenwerking, en deze fout gevolgen heeft voor de invoerrechten, kan de partij die met deze gevolgen wordt geconfronteerd, het Handelscomité verzoeken na te gaan of passende maatregelen kunnen worden genomen om de situatie te herstellen.
1. Deze overeenkomst belet niet de handhaving of oprichting dan wel invoering van douane-unies, vrijhandelsgebieden of regelingen betreffende grensverkeer, tenzij hierdoor de in deze overeenkomst neergelegde handelsregelingen worden ondermijnd.
2. De partijen voeren in het Handelscomité overleg over overeenkomsten waarbij douane-unies of vrijhandelsgebieden worden opgericht dan wel regelingen betreffende grensverkeer worden ingevoerd, alsmede desgevraagd over andere belangrijke aangelegenheden met betrekking tot hun respectieve handelsbeleid jegens derde landen. Dergelijk overleg zal in het bijzonder plaatsvinden ingeval een derde land tot de Europese Unie toetreedt, opdat wordt gewaarborgd dat rekening wordt gehouden met de wederzijdse belangen van de EU-partij en Oekraïne zoals weergegeven in deze overeenkomst.
1. De partijen bevestigen hun rechten en verplichtingen ingevolge artikel XIX van de GATT 1994 en de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen als opgenomen in bijlage 1A bij de WTO-overeenkomst, hierna „Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen” genoemd. De EU-partij behoudt haar rechten en verplichtingen ingevolge artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw als opgenomen in bijlage 1A bij de WTO-overeenkomst, hierna „Landbouwovereenkomst” genoemd, behalve voor de handel in landbouwproducten die ingevolge deze overeenkomst voorwerp van een preferentiële behandeling zijn.
2. De preferentiële oorsprongsregels van hoofdstuk 1 (Nationale behandeling en markttoegang voor goederen) van titel IV van deze overeenkomst zijn niet van toepassing op deze afdeling.
1. De partij die een vrijwaringsonderzoek opent, stelt de andere partij, indien deze laatste daarbij een aanmerkelijk economisch belang heeft, van die opening in kennis door haar een officiële kennisgeving te sturen.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt een partij geacht aanmerkelijk economisch belang te hebben wanneer zij, uitgedrukt in absoluut volume of waarde, in de drie voorgaande jaren tot de vijf grootste leveranciers van het ingevoerde product behoorde.
3. Onverminderd artikel 40 van deze overeenkomst en onverminderd artikel 3.2 van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen, geeft de partij die een vrijwaringsonderzoek opent en voornemens is vrijwaringsmaatregelen te treffen, op verzoek van de andere partij onmiddellijk ad hoc schriftelijk kennis van alle relevante informatie die tot de opening van het vrijwaringsonderzoek en de instelling van vrijwaringsmaatregelen heeft geleid, alsmede, voor zover relevant, van de voorlopige en de definitieve bevindingen van dat onderzoek, en biedt zij de andere partij de mogelijkheid tot het voeren van overleg.
1. Indien vrijwaringsmaatregelen worden ingesteld, streven de partijen ernaar deze op zodanige wijze in te stellen dat daardoor hun bilaterale handel zo min mogelijk wordt beïnvloed.
2. Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel en indien een partij van mening is dat aan de wettelijke vereisten voor de instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen is voldaan, geeft de partij die voornemens is dergelijke maatregelen in te stellen, daarvan kennis aan de andere partij en biedt zij deze de mogelijkheid tot het voeren van bilateraal overleg. Indien binnen dertig dagen na de kennisgeving geen aanvaardbare oplossing is gevonden, kan de partij van invoer passende maatregelen nemen om het probleem op te lossen.
Voor zover Oekraïne voor de toepassing van artikel 9 van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen als ontwikkelingsland3) kan worden aangemerkt, kan de EU-partij, voor zover aan de voorwaarden van artikel 9 van die Overeenkomst wordt voldaan, geen vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van Oekraïne toepassen.
1. Oekraïne kan in overeenstemming met de bepalingen van deze afdeling op personenauto's van oorsprong uit4) de EU-partij van tariefpost 8703, hierna „het product” genoemd, zoals omschreven in artikel 45 van deze overeenkomst, een vrijwaringsmaatregel in de vorm van een hoger invoerrecht toepassen, indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
a. het product wordt door de verlaging of afschaffing van een douanerecht ingevolge deze overeenkomst in Oekraïne ingevoerd in dermate toegenomen hoeveelheden, in absolute zin of in verhouding tot de interne productie, en onder zodanige omstandigheden, dat de interne bedrijfstak die een soortgelijk product vervaardigt, daardoor ernstige schade lijdt;
b. het totale invoervolume (in eenheden)5) voor het product in een bepaald jaar overstijgt het drempelvolume als vastgelegd in de lijst van Oekraïne in bijlage II bij deze overeenkomst; en
c. het totale invoervolume (in eenheden) voor het product in Oekraïne6) gedurende de laatste 12 maanden, welke periode niet eerder eindigt dan de voorlaatste maand voordat Oekraïne de EU-partij uitnodigt voor overleg overeenkomstig lid 5 van dit artikel, overstijgt het drempelvolume als vastgelegd in de lijst van Oekraïne in bijlage II van alle nieuwe registraties7) van personenauto's in Oekraïne in dezelfde periode.
2. Het in lid 1 van dit artikel bedoelde recht is niet hoger dan het laagste van de volgende tarieven: het gebruikelijke meestbegunstigingstarief, het meestbegunstigingstarief dat van kracht is op de datum die direct aan de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst voorafgaat, of het tarief dat in de lijst van Oekraïne in bijlage II bij deze overeenkomst is vermeld. Het recht kan alleen worden toegepast voor het resterende deel van dat jaar, als omschreven in bijlage II.
3. Onverminderd lid 2 van dit artikel worden de rechten die Oekraïne ingevolge lid 1 toepast, vastgesteld overeenkomstig de lijst van Oekraïne in bijlage II bij deze overeenkomst.
4. Elke levering van het betrokken product die onderweg was naar aanleiding van een contract dat vóór oplegging van het aanvullende recht ingevolge de leden 1 tot en met 3 van dit artikel was gesloten, is van een dergelijk aanvullend recht vrijgesteld. Dergelijke leveringen zullen echter worden meegeteld voor het invoervolume van het betrokken product gedurende het volgende jaar, met het oog op het voldoen aan de voorwaarden van lid 1 voor dat jaar.
5. Oekraïne past vrijwaringsmaatregelen op een transparante wijze toe. Hiertoe geeft Oekraïne de EU-partij zo spoedig mogelijk schriftelijk kennis van zijn voornemen een dergelijke maatregel toe te passen, met verstrekking van alle relevante inlichtingen, met inbegrip van het invoervolume (in eenheden) voor het product, het totale invoervolume (in eenheden) van personenauto's ongeacht de herkomst en de nieuwe registraties van personenauto's in Oekraïne voor de in lid 1 van dit artikel bedoelde periode. Oekraïne nodigt de EU-partij zo vroeg mogelijk vóór het nemen van een dergelijke maatregel uit voor overleg over deze inlichtingen. Er wordt binnen 30 dagen na de uitnodiging tot overleg geen maatregel vastgesteld.
6. Oekraïne kan een vrijwaringsmaatregel enkel toepassen na een onderzoek door zijn bevoegde autoriteiten in overeenstemming met artikel 3 en artikel 4, lid 2, onder c), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen, waartoe dat artikel 3 en dat artikel 4, lid 2, onder c), mutatis mutandis in deze overeenkomst worden opgenomen en daarvan deel uitmaken. Een dergelijk onderzoek moet aantonen dat het product door de verlaging of afschaffing van een douanerecht ingevolge deze overeenkomst in Oekraïne wordt ingevoerd in dermate toegenomen hoeveelheden, in absolute zin of in verhouding tot de interne productie, en onder zodanige omstandigheden, dat een interne bedrijfstak die een soortgelijk product vervaardigt, daardoor ernstige schade lijdt.
7. Oekraïne zal de EU-partij onverwijld schriftelijk kennis geven van de opening van een onderzoek als bedoeld in lid 6 van dit artikel.
8. Bij het onderzoek voldoet Oekraïne aan de vereisten van artikel 4, lid 2, onder a) en b), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen, waartoe dat artikel 4, lid 2, onder a) en b), mutatis mutandis in de onderhavige overeenkomst wordt opgenomen en daarvan deel uitmaakt.
9. De relevante factoren voor de schadevaststelling van artikel 4, lid 2, onder a), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen worden beoordeeld gedurende ten minste drie achtereenvolgende perioden van 12 maanden, d.w.z. minimaal drie jaar in totaal.
10. Bij het onderzoek worden naast de toegenomen preferentiële invoer ingevolge deze overeenkomst ook andere factoren beoordeeld die tegelijkertijd schade aan de interne bedrijfstak kunnen berokkenen. Een toename van de invoer van een product van oorsprong uit de EU-partij wordt niet als gevolg van de verlaging of afschaffing van een douanerecht aangemerkt indien tegelijkertijd de invoer van hetzelfde product uit andere bronnen in vergelijkbare mate is toegenomen.
11. Oekraïne stelt de EU-partij en alle andere belanghebbenden ruim voor het in lid 5 van dit artikel bedoelde overleg schriftelijk op de hoogte van de resultaten en gemotiveerde conclusies van het onderzoek, zodat de informatie die uit het onderzoek naar voren komt, kan worden beoordeeld en standpunten over de voorgestelde maatregelen tijdens het overleg kunnen worden uitgewisseld.
12. Oekraïne waarborgt dat de als bewijs ten aanzien van zulke maatregelen gebruikte statistieken inzake personenauto's betrouwbaar, adequaat en tijdig openbaar toegankelijk zijn. Het verstrekt onverwijld maandelijkse statistieken over het invoervolume (in eenheden) van het product, het totale volume (in eenheden) van de invoer van personenauto's ongeacht de herkomst en de nieuwe registraties voor personenauto's in Oekraïne.
13. Onverminderd lid 1 van dit artikel zijn lid 1, onder a), en de leden 6 tot en met 11 van dit artikel gedurende de overgangsperiode niet van toepassing.
14. Oekraïne past tijdens jaar één geen vrijwaringsmaatregel uit hoofde van deze afdeling toe. Na jaar vijftien past Oekraïne noch vrijwaringsmaatregelen uit hoofde van deze afdeling toe, noch handhaaft het dergelijke maatregelen of zet het onderzoeken in dit verband voort.
15. De tenuitvoerlegging en werking van dit artikel kan voorwerp voor bespreking en herziening in het Handelscomité zijn.
Voor de toepassing van deze afdeling en bijlage II bij deze overeenkomst wordt verstaan onder:
alleen personenauto's van oorsprong uit de EU-partij van tariefpost 8703 overeenkomstig de oorsprongsregels van protocol I bij deze overeenkomst betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking;
heeft dezelfde betekenis als in artikel 4, lid 1, onder a), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen. Hiertoe wordt artikel 4, lid 1, onder a), mutatis mutandis in deze overeenkomst opgenomen en maakt het daarvan deel uit;
een product dat identiek is, d.w.z. in alle opzichten vergelijkbaar met het betrokken product of, als dat ontbreekt, een ander product dat hoewel het niet in alle opzichten vergelijkbaar is, kenmerken heeft die sterk op die van het betrokken product lijken;
een periode van 10 jaar die aanvangt op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst. De overgangsperiode wordt met drie jaar verlengd, indien Oekraïne vóór het eind van jaar tien bij het in artikel 465 van deze overeenkomst bedoelde Handelscomité een met redenen omkleed verzoek heeft ingediend en het Handelscomité dit heeft besproken;
een periode van 12 maanden die aanvangt op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst;
een periode van 12 maanden die aanvangt op de eerste verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
een periode van 12 maanden die aanvangt op de tweede verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
een periode van 12 maanden die aanvangt op de derde verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
een periode van 12 maanden die aanvangt op de vierde verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
een periode van 12 maanden die aanvangt op de vijfde verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
een periode van 12 maanden die aanvangt op de zesde verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
een periode van 12 maanden die aanvangt op de zevende verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
een periode van 12 maanden die aanvangt op de achtste verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
een periode van 12 maanden die aanvangt op de negende verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
een periode van 12 maanden die aanvangt op de tiende verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
een periode van 12 maanden die aanvangt op de elfde verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
een periode van 12 maanden die aanvangt op de twaalfde verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
een periode van 12 maanden die aanvangt op de dertiende verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst;
een periode van 12 maanden die aanvangt op de veertiende verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst.
Geen van beide partijen mag met betrekking tot hetzelfde product tegelijkertijd:
a. een vrijwaringsmaatregel overeenkomstig afdeling 2 (Vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van personenauto's) van dit hoofdstuk en
b. een maatregel als bedoeld in artikel XIX van de GATT 1994 en de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen toepassen.
1. De partijen bevestigen hun rechten en verplichtingen ingevolge artikel VI van de GATT 1994, de in bijlage 1A bij de WTO-overeenkomst opgenomen Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de GATT 1994, hierna „Antidumpingovereenkomst” genoemd, en de in bijlage 1A bij de WTO-overeenkomst opgenomen Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen, hierna „SCM-overeenkomst” genoemd.
2. De preferentiële oorsprongsregels van hoofdstuk 1 (Nationale behandeling en markttoegang voor goederen) van titel IV van deze overeenkomst zijn niet van toepassing op deze afdeling.
1. De partijen komen overeen dat bij gebruikmaking van antidumping- en compenserende maatregelen de vereisten van de Antidumpingovereenkomst en de SCM-overeenkomst volledig moeten worden gerespecteerd, en dat die maatregelen op een eerlijk en transparant systeem moeten worden gebaseerd.
2. Nadat de bevoegde autoriteiten van een partij een naar behoren gestaafd antidumpingverzoek in verband met invoer uit de andere partij hebben ontvangen, stelt die partij uiterlijk 15 dagen vóór opening van een onderzoek de andere partij schriftelijk ervan in kennis dat zij het verzoek heeft ontvangen.
3. Onverminderd artikel 6, lid 6.5, van de Antidumpingovereenkomst en artikel 12, lid 12.4, van de SCM-overeenkomst, waarborgen de partijen dat onmiddellijk na de eventuele instelling van voorlopige maatregelen en vóór de definitieve vaststelling, de belangrijkste feiten en overwegingen die aan de beslissing tot toepassing van maatregelen ten grondslag liggen, volledig en duidelijk worden meegedeeld. De feiten en overwegingen worden schriftelijk meegedeeld, en er wordt belanghebbenden voldoende tijd gelaten om hun opmerkingen in te dienen. Na de mededeling van de definitieve bevindingen kunnen belanghebbenden gedurende ten minste 10 dagen hun opmerkingen indienen.
4. Belanghebbenden krijgen, mits zulks het onderzoek niet onnodig vertraagt en in overeenstemming met de nationale wetgeving van een partij inzake onderzoeksprocedures, de gelegenheid te worden gehoord opdat zij gedurende antidumping- of antisubsidieonderzoeken hun standpunt kenbaar kunnen maken.
Antidumping- of compenserende maatregelen kunnen niet door een partij worden toegepast indien, op basis van de tijdens het onderzoek kenbaar gemaakte informatie duidelijk kan worden geconcludeerd dat de toepassing van dergelijke maatregelen niet in het algemeen belang is. Bij de vaststelling met betrekking tot het algemeen belang wordt uitgegaan van een waardering van alle verschillende belangen, in hun geheel beschouwd, met inbegrip van de belangen van de interne bedrijfstak, gebruikers, consumenten en importeurs, voor zover zij relevante informatie aan de onderzoeksautoriteiten hebben verstrekt.
Indien een partij besluit om een voorlopig of definitief antidumping- of compenserend recht in te stellen, overschrijdt het bedrag van dit recht niet de dumping- of subsidiemarge, en is het lager dan die marge wanneer door een lager recht de schade voor de interne bedrijfstak kan worden opgeheven.
1. Voorlopige antidumping- of compenserende maatregelen mogen door de partijen alleen worden ingesteld als daaraan voorafgaand is vastgesteld dat er sprake is van dumping of subsidies waardoor de binnenlandse bedrijfstak schade lijdt.
2. Alvorens een definitief antidumping- of compenserend recht in te stellen, onderzoeken de partijen of er constructieve oplossingen mogelijk zijn, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de bijzondere omstandigheden van elk geval. Onverminderd de relevante nationale wettelijke bepalingen van elk van beide partijen, geven de partijen de voorkeur aan prijsverbintenissen, voor zover zij van exporteurs een passend aanbod hebben ontvangen en een dergelijk aanbod niet onpraktisch wordt geacht.
3. Na ontvangst van een met bewijsmateriaal gestaafd verzoek van een exporteur voor een nieuw onderzoek ten aanzien van bestaande antidumping- of compenserende maatregelen, onderzoekt de partij die de maatregel heeft ingesteld, dat verzoek zo spoedig mogelijk op objectieve wijze en stelt zij de exporteur onverwijld op de hoogte van de resultaten van het onderzoek.
1. Een partij biedt de andere partij, op verzoek daarvan, de gelegenheid tot het voeren van overleg over specifieke aangelegenheden die zich met betrekking tot de toepassing van de handelsmaatregelen kunnen voordoen. Deze aangelegenheden kunnen met name, doch niet uitsluitend, betrekking hebben op de gevolgde methodologie om dumpingmarges te berekenen, met inbegrip van verschillende correcties, op het gebruik van statistieken, de ontwikkeling van de invoer, de vaststelling van schade en de toepassing van de regel van het laagste recht.
2. Overleg vindt zo spoedig mogelijk plaats, doch normaal gesproken binnen 21 dagen na het verzoek.
3. Overleg in het kader van deze afdeling wordt gevoerd onverminderd en met volledige eerbiediging van de artikelen 41 en 47 van deze overeenkomst.
1. De partijen komen overeen een dialoog betreffende handelsmaatregelen op deskundigenniveau op te zetten, als forum voor samenwerking in aangelegenheden betreffende handelsmaatregelen.
2. De dialoog betreffende handelsmaatregelen wordt gevoerd met het oogmerk:
a. de kennis van een partij over en haar inzicht in de wet- en regelgeving inzake handelsmaatregelen, het handelsbeleid en de handelspraktijken van de andere partij te vergroten;
b. na te gaan hoe het met de tenuitvoerlegging van het bepaalde in dit hoofdstuk staat;
c. de samenwerking tussen de voor aangelegenheden betreffende handelsmaatregelen verantwoordelijke autoriteiten van de partijen te verbeteren;
d. internationale ontwikkelingen op het gebied van handelsbescherming te bespreken;
e. bij andere aangelegenheden betreffende handelsmaatregelen samen te werken.
3. De bijeenkomsten van de dialoog betreffende handelsmaatregelen worden ad hoc gehouden, op verzoek van een van beide partijen. De agenda van elke bijeenkomst wordt vooraf gezamenlijk overeengekomen.
Titel IV, hoofdstuk 14 (Geschillenbeslechting) van deze Overeenkomst is niet van toepassing op de afdelingen 1, 4, 5, 6 en 7 van dit hoofdstuk.
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op het opstellen, het aannemen en de toepassing van technische voorschriften, normen en conformiteitsbeoordelingsprocedures zoals omschreven in de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen, hierna „TBT-overeenkomst” genoemd, die in bijlage 1A bij de WTO-overeenkomst is opgenomen, welke de handel in goederen tussen de partijen kunnen beïnvloeden.
2. Onverminderd lid 1 van dit artikel is dit hoofdstuk noch op sanitaire en fytosanitaire maatregelen zoals omschreven in bijlage A bij de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen, hierna „SPS-overeenkomst” genoemd, die in bijlage 1A bij de WTO-overeenkomst is opgenomen, noch op de aankoopspecificaties die door overheidsinstanties zijn opgesteld om in hun eigen productie- of verbruiksbehoeften te voorzien, van toepassing.
3. Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de definities van bijlage I bij de TBT-overeenkomst.
De partijen bevestigen hun bestaande wederzijdse rechten en verplichtingen ingevolge de TBT-overeenkomst, die hierbij in deze overeenkomst is opgenomen en daarvan deel uitmaakt.
1. De partijen versterken hun samenwerking op het gebied van technische voorschriften, normen, metrologie, markttoezicht, accreditatie en conformiteitsbeoordelingsprocedures, teneinde het wederzijdse begrip van hun respectieve systemen te verbeteren en de toegang tot hun respectieve markten te vergemakkelijken. Hiertoe kunnen zij zowel op horizontaal als op sectorniveau dialogen over regelgeving tot stand brengen.
2. Bij hun samenwerking streven de partijen ernaar om handelsbevorderende initiatieven in kaart te brengen, te ontwikkelen en te bevorderen die met name, doch niet uitsluitend, het volgende kunnen inhouden:
a. versterking van de samenwerking op regelgevingsgebied door de uitwisseling van informatie, ervaringen en gegevens; wetenschappelijke en technische samenwerking, teneinde de kwaliteit van hun technische voorschriften, normen, beproeving, markttoezicht, certificering en accreditatie te verbeteren en beter gebruik te maken van de beschikbare middelen op regelgevingsgebied;
b. bevordering en aanmoediging van samenwerking tussen hun respectieve openbare of particuliere instellingen voor metrologie, normalisatie, beproeving, markttoezicht, certificering en accreditatie;
c. bevordering van de ontwikkeling van de kwaliteitsinfrastructuur voor normalisatie, metrologie, accreditatie, conformiteitsbeoordeling en van het systeem voor markttoezicht in Oekraïne;
d. bevordering van de deelname van Oekraïne aan het werk van verwante Europese organisaties;
e. zoeken naar oplossingen voor handelsbelemmeringen die zich kunnen voordoen;
f. afstemming van hun standpunten in internationale organisaties voor handel en regelgeving zoals de WTO en de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Europa, hierna „VN-ECE” genoemd.
1. Oekraïne neemt de maatregelen die nodig zijn om geleidelijk te komen tot conformiteit met de technische voorschriften van de EU en de normalisatie, metrologie, accreditatie, conformiteitsbeoordelingsprocedures en het systeem voor markttoezicht van de EU, en verbindt zich tot naleving van de beginselen en de praktijken die in de desbetreffende EU-besluiten en EU-verordeningen zijn neergelegd8).
2. Met het oog op het bereiken van de in lid 1 bedoelde doelstellingen zal Oekraïne volgens het tijdschema in bijlage III bij deze overeenkomst:
i. het relevante EU-acquis in zijn wetgeving opnemen;
ii. de administratieve en institutionele hervormingen doorvoeren die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze overeenkomst en de in artikel 57 van deze overeenkomst genoemde Overeenkomst inzake de conformiteitsbeoordeling en de aanvaarding van industrieproducten, hierna „OCBA” genoemd; en
iii. het doeltreffende en transparante administratieve stelsel verschaffen dat voor de uitvoering van dit hoofdstuk vereist is.
3. Het tijdschema in bijlage III bij deze overeenkomst wordt door de partijen overeengekomen en gehandhaafd.
4. Na de inwerkingtreding van deze overeenkomst verstrekt Oekraïne de EU-partij jaarlijks verslagen over de maatregelen die het in overeenstemming met dit artikel heeft genomen. Indien in het tijdschema in bijlage III bij deze overeenkomst vermelde handelingen niet binnen het toepasselijke tijdschema zijn uitgevoerd, geeft Oekraïne een nieuw tijdschema voor de voltooiing van die handelingen aan.
5. Oekraïne onthoudt zich van wijziging van zijn in bijlage III bij deze overeenkomst vermelde horizontale en sectorspecifieke wetgeving, tenzij wijziging plaatsvindt om die wetgeving geleidelijk aan het dienovereenkomstige EU-acquis aan te passen en die aanpassing te handhaven.
6. Oekraïne stelt de EU-partij van elke wijziging van zijn nationale wetgeving in kennis.
7. Oekraïne waarborgt dat zijn desbetreffende nationale organen ten volle deelnemen aan de Europese en internationale organisaties voor normalisatie, wettelijke en fundamentele metrologie en conformiteitsbeoordeling met inbegrip van accreditatie, in overeenstemming met de werkzaamheden ervan en de mogelijke deelnamestatus.
8. Oekraïne neemt geleidelijk het geheel aan Europese normen (EN), met inbegrip van de geharmoniseerde Europese normen, waarvan het vrijwillige gebruik wordt geacht in overeenstemming met de in bijlage III bij deze overeenkomst vermelde wetgeving te zijn, over als nationale normen. Gelijktijdig met deze transponering trekt Oekraïne daarmee strijdige nationale normen in, met inbegrip van zijn toepassing van vóór 1992 ontwikkelde interstatelijke normen (GOST/ГОСТ). Daarnaast vervult Oekraïne geleidelijk de andere voorwaarden voor lidmaatschap, in overeenstemming met de vereisten die op volwaardige leden van de Europese normalisatieorganisaties van toepassing zijn.
1. De partijen komen overeen aan deze overeenkomst een OCBA te hechten in de vorm van een protocol, inzake een of meer van de in bijlage III bij deze overeenkomst vermelde sectoren, zodra zij zijn overeengekomen dat de desbetreffende sectorspecifieke en horizontale wetgeving, instellingen en normen van Oekraïne volledig aan die van de EU zijn aangepast.
2. De OCBA zal bepalen dat de handel tussen de partijen in goederen in de door haar bestreken sectoren plaatsvindt onder dezelfde voorwaarden als die welke op de handel in dergelijke goederen tussen de lidstaten van de Europese Unie van toepassing zijn.
3. Na een controle door de EU-partij en overeenstemming over de mate van aanpassing van de desbetreffende technische wetgeving, normen en infrastructuur van Oekraïne, wordt de OCBA als protocol aan deze overeenkomst gehecht in onderlinge overeenstemming tussen de partijen overeenkomstig de procedure voor wijziging van deze overeenkomst en met betrekking tot die sectoren van de lijst in bijlage III bij deze overeenkomst waarvan toereikende aanpassing wordt aangenomen. Het is de bedoeling dat de OCBA in overeenstemming met voornoemde procedure uiteindelijk tot alle in bijlage III vermelde sectoren wordt uitgebreid.
4. Zodra de sectoren van de lijst onder de werking van de OCBA zijn gebracht, overwegen de partijen, in onderlinge overeenstemming en overeenkomstig de procedure voor wijziging van deze overeenkomst, de reikwijdte ervan uit te breiden tot andere industriële sectoren.
5. Totdat een product onder de OCBA valt, is hierop de desbetreffende bestaande wetgeving van de partijen van toepassing, waarbij acht wordt geslagen op de TBT-overeenkomst.
1. Onverminderd de artikelen 56 en 57 van deze overeenkomst bevestigen de partijen met betrekking tot de technische voorschriften voor de etikettering of voorschriften ten aanzien van merktekens, opnieuw de beginselen van artikel 2, lid 2.2, van de TBT-overeenkomst dat die voorschriften niet moeten worden opgesteld, vastgesteld of toegepast met het oogmerk of gevolg dat er onnodige belemmeringen voor de internationale handel ontstaan. Hiertoe mogen dergelijke voorschriften voor de etikettering of de merktekens de handel niet meer beperken dan voor het bereiken van een legitieme doelstelling noodzakelijk is, waarbij acht moet worden geslagen op de risico's die zouden ontstaan wanneer niet aan die voorschriften wordt voldaan.
2. Met betrekking tot verplichte etikettering of merktekens komen de partijen met name overeen dat:
a. zij ernaar streven hun voorschriften voor merktekens of etikettering tot een minimum te beperken, tenzij het om de overname van het EU-acquis op dit gebied, om merktekens en etikettering voor de bescherming van de gezondheid, de veiligheid of het milieu, of om andere redelijke doelstellingen van overheidsbeleid gaat;
b. een partij de vorm van de etiketten of de merktekens mag specificeren, maar geen goedkeuring, registratie of certificering van etiketten mag verlangen; en
c. dat partijen gerechtigd blijven te verlangen dat de informatie op etiketten of merktekens in een bepaalde taal wordt gesteld.
1. Het doel van dit hoofdstuk is het bevorderen van de handel in handelsartikelen waarop tussen de partijen sanitaire en fytosanitaire maatregelen van toepassing zijn, en tegelijkertijd het leven of de gezondheid van mens, dier of plant te beschermen door:
a. volledige transparantie na te streven inzake de sanitaire en fytosanitaire maatregelen die op de handel van toepassing zijn;
b. de wettelijke bepalingen van Oekraïne aan te passen aan dat van de EU;
c. de dier- of plantgezondheidsstatus van de partijen te erkennen en het regionalisatiebeginsel toe te passen;
d. een mechanisme voor de erkenning van de gelijkwaardigheid van door een partij toegepaste sanitaire of fytosanitaire maatregelen in te voeren;
e. verdere uitvoering aan de beginselen van de SPS-overeenkomst te geven;
f. mechanismen en procedures voor handelsbevordering in te voeren; en
g. de communicatie en samenwerking tussen de partijen inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen te verbeteren.
2. Dit hoofdstuk heeft ook tot doel tussen de partijen een consensus over de normen voor dierenwelzijn te bereiken.
De partijen bevestigen opnieuw hun rechten en verplichtingen ingevolge de SPS-overeenkomst.
Dit hoofdstuk is van toepassing op alle sanitaire en fytosanitaire maatregelen van een partij die de handel tussen de partijen al dan niet rechtstreeks kunnen beïnvloeden, met inbegrip van de in bijlage IV bij deze overeenkomst vermelde maatregelen.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
maatregelen als omschreven in punt 1 van bijlage A bij de SPS-overeenkomst, die binnen het toepassingsgebied van dit hoofdstuk vallen;
op het land en in het water levende dieren zoals omschreven in de Terrestrial Animal Health Code (Gezondheidscode voor landdieren) respectievelijk the Aquatic Animal Health Code (Gezondheidscode voor waterdieren) van de Wereldorganisatie voor diergezondheid , hierna „OIE” genoemd;
producten van dierlijke oorsprong, met inbegrip van producten van waterdieren, zoals omschreven in de Gezondheidscode voor landdieren en de Gezondheidscode voor waterdieren van het OIE;
dierlijke producten als vermeld in bijlage IV-A, deel 2 (II) bij deze overeenkomst;
levende planten en gespecificeerde levende delen daarvan, met inbegrip van zaden;
a. fruit, in botanische zin, ander dan diepgevroren;
b. groente, andere dan diepgevroren;
c. bollen, knollen en wortelstokken;
d. snijbloemen;
e. takken met loof;
f. gekapte bomen met loof;
g. plantenweefselculturen;
h. bladeren, loof;
i. levende pollen, en
j. enten, stekken, knoppen;
producten van plantaardige oorsprong die niet zijn verwerkt of die een eenvoudige behandeling hebben ondergaan, voor zover het geen planten betreft die in bijlage IV-A, deel 3, bij deze overeenkomst zijn vermeld;
zaden in botanische zin, bestemd voor opplant;
alle soorten, stammen of biotypes van planten, dieren of ziekteverwekkers die schadelijk zijn voor planten of plantaardige producten;
in het geval van de EU-partij: gebieden in de zin van artikel 2, lid 1, onder h), van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen, of regeling ter opvolging daarvan, hierna „Richtlijn 2000/29/EG” genoemd;
een klinisch of pathologisch besmettingsverschijnsel bij dieren;
klinische of niet-klinische besmetting met een of meer ziekteverwekkers van de ziekten die waterdieren treffen en die in de Gezondheidscode voor waterdieren van het OIE worden genoemd;
de situatie waarbij dieren drager zijn van een besmettelijk agens, ongeacht of zij klinische of pathologische besmettingsverschijnselen vertonen;
normen voor de bescherming van dieren zoals deze door de partijen zijn opgesteld en worden toegepast en in voorkomend geval overeenstemmen met de normen van het OIE en die binnen de werkingssfeer van deze overeenkomst vallen;
het adequate niveau van sanitaire en fytosanitaire bescherming zoals omschreven in punt 5 van bijlage A bij de SPS-overeenkomst;
voor wat diergezondheid betreft, gebieden of regio's als omschreven in de Gezondheidscode voor landdieren van het OIE, en voor aquacultuur als omschreven in de Gezondheidscode voor waterdieren van het OIE, waarbij ervan wordt uitgegaan dat waar het het grondgebied van de EU-partij betreft, rekening wordt gehouden met de specificiteit ervan en de EU-partij als entiteit wordt erkend;
gebied waarin een specifieke plaag blijkens wetenschappelijk bewijs niet voorkomt en waarin, voor zover passend, deze hoedanigheid officieel in stand wordt gehouden;
het begrip regionalisatie als omschreven in artikel 6 van de SPS-overeenkomst;
een hoeveelheid dierlijke producten van hetzelfde type, waarvoor één certificaat of document is afgegeven, die met hetzelfde transportmiddel wordt vervoerd, die is verzonden door één afzender en die van oorsprong is uit hetzelfde land van uitvoer of deel daarvan. Een zending kan uit een of meer partijen bestaan;
een hoeveelheid planten, plantaardige producten en/of andere artikelen die van het ene land naar het andere worden verplaatst, en waarvoor, indien nodig, één fytosanitair certificaat is afgegeven (een zending kan uit een of meer handelsartikelen of partijen bestaan);
een aantal eenheden van een handelsartikel, dat herkenbaar is door de homogeniteit van de samenstelling en oorsprong ervan, en dat deel uitmaakt van een zending;
genoemd: de situatie waarin de partij van invoer de sanitaire en fytosanitaire maatregelen van de partij van uitvoer als gelijkwaardig aanvaardt, ongeacht of zij verschillen van de eigen maatregelen van de partij van invoer, indien de partij van uitvoer jegens de partij van invoer op objectieve wijze aantoont dat haar maatregelen het adequate sanitaire of fytosanitaire beschermingsniveau van de partij van invoer bereiken;
de productie- en handelsstructuur voor een product of productcategorie in een van de partijen;
een welomschreven en gecontroleerd deel van een sector;
dieren en planten, of categorieën daarvan, of specifieke producten en andere materialen die worden verplaatst voor handels- of andere doeleinden, met inbegrip van die bedoeld in de leden 2 tot en met 7 van dit artikel;
een door de bevoegde autoriteiten van de partij van invoer aan een individuele importeur van tevoren verstrekte officiële vergunning voor de invoer van één enkele zending of verschillende zendingen van een handelsartikel uit de partij van uitvoer, dat binnen de werkingssfeer van deze overeenkomst valt;
weekdagen behalve zondag, zaterdag en feestdagen in een van de partijen;
het onderzoeken van elk aspect van diervoeders, levensmiddelen, diergezondheid en dierenwelzijn, teneinde na te gaan of deze aspecten voldoen aan de voorschriften van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn;
officieel onderzoek met het blote oog van planten, plantaardige producten of andere materialen waarvoor voorschriften bestaan, om te bepalen of er sprake is van ziekten en/of te bepalen of er al dan niet aan de fytosanitaire voorschriften is voldaan;
toetsen, via onderzoek en inaanmerkingneming van objectief bewijsmateriaal, of aan specifieke vereisten is voldaan.
De partijen brengen elkaar op de hoogte van de structuur, organisatie en verdeling van bevoegdheden van hun bevoegde autoriteiten tijdens de eerste bijeenkomst van het in artikel 74 van deze overeenkomst bedoelde subcomité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen, hierna „SPS-subcomité” genoemd. De partijen stellen elkaar op de hoogte van elke verandering aangaande die bevoegde autoriteiten, met inbegrip van contactpunten.
1. Oekraïne past zijn sanitaire en fytosanitaire wetgeving alsmede die op het gebied van dierenwelzijn aan aan die van de EU zoals vastgelegd in bijlage V bij deze overeenkomst.
2. De partijen werken samen inzake aanpassing van wetgeving en capaciteitsopbouw.
3. Het SPS-subcomité bewaakt op regelmatige basis de uitvoering van het aanpassingsproces zoals vastgelegd in bijlage V bij deze overeenkomst, om de nodige aanbevelingen inzake aanpassingsmaatregelen te kunnen geven.
4. Uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van deze overeenkomst legt Oekraïne aan het SPS-subcomité een omvangrijke strategie voor de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk voor, onderverdeeld naar prioriteitsgebieden voor maatregelen als omschreven in bijlage IV-A, bijlage IV-B en bijlage IV-C bij deze overeenkomst, waarbij de handel in een specifiek handelsartikel of een specifieke groep handelsartikelen wordt bevorderd. De strategie dient als referentiedocument voor de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk en zal worden toegevoegd aan bijlage V bij deze overeenkomst9).
A. Erkenning van de status inzake dierziekten, besmetting bij dieren of plagen
1. Wat dierziekten en besmettingen bij dieren (met inbegrip van zoönose) betreft, gelden onderstaande bepalingen:
a. de partij van invoer erkent, in het kader van het handelsverkeer, de diergezondheidsstatus van de partij van uitvoer of haar regio's, zoals deze door de partij van uitvoer overeenkomstig bijlage VII, deel A, bij deze overeenkomst zijn vastgesteld, voor de in bijlage VI-A bij deze overeenkomst vermelde dierziekten;
b. wanneer een partij meent dat zij voor haar grondgebied of een regio een bijzondere status heeft voor een bepaalde dierziekte die niet in bijlage VI-A bij deze overeenkomst is opgenomen, kan zij om erkenning van deze status verzoeken overeenkomstig de in bijlage VII, deel C, bij deze overeenkomst vastgelegde criteria. De partij van invoer kan bij de invoer van levende dieren en dierlijke producten garanties eisen die in overeenstemming zijn met de overeengekomen status van de partijen;
c. de status van de grondgebieden of de regio's, of de status in een sector of een subsector van de partijen met betrekking tot de prevalentie of incidentie van een niet in bijlage VI-A bij deze overeenkomst opgenomen dierziekte of, in voorkomend geval, van besmettingen bij dieren en/of het daaraan verbonden risico, zoals gedefinieerd door het OIE, wordt door de partijen erkend als de basis voor hun onderlinge handel. De partij van invoer kan bij de invoer van levende dieren en dierlijke producten garanties eisen die in overeenstemming zijn met de overeenkomstig de aanbevelingen van het OIE vastgestelde status, indien van toepassing;
d. onverminderd de artikelen 67, 69 en 73 van deze overeenkomst, en tenzij de partij van invoer uitdrukkelijk bezwaar maakt en om ondersteunende of bijkomende gegevens of overleg en/of verificatie verzoekt, neemt elk van beide partijen onverwijld de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen om handel mogelijk te maken op basis van de punten a), b) en c) van dit lid.
2. Wat plagen betreft, gelden onderstaande bepalingen:
a. de partijen erkennen in het kader van het handelsverkeer hun status inzake plagen met betrekking tot de in bijlage VI-B bij deze overeenkomst vermelde plagen.
b. onverminderd de artikelen 67, 69 en 73 van deze overeenkomst, en tenzij de partij van invoer uitdrukkelijk bezwaar maakt en om ondersteunende of bijkomende gegevens of overleg en/of verificatie verzoekt, neemt elk van beide partijen onverwijld de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen om de handel mogelijk te maken op basis van punt a) van dit lid.
B. Erkenning van regionalisatie/zonering, plagenvrije gebieden, hierna „PVG's” genoemd, en beschermde gebieden, hierna „BG's” genoemd
3. De partijen erkennen de begrippen regionalisatie en PVG's zoals omschreven in het desbetreffende Verdrag van de Voedsel- en landbouworganisatie/Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten van 1997 en de internationale normen voor fytosanitaire maatregelen, hierna „ISPM's” genoemd, van de Voedsel- en landbouworganisatie, en het begrip beschermde gebieden overeenkomstig Richtlijn 2000/29/EG, en komen overeen dat deze begrippen op de handel tussen hen van toepassing zijn.
4. De partijen komen overeen dat regionalisatiebesluiten voor de in bijlage VI-A bij deze overeenkomst vermelde dier- en visziekten en voor de in bijlage VI-B bij deze overeenkomst vermelde plagen moeten worden genomen in overeenstemming met de bepalingen van bijlage VII, delen A en B, bij deze overeenkomst.
5.
a. Wat dierziekten betreft, deelt de partij van uitvoer die erkenning van haar regionalisatiebesluit door de partij van invoer wenst, in overeenstemming met artikel 67 van deze overeenkomst de door haar ingestelde maatregelen mee met een omstandige toelichting op en ondersteunende gegevens voor haar bepalingen en besluiten. Onverminderd artikel 68 en tenzij de partij van invoer uitdrukkelijk bezwaar maakt en om bijkomende gegevens of overleg en/of verificatie verzoekt binnen 15 werkdagen na ontvangst van de kennisgeving, wordt het aldus meegedeelde regionalisatiebesluit geacht te zijn aanvaard;
b. het onder a) van dit lid bedoelde overleg vindt plaats in overeenstemming met artikel 68, lid 3, van deze overeenkomst. De partij van invoer beoordeelt de bijkomende gegevens binnen 15 werkdagen na ontvangst ervan. De onder a) bedoelde verificatie geschiedt in overeenstemming met artikel 71 van deze overeenkomst, binnen 25 werkdagen na ontvangst van het verzoek daartoe.
6.
a. Wat plagen betreft, draagt elk van beide partijen er zorg voor dat bij de handel in planten, plantaardige producten en andere materialen in voorkomend geval rekening wordt gehouden met de door de andere partij erkende status inzake plagen in een gebied dat door de andere partij is erkend als beschermd gebied of PVG. Een partij die erkenning van haar PVG door de andere partij wenst, deelt de door haar ingestelde maatregelen mee, desgevraagd met een omstandige toelichting op en ondersteunende gegevens voor de vaststelling en handhaving, waarbij indien de partijen dat passend achten, de relevante ISPM's worden aangehouden. Onverminderd artikel 73 van deze overeenkomst en tenzij een partij uitdrukkelijk bezwaar maakt en om bijkomende gegevens of overleg en/of verificatie verzoekt binnen drie maanden na de kennisgeving, wordt het aldus meegedeelde regionalisatiebesluit ter zake van het PVG geacht te zijn aanvaard;
b. het onder a) bedoelde overleg vindt plaats in overeenstemming met artikel 68, lid 3, van deze overeenkomst. De partij van invoer beoordeelt de bijkomende gegevens binnen drie maanden na ontvangst ervan. De onder a) bedoelde verificatie geschiedt in overeenstemming met artikel 71 van deze overeenkomst binnen 12 maanden na ontvangst van het verzoek daartoe, rekening houdende met de biologische kenmerken van de plaag en het gewas in kwestie.
7. Na voltooiing van de procedures van de leden 4 tot en met 6 van dit artikel, en onverminderd artikel 73 van deze overeenkomst, neemt elke partij onverwijld de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen om de handel mogelijk te maken op basis van de in die leden vervatte bepalingen.
C. Compartimentering
De partijen verbinden zich tot het voeren van verdere besprekingen met het oog op de implementatie van het in bijlage XIV bij deze overeenkomst bedoelde compartimenteringsbeginsel.
1. Erkenning van gelijkwaardigheid kan geschieden ten aanzien van:
a. afzonderlijke maatregelen; of
b. een groep maatregelen; of
c. een op een sector, subsector, handelsartikel of groep handelsartikelen toepasselijk systeem.
2. Bij de bepaling van de gelijkwaardigheid wordt door de partijen de procedure van lid 3 van dit artikel gevolgd. Deze procedure omvat dat door de partij van uitvoer objectief bewijs van gelijkwaardigheid wordt aangedragen en dat dit bewijs door de partij van invoer objectief wordt beoordeeld. Dit kan een inspectie of verificatie omvatten.
3. Indien de partij van uitvoer een verzoek indient met betrekking tot een erkenning van gelijkwaardigheid als bedoeld in lid 1 van dit artikel, leiden de partijen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden na ontvangst van dit verzoek door de partij van invoer de overlegprocedure in die de in bijlage IX bij deze overeenkomst genoemde stappen omvat. Indien de partij van uitvoer evenwel meerdere verzoeken indient, komen de partijen, op verzoek van de partij van invoer, in het in artikel 74 bedoelde SPS-subcomité een tijdschema overeen waarbinnen zij de in dit lid bedoelde procedure inleiden en uitvoeren.
4. Wanneer aanpassing van de wetgeving heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de in artikel 64, lid 3, van deze overeenkomst bedoelde bewaking, wordt dit beschouwd als een verzoek van Oekraïne om de procedure voor de erkenning van de gelijkwaardigheid van de desbetreffende maatregelen overeenkomstig lid 3 van dit artikel in te leiden.
5. Tenzij anders overeengekomen, rondt de partij van invoer haar bepaling van de gelijkwaardigheid als bedoeld in lid 3 van dit artikel, af binnen 360 dagen na ontvangst van het verzoek -met inbegrip van een dossier met het bewijs van gelijkwaardigheid- van de partij van uitvoer, behalve voor seizoensgewassen waarvoor het gerechtvaardigd is de evaluatie uit te stellen teneinde de fytosanitaire maatregelen over een voldoende lange groeiperiode te kunnen verifiëren.
6. De partij van invoer stelt de gelijkwaardigheid wat betreft planten, plantaardige producten en andere materialen vast in overeenstemming met de ISPM's, indien van toepassing.
7. De partij van invoer kan de erkenning van de gelijkwaardigheid intrekken of opschorten bij elke wijziging van een maatregel door een der partijen die van invloed is op de gelijkwaardigheid, op voorwaarde dat de volgende procedures worden gevolgd:
a. in overeenstemming met artikel 67, lid 2, van deze overeenkomst stelt de partij van uitvoer de partij van invoer in kennis van elk voorstel tot wijziging van door haar ingestelde maatregelen waarvan de gelijkwaardigheid werd erkend, en van de waarschijnlijke gevolgen van de voorgestelde maatregelen voor deze gelijkwaardigheid. Binnen 30 werkdagen na de ontvangst van deze gegevens stelt de partij van invoer de partij van uitvoer ervan in kennis of de erkenning van de gelijkwaardigheid op basis van de voorgestelde maatregelen al dan niet gehandhaafd blijft;
b. in overeenstemming met artikel 67, lid 2, van deze overeenkomst stelt de partij van invoer de partij van uitvoer in kennis van elk voorstel tot wijziging van door haar ingestelde maatregelen op basis waarvan de gelijkwaardigheid werd erkend, en van de waarschijnlijke gevolgen van de voorgestelde maatregelen voor deze gelijkwaardigheid. Indien de partij van invoer de erkenning van de gelijkwaardigheid niet handhaaft, kunnen de partijen de voorwaarden overeenkomen waaronder de in lid 3 van dit artikel bedoelde procedure opnieuw kan worden ingeleid op basis van de voorgestelde maatregelen.
8. Het besluit over de erkenning van de gelijkwaardigheid dan wel de opschorting of intrekking ervan kan uitsluitend worden genomen door de partij van invoer, in overeenstemming met haar wettelijke en bestuursrechtelijke regelgeving. De partij van invoer verstrekt de partij van uitvoer schriftelijk een omstandige toelichting bij en de ondersteunende gegevens voor de bepalingen en besluiten op grond van dit artikel. Indien de erkenning van de gelijkwaardigheid wordt geweigerd, dan wel wordt opgeschort of ingetrokken, stelt de partij van invoer de partij van uitvoer in kennis van de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om de in lid 3 bedoelde procedure opnieuw te kunnen inleiden.
9. Onverminderd artikel 73 van deze overeenkomst kan de partij van invoer de erkenning van de gelijkwaardigheid niet intrekken of opschorten vóór de inwerkingtreding van de nieuwe maatregelen die door een der partijen zijn voorgesteld.
10. Indien de gelijkwaardigheid op basis van de in bijlage IX bij deze overeenkomst uiteengezette overlegprocedure formeel wordt erkend door de partij van invoer, zal het SPS-subcomité in overeenstemming met de procedure van artikel 74, lid 2, van deze overeenkomst een verklaring afgeven inzake de erkenning van de gelijkwaardigheid in de handel tussen de partijen. Het besluit voorziet tevens in de vermindering van fysieke controles aan de grenzen, vereenvoudigde certificaten en in voorkomend geval in procedures voor de voorlopige opneming van inrichtingen op die lijsten.
De status van gelijkwaardigheid wordt vermeld in bijlage IX bij deze overeenkomst.
11. Wanneer wetgevingen aan elkaar worden aangepast, geschiedt de vaststelling van gelijkwaardigheid op die basis.
1. Onverminderd artikel 68 van deze overeenkomst werken de partijen samen ter versterking van het wederzijdse begrip van hun officiële controlestructuur en -mechanismen voor de uitvoering van SPS-maatregelen en hun respectieve prestaties op dit vlak. Dit kan onder meer worden bereikt door verslagen van internationale audits wanneer deze openbaar worden gemaakt; de partijen kunnen in voorkomend geval informatie over de resultaten van deze audits of andere informatie uitwisselen.
2. In het kader van de in artikel 64 bedoelde aanpassing van wetgeving of de in artikel 66 van deze overeenkomst bedoelde bepaling van gelijkwaardigheid houden de partijen elkaar op de hoogte van wetswijzigingen en andere procedurele wijzigingen die voor de betrokken gebieden worden aangenomen of vastgesteld.
3. In dit verband informeert de EU-partij ruim tevoren over wijzigingen in de wetgeving van de EU-partij, opdat Oekraïne kan overwegen haar wetgeving dienovereenkomstig te wijzigen.
De noodzakelijke mate van samenwerking moet worden bereikt om de toezending van wetgevingsdocumenten op verzoek van een van de partijen te bevorderen.
Hiertoe stellen de partijen elkaar in kennis van hun contactpunten. De partijen stellen elkaar tevens in kennis van wijzigingen met betrekking tot deze gegevens.
1. Elke partij stelt de andere partij binnen twee werkdagen schriftelijk in kennis van ieder ernstig of aanzienlijk gezondheidsrisico voor mens, dier of plant, met inbegrip van alle noodsituaties in verband met de voedselcontrole of situaties waarin een duidelijk ernstig gezondheidsrisico werd geconstateerd in verband met de consumptie van dierlijke of plantaardige producten, met name wat betreft:
a. alle maatregelen die relevant zijn voor de in artikel 65 van deze overeenkomst bedoelde regionalisatiebesluiten;
b. de aanwezigheid of ontwikkeling van een in bijlage VI-A vermelde dierziekte of van een op de lijst in bijlage VI-B bij deze overeenkomst beschreven gereglementeerde plaag;
c. bevindingen van epidemiologisch belang of belangrijke daaraan verbonden risico's met betrekking tot niet in de bijlagen VI-A en VI-B bij deze overeenkomst vermelde dierziekten en plagen of nieuwe dierziekten en plagen; en
d. eventuele aanvullende maatregelen die verder gaan dan de basisvereisten die gelden voor maatregelen van de respectieve partijen ter bestrijding of uitroeiing van dierziekten of plagen of ter bescherming van de gezondheid van mens of plant, en eventuele wijzigingen in het preventiebeleid, waaronder het vaccinatiebeleid.
2.
a. Kennisgevingen worden schriftelijk gedaan aan de in artikel 67, lid 3, van deze overeenkomst bedoelde contactpunten.
b. Schriftelijke kennisgeving gebeurt per post, per fax of per e-mail. Kennisgevingen worden enkel gedaan tussen de in artikel 67, lid 3, van deze overeenkomst bedoelde contactpunten.
3. Wanneer een partij zich ernstig zorgen maakt over een risico voor de gezondheid van mens, dier of plant, vindt op verzoek van die partij zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen 15 werkdagen overleg over de situatie plaats. Daarbij tracht elke partij alle informatie te verstrekken die nodig is om verstoringen van het handelsverkeer te voorkomen en tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te komen die verenigbaar is met de bescherming van de gezondheid van mens, dier en plant.
4. Op verzoek van een partij vindt zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen 20 werkdagen na de kennisgeving overleg over dierenwelzijn plaats. Elke partij tracht daarbij alle vereiste informatie te verstrekken.
5. Op verzoek van een partij vindt het in de leden 3 en 4 van dit artikel genoemde overleg plaats in de vorm van een video- of audiovergadering. De partij die om het overleg verzoekt, stelt de notulen van de vergadering op, die officieel door de partijen worden goedgekeurd. Voor deze goedkeuring geldt artikel 67, lid 3, van deze overeenkomst.
6. Met een wederzijds toegepast systeem voor snelle waarschuwingen en een vroegtijdig waarschuwingsmechanisme voor een diergeneeskundig of fytosanitair noodgeval wordt in een later stadium aangevangen, wanneer Oekraïne de nodige wetgeving op dit gebied implementeert en de voorwaarden schept voor de juiste werking ter plaatse van dergelijke mechanismen.
1. Algemene invoervoorwaarden
a. Voor elk handelsartikel dat door bijlage IV-A en bijlage IV-C, onder 2, bij deze overeenkomst wordt bestreken, komen de partijen overeen algemene invoervoorwaarden toe te passen. Onverminderd de overeenkomstig artikel 65 van deze overeenkomst genomen besluiten gelden de door de partij van invoer gestelde invoervoorwaarden voor het gehele grondgebied van de partij van uitvoer. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst en overeenkomstig artikel 67 van deze overeenkomst stelt de partij van invoer de partij van uitvoer in kennis van haar sanitaire en fytosanitaire invoervereisten voor de in bijlage IV-A en bijlage IV-C, onder 2, bij deze overeenkomst bedoelde handelsartikelen. Deze informatie omvat in voorkomend geval de modellen voor de officiële certificaten, verklaringen of handelsdocumenten als voorgeschreven door de partij van invoer.
b.
i. Wijzigingen of voorgestelde wijzigingen van de in lid 1 van dit artikel bedoelde voorwaarden worden door de partijen gemeld overeenkomstig de bepalingen van de SPS-overeenkomst en latere besluiten inzake de kennisgeving van maatregelen. Onverminderd artikel 73 van deze overeenkomst houdt de partij van invoer rekening met de reistijd tussen de partijen bij de vaststelling van de datum waarop de in lid 1, onder a), bedoelde gewijzigde voorwaarden van kracht worden.
ii. Indien de partij van invoer deze kennisgevingsvereisten niet in acht neemt, blijft zij een certificaat of attest waarmee de naleving van de voorheen geldende voorwaarden wordt gegarandeerd, accepteren tot 30 dagen nadat de gewijzigde invoervoorwaarden van kracht zijn geworden.
2. Invoervoorwaarden na erkenning van gelijkwaardigheid
a. Binnen 90 dagen na de vaststelling van een besluit inzake de erkenning van gelijkwaardigheid nemen de partijen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen voor de tenuitvoerlegging van die erkenning, teneinde op basis daarvan de onderlinge handel in de in de bijlage IV-A en bijlage IV-C, onder 2, bij deze overeenkomst bedoelde handelsartikelen mogelijk te maken; dit in de sectoren en subsectoren waarvoor alle desbetreffende sanitaire en fytosanitaire maatregelen van de partij van uitvoer door de partij van invoer als gelijkwaardig zijn erkend. Voor deze handelsartikelen kan in die fase het model van het door de partij van invoer geëiste officiële certificaat of officiële document worden vervangen door een krachtens bijlage XII.B bij deze overeenkomst opgesteld certificaat.
b. Voor handelsartikelen in sectoren of subsectoren waarvoor, indien van toepassing, sommige maar niet alle maatregelen als gelijkwaardig zijn erkend, blijft de handel verlopen op basis van de in lid 1, onder a), bedoelde voorwaarden. Indien de partij van uitvoer daarom verzoekt, is lid 5 van dit artikel van toepassing.
3. Vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst is voor de in bijlage IV-A en bijlage IV-C, onder 2, bij deze overeenkomst bedoelde handelsartikelen geen invoervergunning vereist.
Indien deze overeenkomst eerder dan 31 december 2013 in werking treedt, mag dit geen invloed hebben op de bijstand voor de algemene institutionele opbouw.
4. Ten aanzien van de voorwaarden die relevant zijn voor de handel in de in lid 1, onder a), bedoelde handelsartikelen voeren de partijen, op verzoek van de partij van uitvoer, in het SPS-subcomité overleg overeenkomstig artikel 74 van deze overeenkomst, teneinde overeenstemming te bereiken over alternatieve of bijkomende invoervoorwaarden van de partij van invoer. Zulke alternatieve of bijkomende invoervoorwaarden mogen, in voorkomend geval, worden gebaseerd op maatregelen van de partij van uitvoer die door de partij van invoer als gelijkwaardig zijn erkend. Bij overeenstemming neemt de partij van invoer binnen 90 dagen na het besluit van het SPS-subcomité de nodige wettelijke en/of bestuursrechtelijke maatregelen om de invoer op basis daarvan mogelijk te maken.
5. Lijst van inrichtingen, voorwaardelijke goedkeuring
a. Voor de invoer van de in bijlage IV-A, deel 2, van deze overeenkomst bedoelde dierlijke producten verleent de partij van invoer, op verzoek van de partij van uitvoer die daarbij de passende garanties geeft, een voorlopige goedkeuring voor de in bijlage VIII, onder 2.1, bij deze overeenkomst bedoelde verwerkingsinrichtingen die zich op het grondgebied van de partij van uitvoer bevinden, zonder voorafgaande inspectie van afzonderlijke inrichtingen. Deze goedkeuring moet in overeenstemming zijn met de in bijlage VIII bij deze overeenkomst vastgestelde voorwaarden en bepalingen. Tenzij om bijkomende gegevens wordt verzocht, neemt de partij van invoer binnen 30 werkdagen na ontvangst van het verzoek en de desbetreffende garanties de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen om de invoer op basis daarvan mogelijk te maken.
De eerste lijst van inrichtingen wordt goedgekeurd in overeenstemming met de procedure van bijlage VIII bij deze overeenkomst.
b. Voor de invoer van de in lid 2, onder a), bedoelde dierlijke producten doet de partij van uitvoer haar lijst van inrichtingen die aan de eisen van de partij van invoer voldoen, aan de partij van invoer toekomen.
6. Op verzoek van een partij verstrekt de andere partij de noodzakelijke toelichting bij en ondersteunende gegevens voor de bepalingen en besluiten die door dit artikel bestreken worden.
1. Voor certificeringsprocedures en de afgifte van certificaten en officiële documenten zijn de partijen het eens over de beginselen die in bijlage XII bij deze overeenkomst zijn uiteengezet.
2. Het in artikel 74 van deze overeenkomst bedoelde SPS-subcomité kan regels vaststellen die moeten worden gevolgd in het geval van elektronische certificering, en de intrekking of vervanging van certificaten langs elektronische weg.
3. In het kader van de in artikel 64 van deze overeenkomst bedoelde aanpassing van wetgeving zullen de partijen indien van toepassing gezamenlijke modellen van certificaten overeenkomen.
1. Om het vertrouwen in de doeltreffende tenuitvoerlegging van de bepalingen van dit hoofdstuk te bewaren, heeft elke partij het recht:
a. overeenkomstig de richtsnoeren in bijlage X bij deze overeenkomst, het volledige controleprogramma van de autoriteiten van de andere partij of, indien van toepassing, andere maatregelen geheel of gedeeltelijk te verifiëren. De kosten hiervan worden gedragen door de verifiërende partij;
b. te verlangen dat haar, vanaf een door de partijen vast te stellen datum, desgevraagd het volledige controleprogramma van de andere partij geheel of gedeeltelijk wordt voorgelegd, alsook verslagen van de resultaten van de in het kader van dat programma verrichte controles;
c. in voorkomend geval, voor laboratoriumtests met betrekking tot in bijlage IV-A en bijlage IV-C, onder 2, bij deze overeenkomst bedoelde handelsartikelen, desgevraagd deel te nemen aan het periodieke vergelijkende testprogramma, voor specifieke tests die door het referentielaboratorium van de andere partij worden opgezet. De kosten van deze deelname worden door de deelnemende partij gedragen.
2. Elk van beide partijen mag de resultaten van de in lid 1, onder a), van dit artikel bedoelde verificatie delen met derden en de resultaten openbaar maken voor zover dit op grond van de ten aanzien van een partij toepasselijke bepalingen vereist is. Bepalingen over de vertrouwelijkheid die op een van de partijen van toepassing zijn, worden in voorkomend geval bij dit delen en/of deze bekendmaking van de resultaten geëerbiedigd.
3. Het in artikel 74 van deze overeenkomst bedoelde SPS-subcomité kan bijlage X bij deze overeenkomst bij besluit wijzigen, daarbij op passende wijze rekening houdende met door internationale organisaties verrichte relevante werkzaamheden.
4. De verificatieresultaten kunnen worden gebruikt ten behoeve van de in de artikelen 64, 66 en 72 van deze overeenkomst bedoelde maatregelen van de partijen of van een van de partijen.
1. De partijen komen overeen dat de partij van invoer bij haar invoercontroles op zendingen uit de partij van uitvoer de in bijlage XI, deel A, bij deze overeenkomst vastgelegde beginselen in acht dient te nemen. De resultaten van deze controles kunnen worden gebruikt ten behoeve van de in artikel 71 van deze overeenkomst bedoelde verificaties.
2. De frequentie waarmee elke partij materiële controles bij invoer verricht, zijn vastgesteld in bijlage XI, deel B, bij deze overeenkomst. Een partij kan deze frequentie binnen de grenzen van haar bevoegdheid en in overeenstemming met haar interne wetgeving wijzigen naar aanleiding van vooruitgang die werd geboekt in overeenstemming met de artikelen 64, 66 en 69 van deze overeenkomst, of naar aanleiding van de verificaties, het overleg of andere maatregelen waarin deze overeenkomst voorziet. Bijlage XI, deel B, bij deze overeenkomst wordt door het in artikel 74 van deze overeenkomst bedoelde SPS-subcomité bij besluit dienovereenkomstig gewijzigd.
3. De inspectievergoedingen mogen uitsluitend de kosten van de bevoegde autoriteit voor het verrichten van de controles bij invoer dekken. De vergoedingen worden op dezelfde basis als retributies voor de inspectie van soortgelijke interne producten berekend.
4. De partij van invoer stelt de partij van uitvoer op verzoek in kennis van elke wijziging in de maatregelen die relevant is voor de invoercontroles en inspectievergoedingen, inclusief de redenen daarvoor, en van elke belangrijke wijziging in de wijze waarop haar diensten deze controles verrichten.
5. Vanaf een door het in artikel 74 van deze overeenkomst bedoelde SPS-subcomité vast te stellen datum kunnen de partijen overeenkomen onder welke voorwaarden zij elkaars in artikel 71, lid 1, onder b), bedoelde controles goedkeuren, teneinde de frequentie van de materiële invoercontroles voor de in artikel 69, lid 2, van deze overeenkomst bedoelde handelsartikelen in voorkomend geval aan te passen en wederzijds te verlagen.
Vanaf die datum kunnen de partijen wederzijds goedkeuring verlenen voor elkaars controles voor bepaalde handelsartikelen en de invoercontroles voor deze handelsartikelen derhalve verminderen of vervangen.
6. De voorwaarden voor de goedkeuring van de aanpassing van de invoercontroles wordt opgenomen in bijlage XI bij deze overeenkomst, aan de hand van de in artikel 74, lid 6, van deze overeenkomst bedoelde procedure.
1. Indien de partij van invoer op haar eigen grondgebied maatregelen neemt tegen een mogelijk ernstig gevaar of risico voor de gezondheid van mens, dier en plant, dient de partij van uitvoer, onverminderd lid 2 van dit artikel, gelijkwaardige maatregelen te nemen om insleep van dit gevaar of risico op het grondgebied van de partij van invoer te voorkomen.
2. De partij van invoer kan, als daartoe ernstige redenen bestaan met betrekking tot de gezondheid van mens, dier of plant, voorlopige maatregelen vaststellen om de gezondheid van mens, dier of plant te beschermen. Voor zendingen die al onderweg zijn tussen de partijen, zoekt de partij van invoer de meest geschikte, aan het risico evenredige oplossing om onnodige verstoringen van het handelsverkeer te voorkomen.
3. De partij die maatregelen in het kader van lid 2 van dit artikel vaststelt, stelt de andere partij hiervan uiterlijk één werkdag na de datum waarop de maatregelen zijn vastgesteld, in kennis. Op verzoek van een van beide partijen en in overeenstemming met artikel 68, lid 3, van deze overeenkomst plegen de partijen binnen 15 werkdagen na de kennisgeving overleg over de situatie. De partijen houden op passende wijze rekening met de informatie die in het kader van dat overleg wordt verkregen, en streven ernaar onnodige verstoringen van het handelsverkeer te voorkomen, in voorkomend geval rekening houdende met het resultaat van het in artikel 68, lid 3, van deze overeenkomst bedoelde overleg.
1. Er wordt een subcomité opgericht voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen (hierna „SPS-subcomité” genoemd). Het SPS-subcomité komt binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze overeenkomst bijeen, en daarna op verzoek van een van beide partijen, althans ten minste eens per jaar. Indien de partijen aldus overeenkomen, kan een bijeenkomst van het SPS-subcomité worden gehouden in de vorm van een video- of audiovergadering. Tussen twee vergaderingen door kan het SPS-subcomité bepaalde aangelegenheden ook schriftelijk behandelen.
2. Het SPS-subcomité heeft de volgende taken:
a. op de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk toezien, alle kwesties die op dit hoofdstuk betrekking hebben, in overweging nemen en alle vragen die naar aanleiding van de tenuitvoerlegging ervan rijzen, bestuderen;
b. de bijlagen bij dit hoofdstuk herzien, met name in het licht van de geboekte vooruitgang in het kader van het overleg en de procedures waarin dit hoofdstuk voorziet;
c. de bijlagen IV tot en met XIV bij deze overeenkomst bij besluit wijzigen, in het licht van de onder b) van dit lid bedoelde herziening of zoals anderszins bepaald in dit hoofdstuk; en
d. aan andere organen als omschreven in de Institutionele, algemene en slotbepalingen van deze overeenkomst, standpunten aanreiken en aanbevelingen doen in het licht van de onder b) van dit lid bedoelde herziening.
3. De partijen stemmen in met de oprichting van technische werkgroepen, waar van toepassing, bestaande uit deskundigen die als vertegenwoordiger van de partijen optreden; deze werkgroepen worden belast met de identificatie en behandeling van technische en wetenschappelijke vragen naar aanleiding van de toepassing van dit hoofdstuk. Als aanvullende expertise vereist is, kunnen de partijen ook ad-hocgroepen, met inbegrip van wetenschappelijke groepen, oprichten. Van deze ad-hocgroepen kunnen ook andere personen dan vertegenwoordigers van de partijen deel uitmaken.
4. Het SPS-subcomité brengt het ingevolge artikel 465 van deze overeenkomst opgerichte handelscomité regelmatig op de hoogte van zijn activiteiten en de in het kader van zijn bevoegdheid genomen besluiten.
5. Het SPS-subcomité stelt op zijn eerste bijeenkomst zijn werkwijze vast.
6. Besluiten, aanbevelingen, verslagen of andere handelingen van het SPS-subcomité of enige andere door dit comité opgerichte groep, inzake invoervergunningen, uitwisseling van informatie, transparantie, erkenning van regionalisatie, gelijkwaardigheid en alternatieve maatregelen, en andere vraagstukken die vallen onder de leden 2 en 3, worden bij consensus goedgekeurd.
De partijen erkennen het belang van douaneaangelegenheden en handelsbevordering bij de ontwikkeling van het bilaterale handelsstelsel. Zij komen in beginsel overeen op dit gebied nauwer samen te werken om ervoor te zorgen dat de wetgeving en procedures ter zake, alsook de bestuurlijke capaciteit van de desbetreffende diensten, voldoen aan de doelstellingen van een effectieve controle en bevordering van de legitieme handel.
De partijen erkennen dat het grootst mogelijke belang moet worden gehecht aan de legitieme doelstellingen van het overheidsbeleid, met inbegrip van die met betrekking tot de handelsbevordering, de veiligheid en de fraudebestrijding en aan een evenwichtige benadering hiervan.
1. De partijen komen overeen dat hun respectieve wet- en regelgeving op handels- en douanegebied in beginsel stabiel en allesomvattend moet zijn, en dat bepalingen en procedures evenredig, transparant, voorspelbaar, niet-discriminerend en onpartijdig zullen zijn alsook op eenvormige wijze doeltreffend moeten worden toegepast en dat zij onder meer:
a. de rechtmatige handel beschermen en vergemakkelijken door een doeltreffende handhaving en naleving van wettelijke vereisten;
b. onnodige en discriminerende lasten voor het bedrijfsleven tegengaan, fraude voorkomen en marktdeelnemers die de wetgeving goed naleven extra faciliteiten verlenen;
c. één enkel administratief document voor douaneaangiften toepassen;
d. streven naar meer efficiëntie, transparantie en vereenvoudiging van douaneprocedures en -praktijken aan de grens;
e. moderne douanetechnieken toepassen, zoals risicobeoordeling, controles na de vrijgave van goederen en bedrijfsauditmethodes ter vereenvoudiging en bevordering van de binnenkomst en de vrijgave van goederen;
f. tot doel hebben de kosten te verlagen en de voorspelbaarheid voor marktdeelnemers, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, te vergroten;
g. onverminderd de toepassing van objectieve criteria voor risicobeoordeling de niet-discriminerende toepassing waarborgen van de vereisten en procedures die op de invoer, uitvoer en doorvoer van goederen van toepassing zijn;
h. de internationale instrumenten toepassen die van toepassing zijn op douane- en handelsgebied, met inbegrip van die welke zijn ontwikkeld door de Werelddouaneorganisatie, hierna „WDO” genoemd, („Framework of Standards to Secure and Facilitate Global Trade” van 2005, de Overeenkomst van Istanbul inzake tijdelijke invoer van 1990, het GS-verdrag van 1983), de WTO (bv. inzake waardering), de VN (TIR-overeenkomst van 1975, de Overeenkomst inzake de harmonisatie van de goederencontroles aan de grenzen van 1982), alsmede EU-richtsnoeren zoals de blauwdrukken voor de douane;
i. de noodzakelijke maatregelen nemen om de bepalingen van de herziene Overeenkomst van Kyoto inzake de vereenvoudiging en harmonisatie van douaneprocedures van 1973 weer te geven en te implementeren;
j. voorzien in voorschriften en procedures die voorzien in bindende uitspraken vooraf over tariefindeling en oorsprongsregels. De partijen zullen ervoor zorgen dat een uitspraak alleen kan worden ingetrokken of nietig verklaard na kennisgeving aan de betrokken onderneming en zonder terugwerkende kracht, tenzij de uitspraak is gedaan op basis van onjuiste of onvolledige gegevens;
k. vereenvoudigde procedures invoeren en toepassen voor toegelaten handelaren, op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria;
l. regels toepassen die waarborgen dat straffen voor inbreuken op douanevoorschriften of procedurele eisen evenredig en niet-discriminerend zijn en dat hun toepassing niet tot nodeloze en ongerechtvaardigde vertragingen leidt;
m. transparante, niet-discriminerende en evenredige voorschriften met betrekking tot het verlenen van vergunningen aan douane-expediteurs toepassen.
2. Om hun werkmethoden te verbeteren en ervoor te zorgen dat hun optreden niet-discriminerend, transparant, doeltreffend, integer en te verantwoorden is, nemen de partijen de volgende maatregelen:
a. zij nemen nadere maatregelen om de door de douanediensten en andere instanties verlangde gegevens en documentatie te verminderen, te vereenvoudigen en te standaardiseren;
b. zij vereenvoudigen waar mogelijk eisen en formaliteiten, zodat goederen snel worden vrijgegeven en ingeklaard;
c. zij zorgen voor doeltreffende, snelle en niet-discriminerende procedures die het recht tot het instellen van beroep tegen administratieve maatregelen, uitspraken en besluiten van de douane en van andere instanties betreffende de in-, uit- en doorvoer van goederen waarborgen. Deze beroepsprocedures zijn gemakkelijk toegankelijk, ook voor het midden- en kleinbedrijf, en de kosten ervan zijn redelijk en evenredig met de kosten van het beroep. De partijen nemen ook maatregelen om ervoor te zorgen dat wanneer tegen een litigieus besluit beroep wordt ingesteld, goederen normaal worden vrijgegeven en de betaling van rechten kan worden opgeschort, onder voorbehoud van de nodig geachte vrijwaringsmaatregelen. Voor zover nodig moet hierbij zekerheid worden gesteld, bijvoorbeeld in de vorm van een onderpand of depot;
d. zij zien erop toe dat ter zake van integriteit uiterst strenge normen worden nageleefd, met name aan de grens, door de toepassing van maatregelen die in overeenstemming zijn met de beginselen die zijn vervat in de desbetreffende internationale overeenkomsten en instrumenten, met name de herziene verklaring van Arusha in WDO-verband (2003) en de door de EG opgestelde blauwdrukken voor douane-ethiek (2007).
3. De partijen komen afschaffing overeen van:
a. elk vereiste met betrekking tot de verplichte inschakeling van douane-expediteurs;
b. elk vereiste ten aanzien van verplichte inspecties vóór verzending of op de plaats van bestemming.
4. Bepalingen inzake doorvoer
a. Voor de toepassing van deze overeenkomst gelden met betrekking tot doorvoer de voorschriften en definities van de WTO (artikel V van de GATT 1994, en verwante bepalingen, met inbegrip van de toelichtingen of verbeteringen naar aanleiding van de onderhandelingen inzake handelsbevordering in het kader van de DOHA-ronde). Deze bepalingen zijn ook dan van toepassing wanneer de doorvoer van goederen op het grondgebied van een partij begint of eindigt (intern douanevervoer).
b. De partijen streven geleidelijke koppeling van hun respectieve douanestelsels voor doorvoer na, met het oog op de toekomstige deelname van Oekraïne aan de regeling voor gemeenschappelijk douanevervoer die vervat is in de Overeenkomst van 20 mei 1987 betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer.
c. De partijen zien erop toe dat alle betrokken instanties op hun respectieve grondgebied gecoördineerd samenwerken om doorvoer te vergemakkelijken en de grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen. De partijen bevorderen tevens de samenwerking tussen de autoriteiten en de particuliere sector met betrekking tot doorvoer.
De partijen komen overeen:
a. erop toe te zien dat hun respectieve wetgeving en procedures transparant zijn en samen met de motivering ervan, algemeen bekend worden gemaakt, voor zover mogelijk langs elektronische weg. Er moet een overlegmechanisme zijn en een redelijke tijdspanne liggen tussen de bekendmaking en de inwerkingtreding van nieuwe of gewijzigde bepalingen;
b. dat tijdig en regelmatig met vertegenwoordigers van de handel wordt overlegd over wetsvoorstellen en procedures met betrekking tot douane- en handelsaangelegenheden. Hiertoe worden door elke partij mechanismen voor passend en regelmatig overleg tussen de diensten en het bedrijfsleven opgericht;
c. algemene bekendheid te geven aan administratieve berichten ter zake, met name over de eisen voor douane-expediteurs, procedures bij binnenkomst van de goederen, openingstijden en werkwijzen van douanekantoren in havens en bij grensposten en adressen voor het inwinnen van informatie;
d. de samenwerking tussen de marktdeelnemers en de betrokken diensten te stimuleren door toepassing van niet-arbitraire, openbaar toegankelijke procedures, zoals intentieverklaringen, met name op basis van die welke door de WDO zijn uitgevaardigd;
e. erop toe te zien dat hun respectieve eisen en procedures op douanegebied en aanverwante gebieden blijven aansluiten op de legitieme behoeften van de handel, dat hierbij goede praktijken worden gevolgd en dat de handel hierdoor zo min mogelijk wordt beperkt.
De partijen verbieden administratieve heffingen van gelijke werking als in- en uitvoerrechten en heffingen.
Met betrekking tot alle door de douaneautoriteiten van elke partij opgelegde vergoedingen en heffingen van welke aard ook, met inbegrip van vergoedingen en heffingen voor taken die namens die autoriteiten door een andere instantie zijn verricht, op of in verband met de invoer of uitvoer en onverminderd de desbetreffende artikelen van hoofdstuk 1 (Nationale behandeling en markttoegang voor goederen) van titel IV van deze overeenkomst, komen de partijen overeen dat:
a. vergoedingen en heffingen enkel kunnen worden opgelegd ter zake van buiten de aangewezen diensturen en op andere plaatsen dan de in de douaneregelingen bedoelde, op verzoek van de aangever in verband met de betrokken in- of uitvoer verleende diensten of een met die in- of uitvoer verband houdende formaliteit waaraan moet worden voldaan;
b. het bedrag van vergoedingen en heffingen niet de kosten van de verleende dienst te boven gaat;
c. vergoedingen en heffingen niet op een ad-valoremgrondslag worden berekend;
d. informatie over vergoedingen en heffingen wordt bekendgemaakt. Deze informatie omvat de reden voor de vergoeding of de heffing ter zake van de verleende dienst, de verantwoordelijke autoriteit, de vergoedingen en heffingen die zullen worden toegepast, en het tijdstip en de wijze waarop de betaling moet worden verricht.
De informatie over vergoedingen en heffingen wordt via een officieel aangewezen medium, en waar haalbaar en mogelijk via een officiële website, bekendgemaakt;
e. nieuwe of gewijzigde vergoedingen en heffingen worden niet opgelegd totdat informatie daarover bekend is gemaakt en gemakkelijk beschikbaar is.
1. De Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de GATT 1994, die in bijlage 1A bij de WTO-overeenkomst is opgenomen, met inbegrip van de daaropvolgende wijzigingen, is van toepassing op de vaststelling van de douanewaarde van de goederen in de handel tussen de partijen. De bepalingen van die overeenkomst worden hierbij in deze overeenkomst opgenomen en maken daarvan deel uit. Er worden geen minimumdouanewaarden gehanteerd.
2. De partijen werken samen aan een gemeenschappelijke aanpak van problemen met betrekking tot de vaststelling van de douanewaarde.
De partijen versterken de samenwerking om te zorgen voor implementatie van de doelstellingen van dit hoofdstuk, waarbij een redelijk evenwicht moet worden gezocht tussen vereenvoudiging en bevordering enerzijds, en doeltreffende controle en veiligheid anderzijds. Hiertoe gebruiken de partijen in voorkomend geval de blauwdrukken die de EG voor de douane heeft opgesteld, als benchmarking-instrument.
Om ervoor te zorgen dat de bepalingen van dit hoofdstuk worden nageleefd, zullen de partijen onder meer:
a. informatie uitwisselen over douanewetgeving en -procedures;
b. gezamenlijke initiatieven ontwikkelen op het gebied van de procedures bij invoer, uitvoer en doorvoer, alsmede initiatieven om de zakenwereld een efficiënte dienstverlening aan te bieden;
c. samenwerken op het gebied van de automatisering van douane- en andere handelsprocedures;
d. in voorkomend geval relevante informatie en gegevens uitwisselen, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van gevoelige gegevens en de bescherming van persoonsgegevens;
e. informatie uitwisselen en/of in overleg treden om voor zover mogelijk, gemeenschappelijke standpunten vast te stellen in internationale organisaties op douanegebied als de WTO, de WDO, de VN, de Conferentie van de Verenigde Naties inzake handel en ontwikkeling (Unctad) en de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties;
f. samenwerken bij de planning en verlening van technische bijstand, met name ter vergemakkelijking van hervormingen op het gebied van douane en handelsbevordering overeenkomstig deze overeenkomst;
g. beste praktijken op douanegebied uitwisselen, met name inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, in het bijzonder waar het gaat om nagemaakte goederen;
h. de coördinatie tussen alle grensinstanties zowel nationaal als grensoverschrijdend bevorderen om het proces van grensoverschrijding te vergemakkelijken en de controles te versterken, waarbij gezamenlijke grenscontroles waar dit haalbaar en passend is, tot de mogelijkheden behoren;
i. wederzijds toegelaten handelaren alsmede douanecontroles in voorkomend geval en voor zover passend, erkennen. Over de reikwijdte van deze samenwerking, de tenuitvoerlegging ervan en de praktische regelingen in dit verband wordt besloten door het in artikel 83 van deze overeenkomst bedoelde subcomité douane.
Onverminderd artikel 80 van deze overeenkomst verlenen de overheden van de partijen elkaar administratieve bijstand in douaneaangelegenheden, in overeenstemming met de bepalingen die zijn neergelegd in protocol II bij deze overeenkomst inzake wederzijdse administratieve bijstand in douaneaangelegenheden.
De partijen werken samen met het oog op het verlenen van technische bijstand en op capaciteitsopbouw voor de implementatie van de handelsbevordering en de hervormingen op douanegebied.
Er wordt een subcomité douane opgericht. Het subcomité brengt verslag over zijn activiteiten uit aan het Associatiecomité, in de samenstelling volgens artikel 465, lid 4, van deze overeenkomst. De taken van het subcomité douane omvatten regelmatig overleg en toezicht op de tenuitvoerlegging en het beheer in het kader van dit hoofdstuk, waaronder inzake aangelegenheden op het gebied van de douanesamenwerking, grensoverschrijdende douanesamenwerking en grensoverschrijdend beheer inzake douaneaangelegenheden, technische bijstand, oorsprongsregels, handelsbevordering alsmede wederzijdse administratieve bijstand in douaneaangelegenheden.
Het subcomité douane zal onder meer:
a. toezien op de goede werking van dit hoofdstuk en de protocollen 1 en 2 bij deze overeenkomst;
b. besluiten tot het treffen van maatregelen en praktische regelingen voor de implementatie van dit hoofdstuk en de protocollen 1 en 2 bij deze overeenkomst, met inbegrip van de uitwisseling van informatie en gegevens, wederzijdse erkenning van douanecontroles en partnerschapsprogramma's op handelsgebied, en wederzijds overeengekomen voordelen;
c. van gedachten wisselen over punten van gezamenlijk belang, met inbegrip van toekomstige maatregelen en de middelen daarvoor;
d. passende aanbevelingen doen; en
e. zijn interne reglement van orde vaststellen.
De geleidelijke aanpassing aan de EU-douanewetgeving zoals deze is neergelegd in de EU-normen en de internationale normen zal plaatsvinden zoals uiteengezet in bijlage XV bij deze overeenkomst.
1. De partijen herbevestigen hun respectieve rechten en verplichtingen ingevolge de WTO-overeenkomst, en leggen hierbij de noodzakelijke regels vast voor geleidelijke wederzijdse liberalisering van het recht van vestiging, en de handel in diensten en voor samenwerking op het gebied van elektronische handel.
2. Overheidsopdrachten worden behandeld in hoofdstuk 8 (Overheidsopdrachten) van titel IV van deze overeenkomst en geen enkele bepaling van dit hoofdstuk kan zodanig worden uitgelegd dat zij een verplichting inhoudt met betrekking tot overheidsopdrachten.
3. Subsidies worden behandeld in hoofdstuk 10 (Mededinging) van titel IV van deze overeenkomst en dit hoofdstuk is niet van toepassing op door de partijen verleende subsidies.
4. Elk van beide partijen behoudt het recht nieuwe regelingen op te stellen en in te voeren om legitieme beleidsdoelstellingen te bereiken, mits zij verenigbaar zijn met dit hoofdstuk.
5. Dit hoofdstuk is noch van toepassing op maatregelen betreffende natuurlijke personen die toegang tot de arbeidsmarkt van een partij zoeken, noch op maatregelen inzake staatsburgerschap, verblijf of werk op permanente basis.
Onverminderd de bepalingen inzake personenverkeer in titel III (Recht, vrijheid en veiligheid) van deze overeenkomst, belet geen enkele bepaling van dit hoofdstuk een partij maatregelen toe te passen tot regeling van de toegang of het tijdelijke verblijf van natuurlijke personen op haar grondgebied, daarbij inbegrepen maatregelen die nodig zijn voor het beschermen van de integriteit van natuurlijke personen , en voor het verzekeren van het ordelijke verkeer van die personen over haar grenzen, mits die maatregelen niet zodanig worden toegepast dat de voordelen die de andere partij op grond van dit hoofdstuk toekomen, daardoor worden teniet gedaan of uitgehold10).
Voor de toepassing van dit hoofdstuk:
1. „maatregel”: elke maatregel van een partij, in de vorm van een wet, regeling, voorschrift, procedure, besluit, administratieve handeling of in enige andere vorm;
2. „door een partij vastgestelde of toegepaste maatregelen”: maatregelen genomen door:
a. een centrale, regionale of lokale overheid of autoriteit; en
b. een niet-gouvernementele organisatie bij de uitoefening van door een centrale, regionale of lokale overheid of autoriteit gedelegeerde bevoegdheden;
3. „natuurlijke persoon van een partij”: een onderdaan van een EU-lidstaat of van Oekraïne volgens hun respectieve wetgeving;
4. „rechtspersoon”: elke juridische entiteit, naar toepasselijk recht opgericht of anderszins georganiseerd, met winst- of andere oogmerken, en in eigendom van particulieren of van de overheid, met inbegrip van kapitaalvennootschappen, trusts, personenvennootschappen, joint ventures, eenmanszaken of verenigingen;
5. „rechtspersoon van de EU-partij” of „rechtspersoon van Oekraïne”: een rechtspersoon die overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat van de Europese Unie respectievelijk Oekraïne is opgericht, en die op het grondgebied waarop het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is respectievelijk op dat van Oekraïne zijn statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging heeft.
Wanneer deze rechtspersoon op het grondgebied waarop het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is of op dat van Oekraïne alleen zijn statutaire zetel of hoofdbestuur heeft, wordt hij niet als rechtspersoon uit de EU-partij respectievelijk Oekraïne beschouwd, tenzij zijn handelingen een daadwerkelijke en duurzame band met de economie van de EU-partij respectievelijk Oekraïne hebben;
6. onverminderd het voorgaande lid zijn de bepalingen van deze overeenkomst tevens van toepassing op buiten de EU-partij of Oekraïne gevestigde scheepvaartondernemingen waarover onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie respectievelijk Oekraïne zeggenschap hebben, indien hun schepen overeenkomstig hun respectieve wetgeving in die lidstaat of Oekraïne zijn geregistreerd en zij de vlag van een lidstaat van de Europese Unie of van Oekraïne voeren;
7. „dochteronderneming” van een rechtspersoon uit een partij: een rechtspersoon waarover een andere rechtspersoon uit die partij daadwerkelijk zeggenschap heeft11);
8. „filiaal” van een rechtspersoon: een vestiging zonder rechtspersoonlijkheid die:
a. kennelijk een permanent karakter bezit, zoals een agentschap van een moedermaatschappij;
b. een eigen managementstructuur heeft; en
c. over de nodige materiële voorzieningen beschikt om zaken te doen met derden, zodanig dat laatstgenoemden, hoewel zij ervan op de hoogte zijn dat er indien nodig een rechtsverhouding is met de moedermaatschappij waarvan het hoofdkantoor zich in het buitenland bevindt, geen rechtstreeks contact met deze moedermaatschappij behoeven te hebben, maar hun transacties kunnen afhandelen met de vestiging die het agentschap vormt;
9. „vestiging”:
a. wat rechtspersonen in de EU-partij of in Oekraïne betreft, het recht op toegang tot en op uitoefening van economische activiteiten door oprichting, met inbegrip van verwerving, van een rechtspersoon en/of van een filiaal of een vertegenwoordigingskantoor in Oekraïne respectievelijk in de EU-partij;
b. wat natuurlijke personen betreft, het recht van natuurlijke personen uit de EU-partij of uit Oekraïne op toegang tot en op uitoefening van economische activiteiten als zelfstandige, alsmede het recht op de oprichting van ondernemingen, met name vennootschappen, waarover zij daadwerkelijk zeggenschap hebben;
10. „investeerder”: een natuurlijke of rechtspersoon uit een partij die door middel van het opzetten van een vestiging een economische activiteit uitoefent of tracht uit te oefenen;
11. „economische activiteiten”: omvatten activiteiten met een industrieel of commercieel karakter of activiteiten van personen die een vrij beroep uitoefenen, alsmede activiteiten van ambachtslieden, behoudens activiteiten die worden uitgevoerd bij de uitoefening van overheidsgezag;
12. „handelingen”: het verrichten van economische activiteiten;
13. „diensten”: alle diensten in elke sector behalve diensten die bij de uitoefening van overheidsgezag worden verleend;
14. „bij de uitoefening van overheidsgezag verleende diensten en andere activiteiten”: elke dienst of activiteit die noch op commerciële basis, noch in concurrentie met een of meer dienstverleners wordt verleend;
15. „grensoverschrijdende dienstverlening”: het verlenen van een dienst:
a. vanaf het grondgebied van een partij op het grondgebied van de andere partij;
b. op het grondgebied van een partij ten behoeve van een gebruiker van de dienst uit de andere partij;
16. „dienstverlener” van een partij: een natuurlijke of rechtspersoon uit een partij die een dienst verleent of aanbiedt, met inbegrip van personen die dit via een vestiging doen;
17. „stafpersoneel”: natuurlijke personen die bij een rechtspersoon uit een partij, niet zijnde een organisatie zonder winstoogmerk, werkzaam zijn en verantwoordelijk zijn voor het opzetten van dan wel voor een goed toezicht op en een goede administratie en exploitatie van een vestiging.
Tot het stafpersoneel behoren tevens „zakelijke bezoekers” die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van een vestiging en „binnen de onderneming overgeplaatste personen”:
a. „zakelijke bezoekers”: natuurlijke personen met een staffunctie die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van een vestiging. Zij verrichten geen directe transacties met het publiek en ontvangen geen beloning uit een bron die in de gastpartij is gevestigd;
b. „binnen de onderneming overgeplaatste personen”: natuurlijke personen die ten minste een jaar werknemer of partner (niet zijnde meerderheidsaandeelhouder) van een rechtspersoon uit een partij zijn en die tijdelijk naar een vestiging op het grondgebied van de andere partij zijn overgeplaatst. De betrokken natuurlijke persoon moet tot een van de volgende categorieën behoren;
i. managers:
personen die deel uitmaken van het hoger leidinggevend personeel van een rechtspersoon, die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het management van de vestiging, onder het algemene toezicht of de leiding van de raad van bestuur of de aandeelhouders of daarmee gelijkgestelde personen, waaronder natuurlijke personen die:
– leiding geven aan een vestiging of een afdeling of onderafdeling daarvan;
– toezicht houden op de werkzaamheden van andere toezichthoudende, gespecialiseerde of leidinggevende werknemers en deze werkzaamheden controleren;
– persoonlijk bevoegd zijn personeel in dienst te nemen en te ontslaan, of indienstneming of ontslag van personeel of andere maatregelen in het kader van het personeelsbeleid aan te bevelen;
ii. specialisten:
binnen een rechtspersoon werkzame personen die beschikken over uitzonderlijke kennis die van wezenlijk belang is voor de productie, de onderzoeksuitrusting, de technische werkzaamheden of het management van de vestiging. Voor de beoordeling van die kennis wordt niet alleen specifiek met de vestiging verband houdende kennis in aanmerking genomen, maar ook of de persoon in hoge mate gekwalificeerd is voor een type werk of handel waarvoor specifieke technische kennis vereist is, evenals het lidmaatschap van een erkende beroepsgroep;
18. „afgestudeerde stagiairs”: natuurlijke personen uit een partij die ten minste een jaar in dienst zijn van een rechtspersoon uit die partij, die universitair afgestudeerd zijn en die voor loopbaanontwikkeling of een opleiding in bedrijfskundige technieken of methoden tijdelijk naar een vestiging op het grondgebied van de andere partij zijn overgeplaatst12);
19. „verkopers van zakelijke diensten”: natuurlijke personen die vertegenwoordigers zijn van een dienstverlener uit een partij die toegang tot en tijdelijk verblijf op het grondgebied van de andere partij beoogt om over de verkoop van diensten te onderhandelen of voor die dienstverlener overeenkomsten voor de verkoop van diensten te sluiten. Zij verrichten geen directe transacties met het publiek en ontvangen geen beloning uit een in de gastpartij gevestigde bron;
20. „dienstverleners op contractbasis”: natuurlijke personen in dienst bij een rechtspersoon uit een partij die geen vestiging op het grondgebied van de andere partij heeft en die een bonafide contract13) voor de verlening van diensten aan een eindverbruiker in die andere partij heeft gesloten, zodat de tijdelijke aanwezigheid van zijn werknemers in die partij vereist is voor de uitvoering van het dienstverleningscontract;
21. „beoefenaars van een vrij beroep”: natuurlijke personen die als zelfstandige dienstverlener op het grondgebied van een partij zijn gevestigd, geen vestiging op het grondgebied van de andere partij hebben en een bonafide contract14) voor de verlening van diensten aan een eindverbruiker in die andere partij hebben gesloten, zodat hun tijdelijke aanwezigheid op het grondgebied van die partij vereist is voor de uitvoering van het dienstverleningscontract.
Deze afdeling is van toepassing op maatregelen die door de partijen zijn vastgesteld of worden gehandhaafd en die van invloed zijn op vestiging15) met betrekking tot alle economische activiteiten, met uitzondering van:
a. de winning, vervaardiging en verwerking16) van nucleair materiaal;
b. de productie van of handel in wapens, munitie en oorlogsmaterieel;
c. audiovisuele diensten;
d. nationale maritieme cabotage17);
e. interne en internationale luchtvervoerdiensten18), ongeacht of het gaat om lijndiensten, en diensten die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van verkeersrechten, andere dan:
i. reparatie en onderhoud van luchtvaartuigen waarbij het luchtvaartuig buiten dienst wordt gesteld;
ii. verkoop en marketing van luchtvervoerdiensten;
iii. geautomatiseerde boekingssystemen;
iv. grondafhandelingsdiensten;
v. exploitatie van luchthavens.
1. Behoudens de in bijlage XVI-D bij deze overeenkomst vermelde voorbehouden zal Oekraïne bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst:
i. voor de vestiging van dochterondernemingen, filialen en vertegenwoordigingskantoren van rechtspersonen uit de EU-partij geen behandeling toekennen die minder gunstig is dan die welke aan de interne rechtspersonen, filialen en vertegenwoordigingskantoren of aan die uit derde landen wordt toegekend, indien deze behandeling gunstiger is;
ii. voor het exploiteren van eenmaal gevestigde dochterondernemingen, filialen en vertegenwoordigingskantoren van rechtspersonen uit de EU-partij in Oekraïne geen behandeling toekennen die minder gunstig is dan die welke aan de interne rechtspersonen, filialen en vertegenwoordigingskantoren of aan die uit derde landen wordt toegekend, indien deze behandeling gunstiger is19).
2. Behoudens de in bijlage XVI-A bij deze overeenkomst vermelde voorbehouden zal de EU-partij bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst:
i. voor de vestiging van dochterondernemingen, filialen en vertegenwoordigingskantoren van rechtspersonen uit Oekraïne geen behandeling toekennen die minder gunstig is dan die welke aan de interne rechtspersonen, filialen en vertegenwoordigingskantoren of aan die uit derde landen wordt toegekend, indien deze behandeling gunstiger is;
ii. voor het exploiteren van eenmaal gevestigde dochterondernemingen, filialen en vertegenwoordigingskantoren van rechtspersonen uit Oekraïne in de EU-partij geen behandeling toekennen die minder gunstig is dan die welke aan de interne rechtspersonen, filialen en vertegenwoordigingskantoren of aan die uit derde landen wordt toegekend, indien deze behandeling gunstiger is20).
3. Behoudens de in de lijsten in de bijlagen XVI-A en XVI-D bij deze overeenkomst opgenomen voorbehouden stellen de partijen geen nieuwe regelgeving of maatregelen vast die met betrekking tot de vestiging van rechtspersonen uit de EU-partij of Oekraïne op hun grondgebied dan wel de handelingen van die rechtspersonen na vestiging, discrimineren ten opzichte van wat voor de eigen rechtspersonen geldt.
1. Met het oog op de geleidelijke liberalisering van de voorwaarden voor vestiging evalueren de partijen regelmatig het juridische kader voor vestiging21) en het vestigingsklimaat, in overeenstemming met hun uit internationale overeenkomsten voortvloeiende verbintenissen.
2. In het kader van de in lid 1 van dit artikel bedoelde evaluatie onderzoeken de partijen welke belemmeringen voor vestiging zich hebben voorgedaan en treden zij in onderhandeling om dergelijke belemmeringen aan te pakken, met het oogmerk de bepalingen van dit hoofdstuk uit te diepen en nader te voorzien in bepalingen voor investeringsbescherming alsmede procedures voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en de staat.
Geen enkele bepaling in dit hoofdstuk wordt zodanig uitgelegd dat de rechten van investeerders uit de partijen op een gunstigere behandeling waarin is voorzien in een bestaande of toekomstige internationale overeenkomst inzake investeringen waarbij een lidstaat van de Europese Unie en Oekraïne partij zijn, worden beperkt.
1. Het bepaalde in artikel 88 van deze overeenkomst vormt geen beletsel voor de toepassing door een partij van bijzondere regels met betrekking tot de vestiging en exploitatie op haar grondgebied van filialen en vertegenwoordigingskantoren van rechtspersonen uit de andere partij die op het grondgebied van eerstgenoemde partij niet als rechtspersoon zijn erkend, wanneer deze bijzondere regels op grond van juridische of technische verschillen tussen bedoelde filialen en vertegenwoordigingskantoren en wel op het grondgebied van de eerste partij als rechtspersoon erkende filialen en vertegenwoordigingskantoren of, voor wat financiële diensten betreft, om prudentiële redenen gerechtvaardigd zijn.
2. Het verschil in behandeling mag niet verder gaan dan hetgeen vanwege die juridische of technische verschillen of, voor wat financiële diensten betreft, om prudentiële redenen strikt noodzakelijk is.
Deze afdeling is van toepassing op maatregelen van de partijen die van invloed zijn op alle grensoverschrijdende dienstverlening, met uitzondering van:
a. audiovisuele diensten22);
b. nationale cabotage in het zeevervoer23), en
c. interne en internationale luchtvervoerdiensten24), ongeacht of het gaat om lijndiensten, en diensten die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van verkeersrechten, andere dan:
i. reparatie en onderhoud van luchtvaartuigen waarbij het luchtvaartuig buiten dienst wordt gesteld;
ii. verkoop en marketing van luchtvervoerdiensten;
iii. diensten die verband houden met geautomatiseerde boekingssystemen;
iv. grondafhandelingsdiensten;
v. exploitatie van luchthavens.
1. Ten aanzien van de markttoegang voor grensoverschrijdende dienstverlening behandelt elk van beide partijen diensten en dienstverleners uit de andere partij niet minder gunstig dan is voorzien in de specifieke verbintenissen die zijn neergelegd in de bijlagen XVI-B en XVI-E bij deze overeenkomst.
2. Voor sectoren waarvoor verbintenissen betreffende markttoegang worden aangegaan, worden de maatregelen die een partij niet mag handhaven of vaststellen voor een bepaalde regio of voor haar gehele grondgebied, tenzij anderszins bepaald in de bijlagen XVI-B en XVI-E bij deze overeenkomst, omschreven als:
a. beperkingen van het aantal dienstverleners door middel van numerieke quota, monopolies, exclusiviteitsbepalingen of de eis van een onderzoek naar de economische behoefte;
b. beperkingen van de totale waarde van transacties of activa in verband met diensten door middel van numerieke quota of de eis van een onderzoek naar de economische behoefte;
c. beperkingen van het totale aantal dienstentransacties of het totale volume van de dienstenoutput, in bepaalde numerieke eenheden uitgedrukt in de vorm van quota of door middel van de eis van een onderzoek naar de economische behoefte.
1. Elk van beide partijen behandelt in de sectoren waarvoor verbintenissen inzake de markttoegang in de bijlagen XVI-B en XVI-E bij deze overeenkomst zijn opgenomen, met inachtneming van de daarin vermelde voorwaarden en kwalificaties, diensten en dienstverleners uit de andere partij in het kader van alle maatregelen die op de grensoverschrijdende dienstverlening van invloed zijn, niet minder gunstig dan haar eigen soortgelijke diensten en dienstverleners.
2. Een partij kan aan het bepaalde in lid 1 van dit artikel voldoen door aan diensten en dienstverleners uit de andere partij een behandeling toe te kennen die naar de vorm identiek is aan of naar de vorm afwijkt van de behandeling die zij aan haar eigen diensten en dienstverleners toekent.
3. Een naar de vorm identieke of naar de vorm afwijkende behandeling wordt geacht minder gunstig te zijn indien zij de mededingingsvoorwaarden wijzigt ten gunste van diensten of dienstverleners uit de betrokken partij, in vergelijking met soortgelijke diensten of dienstverleners uit de andere partij.
4. De op grond van dit artikel aangegane specifieke verbintenissen worden niet zodanig uitgelegd dat een partij verplicht is tot compensatie van concurrentienadelen die inherent zijn aan het buitenlandse karakter van de desbetreffende diensten of dienstverleners.
1. De door elk van beide partijen ingevolge dit hoofdstuk geliberaliseerde sectoren en de beperkingen, door middel van voorbehouden, ten aanzien van de markttoegang en van de nationale behandeling voor diensten en dienstverleners uit de andere partij in die sectoren, worden in de lijsten van verbintenissen in de bijlagen XVI-B en XVI-E bij deze overeenkomst vermeld.
2. Onverminderd de bestaande of toekomstige rechten en verplichtingen van de partijen uit hoofde van het Verdrag van de Raad van Europa inzake grensoverschrijdende televisie van 1989 en het Europees Verdrag inzake cinematografische coproductie van 1992, omvatten de lijsten van verbintenissen in de bijlagen XVI-B en XVI-E bij deze overeenkomst geen verbintenissen inzake audiovisuele diensten.
Met het oog op de geleidelijke liberalisering van de grensoverschrijdende dienstverlening tussen de partijen zal het Handelscomité regelmatig de in artikel 95 van deze overeenkomst bedoelde lijsten van verbintenissen herzien. Bij deze herziening zal rekening worden gehouden met de mate van vooruitgang wat de omzetting, de implementatie en de handhaving van het in bijlage XVII bij deze overeenkomst bedoelde EU-acquis betreft en de impact daarvan op de afschaffing van resterende belemmeringen voor de grensoverschrijdende dienstverlening tussen de partijen.
Deze afdeling is van toepassing op de maatregelen van de partijen betreffende de toelating en het tijdelijke verblijf25) op hun grondgebied van categorieën natuurlijke personen die diensten verlenen als omschreven in artikel 86, leden 17 tot en met 21, van deze overeenkomst.
1. Een rechtspersoon uit de EU-partij of uit Oekraïne mag, in overeenstemming met de in het gastland van vestiging geldende wetgeving, werknemers die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie respectievelijk Oekraïne, in dienst hebben respectievelijk in dienst laten zijn van een van haar dochterondernemingen, filialen of vertegenwoordigingskantoren op het grondgebied van Oekraïne respectievelijk de EU-partij, mits die werknemers stafpersoneel in de zin van artikel 86 van deze overeenkomst zijn en uitsluitend in dienst zijn van rechtspersonen, dochterondernemingen, filialen en vertegenwoordigingskantoren. De verblijfs- en werkvergunningen van dergelijke werknemers bestrijken slechts het tijdvak van een dergelijke tewerkstelling. De binnenkomst en het tijdelijke verblijf van die werknemers worden toegestaan voor een periode van ten hoogste drie jaar.
2. De binnenkomst en het tijdelijke verblijf van natuurlijke personen uit Oekraïne respectievelijk de EU-partij op het grondgebied van de EU-partij respectievelijk Oekraïne wordt toegestaan wanneer deze natuurlijke personen vertegenwoordiger van rechtspersonen en zakelijke bezoekers in de zin van artikel 86, lid 17, onder a), van deze overeenkomst zijn. Onverminderd lid 1 van dit artikel bestrijken de toelating en het tijdelijke verblijf van zakelijke bezoekers een periode van maximaal 90 dagen per 12 maanden.
Een rechtspersoon uit de EU-partij of uit Oekraïne mag in overeenstemming met de in het gastland van vestiging geldende wetgeving afgestudeerde stagiairs die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie respectievelijk Oekraïne, in dienst hebben respectievelijk in dienst laten zijn van een van haar dochterondernemingen, filialen of vertegenwoordigingskantoren op het grondgebied van Oekraïne respectievelijk de EU-partij, mits die stagiairs uitsluitend in dienst zijn van rechtspersonen, dochterondernemingen, filialen en vertegenwoordigingskantoren. De tijdelijke toelating en het tijdelijke verblijf van afgestudeerde stagiairs bestrijken een periode van maximaal een jaar.
Elk van beide partijen maakt de tijdelijke toelating en het tijdelijke verblijf van verkopers van zakelijke diensten mogelijk voor een periode van maximaal 90 dagen per 12 maanden.
1. De partijen herbevestigen hun respectieve verplichtingen ingevolge de door hen in het kader van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten van 1994 (hierna de „GATS” genoemd) aangegane verbintenissen ten aanzien van de toelating en het tijdelijke verblijf van dienstverleners op contractbasis.
2. Voor elke hieronder vermelde sector staat elk van beide partijen toe dat op hun respectieve grondgebied dienstverleners op contractbasis uit de andere partij diensten verlenen, met inachtneming van de voorwaarden van lid 3 van dit artikel en de bijlagen XVI-C en XVI-F bij deze overeenkomst inzake voorbehouden ten aanzien van dienstverleners op contractbasis en beoefenaars van een vrij beroep:
a. rechtskundige diensten;
b. accountants, boekhouders;
c. diensten van belastingconsulenten;
d. diensten van architecten, stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten;
e. ingenieurs, geïntegreerde diensten van ingenieurs;
f. diensten in verband met computers;
g. speur- en ontwikkelingswerk;
h. reclame;
i. advies op het gebied van bedrijfsbeheer;
j. diensten in verband met advies op het gebied van bedrijfsbeheer;
k. technische testen en toetsen;
l. aanverwante wetenschappelijke en technische adviezen;
m. onderhoud en reparatie van apparatuur in het kader van servicecontracten na verkoop of lease;
n. vertalers;
o. inspectie van bouwterreinen;
p. milieudiensten;
q. reisbureaus en reisorganisatoren;
r. amusement.
3. Op de door de partijen aangegane verbintenissen zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
a. de natuurlijke personen moeten voor het verlenen van een dienst tijdelijk zijn aangetrokken als werknemer van een rechtspersoon die een dienstencontract heeft gesloten voor een periode van maximaal 12 maanden;
b. de natuurlijke personen die de andere partij binnenkomen, moeten die diensten aanbieden in de hoedanigheid van werknemer van de rechtspersoon die de diensten ten minste gedurende het jaar dat onmiddellijk aan de datum van indiening van de aanvraag voor toelating tot de andere partij voorafging, heeft verleend . Voorts moeten de natuurlijke personen op de datum van indiening van een aanvraag voor toelating tot de andere partij beschikken over ten minste drie jaar beroepservaring26) in de activiteitensector waarop het contract betrekking heeft;
c. de natuurlijke personen die de andere partij binnenkomen moeten in het bezit zijn van:
i. een universitaire graad of een kwalificatie waaruit kennis op een gelijkwaardig niveau blijkt27), en
ii. beroepskwalificaties voor zover dit voor de uitoefening van een activiteit vereist is op grond van de wet- en regelgeving of andere wettelijke vereisten van de partij waar de dienst wordt verleend;
d. de natuurlijke persoon ontvangt op het grondgebied van de andere partij voor de dienstverlening geen andere beloning dan die welke wordt betaald door de rechtspersoon waarbij de natuurlijke persoon in dienst is;
e. de toelating en het tijdelijke verblijf in de betrokken partij vindt plaats voor een periode van bij elkaar opgeteld maximaal 6 maanden, dan wel, wat Luxemburg aangaat, 25 weken, gedurende een periode van 12 maanden dan wel voor de duur van het contract indien dit een kortere looptijd heeft;
f. toelating waarvoor ingevolge dit artikel toestemming wordt verleend, heeft enkel betrekking op de dienstenactiviteit waarop het contract betrekking heeft, en verleent niet het recht tot het voeren van de beroepstitel van de partij waarin de dienst wordt verleend;
g. het aantal personen dat onder het dienstencontract valt, mag niet hoger zijn dan voor de uitvoering van het contract noodzakelijk is, zoals vereist kan zijn op grond van de wet- en regelgeving of andere wettelijke vereisten van de partij waarin de dienst wordt verleend;
h. andere discriminerende beperkingen, waaronder die met betrekking tot het aantal natuurlijke personen in de vorm van een onderzoek naar de economische behoefte, als vermeld in de bijlagen XVI-C en XVI-F bij deze overeenkomst inzake voorbehouden ten aanzien van dienstverleners op contractbasis en beoefenaars van een vrij beroep.
1. De partijen herbevestigen hun respectieve verplichtingen ingevolge de door hen in het kader van de GATS aangegane verbintenissen ten aanzien van de toelating en het tijdelijke verblijf van beoefenaars van een vrij beroep.
2. Voor elke hieronder vermelde sector staan de partijen toe dat op hun respectieve grondgebied beoefenaars van een vrij beroep uit de andere partij diensten verlenen, met inachtneming van de voorwaarden van lid 3 van dit artikel en de bijlagen XVI-C en XVI-F bij deze overeenkomst inzake voorbehouden ten aanzien van dienstverleners op contractbasis en beoefenaars van een vrij beroep:
a. rechtskundige diensten;
b. architecten, stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten;
c. ingenieurs en geïntegreerde diensten van ingenieurs;
d. diensten in verband met computers;
e. advies op het gebied van bedrijfsbeheer en diensten in verband met advies op het gebied van bedrijfsbeheer;
f. vertalers.
3. Op de door de partijen aangegane verbintenissen zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
a. de natuurlijke personen moeten voor het verlenen van een dienst tijdelijk zijn aangetrokken als op het grondgebied van de andere partij gevestigde zelfstandige en een dienstencontract hebben gesloten voor een periode van maximaal 12 maanden;
b. de natuurlijke personen die de andere partij binnenkomen, moeten op de datum van indiening van een aanvraag voor binnenkomst in de andere partij beschikken over ten minste zes jaar beroepservaring in de activiteitensector waarop het contract betrekking heeft;
c. de natuurlijke personen die de andere partij binnenkomen moeten in het bezit zijn van:
i. een universitaire graad of een kwalificatie waaruit kennis op een gelijkwaardig niveau blijkt28), en
ii. beroepskwalificaties die nodig zijn voor de uitoefening van een activiteit op grond van de wet- en regelgeving of andere wettelijke vereisten van de partij waar de dienst wordt verleend;
d. de toelating en het tijdelijke verblijf van natuurlijke personen in de betrokken partij vinden plaats voor een periode van bij elkaar opgeteld maximaal 6 maanden, dan wel, wat Luxemburg aangaat, 25 weken, gedurende een periode van 12 maanden dan wel voor de duur van het contract indien dit een kortere looptijd heeft;
e. toelating in het kader van dit artikel heeft enkel betrekking op de activiteiten in verband met de diensten waarop het contract betrekking heeft; zij verleent niet een recht tot gebruik van de beroepskwalificatie van de partij waar de dienst wordt verleend;
f. andere discriminerende beperkingen, waaronder die met betrekking tot het aantal natuurlijke personen in de vorm van een onderzoek naar de economische behoefte, als vermeld in de bijlagen XVI-C en XVI-F bij deze overeenkomst inzake voorbehouden ten aanzien van dienstverleners op contractbasis en beoefenaars van een vrij beroep.
1. De volgende voorschriften gelden voor maatregelen van de partijen inzake vergunningverlening die van invloed zijn op:
a. de grensoverschrijdende dienstverlening;
b. de vestiging op hun grondgebied van natuurlijke of rechtspersonen als omschreven in artikel 86 van deze overeenkomst, of
c. het tijdelijke verblijf op hun grondgebied van natuurlijke personen als omschreven in artikel 86, leden 17 tot en met 21, van deze overeenkomst.
2. Wat grensoverschrijdende dienstverlening aangaat, zijn deze voorschriften enkel van toepassing op sectoren waarvoor de partij specifieke verbintenissen is aangegaan, en voor zover deze specifieke verbintenissen van toepassing zijn. Wat vestiging aangaat, zijn deze voorschriften niet van toepassing op sectoren voor zover een voorbehoud is gemaakt overeenkomstig de bijlagen XVI-A en XVI-D bij deze overeenkomst. Wat het tijdelijke verblijf van natuurlijke personen aangaat, zijn deze voorschriften niet van toepassing op sectoren voor zover een voorbehoud is gemaakt overeenkomstig de bijlagen XVI-C en XVI-F bij deze overeenkomst.
3. Deze voorschriften zijn niet van toepassing op maatregelen voor zover zij beperkingen vormen waarvoor lijsten worden opgesteld in het kader van de artikelen 88, 93 en 94 van deze overeenkomst.
4. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
a. „vergunningverlening”: het proces waarin een dienstverlener of een investeerder daadwerkelijk stappen moet ondernemen, vestiging daaronder begrepen, om van een bevoegde autoriteit een besluit te krijgen waarbij toestemming wordt gegeven voor het verlenen van een dienst, of voor een andere economische activiteit dan dienstverlening, met inbegrip van een besluit tot wijziging of verlenging van de desbetreffende toestemming;
b. „bevoegde autoriteit”: centrale, regionale of lokale overheid en autoriteit of niet-gouvernementele instantie die bevoegdheden uitoefent welke aan haar door een centrale, regionale of lokale overheid of autoriteit zijn gedelegeerd en die een besluit inzake vergunningverlening neemt;
c. „vergunningsprocedures”: de procedures die in het kader van vergunningverlening moeten worden gevolgd.
1. Vergunningverlening geschiedt op grond van criteria die uitsluiten dat de bevoegde autoriteiten hun bevoegdheid ter zake op arbitraire wijze kunnen uitoefenen.
2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde criteria zijn:
a. evenredig met een legitieme doel stelling van het overheidsbeleid;
b. duidelijk en ondubbelzinnig;
c. objectief;
d. vooraf opgesteld;
e. vooraf openbaar gemaakt;
f. transparant en toegankelijk.
3. Een vergunning wordt verleend zodra bij een passend onderzoek is vastgesteld dat aan de voorwaarden voor het verlenen van een vergunning is voldaan.
4. Artikel 286 van deze overeenkomst is op de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing.
5. Indien het aantal voor een bepaalde activiteit beschikbare vergunningen beperkt is vanwege de schaarste aan beschikbare natuurlijke hulpbronnen of de gebrekkige technische capaciteit, zorgen de partijen ten aanzien van potentiële kandidaten voor een onpartijdige en transparante selectieprocedure, met inbegrip van in het bijzonder een passende bekendmaking wat de aanvang, het verloop en de afronding van de procedure betreft.
6. Onverminderd dit artikel kunnen de partijen bij het opstellen van de voorschriften voor de selectieprocedure rekening houden met legitieme doelstellingen van overheidsbeleid, met inbegrip van overwegingen inzake gezondheid, veiligheid, milieubescherming en de instandhouding van cultureel erfgoed.
1. Vergunningsprocedures en -formaliteiten zijn duidelijk, worden vooraf bekendgemaakt en waarborgen voor aanvragers dat hun aanvraag op objectieve en onpartijdige wijze wordt behandeld.
2. Vergunningsprocedures en -formaliteiten zijn zo eenvoudig mogelijk en compliceren of vertragen het verlenen van de dienst niet onnodig. Vergoedingen29) in verband met vergunningen die de aanvragers eventueel in het kader van hun aanvraag moeten betalen, zijn redelijk en evenredig met de kosten van de desbetreffende vergunningsprocedures.
3. Vergunningsprocedures en -formaliteiten waarborgen voor vergunningaanvragers dat hun aanvraag wordt behandeld binnen een redelijke termijn, die vooraf bekend wordt gemaakt. Deze termijn vangt pas aan wanneer de bevoegde autoriteiten alle documentatie hebben ontvangen. De termijn kan door de bevoegde autoriteiten met een redelijke periode worden verlengd, indien de ingewikkeldheid van de aangelegenheid zulks rechtvaardigt. De verlenging en de duur ervan worden naar behoren gemotiveerd en vóór het verstrijken van de oorspronkelijke termijn aan de aanvrager meegedeeld.
4. Wanneer de aanvraag onvolledig is, wordt de aanvrager er zo spoedig mogelijk van in kennis gesteld dat aanvullende documentatie moet worden ingediend. In dit geval wordt de in lid 3 van dit artikel bedoelde termijn door de bevoegde autoriteiten opgeschort totdat zij alle documentatie hebben ontvangen.
5. Indien een vergunning wordt geweigerd, moet de aanvrager hiervan onverwijld in kennis worden gesteld. De aanvrager moet desgevraagd worden geïnformeerd over de redenen voor de afwijzing van de aanvraag en over de termijnen voor het aantekenen van bezwaar en het instellen van beroep tegen het besluit.
1. Geen enkele bepaling in dit hoofdstuk belet een partij te eisen dat natuurlijke personen de kwalificaties en/of de beroepservaring hebben die op het grondgebied waar de dienst wordt verleend, voor de betrokken sector van activiteit zijn voorgeschreven.
2. De partijen moedigen de desbetreffende beroepsorganisaties op hun respectieve grondgebied aan aanbevelingen over wederzijdse erkenning aan het Handelscomité voor te leggen, opdat investeerders en dienstverleners volledig of gedeeltelijk voldoen aan de door elk van beide partijen toegepaste criteria voor het verlenen van vergunningen aan investeerders en dienstverleners en voor de werkzaamheden en de certificering van dezen, in het bijzonder beoefenaren van vrije beroepen.
3. Wanneer het Handelscomité een aanbeveling als bedoeld in lid 2 van dit artikel ontvangt, onderzoekt het deze binnen een redelijke termijn om vast te stellen of zij met deze overeenkomst in overeenstemming is.
4. Wanneer overeenkomstig de procedure van lid 3 van dit artikel wordt vastgesteld dat een aanbeveling als bedoeld in lid 2 van dit artikel in overeenstemming met deze overeenkomst is en er een voldoende mate van analogie tussen de desbetreffende regelingen van de partijen bestaat, onderhandelen zij via hun bevoegde autoriteiten over een overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van eisen, kwalificaties, vergunningen en andere regelingen, teneinde deze aanbeveling ten uitvoer te leggen.
5. Dergelijke overeenkomsten dienen in overeenstemming te zijn met de desbetreffende bepalingen van de WTO-overeenkomst en in het bijzonder met artikel VII van de GATS.
1. Elk van beide partijen beantwoordt zo spoedig mogelijk verzoeken van de andere partij om specifieke informatie over algemeen toegepaste maatregelen of internationale overeenkomsten die op deze overeenkomst betrekking hebben of daarvoor gevolgen hebben. De partijen richten ook een of meer informatiepunten in om op verzoek specifieke informatie aan investeerders en dienstverleners van de andere partij te verstrekken over alle aangelegenheden van dien aard. De partijen stellen elkaar binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze overeenkomst in kennis van hun informatiepunten. Het is niet nodig dat de informatiepunten depositaris zijn van wet- en regelgeving.
2. Geen enkele bepaling van deze overeenkomst verplicht een partij tot verstrekking van vertrouwelijke informatie waarvan bekendmaking de rechtshandhaving zou belemmeren of anderszins in strijd zou zijn met het openbaar belang of schadelijk zou zijn voor de rechtmatige handelsbelangen van openbare of particuliere ondernemingen.
1. Voor zover de handel in computerdiensten overeenkomstig de afdelingen 2, 3 en 4 van dit hoofdstuk is geliberaliseerd, en rekening houdend met het feit dat deze diensten vaak andere diensten, elektronisch of anderszins, mogelijk maken, maken de partijen een onderscheid tussen ondersteunende diensten en inhouds- of hoofddiensten die elektronisch worden geleverd, waardoor de inhouds- of hoofddienst niet als „dienst in verband met computers” als omschreven in lid 2 van dit artikel wordt gekwalificeerd.
2. Onder „diensten in verband met computers” wordt verstaan diensten die zijn omschreven in de VN-code CPC 84, met inbegrip van zowel basisdiensten als basisfuncties, of combinaties van basisdiensten, ongeacht of zij worden verleend via een netwerk, internet daaronder begrepen.
Onder basisdiensten vallen alle diensten waarbij sprake is van:
a. advies, strategie, analyse, planning, specificatie, ontwerp, ontwikkeling, installatie, implementatie, integratie, testen, debuggen, updaten, ondersteuning, technische hulp of beheer van of voor computers of computersystemen; of
b. computerprogramma's omschreven als de serie instructies waardoor computers zelfstandig kunnen werken en met elkaar kunnen communiceren, plus advies, strategie, analyse, planning, specificatie, ontwerp, ontwikkeling, installatie, implementatie, integratie, testen, debuggen, updaten, aanpassen, onderhoud, ondersteuning, technische hulp, beheer of gebruik van of voor computerprogramma's; of
c. de verwerking, opslag en hosting van gegevens of diensten in verband met databanken; of
d. onderhoud en reparatie van kantoormachines en toebehoren, met inbegrip van computers; of
e. opleidingen voor het personeel van klanten in verband met computerprogramma's, computers of computersystemen die niet elders zijn ingedeeld.
1. Deze onderafdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor alle post- en koeriersdiensten die in overeenstemming met de afdelingen 2, 3 en 4 van dit hoofdstuk zijn geliberaliseerd.
2. Voor de toepassing van deze onderafdeling en van de afdelingen 2, 3 en 4 van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. „vergunning”: een vergunning die door een regelgevende autoriteit aan een individuele leverancier moet worden verleend alvorens deze een bepaalde dienst mag verlenen;
b. „universele dienst”: het op permanente basis verlenen van een postdienst met een specifieke hoedanigheid, in het hele grondgebied van een partij en tegen voor alle gebruikers redelijke prijzen.
Er worden passende maatregelen gehandhaafd of genomen om te voorkomen dat leveranciers die, alleen of samen met anderen, de voorwaarden voor deelneming (wat prijs en aanbod betreft) in de relevante markt voor post- en koeriersdiensten door het gebruik van hun eigen marktpositie in belangrijke mate kunnen beïnvloeden, overgaan tot concurrentiebeperkende praktijken of deze voortzetten.
Elk van beide partijen heeft het recht de aard van de universeledienstverplichtingen vast te stellen die zij in stand wenst te houden. Dergelijke verplichtingen worden op zich niet als concurrentieverstorend gezien, mits zij worden geregeld op een transparante, niet-discriminerende en vanuit concurrentieoogpunt neutrale wijze en zij niet meer lasten met zich brengen dan voor de door de partij vastgestelde universele dienst noodzakelijk is.
1. Drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst kan een vergunning enkel worden vereist voor diensten die binnen het bereik van de universele dienst vallen.
2. Indien een vergunning vereist is, worden de volgende zaken algemeen bekendgemaakt:
a. alle vergunningscriteria en de periode die normaalgesproken nodig is om een beslissing over de aanvraag van een vergunning te nemen, en
b. de voorwaarden voor de betrokken vergunningen.
3. De redenen voor weigering van een vergunning worden de aanvrager desgevraagd meegedeeld en elk van beide partijen legt een procedure vast voor het instellen van beroep bij een onafhankelijke instantie. Een dergelijke procedure zal transparant en niet-discriminerend zijn, waarbij objectieve criteria worden gehanteerd.
De regelgevende instantie is juridisch onafhankelijk van en niet aansprakelijk jegens verleners van post- en koeriersdiensten. De besluiten die de regelgevende instantie neemt en de procedures die zij volgt, zijn voor alle marktdeelnemers gelijk.
1. De partijen erkennen het belang van de aanpassing van de bestaande wetgeving van Oekraïne aan die van de Europese Unie. Oekraïne draagt er zorg voor dat zijn bestaande wetten en toekomstige wetgeving geleidelijk in overeenstemming met het EU-acquis worden gebracht.
2. Deze aanpassing vangt aan op de datum waarop deze overeenkomst wordt ondertekend, en wordt geleidelijk tot alle in bijlage XVII bij deze overeenkomst bedoelde onderdelen van het EU-acquis uitgebreid.
1. Deze onderafdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor alle elektronische communicatiediensten die ingevolge de afdelingen 2, 3 en 4 van dit hoofdstuk zijn geliberaliseerd, met uitzondering van omroep.
2. Voor de toepassing van deze onderafdeling en van de afdelingen 2, 3 en 4 van dit hoofdstuk:
a. „elektronische-communicatiediensten”: alle diensten bestaande in de transmissie en in de ontvangst van elektronmagnetische signalen die gewoonlijk tegen vergoeding worden verleend, met uitzondering van omroep, maar niet de economische activiteit bestaande in de levering van inhoud die voor het transport afhankelijk is van telecommunicatie. Omroep is de ononderbroken transmissieketen die vereist is voor de distributie van televisie- en radioprogrammasignalen aan het algemene publiek, maar het begrip omvat niet de toeleveringskoppelingen tussen exploitanten;
b. „openbaar communicatienetwerk”: elektronisch communicatienetwerk dat volledig of voornamelijk voor het verlenen van openbare elektronische communicatiediensten wordt gebruikt;
c. „elektronisch communicatienetwerk”: de transmissiesystemen en in voorkomend geval de schakel- of routeringsapparatuur en andere middelen die het mogelijk maken signalen over te brengen via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen waaronder satellietnetwerken, vaste (circuit- en pakketgeschakelde, met inbegrip van internet) en mobiele terrestrische netwerken, en elektriciteitsnetten, voor zover deze voor overdracht van signalen worden gebruikt, netwerken voor radio- en televisieomroep en kabeltelevisienetwerken, ongeacht de aard van de overgebrachte informatie;
d. „regelgevende autoriteit” in de elektronische communicatiesector: de instantie of instanties die belast is/zijn met de regelgeving inzake de in dit hoofdstuk bedoelde elektronische communicatie;
e. „aanzienlijke marktmacht”: een dienstverlener wordt geacht een aanzienlijke marktmacht te hebben wanneer hij, alleen of samen met anderen, een met een machtspositie overeenkomende positie heeft, dit wil zeggen een economische kracht bezit die hem in staat stelt zich in belangrijke mate onafhankelijk van zijn concurrenten, klanten en uiteindelijk consumenten te gedragen;
f. „interconnectie”: de fysieke en/of logische koppeling van openbare communicatienetwerken die door dezelfde of een andere dienstverlener worden benut om gebruikers van een dienstverlener in staat te stellen te communiceren met gebruikers van dezelfde of van een andere dienstverlener, of toegang te hebben tot diensten van een andere dienstverlener. Diensten kunnen worden verleend door de betrokken partijen of door andere partijen die toegang tot het netwerk hebben. Interconnectie is een specifieke vorm van toegang die tussen exploitanten van openbare netwerken tot stand wordt gebracht;
g. „universele dienst”: het pakket van diensten van een bepaalde kwaliteit dat op het grondgebied van een partij tegen een betaalbare prijs beschikbaar is voor alle gebruikers, ongeacht hun geografische locatie; elk van beide partijen beslist over het toepassingsgebied en de uitvoering van de universele dienst;
h. „toegang”: het beschikbaar stellen van faciliteiten en/of diensten aan een andere dienstverlener, onder vastgestelde voorwaarden, al dan niet op exclusieve basis, met het doel elektronische communicatiediensten te verlenen. Dit omvat onder andere toegang tot netwerkonderdelen en bijbehorende faciliteiten, wat met zich mee kan brengen dat apparatuur wordt gekoppeld door middel van vaste of mobiele middelen (dit omvat in het bijzonder de toegang tot het aansluitnet en tot alle faciliteiten en diensten die noodzakelijk zijn om via het aansluitnet diensten te verlenen); toegang tot materiële infrastructuur waaronder gebouwen, kabelgoten en masten; toegang tot programmatuursystemen, waaronder operationele ondersteuningssystemen; toegang tot nummervertaling of systemen met vergelijkbare functionaliteit; toegang tot vaste en mobiele netwerken, met name voor roaming; toegang tot voorwaardelijke toegangssystemen voor digitale-televisiediensten en toegang tot virtuele netwerkdiensten;
i. „eindgebruiker”: een gebruiker die geen diensten in verband met openbare communicatienetwerken of met openbare elektronische communicatie verleent;
j. „aansluitnet”: fysiek circuit dat het netwerkaansluitpunt in het gebouw van de abonnee verbindt met de hoofdverdeler of een soortgelijke voorziening in het vaste openbare communicatienetwerk.
1. De partijen dragen er zorg voor dat de regelgevende autoriteiten voor elektronische-communicatiediensten juridisch gescheiden en functioneel onafhankelijk zijn van verleners van elektronische-communicatiediensten. Indien een partij eigenaar is van of zeggenschap heeft over een dienstverlener die openbare communicatienetwerken exploiteert of openbare communicatiediensten verleent, zorgt deze partij voor een werkelijke structurele scheiding tussen de regelgevende taken en de met de eigendom of de zeggenschap verband houdende activiteiten.
2. De partijen waarborgen dat de regelgevende autoriteit voldoende bevoegdheden heeft om de sector te reguleren. De taken van een regelgevende autoriteit worden op duidelijke wijze en gemakkelijk toegankelijk bekendgemaakt, in het bijzonder wanneer meer dan een instantie met die taken belast is.
3. De partijen zorgen ervoor dat de besluiten die de regelgevende autoriteiten nemen en de procedures die zij volgt, voor alle marktdeelnemers gelijk en transparant zijn.
4. De regelgevende autoriteit is bevoegd de indicatieve lijst van de in de bijlagen30) bij deze overeenkomst opgenomen relevante producten- en dienstenmarkten te analyseren. Voor zover de regelgevende autoriteit ingevolge artikel 118 van deze overeenkomst moet bepalen of verplichtingen moeten worden opgelegd, gehandhaafd, gewijzigd dan wel ingetrokken, bepaalt zij op basis van een marktanalyse of de relevante markt daadwerkelijk concurrerend is.
5. Voor zover de regelgevende autoriteit bepaalt dat een relevante markt niet daadwerkelijk concurrerend is, stelt zij vast en wijst zij aan welke dienstverleners aanzienlijke marktmacht op die markt hebben en legt zij naar gelang van het geval specifieke wettelijke verplichtingen als bedoeld in artikel 118 van deze overeenkomst op, dan wel handhaaft of wijzigt zij deze. Voor zover de regelgevende autoriteit concludeert dat de markt daadwerkelijk concurrerend is, legt zij geen van de in artikel 118 van deze overeenkomst bedoelde wettelijke verplichtingen op en handhaaft zij deze evenmin.
6. De partijen waarborgen dat een dienstverlener ten aanzien van wie het besluit van een regelgevende instantie van invloed is, het recht heeft om tegen dat besluit beroep in te stellen bij een beroepsinstantie die onafhankelijk is van de bij dat besluit betrokken partijen. De partijen waarborgen dat naar behoren rekening wordt gehouden met de omstandigheden van het geval. Zolang er geen uitspraak inzake het ingestelde beroep is gedaan, blijft het besluit van de regelgevende autoriteit van kracht, tenzij de beroepsinstantie anders besluit. Wanneer de beroepsinstantie geen rechterlijke instantie is, motiveert zij haar beslissing altijd schriftelijk en kunnen haar beslissingen tevens door een onpartijdige en onafhankelijke rechterlijke autoriteit worden getoetst. Beslissingen van beroepsinstanties worden daadwerkelijk ten uitvoer gelegd.
7. De partijen waarborgen dat indien de regelgevende autoriteiten voornemens zijn maatregelen te treffen die verband houden met een of meerdere bepalingen van deze onderafdeling en die een merkbare impact hebben op de relevante markt, zij de belanghebbenden gelegenheid geven binnen een redelijke termijn opmerkingen over de ontwerpmaatregel in te dienen. De regelgevende autoriteiten maken hun overlegprocedures bekend. De uitkomsten van de overlegprocedure worden openbaar gemaakt, tenzij het vertrouwelijke informatie betreft.
8. De partijen zorgen ervoor dat dienstverleners die elektronische-communicatienetwerken aanbieden en elektronische-communicatiediensten verlenen, alle informatie, met inbegrip van financiële informatie, die de regelgevende autoriteiten nodig hebben om na te gaan of de bepalingen van deze onderafdeling of in overeenstemming met deze onderafdeling genomen besluiten worden nageleefd. Deze dienstverleners verstrekken deze informatie desgevraagd onverwijld, binnen de door de regelgevende autoriteit gestelde termijnen en zo uitgebreid als door haar is verzocht. De informatie waarom de regelgevende autoriteit verzoekt, zal evenredig zijn met de uitvoering van die taak. De regelgevende autoriteit geeft de redenen die haar verzoek om informatie rechtvaardigen.
1. De partijen waarborgen dat er voor het verlenen van diensten zoveel mogelijk toestemming wordt verleend na enkele kennisgeving en/of registratie.
2. De partijen waarborgen dat een vergunning kan worden verlangd voor nummer- en frequentietoekenning. De desbetreffende vergunningsvoorwaarden worden algemeen bekendgemaakt.
3. De partijen waarborgen dat indien een vergunning vereist is:
a. alle vergunningscriteria en de redelijke termijn die normaliter nodig is om een beslissing over de aanvraag van een vergunning te nemen, algemeen bekend worden gemaakt;
b. de redenen voor afwijzing van een vergunning de aanvrager op diens verzoek schriftelijk bekend worden gemaakt;
c. de aanvrager van een vergunning in geval van onterechte weigering van een vergunning bezwaar kan aantekenen of beroep kan instellen bij een instantie;
d. de door een partij verlangde vergoedingen voor het verlenen van een vergunning31) niet hoger zijn dan de administratieve kosten die normaliter met het beheer van, het toezicht op en de handhaving van de desbetreffende vergunningen gemoeid zijn. De eisen van dit lid zijn niet van toepassing op vergoedingen voor het verlenen van een vergunning voor het gebruik van het radiospectrum en de nummervoorraad.
1. De partijen waarborgen dat dienstverleners die elektronische-communicatiediensten aanbieden, gerechtigd en verplicht zijn tot het bedingen van interconnectie met andere aanbieders van openbare elektronische-communicatienetwerken en -diensten In beginsel worden afspraken over interconnectie gemaakt op basis van commerciële onderhandelingen tussen de betrokken rechtspersonen.
2. De partijen zien erop toe dat dienstverleners die bij onderhandelingen over interconnectieregelingen informatie van een andere dienstverlener ontvangen, die informatie uitsluitend gebruiken voor het doel waarvoor die werd verstrekt en dat zij de vertrouwelijkheid van de verstrekte of opgeslagen informatie te allen tijde respecteren.
3. De partijen waarborgen dat een regelgevende autoriteit die in overeenstemming met artikel 116 van deze overeenkomst heeft vastgesteld dat een relevante markt, met inbegrip van die in de aan deze overeenkomst gehechte bijlagen, niet daadwerkelijk concurrerend is, de bevoegdheid heeft aan de dienstverlener die wordt geacht een aanzienlijke marktmacht te hebben, een of meer van de volgende verplichtingen in verband met interconnectie en/of toegang op te leggen:
a. een verplichting inzake non-discriminatie, om te waarborgen dat de exploitant in vergelijkbare omstandigheden gelijkwaardige voorwaarden toepast ten aanzien van andere dienstverleners die gelijkwaardige diensten aanbieden, en aan anderen diensten en informatie aanbiedt onder dezelfde voorwaarden en met dezelfde kwaliteit als voor de eigen diensten gelden, of voor die van haar dochterondernemingen of handelspartners;
b. een verplichting voor een verticaal geïntegreerde onderneming om opening van zaken te geven over haar groothandelsprijzen en verrekenprijzen, wanneer er sprake is van een non-discriminatievoorschrift of het er om gaat oneerlijke kruissubsidiëring te voorkomen. De regelgevende autoriteit kan nader bepalen welk model en welke boekhoudkundige methode moeten worden gehanteerd;
c. verplichtingen om in te gaan op redelijke verzoeken om toegang tot en gebruik van bepaalde netwerkonderdelen en bijbehorende faciliteiten, met inbegrip van ontbundelde toegang tot het aansluitnet, onder andere wanneer de regelgevende autoriteit van mening is dat het weigeren van toegang of het opleggen van onredelijke voorwaarden met een vergelijkbaar effect de ontwikkeling van een door duurzame concurrentie gekenmerkte detailhandelsmarkt zou belemmeren, of niet in het belang van de eindgebruiker zou zijn;
d. verplichting om op groothandelsbasis bepaalde diensten aan te bieden voor wederverkoop door derden; om open toegang te verlenen tot technische interfaces, protocollen of andere kerntechnologieën die onmisbaar zijn voor de interoperabiliteit van diensten of virtuele netwerkdiensten; om co-locatie of andere vormen van gedeeld gebruik van faciliteiten aan te bieden, inclusief gedeeld gebruik van kabelgoten, gebouwen of masten; om bepaalde diensten aan te bieden die nodig zijn voor de interoperabiliteit van de aan gebruikers geleverde eind-tot-eind-diensten, inclusief faciliteiten voor intelligente-netwerkdiensten; toegang te verlenen tot operationele ondersteuningssystemen of vergelijkbare softwaresystemen die nodig zijn om eerlijke concurrentie bij het aanbieden van diensten te waarborgen; te zorgen voor interconnectie van netwerken of netwerkfaciliteiten.
De regelgevende autoriteiten kunnen ten aanzien van de onder c) en d) bedoelde verplichtingen nadere voorwaarden stellen, waaronder eerlijkheid, redelijkheid en tijdigheid;
e. verplichtingen inzake het terugverdienen van kosten en prijscontrole, met inbegrip van verplichtingen inzake kostenoriëntering van prijzen en kostentoerekeningssystemen, voor het verlenen van specifieke vormen van interconnectie en/of toegang, wanneer uit een marktanalyse blijkt dat de betrokken exploitant de prijzen door het ontbreken van werkelijke concurrentie op een buitensporig hoog peil kan handhaven of de marges kan uithollen, ten nadele van de eindgebruikers.
De regelgevende autoriteiten houden rekening met de door de exploitant gedane investeringen en staan toe dat hij een redelijke opbrengst verkrijgt uit zijn kapitaalinbreng;
f. verplichting tot bekendmaking van de specifieke verplichtingen die door de regelgevende autoriteit aan een dienstverlener zijn opgelegd, waarbij de specifieke producten-/diensten- en de geografische markten worden vermeld. Actuele informatie, mits deze niet vertrouwelijk is en geen zakengeheimen omvat, moet openbaar worden gemaakt op een wijze die waarborgt dat alle belanghebbenden gemakkelijk toegang tot die informatie hebben;
g. verplichtingen inzake transparantie, waarbij van een exploitant wordt verlangd dat hij bepaalde informatie openbaar maakt; met name wanneer hij niet-discriminatieverplichtingen heeft, kan de regelgevende autoriteit verlangen dat de exploitant een referentieaanbieding bekendmaakt, die zodanig wordt ontbundeld dat dienstverleners niet hoeven te betalen voor faciliteiten die niet nodig zijn voor de gevraagde dienst, en daarbij de relevante aanbiedingen beschrijft, met een uitsplitsing in componenten naargelang de behoeften van de markt, samen met de bijbehorende voorwaarden en prijzen.
4. De partijen waarborgen dat een dienstverlener die verzoekt om interconnectie met een dienstverlener waarvan is vastgesteld dat hij een aanzienlijke marktmacht heeft, hetzij te allen tijde hetzij na een redelijke termijn die openbaar is gemaakt, een beroep kan doen op een onafhankelijk binnenlands orgaan, dat een regelgevende autoriteit kan zijn als bedoeld in artikel 115, lid 2, onder d), van deze overeenkomst, voor de beslechting van geschillen over de voorwaarden voor interconnectie en/of toegang.
1. De partijen waarborgen dat alle procedures voor de toewijzing en het gebruik van schaarse middelen, zoals frequenties, nummers en doorgangsrechten, worden toegepast op objectieve, evenredige, tijdige, transparante en niet-discriminerende wijze. De stand van zaken met betrekking tot toegewezen frequentiebanden wordt algemeen bekendgemaakt, maar een gedetailleerde vermelding van de frequenties die voor specifiek gebruik door de overheid zijn toegewezen, is niet vereist.
2. De partijen zorgen voor het doeltreffende beheer van radiofrequenties voor telecommunicatiediensten op hun grondgebied, teneinde een doeltreffend en efficiënt gebruik van het spectrum te waarborgen. Indien de vraag naar bepaalde frequenties groter is dan de beschikbaarheid ervan, worden voor de toewijzing van deze frequenties passende en transparante procedures gevolgd ten einde het gebruik ervan te optimaliseren en de ontwikkeling van de mededinging te bevorderen.
3. De partijen waarborgen dat de toewijzing van de nationale nummervoorraden en het beheer van nationale nummerplannen aan de regelgevende autoriteit worden toevertrouwd.
4. Voor zover centrale of lokale autoriteiten de eigendom van of de zeggenschap over dienstverleners die openbare communicatienetwerken en/of -diensten exploiteren, behouden, moet worden gezorgd voor een daadwerkelijke structurele scheiding tussen de taak inzake toekenning van rechten en de taak die verband houdt met de eigendom of de zeggenschap.
1. Elk van beide partijen heeft het recht vast te stellen welke universeledienstverplichtingen zij in stand wenst te houden.
2. Deze verplichtingen worden op zich niet concurrentiebeperkend geacht, mits zij op transparante, objectieve en niet-discriminerende wijze worden uitgevoerd. De uitvoering van dergelijke verplichtingen is ook neutraal vanuit concurrentieoogpunt en niet belastender dan nodig is voor de soort universele dienst die door de partij wordt vastgesteld.
3. De partijen dragen er zorg voor dat alle dienstverleners in aanmerking komen voor het verlenen van universele diensten en dat geen enkele dienstverlener a priori wordt uitgesloten. De aanwijzing geschiedt door middel van een efficiënt, transparant, objectief en niet-discriminerend mechanisme. Indien nodig beoordelen de partijen of het verlenen van universele diensten een oneerlijke last vormt voor de organisatie(s) die is/zijn aangewezen om de universele diensten te verlenen. Wanneer dit op grond van een dergelijke berekening gerechtvaardigd is, bepalen de regelgevende autoriteiten, rekening houdend met het eventuele marktvoordeel voor een organisatie die de universele dienst verleent, of er een mechanisme nodig is om de betrokken dienstverlener(s) te compenseren of de nettokosten van de universeledienstverplichtingen te delen.
4. De partijen waarborgen dat:
a. er voor de gebruikers gidsen van alle abonnees32) beschikbaar zijn, in gedrukte of in elektronische vorm dan wel beide, die regelmatig, doch ten minste eens per jaar, worden bijgewerkt;
b. organisaties die de hiervoor onder a) bedoelde diensten verlenen, het beginsel van niet-discriminatie toepassen bij de behandeling van informatie die door andere organisaties aan hen is verstrekt.
De partijen stellen geen maatregelen in, noch handhaven zij maatregelen, wanneer deze de grensoverschrijdende verlening van elektronische-communicatiediensten beperken.
Elk van beide partijen waarborgt het vertrouwelijke karakter van elektronische communicatie die via een openbaar elektronische-communicatienetwerk en via openbare elektronische-communicatiediensten plaatsvindt, alsmede van de gegevens over dat verkeer, zonder daardoor de handel in diensten te beperken.
1. De partijen dragen er zorg voor dat wanneer er in verband met de in dit hoofdstuk bedoelde rechten en verplichtingen een geschil rijst tussen aanbieders van elektronische-communicatienetwerken of verleners van elektronische-communicatiediensten, de regelgevende autoriteit op verzoek van een der partijen een bindende beslissing neemt om het geschil op zo kort mogelijke termijn, doch uiterlijk binnen vier maanden, tot een oplossing te brengen.
2. De beslissing van de regelgevende autoriteit wordt openbaar gemaakt, met inachtneming van de vereisten inzake vertrouwelijke bedrijfsgegevens. De door de partijen te ontvangen beslissing wordt met redenen omkleed.
3. Indien een geschil betrekking heeft op grensoverschrijdende dienstverlening, coördineren de regelgevende autoriteiten hun inspanningen om het geschil tot een oplossing te brengen.
1. De partijen erkennen het belang van de aanpassing van de bestaande wetgeving van Oekraïne aan die van de Europese Unie. Oekraïne draagt er zorg voor dat zijn bestaande wetten en toekomstige wetgeving geleidelijk in overeenstemming met het EU-acquis worden gebracht.
2. Deze aanpassing vangt aan op de datum waarop deze overeenkomst wordt ondertekend, en wordt geleidelijk tot alle in bijlage XVII bij deze overeenkomst bedoelde onderdelen van het EU-acquis uitgebreid.
1. Deze onderafdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor alle financiële diensten die ingevolge de afdelingen 2, 3 en 4 van dit hoofdstuk zijn geliberaliseerd.
2. Voor de toepassing van deze onderafdeling en van de afdelingen 2, 3 en 4 van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. „financiële dienst”: elke dienst van financiële aard, aangeboden door een verlener van financiële diensten uit een partij. Financiële diensten omvatten de volgende activiteiten:
i. verzekeringen en daarmee verband houdende diensten:
1. directe verzekering (met inbegrip van medeverzekering):
a. levensverzekering;
b. schadeverzekering;
2. herverzekering en retrocessie;
3. verzekeringsbemiddeling, zoals makelaardij en agentschap; en
4. ondersteunende diensten voor verzekeringen, zoals diensten van adviseurs en actuarissen en diensten in verband met risicobeoordeling en de afwikkeling van claims;
ii. bankdiensten en andere financiële diensten (behalve verzekeringen):
1. aanvaarding van deposito's en andere terugbetaalbare fondsen van het publiek;
2. alle soorten leningen, waaronder consumentenkrediet en hypotheken, factoring en financiering van commerciële transacties;
3. financiële leasing;
4. alle diensten in verband met het betalingsverkeer en de overmaking van geld, waaronder creditcards, betaalkaarten, debetkaarten, reischeques en bankwissels;
5. garanties en verbintenissen;
6. transacties voor eigen rekening of voor rekening van cliënten, op de beurs of op de onderhandse markt of anderszins, ten aanzien van:
a. geldmarktinstrumenten (met inbegrip van cheques, effecten en depositocertificaten);
b. deviezen;
c. derivaten, met inbegrip van termijninstrumenten en opties;
d. wisselkoers- en rentetariefinstrumenten, waaronder producten als swaps en rentetermijncontracten;
e. verhandelbare effecten;
f. andere verhandelbare instrumenten en financiële activa, met inbegrip van edelmetaal;
7. deelneming in de uitgifte van alle soorten effecten, met inbegrip van garantieverlening en plaatsing in de hoedanigheid van agent (openbaar dan wel particulier) en verlening van diensten in verband met deze uitgiften;
8. financiële bemiddeling;
9. beheer van activa, zoals beheer van contanten of portefeuillebeheer, alle vormen van beheer van collectieve investeringen, beheer van pensioenfondsen, diensten aangaande bewaarneming, depositodiensten en fiduciaire diensten;
10. betalings- en compensatiediensten in verband met financiële activa, met inbegrip van waardepapieren, derivaten en andere verhandelbare instrumenten;
11. verstrekking en doorgifte van financiële informatie en verwerking van financiële gegevens en daarop betrekking hebbende software;
12. advies- en bemiddelingsdiensten en andere ondersteunende financiële diensten voor alle onder 1) tot en met 11) vermelde activiteiten, met inbegrip van kredietonderzoek en -analyse, onderzoek en advies aangaande investeringen en beleggingen, advies over overnames, bedrijfsreorganisaties en strategieën;
b. „verlener van financiële diensten”: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon uit een partij die financiële diensten verleent of aanbiedt. Openbare instanties vallen niet onder dit begrip „verlener van financiële diensten”;
c. „openbare instantie”:
1. een overheid, centrale bank of monetaire autoriteit van een partij, of een instantie die eigendom is van een partij of onder zeggenschap staat van een partij en die zich in hoofdzaak bezighoudt met de uitvoering van overheidstaken of activiteiten voor overheidsdoeleinden, met uitzondering van instanties die zich in hoofdzaak bezighouden met het verlenen van financiële diensten op commerciële basis; of
2. een particuliere instantie, wanneer deze taken vervult die normalerwijze door een centrale bank of monetaire autoriteit worden vervuld;
d. „nieuwe financiële dienst”: een dienst van financiële aard, zoals diensten in verband met bestaande of nieuwe producten of de wijze waarop een product wordt geleverd, die niet wordt verleend door verleners van financiële diensten op het grondgebied van een partij, doch die op het grondgebied van de andere partij wel wordt verleend.
1. Elk van beide partijen kan maatregelen vaststellen of handhaven om prudentiële redenen, waaronder:
a. de bescherming van investeerders, spaarders, polishouders of personen aan wie een verlener van financiële diensten een fiduciair recht verschuldigd is;
b. het verzekeren van de integriteit en de stabiliteit van het financiële systeem van een partij.
2. Deze maatregelen reiken niet verder dan noodzakelijk is voor het bereiken van het nagestreefde doel en houden niet in dat verleners van financiële diensten uit de andere partij worden gediscrimineerd ten opzichte van de eigen soortgelijke verleners van financiële diensten.
3. Geen van de bepalingen van deze overeenkomst mag op zodanige wijze worden geïnterpreteerd dat zij een partij verplicht tot het verstrekken van informatie betreffende de zaken en de rekeningen van individuele consumenten, dan wel vertrouwelijke of geheime informatie die in het bezit is van openbare instanties.
4. Onverminderd andere prudentiële regelgeving inzake grensoverschrijdende financiële dienstverlening, kan een partij registratie van verleners van grensoverschrijdende financiële diensten uit de andere partij en van financiële instrumenten verlangen.
1. Elk van beide partijen stelt alles in het werk om alle belanghebbenden vooraf kennis te geven van een door haar beoogde maatregel van algemene strekking, zodat die belanghebbenden commentaar op die maatregel kunnen geven. Dergelijke maatregelen worden bekendgemaakt:
a. door officiële publicatie; of
b. in enige andere vorm, schriftelijk of elektronisch.
2. Elk van beide partijen stelt alle belanghebbenden in kennis van haar voorschriften voor het indienen van aanvragen met betrekking tot de verlening van financiële diensten.
Op verzoek van een aanvrager stelt de desbetreffende partij deze in kennis van de status van zijn aanvraag. Indien de desbetreffende partij aanvullende informatie van de aanvrager verlangt, stelt zij deze daarvan onverwijld in kennis.
Elk van beide partijen stelt alles in het werk opdat internationaal overeengekomen normen voor de regelgeving en het toezicht in de financiëledienstensector en voor de strijd tegen belastingfraude en -ontwijking op haar grondgebied ten uitvoer worden gelegd en worden toegepast. Dergelijke internationaal overeengekomen normen zijn onder meer de „Core Principle for Effective Banking Supervision” van het Bazels Comité voor het bankentoezicht, de „Insurance Core Principles” van de International Association of Insurance Supervisors, de „Objectives and Principles of Securities Regulation” van de International Organisation of Securities Commissions, de „Agreement on exchange of information on tax matters van de OESO, de „Statement on Transparency and exchange of information for tax purposes” van de G20, en de Veertig aanbevelingen inzake het witwassen van geld en de Negen bijzondere aanbevelingen inzake terrorismefinanciering van de Financial Action Task Force.
De partijen nemen bovendien nota van de „Ten Key Principles for Information Exchange” die door de Ministers van Financiën van de G7-landen zijn aangenomen en zullen alles doen wat nodig is opdat deze beginselen in bilaterale contacten kunnen worden toegepast.
Elk van beide partijen staat verleners van financiële diensten uit de andere partij die op haar grondgebied zijn gevestigd, toe om nieuwe financiële diensten te verlenen indien zij krachtens haar interne wetgeving aan haar eigen verleners van financiële diensten voor soortgelijke diensten onder vergelijkbare omstandigheden toestemming zou geven. De betrokken partij kan de rechtsvorm vaststellen waarin de dienst kan worden verleend en kan de verlening van de betrokken dienst aan een vergunningsplicht onderwerpen. Wanneer een vergunning vereist is, wordt hieromtrent binnen een redelijke termijn een besluit genomen en kan de vergunning uitsluitend worden geweigerd om de in artikel 126 van deze overeenkomst bedoelde redenen.
1. De partijen staan verleners van financiële diensten van de andere partij toe gegevens in elektronische of in andere vorm met het oog op gegevensverwerking van en naar hun grondgebied te verzenden, wanneer de verwerking van deze gegevens noodzakelijk is in het kader van de normale transacties van de betrokken verleners van financiële diensten.
2. Elk van beide partijen neemt passende maatregelen ter bescherming van de privacy en de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen, in het bijzonder met betrekking tot de overdracht van persoonsgegevens.
1. Geen enkele bepaling van dit hoofdstuk kan zodanig worden uitgelegd dat zij voor een partij, met inbegrip van haar openbare instanties, een beletsel vormt om op haar grondgebied exclusief activiteiten of diensten aan te bieden in het kader van een pensioenregeling van de overheid of een wettelijk stelsel van sociale zekerheid, tenzij verleners van financiële diensten deze activiteiten krachtens de interne regelgeving van die partij in concurrentie met openbare instanties of particuliere instellingen kunnen aanbieden.
2. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst is van toepassing op de activiteiten van een centrale bank of een monetaire autoriteit of van enige andere openbare instantie die bevoegd is voor het monetaire beleid of het wisselkoersbeleid.
3. Geen enkele bepaling van dit hoofdstuk kan zodanig worden uitgelegd dat zij voor een partij, met inbegrip van haar openbare instanties, een beletsel vormt om op haar grondgebied exclusief activiteiten of diensten aan te bieden voor rekening van of met garantiestelling door of gebruikmaking van de financiële middelen van de partij, of haar openbare instanties.
Wanneer een partij het lidmaatschap van of deelneming aan, dan wel toegang tot een zelfregulerend lichaam, effecten- of termijnbeurs of effecten- of termijnmarkt, verrekenkantoor of een andere organisatie of vereniging als voorwaarde stelt voor verleners van financiële diensten uit de andere partij om op voet van gelijkheid met haar eigen verleners van financiële diensten financiële diensten te kunnen verlenen, of wanneer zij dergelijke entiteiten direct of indirect voorrechten of voordelen voor de verlening van financiële diensten toekent, waarborgt zij dat de verplichtingen van de artikelen 88 en 94 worden nageleefd.
Onder voorwaarden van nationale behandeling verschaft elk van beide partijen aan op zijn grondgebied gevestigde verleners van financiële diensten uit de andere partij toegang tot betalings- en clearingsystemen van openbare instanties, alsmede tot voor de normale bedrijfsvoering beschikbare officiële financierings- en herfinancieringsfaciliteiten. Dit artikel beoogt niet toegang te verschaffen tot de kredietfaciliteiten in laatste instantie van de partij.
1. De partijen erkennen het belang van de aanpassing van de bestaande wetgeving van Oekraïne aan die van de Europese Unie. Oekraïne draagt er zorg voor dat zijn bestaande wetten en toekomstige wetgeving geleidelijk in overeenstemming met het EU-acquis worden gebracht.
2. Deze aanpassing vangt aan op de datum waarop deze overeenkomst wordt ondertekend, en wordt geleidelijk tot alle in bijlage XVII bij deze overeenkomst bedoelde onderdelen van het EU-acquis uitgebreid.
Deze onderafdeling bevat de beginselen van de liberalisering van vervoersdiensten ingevolge de afdelingen 2, 3 en 4 van dit hoofdstuk.
1. Deze overeenkomst is van toepassing op internationaal zeevervoer tussen de havens van Oekraïne en die van de lidstaten van de Europese Unie en tussen de havens van de lidstaten van de Europese Unie. Deze overeenkomst is tevens van toepassing op het zeevervoer tussen de havens van Oekraïne en derde landen en tussen de havens van de lidstaten van de Europese Unie en derde landen.
2. Deze overeenkomst is niet van toepassing op intern zeevervoer tussen de havens van Oekraïne of tussen havens van een van de lidstaten van de Europese Unie. Onverminderd de voorgaande zin wordt het vervoer van materieel, zoals lege containers, dat niet tegen betaling als vracht wordt vervoerd tussen de havens van Oekraïne of tussen de havens van een van de lidstaten van de Europese Unie, als onderdeel van internationaal zeevervoer beschouwd.
3. Voor de toepassing van deze onderafdeling en van de afdelingen 2, 3 en 4 van dit hoofdstuk:
a. omvat „internationaal zeevervoer” vervoer van deur tot deur en multimodaal vervoer, zijnde het vervoer van goederen met behulp van meer dan een wijze van vervoer, waaronder ook vervoer over zee, met een enkel vervoersdocument, en in verband daarmee ook het rechtstreeks contracten sluiten et dienstverleners voor andere wijzen van vervoer;
b. wordt onder „behandeling van zeevracht” verstaan: activiteiten van stuwadoorsbedrijven en terminalexploitanten, maar zonder de activiteiten van dokwerkers, wanneer dezen niet door de stuwadoorsbedrijven of terminalexploitanten zijn tewerkgesteld. De hier bedoelde activiteiten omvatten de organisatie van en het toezicht op:
i. het laden en lossen van schepen;
ii. het sjorren en losmaken van vracht;
iii. het in ontvangst nemen/afleveren en bewaken van vracht vóór verscheping of na lossing;
c. wordt onder „in- en uitklaring” verstaan: de afhandeling van douaneformaliteiten namens een derde met betrekking tot de in-, uit- of doorvoer van vracht, ongeacht of deze dienst de hoofdactiviteit van de dienstverlener is of een gebruikelijke aanvulling op diens hoofdactiviteit;
d. wordt onder „diensten in verband met de opslag van containers” verstaan: de opslag van containers, op het haventerrein of verder landinwaarts, om ze te laden of te lossen, te repareren en gereed te maken voor verscheping;
e. wordt onder „diensten van scheepsagenten” verstaan: activiteiten waarbij de zakelijke belangen van een of meer scheepvaartlijnen of scheepvaartmaatschappijen binnen een bepaald geografisch gebied door een agent worden behartigd voor de volgende doeleinden:
i. marketing en verkoop van zeevervoer en aanverwante diensten, van de prijsopgave tot de facturering, alsmede het afgeven van vrachtbrieven namens de maatschappijen, het kopen en weer verkopen van de nodige aanverwante diensten, het opstellen van documenten en het verschaffen van bedrijfsinformatie;
ii. het optreden namens ondernemingen, het organiseren van de afroep van aanvragen om scheepsruimte of, indien nodig, het overnemen van vracht;
f. wordt onder „expediteursdiensten” verstaan: de activiteit waarbij namens een verzender de verscheping wordt georganiseerd en gevolgd, door vervoersdiensten en aanverwante diensten te contracteren, documenten op te stellen en bedrijfsinformatie te verschaffen;
g. wordt onder „feederdiensten” verstaan: het vervoer voorafgaand aan en na het internationale vrachtvervoer over zee, met name in containers, tussen havens in een partij.
4. Elk van beide partijen kent aan vaartuigen die de vlag voeren van de andere partij of worden geëxploiteerd door dienstverleners uit de andere partij, geen minder gunstige behandeling toe dan die welke zij aan haar eigen vaartuigen of aan die van een derde land toekennen indien deze laatste gunstiger is, voor, onder meer, de toegang tot havens, het gebruik van infrastructuur en havendiensten, het gebruik van hulpdiensten voor zeevervoer 33) , evenals de daarmee verband houdende vergoedingen en heffingen, douanediensten en de toewijzing van aanlegplaatsen en laad- en losinstallaties.
5. De partijen passen het beginsel van onbeperkte toegang tot de internationale markten voor zeevervoer op commerciële en niet-discriminerende grondslag toe.
6. Bij de toepassing van de beginselen van de leden 4 en 5 van dit artikel zullen de partijen na de inwerkingtreding van deze overeenkomst:
a. in toekomstige overeenkomsten met derde landen geen vrachtverdelingsregelingen opnemen met betrekking tot zeevervoersdiensten, met inbegrip van het vervoer van droge en vloeibare bulkladingen en het lijnverkeer, en dergelijke vrachtverdelingsregelingen beëindigen wanneer deze in eerdere bilaterale overeenkomsten voorkomen; en
b. alle administratieve, technische en andere maatregelen opheffen die een indirecte beperking zouden kunnen inhouden voor en een discriminerend effect zouden kunnen hebben op onderdanen of ondernemingen uit de andere partij bij het verlenen van diensten voor internationaal zeevervoer, en afzien van invoering ervan.
7. Elk van beide partijen staat verleners van diensten voor internationaal zeevervoer uit de andere partij toe vestigingen te hebben op haar grondgebied, onder voorwaarden, wat vestiging en exploitatie betreft, die niet minder gunstig zijn dan die welke zij aan haar eigen dienstverleners of aan dienstverleners van derde landen toekent, indien deze laatsten betere voorwaarden genieten. Wat de activiteiten van die vestigingen betreft, staat elk van beide partijen in overeenstemming met afdeling 2 van dit hoofdstuk aan dienstverleners uit de andere partij, in overeenstemming met haar wet- en regelgeving, toe economische activiteiten te ontplooien zoals, doch niet uitsluitend:
a. het publiceren over, en het op de markt brengen en verkopen van zeevervoer en aanverwante diensten, van de prijsopgave tot de facturering, voor eigen rekening of voor rekening van andere verleners van diensten op het gebied van internationaal zeevervoer, door rechtstreeks contact met klanten;
b. het verschaffen van bedrijfsinformatie op enigerlei wijze, waaronder door middel van geautomatiseerde informatiesystemen en de elektronische uitwisseling van gegevens (onverminderd niet-discriminerende beperkingen betreffende telecommunicatie);
c. de voorbereiding van documentatie aangaande vervoer en douane en andere documenten betreffende de oorsprong en de kenmerken van hetgeen vervoerd wordt;
d. de organisatie van de afroep van schepen of het in ontvangst nemen van vracht voor hun eigen rekening of voor rekening van andere verleners van diensten van internationaal zeevervoer;
e. het sluiten van handelsovereenkomsten met in het betrokken land gevestigde scheepvaartondernemingen, met inbegrip van participaties in vennootschappen en het in dienst nemen van plaatselijk personeel of van personeel dat overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van deze overeenkomst in het buitenland is aangeworven;
f. de aankoop en het gebruik, voor eigen rekening of voor rekening van hun klanten (en de wederverkoop aan hun klanten) van alle vormen van vervoersdiensten, met inbegrip van vervoer over de binnenwateren, over de weg en per spoor, en hulpdiensten voor alle vormen van vervoer, die voor een geïntegreerde dienstverlening op vervoersgebied vereist zijn;
g. het in eigendom hebben van het materieel dat nodig is om economisch actief te zijn.
8. Elk van beide partijen geeft verleners van diensten voor het internationale zeevervoer uit de andere partij op redelijke en niet-discriminerende voorwaarden toegang tot de volgende havendiensten: loodsen, sleepboothulp, bevoorrading met levensmiddelen, brandstof en water, ophalen en verwerken van afval, kapiteinsdiensten, navigatiehulp, diensten vanaf de wal die essentieel zijn voor het functioneren van een schip, waaronder communicatie, water- en elektriciteitsvoorziening, faciliteiten voor noodreparaties, verankering, aan- en afmeren.
9. Elk van beide partijen staat verleners van diensten voor het internationale zeevervoer uit de andere partij toe, diensten voor internationaal zeevervoer waarbij uitvoering gedeeltelijk op zee plaatsvindt, verder landinwaarts op de binnenwateren van de andere partij te verlenen.
10. Elk van beide partijen staat verleners van diensten voor internationaal zeevervoer uit de andere partij toe om, op niet-discriminerende grondslag en op tussen de betrokken ondernemingen overeengekomen voorwaarden, gebruik te maken van „feederdiensten” tussen de havens van Oekraïne of die van een van de lidstaten van de Europese Unie, die door in de eerstbedoelde partij geregistreerde verleners van diensten voor internationaal zeevervoer worden verleend.
11. Deze overeenkomst laat de toepassing van de overeenkomsten op het gebied van zeevervoer die zijn gesloten tussen Oekraïne en de lidstaten van de Europese Unie, voor buiten het toepassingsgebied van deze overeenkomst vallende aangelegenheden onverlet. Wanneer de bepalingen van deze overeenkomst ten aanzien van bepaalde aangelegenheden minder gunstig zijn dan die van bestaande overeenkomsten tussen de individuele lidstaten van de Europese Unie en Oekraïne, hebben de gunstigere bepalingen voorrang, onverminderd de verplichtingen van de EU-partij en met inachtneming van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De bepalingen van deze overeenkomst komen in de plaats van die van eerdere bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten van de Europese Unie en Oekraïne, wanneer laatstgenoemde bepalingen ofwel in strijd zijn met eerstgenoemde, behalve in het in de voorgaande zin bedoelde geval, ofwel identiek zijn. Bepalingen van bestaande bilaterale overeenkomsten die niet onder deze overeenkomst vallen, blijven van kracht.
1. Met het oog op een gecoördineerde ontwikkeling en een geleidelijke liberalisering van het vervoer tussen de partijen in overeenstemming met hun respectieve commerciële behoeften zullen de voorwaarden betreffende de wederzijdse toegang tot elkaars markten voor het vervoer over de weg, per spoor of over de binnenwateren worden vastgesteld in eventuele bijzondere overeenkomsten betreffende die verschillende vormen van vervoer.
2. De partijen stellen voor het sluiten van de in lid 1 van dit artikel bedoelde overeenkomsten geen voorwaarden voor wederzijdse toegang tot de markt die een meer beperkende situatie tussen de partijen tot gevolg hebben dan de situatie op de dag die aan de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst voorafgaat.
3. De bepalingen van bestaande bilaterale overeenkomsten die buiten het toepassingsgebied van de in lid 1 van dit artikel bedoelde eventuele toekomstige overeenkomsten vallen, blijven van toepassing.
1. Met het oog op een gecoördineerde ontwikkeling en een geleidelijke liberalisering van het vervoer tussen de partijen in overeenstemming met hun respectieve commerciële behoeften, zullen de voorwaarden betreffende de wederzijdse toegang tot elkaars markten voor het luchtvervoer worden geregeld volgens de overeenkomst betreffende de gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de EU en Oekraïne, hierna „CAA” genoemd.
2. Voorafgaand aan de sluiting van de CAA zien de partijen af van maatregelen of handelingen welke een meer beperkende of discriminerende situatie tot gevolg hebben dan de situatie vóór de inwerkingtreding van deze overeenkomst.
Oekraïne past zijn wetgeving, met inbegrip van zijn administratieve, technische en andere voorschriften, aan de op dat ogenblik op het gebied van het internationale zeevervoer bestaande wetgeving van de EU-partij aan, voor zover deze gericht is op de liberalisering en op de wederzijdse toegang tot de markten van de partijen alsmede het verkeer van reizigers en van goederen. Deze aanpassing vangt aan op de datum waarop de overeenkomst wordt ondertekend, en wordt geleidelijk tot alle in bijlage XVII bij deze overeenkomst bedoelde onderdelen van het EU-acquis uitgebreid.
1. De partijen erkennen dat de elektronische handel de handelsmogelijkheden in vele sectoren verruimt en komen overeen de ontwikkeling van hun onderlinge elektronische handelsverkeer te bevorderen, met name door samenwerking op het gebied van de problemen die elektronische handel in het kader van dit hoofdstuk met zich meebrengt.
2. De partijen zijn het erover eens dat de ontwikkeling van de elektronische handel volledig in overeenstemming moet zijn met de strengste internationale normen inzake gegevensbescherming, teneinde ervoor te zorgen dat de gebruikers vertrouwen in de elektronische handel hebben.
3. De partijen komen overeen dat elektronische transmissies worden beschouwd als dienstverlening in de zin van afdeling 3 (Grensoverschrijdende dienstverlening) van dit hoofdstuk, die niet aan douanerechten kan worden onderworpen.
1. De partijen onderhouden een dialoog over regelgevingskwesties in verband met de elektronische handel, onder meer over:
a. de erkenning van aan het publiek afgegeven certificaten voor elektronische handtekeningen en bevordering van grensoverschrijdende certificeringsdiensten;
b. de aansprakelijkheid van intermediairs bij de doorgifte of opslag van informatie;
c. de behandeling van ongevraagde elektronische commerciële communicatie;
d. consumentenbescherming op het gebied van de elektronische handel;
e. andere kwesties die voor de ontwikkeling van de elektronische handel van belang zijn.
2. Deze samenwerking kan geschieden in de vorm van een uitwisseling van informatie over de respectieve wetgeving van de partijen met betrekking tot deze kwesties en over de tenuitvoerlegging van die wetgeving.
1. Onverminderd de algemene uitzonderingen van artikel 472 van deze overeenkomst zijn de bepalingen van dit hoofdstuk en van de bijlagen XVI-A, XVI-B, XVI-C, XVI-D, XVI-E, XVI-F en XVI-I bij deze overeenkomst onderworpen aan de uitzonderingen van dit artikel.
2. Onder voorbehoud dat de hieronder bedoelde maatregelen niet zodanig worden toegepast dat zij een middel tot een willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie tussen landen bij soortgelijke omstandigheden, of een verkapte beperking van het recht van vestiging of van grensoverschrijdende dienstverlening vormen, wordt geen bepaling van dit hoofdstuk uitgelegd als beletsel voor het vaststellen of toepassen door een van de partijen van maatregelen die:
a. noodzakelijk zijn voor de bescherming van de openbare veiligheid of de openbare zeden of de handhaving van de openbare orde;
b. noodzakelijk zijn voor de bescherming van het leven en de gezondheid van mens, dier of plant;
c. betrekking hebben op de instandhouding van niet-duurzame natuurlijke hulpbronnen, mits die maatregelen met beperkingen voor interne investeerders of met beperkingen van het interne aanbod of verbruik van diensten gepaard gaan;
d. noodzakelijk zijn voor de bescherming van nationaal artistiek, historisch of archeologisch erfgoed;
e. noodzakelijk zijn voor de handhaving van wet- en regelgeving die niet strijdig zijn met de bepalingen van dit hoofdstuk, met inbegrip van die welke betrekking hebben op:
i. het voorkómen van misleidende of frauduleuze praktijken of op middelen om de gevolgen van de niet-nakoming van contracten te compenseren;
ii. de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met de verwerking en verspreiding van persoonsgegevens en op de bescherming van de vertrouwelijke aard van persoonlijke dossiers en rekeningen;
iii. veiligheid;
f. strijdig zijn met artikel 88, lid 1, en artikel 94 van deze overeenkomst, mits het verschil in behandeling bedoeld is om directe belastingen op doeltreffende of billijke wijze te kunnen opleggen of innen ten aanzien van economische activiteiten, investeerders of dienstverleners uit de andere partij34).
3. De bepalingen van dit hoofdstuk en van de bijlagen XVI-A, XVI-B, XVI-C, XVI-D, XVI-E, XVI-F en XVI-I bij deze overeenkomst zijn niet van toepassing op de socialezekerheidsstelsels van de partijen of activiteiten op het grondgebied van de partijen die, al dan niet incidenteel, verband houden met de uitoefening van het overheidsgezag.
De meestbegunstigingsbehandeling die ingevolge dit hoofdstuk wordt toegekend, is niet van toepassing op de belastingbehandeling die de partijen geven of in de toekomst zullen geven op basis van overeenkomsten tussen hen ter voorkoming van dubbele belasting.
1. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst wordt zodanig uitgelegd dat:
a. een partij verplicht wordt gegevens te verstrekken, wanneer zij meent dat openbaarmaking van die gegevens in strijd is met haar wezenlijke veiligheidsbelangen; of
b. een partij belet wordt maatregelen te nemen die zij ter bescherming van haar wezenlijke veiligheidsbelangen nodig acht en die:
i. verband houden met de productie van of de handel in wapens, munitie of oorlogstuig;
ii. betrekking hebben op economische activiteiten die direct of indirect de bevoorrading van een militaire inrichting als doel hebben;
iii. betrekking hebben op splijt- of fusiestoffen of op grondstoffen waaruit deze kunnen worden vervaardigd; of
iv. in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen worden genomen; of
c. de partijen belet worden maatregelen te nemen tot uitvoering van de verplichtingen die zij op zich hebben genomen met het oog op de handhaving van de internationale vrede en veiligheid.
De partijen verbinden zich ertoe overeenkomstig artikel VIII van de Statuten van het Internationaal Monetair Fonds toe te staan dat alle betalingen en overboekingen op de lopende rekening van de betalingsbalans tussen de partijen worden verricht in vrij converteerbare valuta, en geen beperkingen dienaangaande vast te stellen.
1. Met betrekking tot de verrichtingen op de kapitaalrekening en de financiële rekening van de betalingsbalans waarborgen de partijen vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot directe investeringen35) welke in overeenstemming met de wetten van het gastland zijn, en investeringen in overeenstemming met hoofdstuk 6 (Vestiging, handel in diensten en elektronische handel) van titel IV van deze overeenkomst, alsook de liquidatie of de repatriëring van die investeringen en van alle opbrengsten daarvan.
2. Wat de andere verrichtingen op de kapitaalrekening en de financiële rekening van de betalingsbalans betreft, waarborgen de partijen vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst en onverminderd de overige bepalingen van deze overeenkomst:
a. het vrije kapitaalverkeer inzake kredieten in verband met commerciële transacties of met het verlenen van diensten waaraan een ingezetene van een van de partijen deelneemt;
b. het vrije verkeer van kapitaal in verband met beleggingen, leningen en kredieten van de investeerders uit de andere partij.
3. Oekraïne spant zich in te komen tot de liberalisering van verrichtingen op de kapitaalrekening en de financiële rekening van de betalingsbalans tot het niveau van de liberalisering in de EU-partij voorafgaand aan toekenning van een behandeling conform die welke binnen de interne markt gebruikelijk is voor financiële diensten in de zin van artikel 4, lid 3, van bijlage XVII bij deze overeenkomst. Een positieve beoordeling van de wetgeving van Oekraïne inzake het kapitaalverkeer, en van de tenuitvoerlegging en de voortgezette handhaving ervan in overeenstemming met de in artikel 4, lid 3, van bijlage XVII bij deze overeenkomst verankerde beginselen, is een conditio sine qua non voor elk besluit van het Handelscomité tot toekenning van behandeling conform de behandeling die binnen de interne markt gebruikelijk is, voor financiële diensten.
4. Onverminderd hetgeen elders in deze overeenkomst is bepaald, stellen de partijen geen nieuwe beperkingen in op het kapitaalverkeer en op lopende betalingen tussen ingezetenen van de EU-partij en van Oekraïne en brengen zij in de bestaande regelingen geen verdere beperkingen aan.
Onverminderd hetgeen elders in deze overeenkomst is bepaald, kunnen de betrokken partijen, wanneer in uitzonderlijke omstandigheden betalingen of kapitaalbewegingen tussen de partijen ernstige moeilijkheden veroorzaken of dreigen te veroorzaken voor het wisselkoersbeleid of het monetair beleid36) in een of meer lidstaten van de Europese Unie of in Oekraïne, voor een periode van ten hoogste zes maanden strikt noodzakelijke vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van kapitaalbewegingen tussen de EU-partij en Oekraïne treffen. De partij die de vrijwaringsmaatregelen neemt, stelt de andere partij daarvan onmiddellijk in kennis en legt zo spoedig mogelijk een tijdschema voor de opheffing van deze maatregelen voor.
1. De partijen plegen overleg teneinde hun onderlinge kapitaalverkeer te vergemakkelijken met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst.
2. Gedurende de eerste vier jaar volgend op de inwerkingtreding van deze overeenkomst nemen de partijen maatregelen met het oog op de totstandbrenging van de voorwaarden die nodig zijn voor het verder geleidelijk toepasselijk maken van de voorschriften van de EU-partij op het vrije verkeer van kapitaal.
3. Uiterlijk aan het eind van het vijfde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst beoordeelt het Handelscomité de genomen maatregelen opnieuw en stelt het de modaliteiten voor verdere liberalisering vast.
De partijen erkennen de bijdrage van transparante, niet-discriminerende, op concurrentie gebaseerde en openbare aanbestedingen aan een duurzame economische ontwikkeling en stellen zich een effectieve, wederzijdse en geleidelijke openstelling van hun respectieve markten voor overheidsopdrachten ten doel.
Dit hoofdstuk voorziet in wederzijdse toegang tot markten voor overheidsopdrachten op basis van het beginsel van nationale behandeling op nationaal, regionaal en lokaal niveau voor overheidsopdrachten en concessies in zowel de traditionele als in de nutssector. Het voorziet in de geleidelijke aanpassing van de wetgeving inzake overheidsopdrachten in Oekraïne aan het EU-acquis inzake overheidsopdrachten, en in een institutionele hervorming alsmede de inrichting van een doeltreffend systeem voor overheidsopdrachten op basis van de voor overheidsopdrachten in de EU-partij geldende beginselen, en de voorwaarden en definities van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten, hierna „Richtlijn 2004/18/EG” genoemd, en van Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten, hierna „Richtlijn 2004/17/EG” genoemd.
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op werken, leveringen en diensten in de nutssector en op concessies voor werken en diensten.
2. Dit hoofdstuk is van toepassing op aanbestedende diensten en aanbestedende entiteiten, hierna „aanbestedende diensten” genoemd, die voldoen aan de definities van het EU-acquis op het gebied van overheidsopdrachten. Het heeft tevens betrekking op publiekrechtelijke instellingen en openbare nutsbedrijven, zoals overheidsondernemingen die de desbetreffende activiteiten verrichten en particuliere ondernemingen die op basis van bijzondere en exclusieve rechten actief zijn in de nutssector.
3. Dit hoofdstuk is van toepassing op contracten boven de drempelwaarde die is vastgesteld in bijlage XXI-P.
De berekening van de geraamde waarde van een overheidsopdracht wordt gebaseerd op het in totaal te betalen bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde. Bij het hanteren van deze drempelwaarden berekent Oekraïne deze waarden en rekent het deze om naar zijn nationale munteenheid, waarbij het gebruik maakt van de wisselkoers van zijn nationale bank.
Deze drempelwaarden worden om de twee jaar herzien, te beginnen in het eerste jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst, op basis van de gemiddelde dagwaarde van de euro, uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten, over de 24 maanden die eindigen op de laatste dag van augustus voorafgaand aan de herziening die per 1 januari in werking treedt. De aldus herziene drempelwaarden worden, indien nodig, naar beneden afgerond op het naaste veelvoud van 1 000 EUR. De herziening van de drempelwaarden wordt goedgekeurd door het Handelscomité, overeenkomstig de procedure die is omschreven in Titel VII (Institutionele, algemene en slotbepalingen) van deze overeenkomst.
1. De partijen brengen een passend institutioneel kader tot stand, alsmede de mechanismen die nodig zijn voor de juiste werking van het systeem voor overheidsopdrachten en de implementatie van de desbetreffende beginselen, en handhaven deze.
2. In het kader van de institutionele hervorming wijst Oekraïne in het bijzonder de volgende organen aan:
a. een centraal uitvoerend orgaan dat verantwoordelijk is voor het economisch beleid en belast is met het waarborgen van een coherent beleid op alle gebieden die met overheidsopdrachten verband houden. Een dergelijk orgaan bevordert en coördineert de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk en geeft richting aan het proces van aanpassing van de wetgeving;
b. een onpartijdig en onafhankelijk orgaan dat is belast met de beoordeling van besluiten van de aanbestedende diensten bij de plaatsing van opdrachten. In deze context wordt onder „onafhankelijk” verstaan dat dit orgaan een overheidsinstantie moet zijn dat los staat van alle aanbestedende diensten en marktpartijen. Tegen de besluiten van dit orgaan moet beroep in rechte kunnen worden ingesteld.
3. De partijen waarborgen dat de besluiten van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de beoordeling van klachten, daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd.
1. Uiterlijk 6 maanden na de inwerkingtreding van deze overeenkomst voldoen de partijen aan een serie basisnormen voor de gunning van alle opdrachten, zoals voorgeschreven door de leden 2 tot en met 15 van dit artikel. Deze basisnormen vloeien rechtstreeks voort uit de voorschriften en beginselen voor overheidsopdrachten als vervat in het EU-acquis voor overheidsopdrachten, met inbegrip van de beginselen van non-discriminatie, gelijke behandeling, transparantie en evenredigheid.
Publicatie
2. De partijen waarborgen dat alle voorgenomen overheidsopdrachten op toereikende wijze in daartoe geëigende media worden bekendgemaakt:
a. opdat de markt wordt geopend voor mededinging, en
b. opdat belanghebbende marktdeelnemers passende toegang hebben tot informatie over de voorgenomen overheidsopdracht, voorafgaand aan de gunning ervan, en opdat zij hun belangstelling tot inschrijving voor de opdracht kenbaar kunnen maken.
3. De bekendmaking zal passend zijn ten opzichte van het economisch belang van de opdracht voor marktdeelnemers.
4. De bekendmaking omvat ten minste de wezenlijke details van de te plaatsen opdracht, de criteria voor selectie op kwaliteit, de gunningsmethode, de criteria voor gunning en elke andere aanvullende informatie die een marktdeelnemer redelijkerwijs nodig heeft om te besluiten of hij zijn interesse voor het verkrijgen van de opdracht kenbaar maakt.
Gunning van opdrachten
5. Alle opdrachten worden gegund aan de hand van transparante en onpartijdige gunningsprocedures die corruptiepraktijken voorkomen. De onpartijdigheid wordt in het bijzonder gewaarborgd door de niet-discriminerende omschrijving van de inhoud van het contract, gelijke toegang voor alle marktdeelnemers, passende termijnen en een transparante en objectieve benadering.
6. Bij de omschrijving van de kenmerken van de gevraagde werken, leveringen of diensten gebruiken de aanbestedende diensten algemene omschrijvingen wat de prestaties en functies aangaat, alsmede internationale, Europese en nationale normen.
7. De omschrijving van de kenmerken die zijn vereist voor een werk, levering of dienst mag niet verwijzen naar een bepaald fabricaat of een bepaalde herkomst, of een bepaald procedé, of naar een handelsmerk, octrooi, een type of bepaalde oorsprong of een bepaalde productie, tenzij een dergelijke verwijzing wordt gerechtvaardigd door de inhoud van het contract en vergezeld gaat van de woorden „of daaraan gelijkwaardig”. Bij voorkeur worden algemene omschrijvingen van de prestaties of functies gebruikt.
8. Aanbestedende diensten leggen geen voorwaarden op die leiden tot directe of indirecte discriminatie van marktdeelnemers uit de andere partij, zoals het vereiste dat marktdeelnemers die belangstelling hebben voor de overeenkomst, in hetzelfde land, dezelfde regio of op hetzelfde grondgebied als de aanbestedende dienst gevestigd moeten zijn.
Onverminderd hetgeen hiervoor is bepaald, kan van de aanvrager aan wie een opdracht wordt gegund, in gevallen waarin de specifieke omstandigheden van het geval dit rechtvaardigen worden verlangd dat hij een bepaalde zakelijke infrastructuur vestigt op de plaats waar de prestaties plaatsvinden.
9. De termijnen voor de indiening van blijken van belangstelling en van een offerte zijn lang genoeg om marktdeelnemers uit de andere partij in staat te stellen een zinvolle evaluatie te maken en hun offerte voor te bereiden.
10. Alle deelnemers moeten vooraf kennis kunnen nemen van de toepasselijke voorschriften, de selectie- en de gunningscriteria. Deze voorschriften moeten voor alle deelnemers op dezelfde wijze worden toegepast.
11. Aanbestedende diensten mogen een beperkt aantal inschrijvers verzoeken een offerte in te dienen, mits:
a. dit geschiedt op transparante en niet-discriminerende wijze; en
b. de selectie enkel op basis van objectieve criteria plaatsvindt, zoals ervaring van de inschrijvers in de desbetreffende sector, omvang en infrastructuur van hun onderneming en technische en professionele vaardigheden.
Wanneer een beperkt aantal inschrijvers wordt verzocht een offerte in te dienen, moet voldoende concurrentie worden gewaarborgd.
12. Aanbestedende diensten kunnen de procedure van gunning via onderhandelingen alleen in bepaalde uitzonderlijke gevallen toepassen, wanneer de toepassing van die procedure de mededinging daadwerkelijk niet vervalst.
13. Aanbestedende diensten mogen alleen gebruikmaken van kwalificatiesystemen wanneer de lijst van gekwalificeerde ondernemingen wordt opgesteld aan de hand van een transparante en open procedure die in voldoende mate is bekendgemaakt. Contracten die binnen het toepassingsgebied van dergelijke systemen vallen, worden eveneens op niet-discriminerende grondslag gegund.
14. De partijen waarborgen dat contracten op transparante wijze worden gegund aan de inschrijver die de economisch meest voordelige offerte of de offerte met de laagste prijs heeft ingediend, op basis van de vooraf vastgestelde en meegedeelde aanbestedingscriteria en procedurele voorschriften. De eindbeslissingen moeten onverwijld aan alle inschrijvers worden meegedeeld. Indien een inschrijver aan wie de opdracht niet is gegund daarom verzoekt, moeten de redenen voldoende gedetailleerd worden verstrekt om tegen het desbetreffende besluit te kunnen opkomen.
Rechtsbescherming
15. De partijen dragen er zorg voor dat eenieder die belang heeft of heeft gehad bij de gunning van een bepaalde opdracht en die door een beweerde schending schade heeft geleden of dreigt te lijden, recht heeft op daadwerkelijke onpartijdige rechtsbescherming tegen besluiten van de aanbestedende dienst in verband met de gunning van die opdracht. De besluiten tijdens en aan het einde van zo'n beroeps- of bezwaarprocedure worden openbaar gemaakt op een wijze die toereikend is om alle belanghebbende marktdeelnemers te informeren.
1. Vóór de aanvang van de aanpassing van wetgeving dient Oekraïne bij het Handelscomité een uitgebreid stappenplan voor de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk in, met tijdschema's en termijnen voor alle hervormingen in termen van aanpassing van wetgeving en institutionele capaciteitsopbouw. Dit stappenplan moet in overeenstemming zijn met de in bijlage XXI-A bij deze overeenkomst vermelde fasen en tijdschema's.
2. Het stappenplan omvat alle aspecten van de hervorming en het algemene rechtskader voor de tenuitvoerlegging van activiteiten op het gebied van overheidsopdrachten, met name: aanpassing van wetgeving op het gebied van overheidsopdrachten, opdrachten in de nutssector, concessies voor werken en evaluatieprocedures, versterking van de administratieve capaciteit op alle niveaus, met inbegrip van beroepsinstanties en handhavingsmechanismen.
3. Na een positief advies van het Handelscomité wordt dit stappenplan als referentiedocument voor de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk beschouwd. De Europese Unie doet al het mogelijk om Oekraïne bij de tenuitvoerlegging van dit stappenplan bij te staan.
1. Oekraïne draagt er zorg voor dat zijn bestaande en toekomstige wetgeving inzake overheidsopdrachten geleidelijk in overeenstemming met het EU-acquis op dit gebied worden gebracht.
2. Aanpassing van wetgeving geschiedt in opeenvolgende fasen als vermeld in de bijlagen XXI-A, XXI-B tot en met XXI-E, XXI-G, XXI-H, en XXI-J bij deze overeenkomst. In de bijlagen XXI-F en XXI-I bij deze overeenkomst worden niet-bindende elementen vermeld die niet in nationaal recht hoeven te worden omgezet; de bijlagen XXI-K tot en met N bij deze overeenkomst bevatten elementen van het EU-acquis die buiten het bereik van de aanpassing van wetgeving vallen. Bij dit proces wordt naar behoren rekening gehouden met de desbetreffende jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en met de door de Europese Commissie vastgestelde uitvoeringsmaatregelen, alsmede met, indien nodig, wijzigingen van het EU-acquis die zich tussentijds voordoen. De tenuitvoerlegging van elke fase wordt geëvalueerd door het Handelscomité, en na een positieve beoordeling door dit comité gekoppeld aan wederzijdse verlening van markttoegang als uiteengezet in bijlage XXI-A bij deze overeenkomst. De Europese Commissie stelt Oekraïne onverwijld in kennis van wijzigingen van het EU-acquis. Zij verstrekt passend advies en passende technische bijstand met het oog op de implementatie van die wijzigingen.
3. De partijen komen overeen dat het Handelscomité alleen tot de beoordeling van een volgende fase overgaat als de maatregelen ter implementatie van de voorgaande fase overeenkomstig de modaliteiten van lid 2 van dit artikel zijn uitgevoerd en goedgekeurd.
4. De partijen waarborgen dat de aspecten en gebieden van overheidsopdrachten die niet onder dit artikel vallen, in overeenstemming zijn met de beginselen van transparantie, niet-discriminatie en gelijke behandeling, als uiteengezet in artikel 151 van deze overeenkomst.
1. De partijen komen overeen dat zij hun respectieve markten geleidelijk en gelijktijdig daadwerkelijk en wederzijds zullen openstellen Tijdens het proces van aanpassing van wetgeving wordt de mate van de wederzijds verleende markttoegang gekoppeld aan de in dit proces geboekte vooruitgang, zoals voorgeschreven in bijlage XXI-A bij deze overeenkomst.
2. Het besluit om over te gaan tot een volgende fase van marktopenstelling wordt genomen op basis van een beoordeling van de kwaliteit van de aangenomen wetgeving alsmede van de praktische tenuitvoerlegging ervan. Dergelijke beoordelingen worden op regelmatige basis door het Handelscomité gedaan.
3. Voor zover een partij ingevolge bijlage XXI-A bij deze overeenkomst haar markt voor overheidsopdrachten voor de andere partij heeft opengesteld, verleent de EU-partij aan Oekraïense ondernemingen, ongeacht of deze in de EU-partij zijn gevestigd, toegang tot procedures voor de gunning van overheidsopdrachten overeenkomstig de EU-voorschriften voor overheidsopdrachten, en behandelt zij voornoemde ondernemingen niet minder gunstig dan ondernemingen uit de EU-partij. Oekraïne verleent aan ondernemingen uit de EU-partij, ongeacht of deze in Oekraïne zijn gevestigd, toegang tot procedures voor de gunning van overheidsopdrachten overeenkomstig de nationale voorschriften voor overheidsopdrachten, en behandelt voornoemde ondernemingen niet minder gunstig dan ondernemingen uit Oekraïne.
4. Na de tenuitvoerlegging van de laatste fase van het proces van aanpassing van wetgeving onderzoeken de partijen of ook beneden de in artikel 149, lid 3, van deze overeenkomst bedoelde drempelwaarden, wederzijds toegang tot de markt voor overheidsopdrachten kan worden verleend.
5. Finland maakt een voorbehoud ten aanzien van Åland.
1. De partijen waarborgen dat de aanbestedende diensten en de marktdeelnemers goed zijn geïnformeerd over procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten, onder meer door bekendmaking van alle wetgeving en administratieve uitspraken ter zake.
2. De partijen waarborgen dat de informatie over mogelijkheden wat overheidsopdrachten betreft, daadwerkelijk wordt verspreid.
1. De partijen versterken hun samenwerking door de uitwisseling van ervaring en informatie over hun beste praktijken en regelgevingskaders.
2. De EU-partij bevordert de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk, onder meer door technische bijstand in voorkomend geval. In overeenstemming met titel VI inzake samenwerking op financieel gebied (Samenwerking op financieel gebied en antifraudebepalingen) van deze overeenkomst, worden specifieke besluiten inzake financiële bijstand genomen door middel van de desbetreffende EU-mechanismen en -instrumenten voor het verlenen van financiële bijstand.
3. Een indicatieve lijst van aangelegenheden ten aanzien waarvan kan worden samengewerkt, is opgenomen in bijlage XXI-O bij deze overeenkomst.
De doelstellingen van dit hoofdstuk zijn:
a. het bevorderen van de productie en commercialisering van innovatieve en creatieve producten in de partijen; en
b. het bereiken van een adequaat en doeltreffend beschermings- en handhavingsniveau voor intellectuele-eigendomsrechten.
1. De partijen waarborgen een adequate en doeltreffende tenuitvoerlegging van de internationale verdragen inzake intellectuele eigendom waarbij zij partij zijn, met inbegrip van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom, die is opgenomen in bijlage 1C bij de WTO-overeenkomst, hierna de „TRIPs-overeenkomst” genoemd. De bepalingen van dit hoofdstuk vormen een aanvulling op en specificatie van de tussen de partijen geldende rechten en verplichtingen uit hoofde van de TRIPs-overeenkomst en andere internationale verdragen op het gebied van intellectuele eigendom.
2. In het kader van deze overeenkomst omvatten intellectuele-eigendomsrechten het volgende: auteursrechten, met inbegrip van de auteursrechten op computerprogramma's en databanken, en naburige rechten, rechten in verband met octrooien, met inbegrip van octrooien voor biotechnologische uitvindingen, handelsmerken, handelsnamen voor zover deze in het betrokken interne recht als uitsluitende eigendomsrechten worden beschermd, tekeningen en modellen, schema's (topografieën) van geïntegreerde schakelingen, geografische aanduidingen, met inbegrip van benamingen van oorsprong, aanduidingen van herkomst, kwekersrechten, alsmede bescherming van niet openbaargemaakte informatie en bescherming tegen oneerlijke mededinging, als bedoeld in artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom (1967), hierna het „Verdrag van Parijs” genoemd.
1. De partijen komen overeen standpunten en informatie uit te wisselen over hun interne en internationale praktijk en beleid met betrekking tot de overdracht van technologie. Dit omvat in het bijzonder maatregelen om informatiestromen, zakelijke partnerschappen, de verlening van licenties en sublicenties op vrijwillige basis te vergemakkelijken. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de voorwaarden die nodig zijn voor het scheppen van een passend gunstig klimaat voor technologieoverdracht in de gastlanden, met inbegrip van kwesties als het desbetreffende juridische kader en de ontwikkeling van menselijk kapitaal.
2. De partijen waarborgen dat de legitieme belangen van de houders van intellectuele-eigendomsrechten worden beschermd.
Het staat de partijen vrij hun eigen regeling voor de uitputting van intellectuele-eigendomsrechten vast te stellen, met inachtneming van de TRIPs-overeenkomst.
De partijen leven de volgende bepalingen na:
a. de artikelen 1 tot en met 22 van het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties (1961), hierna „het Verdrag van Rome” genoemd;
b. de artikelen 1 tot en met 18 van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst (1886, laatstelijk gewijzigd in 1979), hierna „de Berner Conventie” genoemd;
c. de artikelen 1 tot en met 14 van het Verdrag van de Wereldorganisatie voor intellectuele eigendom (hierna „de WIPO” genoemd) inzake het auteursrecht (1996), hierna „het WCT” genoemd; en
d. de artikelen 1 tot en met 23 van het Verdrag van de WIPO inzake uitvoeringen en fonogrammen (1996).
1. Het auteursrecht op werken van letterkunde en kunst in de zin van artikel 2 van de Berner Conventie geldt gedurende het leven van de auteur en tot 70 jaar na zijn/haar dood, ongeacht op welk tijdstip het werk op geoorloofde wijze voor het publiek toegankelijk is gemaakt.
2. In geval van een gemeenschappelijk auteursrecht op een zelfde werk wordt de in lid 1 vastgestelde termijn berekend vanaf de dag van overlijden van de langstlevende auteur.
3. Voor anonieme of pseudonieme werken bedraagt de beschermingstermijn 70 jaar vanaf het tijdstip waarop het werk op geoorloofde wijze voor het publiek toegankelijk is gemaakt. Indien evenwel het door de auteur aangenomen pseudoniem geen enkele twijfel aan zijn/haar identiteit laat of de auteur zijn/haar identiteit tijdens de in de eerste zin aangegeven termijn openbaart, geldt de in lid 1 vastgestelde termijn.
4. Voor werken die in verschillende banden, delen, nummers of afleveringen gepubliceerd zijn en waarvoor de beschermingstermijn ingaat op het tijdstip waarop het werk op geoorloofde wijze voor het publiek toegankelijk is gemaakt, loopt de beschermingstermijn voor elk onderdeel afzonderlijk.
5. Voor werken waarvan de beschermingstermijn niet berekend is vanaf de dood van de auteur of auteurs en die niet binnen 70 jaar na hun totstandkoming op geoorloofde wijze voor het publiek toegankelijk zijn gemaakt, vervalt de bescherming.
1. De hoofdregisseur van een cinematografisch of audiovisueel werk wordt als de auteur of een van de auteurs beschouwd. Het staat de partijen vrij andere personen als coauteur aan te wijzen.
2. De beschermingstermijn van een cinematografisch of audiovisueel werk bedraagt ten minste 70 jaar na de dood van de langstlevende van een groep van bepaalde personen, ongeacht of zij al dan niet als coauteur zijn aangewezen. Deze groep omvat ten minste de hoofdregisseur, de scenarioschrijver, de auteur van de dialogen en de componist van de muziek die specifiek voor gebruik in het cinematografische of audiovisuele werk is gemaakt.
1. De rechten van uitvoerende kunstenaars vervallen niet eerder dan 50 jaar na de datum van de uitvoering. Indien echter binnen deze termijn een vastlegging van de uitvoering op geoorloofde wijze gepubliceerd of op geoorloofde wijze aan het publiek meegedeeld is, vervallen de rechten niet eerder dan 50 jaar na de datum van die eerste publicatie of, ingeval deze eerder valt, die eerste mededeling aan het publiek.
2. De rechten van producenten van fonogrammen vervallen niet eerder dan 50 jaar na de vastlegging. Indien het fonogram echter binnen deze termijn op geoorloofde wijze gepubliceerd is, vervallen de rechten niet eerder dan 50 jaar na de datum van die eerste publicatie. Indien binnen de in de eerste zin bedoelde termijn geen geoorloofde publicatie heeft plaatsgevonden en het fonogram tijdens deze termijn op geoorloofde wijze aan het publiek is medegedeeld, vervallen de rechten 50 jaar na de datum van de eerste geoorloofde mededeling aan het publiek.
3. De rechten van producenten van de eerste vastlegging van een film vervallen niet eerder dan 50 jaar na de vastlegging. Indien de film echter binnen deze termijn op geoorloofde wijze gepubliceerd of op geoorloofde wijze aan het publiek meegedeeld is, vervallen de rechten niet eerder dan 50 jaar na de datum van die eerste publicatie of, ingeval deze eerder valt, die eerste mededeling aan het publiek. Onder „film” wordt verstaan een cinematografisch of audiovisueel werk of bewegende beelden, met of zonder geluid.
4. De rechten van omroeporganisaties vervallen niet eerder dan 50 jaar na de eerste uitzending van een programma, ongeacht of deze uitzendingen al dan niet via de ether plaatsvinden, uitzendingen per kabel of satelliet daaronder begrepen.
Eenieder die na het verstrijken van de auteursrechtelijke bescherming een niet eerder gepubliceerd werk voor het eerst op geoorloofde wijze publiceert of op geoorloofde wijze aan het publiek meedeelt, geniet een bescherming die gelijkwaardig is met de vermogensrechten van de auteur. De beschermingstermijn van deze rechten bedraagt 25 jaar vanaf het tijdstip waarop het werk voor het eerst op geoorloofde wijze gepubliceerd of op geoorloofde wijze aan het publiek meegedeeld is.
De partijen kunnen tevens kritische en wetenschappelijke publicaties van publiek domein geworden werken beschermen. De beschermingstermijn van die rechten bedraagt maximaal 30 jaar vanaf het tijdstip waarop de publicatie voor het eerst op geoorloofde wijze gepubliceerd is.
Foto's die oorspronkelijk zijn in de zin dat zij een eigen schepping van de auteur zijn, worden overeenkomstig artikel 162 van deze overeenkomst beschermd. De partijen kunnen voorzien in de bescherming van andere foto's.
De partijen erkennen de noodzaak van afspraken tussen hun respectieve auteursrechtenorganisaties teneinde de toegang tot en de levering van inhoud tussen de grondgebieden van de partijen te vergemakkelijken en de wederzijdse overdracht van royalty's voor het gebruik van werken of ander beschermd materiaal van de partijen te waarborgen. De partijen erkennen dat hun respectieve auteursrechtenorganisaties een hoog niveau van rationalisatie en transparantie met betrekking tot de uitvoering van hun taken moeten bereiken.
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vastlegging verstaan de opname van geluiden en beelden ,of van de weergave daarvan, door middel waarvan deze kunnen worden waargenomen, gereproduceerd of medegedeeld door middel van een toestel.
2. De partijen verlenen uitvoerende kunstenaars het exclusieve recht hun vastgelegde uitvoeringen toe te staan of te verbieden.
3. De partijen verlenen omroeporganisaties het uitsluitende recht om vastlegging van hun uitzendingen toe te staan of te verbieden, ongeacht of deze uitzendingen al dan niet via de ether plaatsvinden, uitzendingen per kabel of satelliet daaronder begrepen.
4. Het in lid 2 bedoelde recht is niet van toepassing op kabelmaatschappijen voor het louter relayeren van uitzendingen van omroeporganisaties via de kabel.
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
a. „uitzending”: de draadloze transmissie van geluiden of van beelden en geluiden, dan wel de weergaven daarvan, voor ontvangst door het publiek, dergelijke transmissies via satelliet, en de transmissie van gecodeerde signalen wanneer de middelen voor decodering aan het publiek worden geleverd door of met toestemming van de omroeporganisatie;
b. „mededeling aan het publiek”: de overdracht aan het publiek door een medium anders dan door uitzending, van geluiden van een uitvoering of de op een fonogram vastgelegde geluiden of weergaven van geluiden. Voor de toepassing van lid 3 wordt onder mededeling aan het publiek ook verstaan het voor het publiek hoorbaar maken van de op een fonogram vastgelegde geluiden of weergaven van geluiden.
2. De partijen verlenen uitvoerende kunstenaars het uitsluitende recht om draadloze uitzending en mededeling aan het publiek van hun uitvoeringen toe te staan of te verbieden, behalve wanneer de uitvoering zelf al een uitgezonden uitvoering is of gemaakt is op basis van een vastlegging.
3. De partijen verlenen uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen recht op een enkele billijke vergoeding voor het gebruik van voor commerciële doeleinden gepubliceerde fonogrammen of reproducties daarvan ten behoeve van draadloze uitzending of enigerlei mededeling aan het publiek, en waarborgen dat deze vergoeding wordt verdeeld tussen de desbetreffende uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen. Bij gebreke van overeenstemming tussen uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen kunnen de partijen bepalen volgens welke voorwaarden deze vergoeding tussen hen wordt verdeeld.
4. De partijen bieden omroeporganisaties het uitsluitende recht de draadloze heruitzending van hun programma's, alsmede de mededeling aan het publiek van hun televisie-uitzendingen indien die mededeling geschiedt op plaatsen die tegen betaling van een entreeprijs voor het publiek toegankelijk zijn, toe te staan of te verbieden.
1. De partijen verlenen aan auteurs wat hun oorspronkelijke werk of kopieën daarvan betreft, het uitsluitende recht op distributie aan het publiek door verkoop of anderszins.
2. De partijen verlenen het uitsluitende recht om de onder a) tot en met d) van dit lid genoemde zaken, met inbegrip van kopieën ervan, door verkoop of anderszins ter beschikking van het publiek te stellen, ten behoeve van:
a. uitvoerende kunstenaars, met betrekking tot vastleggingen van hun uitvoeringen;
b. producenten van fonogrammen, met betrekking tot hun fonogrammen;
c. producenten van de eerste vastleggingen van films, met betrekking tot het origineel en de kopieën van hun films;
d. omroeporganisaties, met betrekking tot vastleggingen van hun uitzendingen, als omschreven in artikel 169, lid 3, van deze overeenkomst.
1. De partijen kunnen voorzien in beperkingen van de in de artikelen 169, 170 en 171 van deze overeenkomst bedoelde rechten met betrekking tot:
a. privégebruik;
b. gebruik van korte uittreksels in verband met de verslaggeving over actuele gebeurtenissen;
c. kortstondige vastlegging door een omroeporganisatie met behulp van haar eigen middelen en voor haar eigen uitzendingen;
d. gebruik uitsluitend ten behoeve van onderwijs of wetenschappelijk onderzoek.
2. Onverminderd lid 1 kunnen de partijen ten aanzien van de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen, omroeporganisaties en producenten van de eerste vastleggingen van films, dezelfde beperkingen stellen als ten aanzien van de auteursrechtelijke bescherming van werken van letterkunde en kunst. Dwanglicenties mogen evenwel slechts worden toegekend in zoverre deze met het Verdrag van Rome verenigbaar zijn.
3. De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde beperkingen worden enkel toegepast in bepaalde bijzondere gevallen die niet in strijd zijn met een normale exploitatie van de inhoud van het werk en geen onredelijke inbreuk zijn op de rechtmatige belangen van de houder van het recht.
De partijen voorzien in het uitsluitende recht, de directe of indirecte, tijdelijke of duurzame, volledige of gedeeltelijke reproductie, met welke middelen en in welke vorm ook, toe te staan of te verbieden, ten behoeve van:
a. auteurs, met betrekking tot hun werken;
b. uitvoerend kunstenaars, met betrekking tot de vastleggingen van hun uitvoeringen;
c. producenten van fonogrammen, met betrekking tot hun fonogrammen;
d. producenten van de eerste vastleggingen van films, met betrekking tot het origineel en de kopieën van hun films;
e. omroeporganisaties, met betrekking tot de vastleggingen van hun uitzendingen, ongeacht of deze uitzendingen al dan niet via de ether plaatsvinden, uitzendingen per kabel of satelliet daaronder begrepen.
1. De partijen voorzien in het uitsluitende recht van auteurs, de mededeling van hun werken aan het publiek, per draad of draadloos, met inbegrip van de beschikbaarstelling van hun werken voor het publiek op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, toe te staan of te verbieden.
2. De partijen voorzien in het uitsluitende recht, de beschikbaarstelling van werken voor het publiek, per draad of draadloos, op zodanige wijze dat de leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegang ertoe hebben, toe te staan of te verbieden, ten behoeve van:
a. uitvoerend kunstenaars, met betrekking tot de vastleggingen van hun uitvoeringen;
b. producenten van fonogrammen, met betrekking tot hun fonogrammen;
c. producenten van de eerste vastleggingen van films, met betrekking tot het origineel en de kopieën van hun films, en
d. omroeporganisaties, met betrekking tot de vastleggingen van hun uitzendingen, ongeacht of deze uitzendingen al dan niet via de ether plaatsvinden, uitzendingen per kabel of satelliet daaronder begrepen.
3. Beide partijen zijn het erover eens dat de in de leden 1 en 2 bedoelde rechten niet worden uitgeput door enige handeling, bestaande in een mededeling aan het publiek of beschikbaarstelling ervan aan het publiek overeenkomstig dit artikel.
1. De partijen voorzien erin dat tijdelijke reproductiehandelingen als bedoeld in artikel 173 van deze overeenkomst, die van voorbijgaande of incidentele aard zijn, en die een integraal en essentieel onderdeel vormen van een technisch procedé en die worden toegepast met als enig doel:
a. de doorgifte in een netwerk tussen derden door een tussenpersoon, of
b. een geoorloofd gebruik
van een werk of ander materiaal mogelijk te maken, en die geen zelfstandige economische waarde bezitten, van het in artikel 173 bedoelde reproductierecht zijn uitgezonderd.
2. Wanneer de partijen voorzien in een beperking of restrictie op het reproductierecht als bedoeld in artikel 173, kunnen zij tegelijkertijd voorzien in een beperking of restrictie op het in artikel 171, lid 4, van deze overeenkomst bedoelde distributierecht, voor zover dit gezien het doel van de toegestane reproductie gerechtvaardigd is.
3. De partijen kunnen alleen in beperkingen en restricties op de in de artikelen 173 en 174 van deze overeenkomst bedoelde rechten voorzien in bepaalde bijzondere gevallen die niet in strijd zijn met een normale exploitatie van het werk of ander materiaal en de rechtmatige belangen van de rechthebbenden niet op onredelijke wijze schaden.
1. De partijen voorzien in een passende rechtsbescherming tegen het omzeilen van doeltreffende technische voorzieningen door een persoon die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij/zij aldus handelt.
2. De partijen voorzien in een passende rechtsbescherming tegen de vervaardiging, invoer, distributie, verkoop, verhuur, reclame voor verkoop of verhuur, of het bezit voor commerciële doeleinden van inrichtingen, producten of onderdelen, of het verrichten van diensten die:
a. gestimuleerd, aangeprezen of in de handel gebracht worden om de bescherming te omzeilen van doeltreffende technische voorzieningen, of
b. slechts een commercieel beperkt doel of nut hebben, naast de omzeiling van de bescherming van doeltreffende technische voorzieningen, of
c. in het bijzonder ontworpen, geproduceerd of aangepast zijn met het doel de omzeiling van doeltreffende technische voorzieningen mogelijk of gemakkelijker te maken.
3. Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder „technische voorzieningen” verstaan technologie, inrichtingen of onderdelen die in het kader van hun normale werking dienen voor het voorkomen of beperken van handelingen ten aanzien van werken of ander materiaal, die niet zijn toegestaan door de houders van auteursrechten of van in de wetgeving van elk van beide partijen vastgelegde naburige rechten. Technische voorzieningen worden geacht „doeltreffend” te zijn indien het gebruik van een beschermd werk of ander beschermd materiaal wordt gecontroleerd door de houders van het recht door toepassing van een controle op de toegang of een beschermingsprocedé zoals encryptie, versluiering of een andere transformatie van het werk of ander materiaal of een kopieerbeveiliging die de beoogde bescherming biedt.
4. Wanneer de partijen voorzien in beperkingen op de in de artikelen 172 en 175 van deze overeenkomst bedoelde rechten, kunnen zij ook ervoor zorgen dat de houders van het recht aan een begunstigde van een beperking of restrictie de nodige middelen verschaffen om van die beperking of restrictie gebruik te kunnen maken, ingeval die begunstigde op rechtmatige wijze toegang heeft tot het beschermde werk of materiaal.
5. De leden 1 en 2 van artikel 175 van deze overeenkomst gelden niet voor werken of ander materiaal die op grond van overeengekomen bepalingen op zodanige wijze voor het publiek beschikbaar zijn gesteld dat leden van het publiek daartoe toegang hebben op een door hen individueel gekozen plaats en tijd.
1. De partijen voorzien in een passende rechtsbescherming tegen eenieder die opzettelijk op ongeoorloofde wijze een van de volgende handelingen verricht:
a. de verwijdering of wijziging van elektronische informatie betreffende het beheer van rechten,
b. de verspreiding, de invoer ter verspreiding, de uitzending, de mededeling aan het publiek of de beschikbaarstelling voor het publiek van werken of ander krachtens deze overeenkomst beschermd materiaal, waaruit op ongeoorloofde wijze elektronische informatie betreffende het beheer van rechten is verwijderd of waarin op ongeoorloofde wijze dergelijke informatie is gewijzigd,
en die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij zodoende aanzet tot een inbreuk op het auteursrecht of de in de wetgeving van de desbetreffende partij vastgestelde naburige rechten, dan wel een dergelijke inbreuk mogelijk maakt, vergemakkelijkt of verbergt.
2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder „informatie over het beheer van rechten” verstaan alle door de houders van een recht verstrekte informatie die dient ter identificatie van het werk of het andere materiaal bedoeld in onderafdeling 1, dan wel van de auteur of een andere houder van een recht, of informatie betreffende de voorwaarden voor het gebruik van het werk of het andere materiaal, alsook de cijfers of codes waarin die informatie vervat ligt.
Het eerste lid is van toepassing wanneer bestanddelen van deze informatie zijn verbonden met een kopie, of kenbaar worden bij de mededeling aan het publiek, van een werk of ander materiaal bedoeld in onderafdeling 1.
1. De partijen moeten voorzien in het uitsluitende recht verhuur en uitlening toe te staan of te verbieden, ten behoeve van:
a. de auteur, met betrekking tot het origineel en kopieën van zijn/haar werk;
b. de uitvoerend kunstenaar, met betrekking tot vastleggingen van zijn/haar uitvoering;
c. de producent van fonogrammen, met betrekking tot zijn/haar fonogrammen, en
d. de producent van de eerste vastlegging van een film, met betrekking tot het origineel en de kopieën van zijn film.
2. Verhuur- en uitleenrechten met betrekking tot bouwwerken en werken van toegepaste kunst vallen niet onder deze bepalingen.
3. De partijen kunnen ten aanzien van openbare uitlening afwijken van het in lid 1 bedoelde uitsluitende recht, mits ten minste de auteurs een vergoeding krijgen voor deze uitlening. Met inachtneming van hun doelstellingen voor bevordering van culturele activiteiten, kunnen de partijen de hoogte van deze vergoeding vrij vaststellen.
4. Wanneer de partijen het in dit artikel bedoelde uitsluitende uitleenrecht betreffende fonogrammen, films en computerprogramma's niet toepassen, voeren zij ten minste voor de auteurs een vergoeding in.
5. De partijen kunnen bepaalde categorieën instellingen vrijstellen van betaling van de in de leden 3 en 4 bedoelde vergoeding.
1. Wanneer een auteur of een uitvoerend kunstenaar zijn/haar verhuurrecht betreffende een fonogram of betreffende het origineel dan wel een kopie van een film heeft overgedragen of afgestaan aan een fonogram- of filmproducent, behoudt hij het recht op een billijke vergoeding voor de verhuur.
2. Het recht op een billijke vergoeding voor verhuur is niet vatbaar voor afstand door de auteurs of uitvoerende kunstenaars.
3. Het beheer van het recht op een billijke vergoeding kan worden toevertrouwd aan maatschappijen voor collectieve belangenbehartiging die auteurs of uitvoerende kunstenaars vertegenwoordigen.
4. De partijen kunnen zelf beslissen of en in hoeverre het beheer van het recht op een billijke vergoeding door maatschappijen voor collectieve belangenbehartiging verplicht kan worden gesteld, alsmede van wie deze vergoeding kan worden geëist of geïnd.
1. De partijen beschermen computerprogramma's auteursrechtelijk als werken van letterkunde in de zin van de Berner Conventie. Voor de toepassing van deze bepaling omvat de term „computerprogramma” ook het voorbereidend ontwerpmateriaal ervan.
2. De bescherming overeenkomstig deze overeenkomst wordt verleend aan de uitdrukkingswijze, in welke vorm dan ook, van een computerprogramma. De ideeën en beginselen die aan enig element van een computerprogramma ten grondslag liggen, met inbegrip van de ideeën en beginselen die aan de interfaces daarvan ten grondslag liggen, worden krachtens deze overeenkomst niet auteursrechtelijk beschermd.
3. Een computerprogramma wordt beschermd wanneer het oorspronkelijk is in die zin dat het een eigen schepping van de maker is. Om te bepalen of het programma voor bescherming in aanmerking komt, mogen geen andere criteria worden aangelegd.
1. De auteur van een computerprogramma is de natuurlijke persoon of de groep van natuurlijke personen die het programma gemaakt heeft of, indien de wetgeving van de partijen zulks toestaat, de rechtspersoon die door de nationale wetgeving als houder van een recht wordt aangemerkt.
2. Indien een computerprogramma door een groep van natuurlijke personen gezamenlijk gemaakt is, zijn deze personen gezamenlijk houder van de uitsluitende rechten.
3. Wanneer de wetgeving van de partijen collectieve werken erkent, wordt degene die volgens de desbetreffende wetgeving geacht wordt het programma gemaakt te hebben, als de auteur ervan beschouwd.
4. Indien een computerprogramma gemaakt is door een werknemer bij de uitoefening van zijn/haar taken of in opdracht van zijn/haar werkgever, is de werkgever bij uitsluiting bevoegd de economische rechten met betrekking tot het programma uit te oefenen, tenzij bij overeenkomst anders werd bepaald.
Onverminderd de artikelen 183 en 184 van deze overeenkomst omvatten de uitsluitende rechten van de houders van een recht in de zin van artikel 181 het recht de volgende handelingen te verrichten of het verrichten daarvan toe te staan:
a. de permanente of tijdelijke reproductie van een deel of het geheel van een computerprogramma, ongeacht op welke wijze en in welke vorm. Voor zover deze reproductie van het programma noodzakelijk is voor het laden of in beeld brengen, of de uitvoering, transmissie of opslag van een computerprogramma, is voor deze handelingen toestemming van de houder van het recht vereist;
b. het vertalen, bewerken, arrangeren of anderszins veranderen van een programma, en de reproductie van het resultaat daarvan, onverminderd de rechten van degene die het programma verandert;
c. elke vorm van distributie, met inbegrip van het verhuren, van een oorspronkelijk computerprogramma of kopieën daarvan onder het publiek.
1. Tenzij bij overeenkomst uitdrukkelijk anders bepaald is, is voor de in artikel 182, onder a) en b), van deze overeenkomst genoemde handelingen geen toestemming van de houder van een recht vereist wanneer deze handelingen voor de rechtmatige verkrijger noodzakelijk zijn om het computerprogramma te kunnen gebruiken voor het beoogde doel, onder meer om fouten te verbeteren.
2. Het maken van een reservekopie door een rechtmatige gebruiker van het programma kan niet bij overeenkomst worden verhinderd indien die kopie voor bovenbedoeld gebruik nodig is.
3. De rechtmatige gebruiker van een kopie van een programma is gemachtigd om zonder toestemming van de houder van het recht de werking van het programma te observeren, te bestuderen en uit te testen, ten einde vast te stellen welke ideeën en beginselen aan een element van het programma ten grondslag liggen, indien hij dit doet bij het rechtmatig laden of in beeld brengen, de uitvoering, transmissie of opslag van het programma.
1. Er is geen toestemming van de houder van het recht vereist indien de reproductie van de code en de vertaling van de codevorm in de zin van artikel 182, onder a) en b), onmisbaar zijn om de informatie te verkrijgen die nodig is om de interoperabiliteit van een onafhankelijk gecreëerd computerprogramma met andere programma's tot stand te brengen, op voorwaarde dat:
a. deze handelingen worden verricht door de licentiehouder of door een ander die het recht heeft om een kopie van het programma te gebruiken, of voor hun rekening door een daartoe gemachtigde persoon;
b. de gegevens die nodig zijn om de interoperabiliteit tot stand te brengen nog niet eerder snel en gemakkelijk beschikbaar zijn gesteld voor de onder a) van dit lid bedoelde personen, en
c. deze handelingen beperkt blijven tot die onderdelen van het oorspronkelijke programma die voor het tot stand brengen van interoperabiliteit noodzakelijk zijn.
2. Het bepaalde in lid 1 biedt niet de mogelijkheid dat de op grond daarvan verkregen informatie:
a. voor een ander doel dan het tot stand brengen van de interoperabiliteit van het onafhankelijk gecreëerde programma wordt gebruikt;
b. aan derden wordt meegedeeld, tenzij dat noodzakelijk is met het oog op de interoperabiliteit van het onafhankelijk gecreëerde programma, of
c. wordt gebruikt voor de ontwikkeling, productie of het in de handel brengen van een qua uitdrukkingswijze in grote lijnen gelijk programma, of voor andere handelingen waarmee inbreuk op het auteursrecht wordt gemaakt.
3. In overeenstemming met de bepalingen van de Berner Conventie mag dit artikel niet zodanig worden uitgelegd dat de toepassing ervan ongerechtvaardigd nadeel voor de rechtmatige belangen van de rechthebbende oplevert of het normale gebruik van het computerprogramma belemmert.
1. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder „databank” verstaan een verzameling van werken, gegevens, of andere zelfstandige elementen, systematisch of methodisch geordend, en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk.
2. De bescherming van deze overeenkomst geldt niet voor computerprogramma's die worden gebruikt bij het opzetten of de werking van met elektronische middelen toegankelijke databanken.
1. Volgens onderafdeling 1 worden databanken die door de keuze of de rangschikking van de inhoud een eigen schepping van de maker vormen, als zodanig door het auteursrecht beschermd. Om te bepalen of zij voor bescherming in aanmerking komen, mogen geen andere criteria worden aangelegd.
2. De auteursrechtelijke bescherming van databanken in onderafdeling 1 betreft niet de inhoud van die databanken en laat de bestaande rechten op die inhoud onverlet.
1. De auteur van een databank is de natuurlijke persoon of de groep van natuurlijke personen die de databank heeft opgezet, of, indien toegestaan volgens de wetgeving van de partijen, de rechtspersoon die door de wetgeving als rechthebbende wordt aangemerkt.
2. Indien collectieve werken door de wetgeving van de partijen worden erkend, is de auteursrechthebbende tevens houder van het vermogensrecht.
3. Indien een databank door een groep van natuurlijke personen gezamenlijk is opgezet, zijn deze personen gezamenlijk houder van de uitsluitende rechten.
De auteur van een databank heeft, met betrekking tot de voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komende uitdrukkingsvorm van de databank, het uitsluitende recht de volgende handelingen te verrichten of toe te staan:
a. de permanente of tijdelijke reproductie, geheel of gedeeltelijk, met welk middel en in welke vorm dan ook;
b. de vertaling, bewerking, schikking en elke andere verandering;
c. elke vorm van openbare verspreiding van de databank of van kopieën daarvan;
d. elke mededeling, voorstelling of demonstratie voor het publiek;
e. elke reproductie, verspreiding, mededeling, voorstelling of demonstratie voor het publiek, van de resultaten van de onder b) vermelde handelingen.
1. De rechtmatige gebruiker van een databank of kopieën daarvan kan zonder toestemming van de auteur van de databank alle in artikel 188 van deze overeenkomst bedoelde handelingen verrichten die noodzakelijk zijn om toegang te krijgen tot en normaal gebruik te maken van de inhoud van de databank. Voor zover de rechtmatige gebruiker toestemming heeft om slechts een deel van de databank te gebruiken, geldt dit lid slechts voor dat deel.
2. In de volgende gevallen kunnen de partijen de in artikel 188 bedoelde rechten beperken:
a. wanneer het een reproductie voor particuliere doeleinden van een niet-elektronische databank betreft;
b. wanneer het gebruik alleen ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek dient, met bronvermelding en voor zover door het niet-commerciële doel gerechtvaardigd;
c. wanneer het gebruik de openbare veiligheid betreft, of in het kader van een administratieve of gerechtelijke procedure plaatsvindt;
d. onverminderd het bepaalde onder a), b) en c), wanneer het gaat om andere, door elk van beide partijen traditioneel toegestane uitzonderingen op het auteursrecht.
3. In overeenstemming met de Berner Conventie mag dit artikel niet zodanig worden uitgelegd dat de toepassing ervan ongerechtvaardigd nadeel voor de rechtmatige belangen van de houder van een recht oplevert of het normale gebruik van de databank belemmert.
1. De partijen stellen ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk een volgrecht in, dat wordt omschreven als een onvervreemdbaar recht waarvan geen afstand kan worden gedaan, zelfs niet op voorhand, om telkens wanneer het kunstwerk na de eerste overdracht door de auteur wordt doorverkocht, een op de doorverkoopprijs berekend recht te ontvangen.
2. Het in lid 1 bedoelde recht is van toepassing op elke doorverkoop waarbij actoren uit de professionele kunsthandel, zoals veilinghuizen, kunstgalerijen of andere kunsthandelaren, betrokken zijn als verkoper, koper, of tussenpersoon.
3. De partijen mogen in overeenstemming met hun wetgeving bepalen dat het in lid 1 bedoelde recht niet van toepassing is op een doorverkoop waarbij de verkoper het werk minder dan drie jaar vóór de doorverkoop heeft verkregen van de kunstenaar zelf en de doorverkoopprijs niet meer dan een bepaald minimumbedrag bedraagt.
4. Het recht komt ten laste van de verkoper. De partijen kunnen bepalen dat een van de in lid 2 bedoelde natuurlijke of rechtspersonen, maar niet de verkoper, alleen dan wel samen met de verkoper aansprakelijk is voor de betaling van het recht.
Elk van beide partijen voorziet in een uitsluitend recht voor de auteur om communicatie van auteursrechtelijk beschermde werken per satelliet toe te staan.
Elk van beide partijen draagt er zorg voor dat de doorgifte via de kabel van programma's uit de andere partij op hun grondgebied met inachtneming van de toepasselijke auteursrechten en naburige rechten geschiedt en plaatsvindt op grond van individuele of collectieve contractuele regelingen tussen de auteursrechthebbenden, de houders van naburige rechten en de kabelmaatschappijen.
1. De EU-partij en Oekraïne zorgen voor een systeem voor de registratie van handelsmerken waarbij de weigering van de desbetreffende handelsmerkinstantie om een handelsmerk te registreren, met redenen wordt omkleed. De redenen voor weigering worden schriftelijk aan de aanvrager medegedeeld; deze laatste heeft de mogelijkheid een dergelijke weigering aan te vechten en bij gerechtelijke autoriteiten beroep in te stellen tegen een definitieve weigering. De EU-partij en Oekraïne zien er ook op toe dat tegen de aanvraag van een handelsmerk verzet kan worden aangetekend. Een dergelijke verzetprocedure is contradictoir. De Europese Unie en Oekraïne voorzien in een openbaar toegankelijke elektronische databank voor aanvragen voor en de registratie van handelsmerken.
2. De partijen voorzien in gronden van weigering of nietigheid van een registratie van een handelsmerk. Het volgende wordt niet geregistreerd of kan in geval van registratie nietig worden verklaard:
a. tekens die geen handelsmerk kunnen vormen;
b. handelsmerken die elk onderscheidend vermogen missen;
c. handelsmerken die uitsluitend bestaan uit tekens of aanduidingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, kwaliteit, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst, tijdstip van vervaardiging van de waren of van verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten;
d. handelsmerken die uitsluitend bestaan uit tekens of benamingen die in het normale taalgebruik of in het bonafide handelsverkeer gebruikelijk zijn geworden;
e. tekens die uitsluitend bestaan uit:
i. de vorm die door de aard van de waar bepaald wordt, of
ii. de vorm van de waar die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen, of
iii. de vorm die een wezenlijke waarde aan de waar geeft;
f. handelsmerken die in strijd zijn met de openbare orde of de goede zeden;
g. handelsmerken die het publiek kunnen misleiden, bijvoorbeeld ten aanzien van soort, kwaliteit of plaats van herkomst van de waren of diensten;
h. handelsmerken die bij gebreke van goedkeuring door de bevoegde autoriteiten krachtens artikel 6 ter van het Verdrag van Parijs geweigerd of nietig verklaard moeten worden.
3. De partijen voorzien in gronden van weigering of nietigheid betreffende strijd met oudere rechten. Een handelsmerk wordt niet geregistreerd of kan in geval van registratie nietig worden verklaard:
a. wanneer het gelijk is aan een ouder handelsmerk en wanneer de waren of diensten waarvoor het handelsmerk is aangevraagd of geregistreerd, dezelfde zijn als de waren of diensten waarvoor het oudere handelsmerk is ingeschreven;
b. wanneer het gelijk is aan of overeenstemt met het oudere handelsmerk en betrekking heeft op dezelfde of soortgelijke waren of diensten, indien daardoor verwarring bij het publiek kan ontstaan, met inbegrip van het gevaar van associatie met het oudere handelsmerk.
4. De partijen kunnen tevens voorzien in andere gronden van weigering of nietigheid betreffende strijd met oudere rechten.
De partijen werken samen met het oog op een effectieve bescherming van bekende handelsmerken, zoals bedoeld in artikel 6 bis van het Verdrag van Parijs en artikel 16, leden 2 en 3, van de TRIPs-overeenkomst.
Het geregistreerde handelsmerk geeft de houder een uitsluitend recht. Dit recht staat de houder toe iedere derde die niet zijn/haar toestemming hiertoe heeft verkregen, het gebruik van een teken in het economisch verkeer te verbieden:
a. wanneer dat teken gelijk is aan het handelsmerk en gebruikt wordt voor dezelfde waren of diensten als die waarvoor het handelsmerk is geregistreerd;
b. wanneer, doordat het teken dat gelijk is aan of vergelijkbaar is met het handelsmerk en betrekking heeft op dezelfde of soortgelijke waren of diensten als die waarvoor het handelsmerk is geregistreerd, verwarring bij het publiek kan ontstaan, met inbegrip van het gevaar van associatie met het oudere handelsmerk.
1. Elk van beide partijen voorziet in een eerlijk gebruik van beschrijvende termen, met inbegrip van geografische aanduidingen, als beperkte uitzondering op de rechten die verbonden zijn aan een handelsmerk, mits bij die beperkte uitzonderingen rekening wordt gehouden met de legitieme belangen van de houder van het handelsmerk en van derden. De partijen kunnen onder dezelfde voorwaarden in andere beperkte uitzonderingen voorzien.
2. Het aan een handelsmerk verbonden recht staat de houder niet toe een derde te verbieden om in het economisch verkeer gebruik te maken van:
a. diens naam of adres;
b. aanduidingen inzake soort, kwaliteit, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst, tijdstip van vervaardiging van waren of van verrichting van een dienst of andere kenmerken van waren of diensten;
c. het handelsmerk wanneer dat nodig is om het beoogde doel van een product of dienst aan te geven, met name als toebehoren of reserveonderdeel, mits het handelsmerk wordt gebruikt overeenkomstig eerlijke industriële of handelspraktijken.
3. Het aan het handelsmerk verbonden recht staat de houder niet toe, een derde te verbieden om in het economisch verkeer gebruik te maken van een ouder recht van slechts plaatselijke betekenis binnen de grenzen van het grondgebied waarin het erkend wordt, wanneer dat recht erkend is door de wetgeving van de betrokken partijen.
1. Een handelsmerk waarvan de houder vijf jaar na de afronding van de registratieprocedure geen normaal gebruik heeft gemaakt voor de waren of diensten waarvoor het met betrekking tot het desbetreffende grondgebied geregistreerd is, of waarvan gedurende een ononderbroken tijdvak van vijf jaar geen normaal gebruik is gemaakt, is vatbaar voor de sancties van deze onderafdeling, tenzij er geldige redenen zijn voor het niet gebruiken.
2. Als gebruik in de zin van lid 1 wordt eveneens beschouwd:
a. het gebruik van het handelsmerk in een op onderdelen afwijkende vorm zonder dat het onderscheidend vermogen van het handelsmerk in de vorm waarin het geregistreerd is, wordt gewijzigd;
b. het aanbrengen van het handelsmerk op waren of de verpakking ervan, uitsluitend met het oog op uitvoer.
3. Gebruik van een handelsmerk met toestemming van de houder dan wel door een ieder die bevoegd is om een collectief merk, een garantiemerk of een kwaliteitsmerk te gebruiken, wordt als gebruik door de merkhouder beschouwd in de zin van lid 1.
1. De partijen zorgen ervoor dat een handelsmerk kan komen te vervallen wanneer het merk in een ononderbroken periode van vijf jaar niet normaal op het desbetreffende grondgebeid is gebruikt voor de waren of diensten waarvoor het ingeschreven is en er geen geldige reden is voor het niet gebruiken; vervallenverklaring van een handelsmerk kan echter niet worden gevorderd wanneer het merk in de periode tussen het verstrijken van de vijfjarige periode en de instelling van de vordering tot vervallenverklaring, voor het eerst of opnieuw normaal is gebruikt; begin van gebruik of hernieuwd gebruik binnen drie maanden vóór de instelling van de vordering tot vervallenverklaring, met dien verstande dat de periode van drie maanden ten vroegste na het verstrijken van de ononderbroken periode van vijf jaar van het niet gebruiken is ingegaan, wordt echter niet in aanmerking genomen indien de voorbereiding voor het begin van gebruik of het hernieuwd gebruik pas getroffen wordt nadat de merkhouder er kennis van heeft gekregen dat de vordering tot vervallenverklaring kan worden ingesteld.
2. Een handelsmerk kan eveneens vervallen worden verklaard wanneer het, na de datum waarop het is ingeschreven:
a. door toedoen of nalaten van de merkhouder tot de in de handel gebruikelijke benaming is geworden van een waar of dienst waarvoor het geregistreerd is;
b. als gevolg van het gebruik dat ervan wordt gemaakt door de merkhouder of met zijn/haar toestemming, voor de waren of diensten waarvoor het geregistreerd is, het publiek kan misleiden, met name over de soort, de kwaliteit of plaats van herkomst van deze waren of diensten.
Indien een grond voor weigering van registratie, vervallen- of nietigverklaring van een handelsmerk slechts bestaat voor een deel van de waren of diensten waarvoor dit handelsmerk gedeponeerd of geregistreerd is, betreffen de weigering van registratie, de vervallen- of de nietigverklaring alleen die waren of diensten.
1. Deze onderafdeling is van toepassing op de erkenning en bescherming van geografische aanduidingen die hun oorsprong hebben in het grondgebied van de partijen.
2. Geografische aanduidingen uit een partij die door de andere partij moeten worden beschermd, vallen enkel onder deze overeenkomst indien zij binnen het toepassingsgebied van de in artikel 202 van deze overeenkomst bedoelde wetgeving vallen.
1. Na de in bijlage XXII-A, deel A, bij deze overeenkomst vermelde wetgeving van Oekraïne te hebben onderzocht, concludeert de EU-partij dat de desbetreffende wetten in overeenstemming zijn met de in bijlage XXII-A, deel B, bij deze overeenkomst neergelegde elementen.
2. Na de in bijlage XXII-A, deel A, bij deze overeenkomst vermelde wetgeving van de EU-partij te hebben onderzocht, concludeert Oekraïne dat de desbetreffende wetten in overeenstemming zijn met de in bijlage XXII-A, deel B, bij deze overeenkomst neergelegde elementen.
3. Na afronding van een bezwaarprocedure overeenkomstig de in bijlage XXII-B bij deze overeenkomst opgenomen criteria en na bestudering van de in bijlage XXII-C bij deze overeenkomst opgenomen geografische aanduidingen voor landbouwproducten en levensmiddelen uit de EU-partij en van de in bijlage XXII-D bij deze overeenkomst opgenomen geografische aanduidingen voor wijnen, gearomatiseerde wijnen en gedistilleerde dranken uit de EU-partij, die door de EU-partij zijn geregistreerd in het kader van de in lid 2 bedoelde wetgeving, beschermt Oekraïne deze geografische aanduidingen overeenkomstig het in deze onderafdeling neergelegde beschermingsniveau.
4. Na afronding van een bezwaarprocedure overeenkomstig de in bijlage XXII-B bij deze overeenkomst opgenomen criteria en na bestudering van de in bijlage XXII-D bij deze overeenkomst opgenomen geografische aanduidingen voor wijnen, gearomatiseerde wijnen en gedistilleerde dranken uit Oekraïne, die door Oekraïne zijn geregistreerd in het kader van de in lid 1 bedoelde wetgeving, beschermt de EU-partij deze geografische aanduidingen overeenkomstig het in deze onderafdeling neergelegde beschermingsniveau.
1. De partijen komen overeen dat nieuwe te beschermen geografische aanduidingen in de bijlagen XXII-C en XXII-D bij deze overeenkomst kunnen worden opgenomen, in overeenstemming met artikel 211, lid 3, van deze overeenkomst na afronding van de bezwaarprocedure en na bestudering van de in artikel 202, leden 3 en 4, van deze overeenkomst bedoelde geografische aanduidingen naar tevredenheid van beide partijen.
2. Van een partij wordt niet verlangd dat zij een geografische aanduiding beschermt, indien deze strijdig is met de naam van een planten- of een dierenras en de consument daardoor zou kunnen worden misleid met betrekking tot de werkelijke oorsprong van het product.
1. De in de bijlagen XXII-C en XXII-D bij deze overeenkomst vermelde geografische aanduidingen, met inbegrip van die welke worden toegevoegd ingevolge artikel 203 van deze overeenkomst, worden beschermd tegen:
a. direct of indirect commercieel gebruik van een beschermde naam voor vergelijkbare producten die niet voldoen aan de productspecificatie van de beschermde geografische aanduiding; of wanneer hierbij van de reputatie van een geografische aanduiding wordt geprofiteerd;
b. wederrechtelijk, imiterend of suggestief gebruik, zelfs wanneer de werkelijke oorsprong van het product wordt vermeld of wanneer de beschermde benaming in vertaling, in een andere spelling of in een ander schrift wordt gebruikt of vergezeld gaat van een formulering waarin een woord als „soort”, „type”, „methode” „zoals geproduceerd in”, „imitatie”, „smaak”, „-achtig” en dergelijke voorkomt;
c. elke andere valse of misleidende aanduiding met betrekking tot de herkomst, de oorsprong, de aard of de wezenlijke hoedanigheden van het product op de binnen- of buitenverpakking of in reclamemateriaal of documenten voor het betrokken product, alsmede het verpakken in een recipiënt die aanleiding kan geven tot misverstanden over de oorsprong van het product;
d. elke andere praktijk die de consument ten aanzien van de werkelijke oorsprong van het product kan misleiden.
2. Beschermde geografische aanduidingen worden geen soortnamen op de respectieve grondgebieden van de partijen.
3. Indien de geografische aanduidingen van de partijen geheel of gedeeltelijk gelijkluidend zijn, wordt elke aanduiding beschermd mits deze te goeder trouw wordt gebruikt, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met lokale en traditionele gebruiken en het daadwerkelijke gevaar voor verwarring. Onverminderd artikel 23 van de TRIPs-overeenkomst bepalen de partijen met elkaar de praktische gebruiksvoorwaarden om gelijkluidende geografische aanduidingen van elkaar te onderscheiden, er rekening mee houdend dat de betrokken producenten een billijke behandeling moeten krijgen en de consumenten niet mogen worden misleid. Een gelijkluidende benaming die bij de consument ten onrechte de indruk wekt dat de producten van oorsprong zijn van een ander grondgebied, wordt niet geregistreerd, ook al is de benaming juist wat het grondgebied, de regio of de plaats van oorsprong van de betrokken producten betreft.
4. Wanneer een partij in het kader van onderhandelingen met een derde land voorstelt om een geografische aanduiding van het derde land te beschermen, en die benaming gelijkluidend is met een geografische aanduiding van de andere partij, stelt zij deze partij van dit voornemen in kennis en biedt zij haar de gelegenheid opmerkingen te maken voordat de bescherming van de benaming van kracht wordt.
5. Niets in deze overeenkomst verplicht een partij ertoe geografische aanduidingen van de andere partij te beschermen, indien deze aanduidingen in het land van oorsprong niet of niet langer zijn beschermd. De partijen stellen elkaar ervan in kennis wanneer een geografische aanduiding in het land van oorsprong niet langer wordt beschermd. Een dergelijke kennisgeving geschiedt in overeenstemming met artikel 211, lid 3, van deze overeenkomst.
6. Deze overeenkomst doet op generlei wijze afbreuk aan het recht van een persoon om in het handelsverkeer zijn naam of de naam van zijn voorganger in zaken te gebruiken, behalve wanneer deze naam op zodanige wijze wordt gebruikt dat het publiek daardoor wordt misleid.
1. Het staat elke entiteit vrij een ingevolge deze overeenkomst beschermde benaming voor landbouwproducten, levensmiddelen, gearomatiseerde wijnen of gedistilleerde dranken overeenkomstig de desbetreffende specificatie commercieel te gebruiken.
2. Zodra een geografische aanduiding ingevolge deze overeenkomst is beschermd, hoeft het gebruik van een dergelijke benaming niet te worden geregistreerd door gebruikers en is dit evenmin onderworpen aan nadere verplichtingen.
1. De partijen weigeren de registratie of zorgen voor nietigverklaring van een handelsmerk in een van de in artikel 204, lid 1, van deze overeenkomst bedoelde situaties met betrekking tot een beschermde geografische aanduiding voor soortgelijke producten, mits een aanvraag om het handelsmerk te registreren wordt ingediend na de datum van het verzoek om registratie van de geografische aanduiding in het desbetreffende grondgebied.
2. Voor de in artikel 202 van deze overeenkomst bedoelde geografische aanduidingen geldt als datum van indiening van een aanvraag voor registratie de datum waarop deze overeenkomst in werking treedt.
3. Voor de in artikel 203 van deze overeenkomst bedoelde geografische aanduidingen geldt als datum van indiening van een aanvraag voor registratie de datum waarop een verzoek om bescherming van een geografische aanduiding aan de andere partij wordt doorgegeven.
4. De partijen zijn niet verplicht een geografische aanduiding ingevolge artikel 203 van deze overeenkomst te beschermen wanneer de bescherming de consument vanwege de reputatie of bekendheid van een handelsmerk kan misleiden ten aanzien van de werkelijke identiteit van het product.
5. Onverminderd lid 4 van dit artikel beschermen de partijen geografische aanduidingen ook wanneer een handelsmerk reeds in gebruik is. Een handelsmerk dat reeds in gebruik is, is een handelsmerk dat in één van de in artikel 204, lid 1, van deze overeenkomst bedoelde situaties is gebruikt, en dat vóór de datum waarop de aanvraag tot bescherming van de geografische aanduiding door de andere partij in het kader van deze overeenkomst wordt ingediend, is aangevraagd, ingediend of geregistreerd of waarvoor, mits de betrokken wetgeving in deze mogelijkheid voorziet, rechten zijn verworven door gebruik op het grondgebied van één van de partijen. Een dergelijk handelsmerk mag verder worden gebruikt en vernieuwd, niettegenstaande de bescherming van de geografische aanduiding, mits er geen redenen zijn voor nietig- of vervallenverklaring op grond van de wetgeving van de partijen inzake handelsmerken.
De partijen handhaven de in de artikelen 204 tot en met 206 van deze overeenkomst bedoelde bescherming door passend optreden van hun autoriteiten, onder meer aan de douanegrens. Ook handhaven zij die bescherming op verzoek van een belanghebbende.
1. Producten die vóór de inwerkingtreding van deze overeenkomst in overeenstemming met het interne recht zijn vervaardigd en zijn voorzien van een etiket, maar die niet aan de vereisten van deze overeenkomst voldoen, mogen worden verkocht totdat de voorraden zijn uitgeput.
2. Producten die na de inwerkingtreding van deze overeenkomst maar vóór ommekomst van de in de leden 3 en 4 bedoelde termijnen, in overeenstemming met het interne recht zijn vervaardigd en van een etiket met de in de leden 3 en 4 vermelde geografische aanduidingen zijn voorzien, maar die niet voldoen aan de vereisten van deze overeenkomst, mogen op het grondgebied van de partij waaruit het product van oorsprong is, worden verkocht totdat de voorraden zijn uitgeput.
3. Gedurende een overgangsperiode van 10 jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst belet de bescherming ingevolge deze overeenkomst van de volgende geografische aanduidingen van de EU-partij niet, dat deze als aanduiding van bepaalde vergelijkbare producten van oorsprong uit Oekraïne worden gebruikt:
a. Champagne,
b. Cognac,
c. Madeira,
d. Porto,
e. Jerez/Xérès/Sherry,
f. Calvados,
g. Grappa,
h. Anis português,
i. Armagnac,
j. Marsala,
k. Málaga,
l. Tokaj.
4. Gedurende een overgangsperiode van 7 jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst belet de bescherming ingevolge deze overeenkomst van de volgende geografische aanduidingen van de EU-partij niet dat deze als aanduiding van bepaalde vergelijkbare producten van oorsprong uit Oekraïne worden gebruikt:
a. Parmigiano Reggiano,
b. Roquefort,
c. Feta.
1. De invoer, de uitvoer en het in de handel brengen van de in de artikelen 202 en 203 van deze overeenkomst bedoelde producten geschiedt in overeenstemming met de wet- en regelgeving die van toepassing zijn op het grondgebied van de partij waar de producten in de handel worden gebracht.
2. Aangelegenheden die zich naar aanleiding van productspecificaties van geregistreerde geografische aanduidingen voordoen, worden door het krachtens artikel 211 van deze overeenkomst opgerichte subcomité geografische aanduidingen behandeld.
3. De registratie van in het kader van deze overeenkomst beschermde geografische aanduidingen kan alleen worden ingetrokken door de partij waaruit het product van oorsprong is.
4. Voor zover in deze onderafdeling wordt verwezen naar een productspecificatie, wordt hieronder verstaan een specificatie die door de autoriteiten van de partij op het grondgebied waaruit het product van oorsprong is, is goedgekeurd, met inbegrip van eveneens goedgekeurde wijzigingen.
1. De partijen onderhouden hetzij rechtstreeks, hetzij via het krachtens artikel 211 van deze overeenkomst ingestelde subcomité geografische aanduidingen, contact over alle zaken betreffende de uitvoering en het functioneren van deze overeenkomst. Met name kan een partij de andere partij verzoeken om informatie betreffende productspecificaties en de wijziging daarvan, alsook betreffende contactpunten voor controlebepalingen.
2. Elke partij kan de productspecificaties of een samenvatting daarvan alsmede de contactpunten voor controlebepalingen die betrekking hebben op krachtens deze overeenkomst beschermde geografische aanduidingen uit de andere partij, openbaar maken.
1. Er wordt een subcomité voor geografische aanduidingen opgericht. Het subcomité brengt verslag over zijn activiteiten uit aan het Associatiecomité, in de samenstelling volgens artikel 465, lid 4, van deze overeenkomst. Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de EU en van Oekraïne, en heeft tot taak toezicht te houden op de ontwikkeling van deze overeenkomst en de samenwerking tussen de partijen en de dialoog over geografische aanduidingen te intensiveren.
2. Het subcomité geografische aanduidingen besluit bij consensus. Het stelt zijn reglement van orde vast. Het komt bijeen op verzoek van een van beide partijen, afwisselend in de Europese Unie en in Oekraïne, op een tijdstip, plaats en wijze, waaronder eventueel per videoconferentie, die onderling door de partijen worden bepaald, doch uiterlijk binnen 90 dagen nadat het verzoek is gedaan.
3. Het subcomité geografische aanduidingen ziet er ook op toe dat deze onderafdeling goed functioneert, en kan aandacht besteden aan elke aangelegenheid met betrekking tot de uitvoering en het functioneren ervan. In het bijzonder is het verantwoordelijk voor:
a. wijziging van bijlage XXII-A, deel A, bij deze overeenkomst, wat de verwijzingen naar de in de partijen toepasselijke wetgeving betreft;
b. wijziging van bijlage XXII-A, deel B, bij deze overeenkomst, wat de elementen voor registratie en controle van geografische aanduidingen betreft;
c. wijziging van bijlage XXII-B bij deze overeenkomst, wat de in de bezwaarprocedure op te nemen criteria betreft;
d. wijziging van de bijlagen XXII-C en XXII-D bij deze overeenkomst, wat geografische aanduidingen betreft;
e. de uitwisseling van informatie over ontwikkelingen op wetgevings- en beleidsgebied inzake geografische aanduidingen alsmede over alle andere aangelegenheden van wederzijds belang op het gebied van geografische aanduidingen;
f. de uitwisseling van informatie over geografische aanduidingen met het oog op de bescherming ervan in overeenstemming met deze overeenkomst.
Voor de toepassing van deze overeenkomst
a. „tekening of model”: de verschijningsvorm van een voortbrengsel of een deel ervan, die wordt afgeleid uit de kenmerken van met name de lijnen, de omtrek, de kleuren, de vorm, de textuur en/of de materialen van het voortbrengsel zelf en/of de versiering ervan;
b. „voortbrengsel”: elk op industriële of ambachtelijke wijze vervaardigd voorwerp, met inbegrip van onder meer onderdelen die zijn bestemd om tot een samengesteld voortbrengsel te worden samengevoegd, verpakkingen, uitvoering, grafische symbolen en typografische lettertypen, doch niet computerprogramma's;
c. „samengesteld voortbrengsel”: een voortbrengsel dat bestaat uit meerdere onderdelen die vervangen kunnen worden, zodat het voortbrengsel uit elkaar gehaald en weer in elkaar gezet kan worden.
1. De EU-partij en Oekraïne voorzien in de bescherming van onafhankelijk gecreëerde tekeningen en modellen die nieuw of oorspronkelijk zijn.
2. Een tekening die of model dat is toegepast op of verwerkt in een voortbrengsel dat een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel vormt, wordt slechts geacht nieuw te zijn en een eigen karakter te hebben:
a. voor zover het onderdeel, wanneer het in het samengestelde voortbrengsel is verwerkt, bij normaal gebruik van dit laatste zichtbaar blijft, en
b. voor zover deze zichtbare kenmerken van het onderdeel als zodanig aan de voorwaarden inzake nieuwheid en eigen karakter voldoen.
3. Een tekening of model wordt als nieuw beschouwd, indien geen identieke tekening of geen identiek model voor het publiek beschikbaar is gesteld:
a. bij een niet-ingeschreven tekening of model, vóór de datum waarop de tekening of het model waarvoor bescherming wordt aangevraagd voor het eerst voor het publiek beschikbaar is gesteld;
b. bij een ingeschreven tekening of model, vóór de datum van indiening van de aanvraag om inschrijving van de tekening of het model waarvoor bescherming wordt gevraagd of, wanneer aanspraak op voorrang wordt gemaakt, vóór de datum van voorrang.
Tekeningen en modellen worden geacht identiek te zijn, indien de kenmerken ervan slechts in onbelangrijke details verschillen.
4. Een tekening of model wordt geacht een eigen karakter te hebben, indien de algemene indruk die het bij een geïnformeerde gebruiker wekt, verschilt van de algemene indruk die bij die gebruiker wordt gewekt door tekeningen of modellen die voor het publiek beschikbaar zijn gesteld:
a. bij een niet-ingeschreven tekening of model, vóór de datum waarop de tekening of het model waarvoor bescherming wordt aangevraagd voor het eerst voor het publiek beschikbaar is gesteld;
b. bij een ingeschreven tekening of model, vóór de datum van indiening van de aanvraag om inschrijving van de tekening of het model waarvoor bescherming wordt gevraagd of, wanneer aanspraak op voorrang wordt gemaakt, vóór de datum van voorrang.
Bij de beoordeling van het eigen karakter wordt rekening gehouden met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van de tekening of het model.
5. Deze bescherming wordt verleend door registratie en geeft de houder uitsluitende rechten overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. Niet-geregistreerde tekeningen of modellen die voor het publiek beschikbaar zijn gesteld, geven dezelfde uitsluitende rechten, maar alleen indien het aangevochten gebruik voortvloeit uit het namaken van de beschermde tekening of het beschermde model.
6. Een tekening of model wordt geacht voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld, indien deze tekening of dit model gepubliceerd is na inschrijving of op andere wijze, of tentoongesteld, in de handel gebracht of anderszins openbaar gemaakt is, tenzij deze feiten bij een normale gang van zaken redelijkerwijs niet vóór de datum van indiening van de aanvraag om inschrijving of, wanneer aanspraak op voorrang wordt gemaakt, vóór de datum van voorrang ter kennis konden zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector die werkzaam zijn op het grondgebied waarvoor bescherming is aangevraagd. In geval van bescherming van een niet-ingeschreven tekening of een niet-ingeschreven model, wordt deze/dit geacht voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld, indien deze/dit gepubliceerd is, tentoongesteld, in de handel gebracht of anderszins openbaar gemaakt is op zodanige wijze dat bij een normale gang van zaken deze feiten redelijkerwijs ter kennis konden zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector die werkzaam zijn op het grondgebied waarvoor bescherming is aangevraagd.
Een tekening of model wordt echter niet geacht voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld louter omdat het onder uitdrukkelijke of stilzwijgende voorwaarde van geheimhouding aan een derde bekendgemaakt is.
7. Openbaarmaking wordt voor de toepassing van de leden 3 en 4 van dit artikel niet in aanmerking genomen, wanneer een tekening of een model waarvoor op grond van een inschrijving als tekening of model aanspraak op bescherming wordt gemaakt, voor het publiek beschikbaar is gesteld:
a. door de ontwerper, zijn/haar rechtverkrijgende of een derde op basis van door de ontwerper of diens rechtverkrijgende verstrekte informatie of genomen maatregelen; en
b. gedurende het tijdvak van twaalf maanden voorafgaande aan de datum van indiening van de aanvraag of, indien aanspraak wordt gemaakt op voorrang, aan de datum van voorrang.
8. Lid 7 van dit artikel is eveneens van toepassing wanneer een tekening of model ten gevolge van misbruik jegens de ontwerper of diens rechtverkrijgende voor het publiek beschikbaar is gesteld.
1. Na inschrijving bieden de EU-partij en Oekraïne bescherming voor de duur van ten minste vijf jaar. De houder van het recht kan de beschermingsduur telkens met een of meer tijdvakken van vijf jaar laten verlengen, tot een totale termijn van 25 jaar vanaf de datum van indiening van de aanvraag.
2. De duur van de in de EU-partij en Oekraïne geboden bescherming voor niet-ingeschreven tekeningen of modellen bedraagt ten minste drie jaar vanaf de datum waarop de tekening of het model op het grondgebied van een van de partijen voor het publiek beschikbaar werd gesteld.
1. De EU-partij en Oekraïne kunnen alleen in de volgende gevallen bepalen dat de registratie van een tekening of model op materiële gronden wordt geweigerd of dat deze of dit op materiële gronden nietig wordt verklaard:
a. indien de tekening of het model niet overeenkomt met de definitie in artikel 212, onder a), van deze overeenkomst;
b. indien de tekening of het model niet voldoet aan de vereisten van artikel 213 en artikel 217 (leden 3, 4 en 5) van deze overeenkomst;
c. indien de houder van het recht krachtens een rechterlijke uitspraak geen recht heeft op de tekening of het model;
d. indien de tekening of het model in strijd is met een eerdere tekening die of een eerder model dat beschikbaar is gesteld aan het publiek na de datum van indiening van de aanvraag of, indien aanspraak op voorrang wordt gemaakt, na de datum van voorrang, en beschermd is vanaf een datum voorafgaand aan genoemde datum door een ingeschreven tekening of model of een aanvraag voor een tekening of model;
e. indien in een latere tekening of een later model gebruik wordt gemaakt van een onderscheidend teken en de wetgeving van de betrokken partij die van toepassing is op die tekening of dat model, de houder van het recht op het teken het recht verleent om een dergelijk gebruik te verbieden;
f. indien de tekening of het model een ongeoorloofd gebruik vormt van een werk dat beschermd is op grond van de auteursrechtenwetgeving van de betrokken partij;
g. indien de tekening of het model een oneigenlijk gebruik vormt van een van de in artikel 6 ter van het Verdrag van Parijs genoemde zaken of van badges, emblemen en wapenschilden die niet onder genoemd artikel 6 ter vallen en die in een partij van bijzonder openbaar belang zijn.
Dit lid laat het recht van de partijen tot het stellen van formele eisen voor aanvragen met betrekking tot tekeningen of modellen onverlet.
2. Een partij kan als alternatief voor nietigheid bepalen dat een tekening die of model dat op de in lid 1 van dit artikel vermelde gronden nietig kan worden verklaard, beperkt wordt in het gebruik.
De houder van een beschermde tekening of een beschermd model heeft ten minste het uitsluitende recht om deze/dit te gebruiken en om derden die daartoe niet zijn/haar toestemming hebben, te beletten deze/dit te gebruiken, met name om producten waarin de tekening of het model is verwerkt of wordt toegepast, te vervaardigen, aan te bieden, in de handel te brengen, in of uit te voeren, te gebruiken of voor die doeleinden op te slaan.
1. De na inschrijving van door een tekening of model verleende rechten worden niet uitgeoefend met betrekking tot:
a. handelingen in de particuliere sfeer en zonder commerciële doeleinden;
b. handelingen voor experimentele doeleinden;
c. handelingen bestaande in reproductie ter illustratie of voor onderricht, mits deze handelingen verenigbaar zijn met de eerlijke handelsgebruiken, zij niet zonder noodzaak afbreuk doen aan de normale exploitatie van de tekening of het model, en de bron wordt vermeld.
2. Voorts worden de na inschrijving van een tekening of model verleende rechten niet uitgeoefend met betrekking tot:
a. de uitrusting van in een ander land geregistreerde vaartuigen en luchtvaartuigen die zich tijdelijk op het grondgebied van de betrokken partij bevinden;
b. de invoer door de desbetreffende partij van reserveonderdelen en toebehoren voor het repareren van die vaartuigen;
c. de uitvoering van reparaties aan die vaartuigen.
3. Een tekening- of modelrecht geldt niet voor de uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie worden bepaald.
4. Een tekening- of modelrecht geldt niet voor de uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die noodzakelijkerwijs in precies dezelfde vorm en afmetingen gereproduceerd moeten worden om het voortbrengsel waarin de tekening of het model verwerkt is of waarop zij/het toegepast is, mechanisch met een ander voortbrengsel te kunnen verbinden of om het in, rond of tegen een ander voortbrengsel te kunnen plaatsen, zodat elk van beide voortbrengselen zijn functie kan vervullen.
5. Een tekening of model die/dat met de openbare orde of de goede zeden strijdig is, is niet vatbaar voor bescherming door een tekening- of modelrecht.
Tekeningen of modellen die door een tekening- of modelrecht worden beschermd en overeenkomstig deze onderafdeling in een partij zijn ingeschreven, kunnen vanaf de datum waarop de tekening of het model is gecreëerd of in een vorm is vastgelegd, tevens beschermd worden krachtens de auteursrechtwetgeving van die partij. De mate waarin en de voorwaarden waaronder een dergelijke bescherming wordt verleend, met inbegrip van het vereiste oorspronkelijkheidsgehalte, wordt door elk van beide partijen vastgesteld.
1. De partijen erkennen het belang van de Verklaring inzake de TRIPs-overeenkomst en de volksgezondheid, die op 14 november 2001 werd goedgekeurd door de ministeriële conferentie van de WTO, hierna de „Verklaring van Doha” genoemd. Voor de interpretatie en uitvoering van de rechten en verplichtingen uit hoofde van dit hoofdstuk waarborgen de partijen de consistentie met de Verklaring van Doha.
2. De partijen dragen bij aan de uitvoering van het Besluit van de Algemene Raad van de WTO van 30 augustus 2003 over punt 6 van de Verklaring van de Doha en nemen dit in acht.
1. De partijen erkennen dat geneesmiddelen en gewasbeschermingsmiddelen die op hun respectieve grondgebied door een octrooi worden beschermd, aan een administratieve vergunningsprocedure kunnen worden onderworpen voordat zij er in de handel mogen worden gebracht. Zij erkennen dat de termijn tussen de indiening van de octrooiaanvraag en de eerste toestemming om het product op hun respectieve grondgebied in de handel te brengen, zoals voor dat doel door de desbetreffende wetgeving omschreven, de termijn van daadwerkelijke bescherming uit hoofde van het octrooi kan bekorten.
2. De partijen zorgen voor een verdere periode van bescherming voor geneesmiddelen of gewasbeschermingsmiddelen die door een octrooi worden beschermd en die aan een administratieve vergunningsprocedure waren onderworpen, waarbij die periode gelijk moet zijn aan de in lid 1 bedoelde periode, verminderd met vijf jaar.
3. Met betrekking tot geneesmiddelen waarvoor kindergeneeskundige studies zijn verricht waarvan de resultaten in de productinformatie worden weerspiegeld, dragen de partijen zorg voor een verdere verlenging met zes maanden van de in lid 2 van dit artikel bedoelde periode.
1. De partijen beschermen biotechnologische uitvindingen onder nationaal octrooirecht. Voor zover nodig passen zij hun octrooirecht aan teneinde rekening te houden met de bepalingen van deze overeenkomst. Dit artikel laat de verplichtingen van de partijen ingevolge internationale overeenkomsten, met name de TRIPs-overeenkomst en het Verdrag inzake biodiversiteit van 1992, onverlet.
2. Voor de toepassing van deze onderafdeling wordt verstaan onder:
a. „biologisch materiaal”: materiaal dat genetische informatie bevat en zichzelf kan repliceren of in een biologisch systeem kan worden gerepliceerd;
b. „microbiologische werkwijze”: elke werkwijze waarbij microbiologisch materiaal wordt gebruikt, die op microbiologisch materiaal ingrijpt of die microbiologisch materiaal als resultaat heeft.
3. Voor de toepassing van deze overeenkomst kunnen uitvindingen die nieuw zijn, op uitvinderswerkzaamheid berusten en industrieel toepasbaar zijn, ook octrooieerbaar zijn, wanneer zij betrekking hebben op een voortbrengsel dat uit biologisch materiaal bestaat of dit bevat, of op een werkwijze waarmee biologisch materiaal wordt verkregen, bewerkt of gebruikt.
Biologisch materiaal dat met behulp van een technische werkwijze uit zijn natuurlijke milieu wordt geïsoleerd of wordt verkregen, kan ook dan het voorwerp van een uitvinding zijn, wanneer het in de natuur reeds voorhanden is.
Een deel van het menselijk lichaam dat werd geïsoleerd of dat anderszins door een technische werkwijze werd verkregen, met inbegrip van een sequentie of een partiële sequentie van een gen, is vatbaar voor octrooiering, zelfs indien de structuur van dat deel identiek is aan die van een natuurlijk deel. De industriële toepassing van een sequentie of een partiële sequentie van een gen moet concreet worden vermeld in de octrooiaanvraag.
4. Niet octrooieerbaar zijn:
a. planten- en dierenrassen;
b. werkwijzen van wezenlijk biologische aard voor de voortbrenging van planten of dieren;
c. het menselijk lichaam in de verschillende stadia van zijn vorming en zijn ontwikkeling, alsmede de loutere ontdekking van een van de delen ervan, met inbegrip van een sequentie of partiële sequentie van een gen.
Een uitvinding die betrekking heeft op planten en dieren, is octrooieerbaar als de uitvoerbaarheid van die uitvinding zich technisch gezien niet beperkt tot een bepaald planten- of dierenras. Het vermelde onder b) van dit lid laat de octrooieerbaarheid van uitvindingen die betrekking hebben op een microbiologische of andere technische werkwijze of op een met behulp van deze werkwijzen verkregen voortbrengsel, onverlet.
5. Uitvindingen waarvan de commerciële exploitatie strijdig zou zijn met openbaar beleid of met de goede zeden, worden van octrooieerbaarheid uitgesloten; exploitatie mag echter niet als strijdig hiermee worden beschouwd louter omdat deze bij een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling wordt verboden. Met name worden niet-octrooieerbaar geacht:
a. werkwijzen voor het klonen van mensen;
b. werkwijzen tot wijziging van de germinale genetische identiteit van de mens;
c. het gebruik van menselijke embryo's voor industriële of commerciële doeleinden;
d. de werkwijzen tot wijziging van de genetische identiteit van dieren die geëigend zijn deze te doen lijden zonder aanzienlijk medisch nut voor mens of dier op te leveren, alsmede de dieren die uit dergelijke werkwijzen zijn verkregen.
6. De bescherming die wordt geboden door een octrooi voor biologisch materiaal dat door een uitvinding bepaalde eigenschappen heeft verkregen, strekt zich uit tot ieder biologisch materiaal dat hieruit door middel van propagatie of vermeerdering in dezelfde of in gedifferentieerde vorm wordt gewonnen en diezelfde eigenschappen heeft.
7. De bescherming die wordt geboden door een octrooi voor een werkwijze voor de voortbrenging van biologisch materiaal dat door een uitvinding bepaalde eigenschappen heeft verkregen, strekt zich uit tot het biologisch materiaal dat rechtstreeks door deze werkwijze wordt gewonnen en tot ieder ander biologisch materiaal dat door middel van propagatie of vermeerdering in dezelfde of in gedifferentieerde vorm uit het rechtstreeks gewonnen biologisch materiaal wordt gewonnen en diezelfde eigenschappen heeft.
8. De bescherming die wordt geboden door een octrooi voor een voortbrengsel dat uit genetische informatie bestaat of dat zulke informatie bevat, strekt zich, behoudens lid 4, onder c), van dit artikel uit tot ieder materiaal waarin dit voortbrengsel wordt verwerkt en waarin de genetische informatie wordt opgenomen en haar functie uitoefent.
9. De in de leden 7 en 8 van dit artikel bedoelde bescherming strekt zich niet uit tot biologisch materiaal dat wordt gewonnen door propagatie of door vermeerdering van biologisch materiaal dat op het grondgebied van de partijen door de octrooihouder of met diens toestemming in de handel wordt gebracht, indien de propagatie of de vermeerdering noodzakelijkerwijs voortvloeit uit het gebruik waarvoor het biologisch materiaal in de handel was gebracht, mits het afgeleide materiaal vervolgens niet voor andere propagaties of vermeerderingen wordt gebruikt.
10. In afwijking van de leden 7 en 8 van dit artikel houdt de verkoop of een andere vorm van in de handel brengen, door de octrooihouder of met diens toestemming, van plantaardig propagatiemateriaal aan een landbouwer voor agrarische exploitatiedoeleinden voor laatstgenoemde het recht in om de voortbrengselen van zijn/haar oogst voor verdere propagatie of vermeerdering door hemzelf/haarzelf op zijn/haar eigen bedrijf te gebruiken. De reikwijdte en de nadere regeling van deze afwijking blijven beperkt tot die van de interne wetten, bestuursrechtelijke bepalingen en praktijken van de partijen met betrekking tot kwekersrechten.
In afwijking van de leden 7 en 8 van dit artikel houdt de verkoop of een andere vorm van in de handel brengen, door de octrooihouder of met diens toestemming, van fokvee of dierlijk propagatiemateriaal aan een landbouwer voor deze laatste het recht in om het vee dat onder octrooibescherming valt, voor agrarische doeleinden te gebruiken. Dit omvat het beschikbaar stellen van het dier of ander dierlijk propagatiemateriaal voor gebruik in de landbouw, maar niet de verkoop in het kader van of met het oog op de commerciële fokkerij. De reikwijdte en de hierboven bedoelde nadere regeling van de afwijking worden bepaald door de interne wetten, bestuursrechtelijke bepalingen en praktijken.
11. De partijen voorzien in de volgende gevallen in dwanglicenties wegens afhankelijkheid:
a. wanneer een kweker een kwekersrecht niet kan verkrijgen of exploiteren zonder op een octrooi van eerdere datum inbreuk te maken, mag hij/zij een dwanglicentie voor niet-exclusieve exploitatie van de door dat octrooi beschermde uitvinding aanvragen, voor zover deze licentie voor de exploitatie van het te beschermen plantenras noodzakelijk is en mits hij een redelijke vergoeding betaalt. De partijen bepalen dat, wanneer een zodanige licentie wordt verleend, de octrooihouder onder redelijke voorwaarden recht heeft op een wederkerige licentie om het beschermde plantenras te gebruiken;
b. wanneer de houder van een octrooi voor een biotechnologische uitvinding deze niet kan exploiteren zonder op een kwekersrecht van eerdere datum inbreuk te maken, mag hij/zij een dwanglicentie voor niet-exclusieve exploitatie van het door dit kwekersrecht beschermde plantenras aanvragen, mits hij een redelijke vergoeding betaalt. De partijen bepalen dat, wanneer een zodanige licentie wordt verleend, de houder van het kwekersrecht onder redelijke voorwaarden recht heeft op een wederkerige licentie om de beschermde uitvinding te gebruiken.
12. Een aanvrager van een in lid 11 van dit artikel bedoelde licentie moet aantonen dat:
a. hij zich vergeefs tot de octrooihouder, respectievelijk de houder van het kwekersrecht, heeft gewend om een contractuele licentie te verkrijgen;
b. het plantenras of de uitvinding een belangrijke technische vooruitgang van aanzienlijk economisch belang vertegenwoordigt ten opzichte van de uitvinding waarvoor een octrooi werd aangevraagd of van het beschermde plantenras.
1. De partijen voeren een alomvattend systeem in om te garanderen dat gegevens die zijn ingediend ter verkrijging van een vergunning voor het in de handel brengen van een geneesmiddel, geheim worden gehouden, niet openbaar worden gemaakt en dat de exclusiviteit ervan wordt gewaarborgd.
2. Hiertoe zal een partij die verzoekt om indiening van testgegevens of studies inzake de veiligheid en werkzaamheid van een geneesmiddel voordat zij toestemming voor het in de handel brengen van dat product verleent, gedurende ten minste vijf jaar na de datum van de eerste toestemming in die partij andere aanvragers niet toestaan hetzelfde of een soortgelijk product in de handel te brengen, op basis van de toestemming voor het in de handel brengen die aan de aanvrager die de testgegevens of studies had ingediend, is verleend, tenzij laatstgenoemde hiermee heeft ingestemd. Gedurende die periode worden de voor de eerste toestemming ingediende gegevens of studies niet gebruikt ten behoeve van enige latere aanvrager die probeert toestemming voor het in de handel brengen van een geneesmiddel te verkrijgen, tenzij de eerste aanvrager hiermee heeft ingestemd.
3. Oekraïne streeft naar aanpassing van zijn wetgeving betreffende de gegevensbescherming met betrekking tot geneesmiddelen aan die van de EU binnen een termijn waarover het Handelscomité beslist.
1. De partijen stellen veiligheids- en werkzaamheidsvereisten vast voordat zij vergunning verlenen voor het in de handel brengen van gewasbeschermingsmiddelen.
2. De partijen kennen een tijdelijk recht toe aan de eigenaar van een test of studieverslag dat voor het eerst is ingediend ter verkrijging van een vergunning voor het in de handel brengen van een gewasbeschermingsmiddel. Gedurende die periode wordt het test- of studieverslag niet gebruikt ten behoeve van een andere persoon die een vergunning voor het in de handel brengen van een gewasbeschermingsmiddel tracht te verkrijgen, tenzij de eerste eigenaar hiermee uitdrukkelijk instemt. Dit recht wordt hierna „gegevensbescherming” genoemd.
3. De partijen stellen de voorwaarden vast waaraan het test- of studieverslag moet voldoen.
4. De gegevensbescherming geldt voor een periode van ten minste tien jaar vanaf de datum van de eerste vergunning in de desbetreffende partij. De partijen kunnen besluiten tot verlenging van de beschermingsperiode voor gewasbeschermingsmiddelen met een laag risico. In zo'n situatie kan de periode worden verlengd tot 13 jaar.
5. De partijen kunnen besluiten dat die perioden worden verlengd ten aanzien van elke uitbreiding voor beperkte toepassingen37). In een dergelijke situatie bedraagt de totale termijn voor gegevensbescherming maximaal 13 jaar dan wel, voor gewasbeschermingsmiddelen met een laag risico, 15 jaar.
6. Een test of studie wordt eveneens beschermd wanneer deze voor de verlenging of de herziening van een vergunning noodzakelijk was. In die gevallen bedraagt de periode voor gegevensbescherming 30 maanden.
7. De partijen stellen voorschriften vast om herhaling van proeven op gewervelde dieren te voorkomen. Aanvragers die testen en studies met gewervelde dieren willen uitvoeren, nemen de maatregelen die nodig zijn om na te gaan of die testen en studies niet reeds zijn uitgevoerd of hebben aangevangen.
8. Een nieuwe aanvrager en de houder of houders van de desbetreffende vergunningen doen al het mogelijke om te waarborgen dat zij gegevens delen van testen en studies met gewervelde dieren. De kosten van het delen van de verslagen van de testen en studies worden op eerlijke, transparante en niet-discriminerende wijze bepaald. Van de nieuwe aanvrager wordt enkel verlangd te delen in de kosten van de informatie die hij/zij moet indienen om aan de vergunningsvereisten te voldoen.
9. Wanneer de nieuwe aanvrager en de houder of houders van de desbetreffende vergunningen voor gewasbeschermingsmiddelen niet tot overeenstemming kunnen komen over het delen van de verslagen van testen en studies met gewervelde dieren, stelt hij de partij hiervan in kennis.
10. Wordt geen overeenstemming bereikt, dan zal dit een partij niet beletten de verslagen van de testen en studies met gewervelde dieren in het kader van de aanvraag van de nieuwe aanvrager te gebruiken.
11. De houder of houders van de desbetreffende vergunning heeft/hebben een vordering op de nieuwe aanvrager voor een billijke deelname in de aangegane kosten. De desbetreffende partij kan de betrokken partijen opdragen de zaak op te lossen door middel van formele en bindende arbitrage overeenkomstig het interne recht.
Voor de toepassing van deze onderafdeling wordt verstaan onder:
a. „halfgeleiderproduct”: een product in zijn definitieve of intermediaire vorm:
dat bestaat uit een plak materiaal die een laag halfgeleidermateriaal bevat, waarop volgens een vooraf bepaald driedimensionaal patroon een of meer lagen geleidend, isolatie- of halfgeleidermateriaal zijn aangebracht, en dat bestemd is om uitsluitend elektronische functies of elektronische en andere functies samen te vervullen;
b. „topografie” van een halfgeleiderproduct: een reeks samenhangende beelden, op enigerlei wijze vastgelegd;
die het driedimensionale patroon van de lagen weergeven waaruit het halfgeleiderproduct is samengesteld, en waarin elk beeld het patroon of een gedeelte van het patroon van een oppervlak van het halfgeleiderproduct in enig stadium van zijn vervaardiging voorstelt;
c. „commerciële exploitatie”: de verkoop, verhuur, leasing of het op andere wijze commercieel in het verkeer brengen, dan wel het aanbieden voor deze doeleinden. De commerciële exploitatie in de zin van artikel 227 van deze overeenkomst omvat echter niet de exploitatie onder voorwaarde van vertrouwelijkheid voor zover daarbij geen verspreiding onder derden plaatsvindt.
1. De partijen beschermen topografieën van halfgeleiderproducten door middel van wettelijke bepalingen waarbij uitsluitende rechten worden verleend overeenkomstig het bepaalde in dit artikel.
2. De partijen dragen slechts zorg voor de bescherming van de topografie van een halfgeleiderproduct voor zover deze voldoet aan de voorwaarden dat zij het voortbrengsel is van de eigen intellectuele inspanning van de maker en in de halfgeleiderindustrie niet algemeen bekend is. Indien de topografie van een halfgeleiderproduct bestaat uit in de halfgeleiderindustrie algemeen bekende bestanddelen, wordt zij slechts beschermd voor zover de combinatie van dergelijke bestanddelen, als één geheel bezien, aan bovengenoemde voorwaarden voldoet.
1. De in artikel 225, lid 1, van deze overeenkomst bedoelde uitsluitende rechten omvatten het recht om de volgende handelingen toe te staan of te verbieden:
a. de reproductie van een topografie voor zover deze krachtens artikel 225, lid 2, van deze overeenkomst wordt beschermd;
b. de commerciële exploitatie dan wel de invoer voor zodanige exploitatie van een topografie of van een door gebruikmaking van die topografie voortgebracht halfgeleiderproduct.
2. De in lid 1, onder a), van dit artikel bedoelde uitsluitende rechten gelden niet voor reproducties voor de analyse, de evaluatie of het onderwijzen van de concepten, processen, systemen of technieken die in de topografie belichaamd zijn of van de topografie zelf.
3. De in lid 1 van dit artikel bedoelde uitsluitende rechten gelden niet voor handelingen in verband met een topografie die aan de voorwaarden van artikel 225, lid 2, van deze overeenkomst voldoet en die ontworpen is op basis van een analyse en evaluatie van een andere topografie als bedoeld in lid 2 van dit artikel.
4. Het uitsluitende recht om de in lid 1, onder b), van dit artikel genoemde handelingen toe te staan of te verbieden geldt niet wanneer deze handelingen worden verricht nadat de topografie of het halfgeleiderproduct rechtmatig in de handel is gebracht.
De uitsluitende rechten gelden ten minste tot tien jaar nadat de topografie voor het eerst ergens ter wereld commercieel is geëxploiteerd of, indien registratie een voorwaarde is voor het ontstaan of het voortbestaan van de uitsluitende rechten, tien jaar na het eerste van onderstaande tijdstippen:
a. het verstrijken van het kalenderjaar waarin de topografie voor het eerst ergens ter wereld commercieel geëxploiteerd is;
b. het verstrijken van het kalenderjaar waarin de registratieaanvraag in de voorgeschreven vorm ingediend is.
De partijen werken samen om de bescherming van kwekersrechten in overeenstemming met het Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekproducten van 1961, zoals herzien te Genève op 10 november 1972, 23 oktober 1978 en 19 maart 1991, met inbegrip van de facultatieve uitzondering op het kwekersrecht als bedoeld in artikel 15.2, lid 2, van dat verdrag, te bevorderen en te waarborgen.
1. Met inachtneming van hun interne wetgeving zorgen de partijen voor de eerbiediging, bescherming en instandhouding van de kennis, vernieuwingen en gebruiken van autochtone en plaatselijke gemeenschappen waarop tradities zijn gebaseerd die van belang zijn voor het behoud en het duurzame gebruik van de biologische diversiteit en voor de bevordering van de toepassing daarvan op grotere schaal, met de deelname en instemming van de dragers van die kennis, vernieuwingen en gebruiken, alsmede voor de stimulering van een eerlijke verdeling van de voordelen die uit de toepassing van die kennis, vernieuwingen en gebruiken voortvloeien.
2. De partijen erkennen het belang van passende maatregelen, onder voorbehoud van de nationale wetgeving, om de traditionele kennis te beschermen, en zij komen overeen te blijven werken aan de ontwikkeling van internationaal erkende sui generis modellen voor de wettelijke bescherming van traditionele kennis.
3. De partijen zijn het erover eens dat de intellectuele-eigendomsbepalingen van deze onderafdeling en het Verdrag inzake biodiversiteit op een elkaar ondersteunende wijze ten uitvoer worden gelegd.
4. De partijen komen overeen regelmatig van gedachten te wisselen en informatie uit te wisselen over multilaterale besprekingen ter zake.
1. Beide partijen herbevestigen hun verbintenissen op grond van de TRIPs-overeenkomst en in het bijzonder deel III daarvan, en voorzien in de volgende aanvullende maatregelen, procedures en rechtsmiddelen, die nodig zijn om te zorgen voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten38). Deze maatregelen, procedures en rechtsmiddelen dienen eerlijk en billijk te zijn, mogen niet onnodig ingewikkeld of duur zijn en mogen geen onredelijke termijnen of nodeloze vertragingen inhouden.
2. Deze maatregelen en rechtsmiddelen, die ook doeltreffend, evenredig en afschrikkend moeten zijn, worden zodanig toegepast dat het scheppen van belemmeringen voor rechtmatig handelsverkeer wordt vermeden en dat wordt voorzien in waarborgen tegen misbruik ervan.
1. De partijen erkennen dat de volgende personen gerechtigd zijn te verzoeken om toepassing van de in deze afdeling en in deel III van de TRIPs-overeenkomst bedoelde maatregelen, procedures en rechtsmiddelen:
a. houders van intellectuele-eigendomsrechten, in overeenstemming met de bepalingen van het toepasselijke recht;
b. alle andere personen die gemachtigd zijn deze rechten te gebruiken, in het bijzonder licentiehouders, voor zover toegestaan door en in overeenstemming met de bepalingen van het toepasselijke recht;
c. organisaties voor de verdediging van beroepsbelangen die officieel erkend zijn als gerechtigd tot het vertegenwoordigen van houders van intellectuele-eigendomsrechten, voor zover toegestaan door en in overeenstemming met de bepalingen van het toepasselijke recht.
2. De partijen kunnen erkennen dat de volgende personen en instanties gerechtigd zijn te verzoeken om toepassing van de in deze afdeling en in deel III van de TRIPs-overeenkomst bedoelde maatregelen, procedures en rechtsmiddelen: instanties voor het collectieve beheer van intellectuele-eigendomsrechten die officieel erkend zijn als gerechtigd tot het vertegenwoordigen van houders van intellectuele-eigendomsrechten, voor zover toegestaan door en in overeenstemming met de bepalingen van het toepasselijke recht.
De partijen erkennen dat voor de toepassing van de in deze overeenkomst bedoelde maatregelen, procedures en rechtsmiddelen:
a. het voor de auteur van een werk van letterkunde of kunst, om als zodanig te worden beschouwd en derhalve het recht te hebben om een rechtsvordering wegens inbreuk in te stellen, volstaat dat zijn/haar naam op de gebruikelijke wijze op het werk is vermeld, totdat bewijs van het tegendeel is geleverd;
b. het bepaalde onder a) van dit lid van overeenkomstige toepassing is op de houders van naburige rechten ten aanzien van hun beschermde materiaal.
1. Wanneer een partij redelijkerwijs beschikbaar bewijsmateriaal heeft overgelegd tot staving van haar beweringen, en bij de onderbouwing van haar stellingen bewijsmateriaal heeft gespecificeerd dat zich in de macht van de tegenpartij bevindt, zijn de rechterlijke instanties van de partijen bevoegd te gelasten dat de tegenpartij dit bewijs overlegt, mits de bescherming van vertrouwelijke gegevens wordt gewaarborgd.
2. Onder dezelfde voorwaarden treffen de partijen de nodige maatregelen teneinde de bevoegde rechterlijke instanties in staat te stellen om, in geval van inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht op commerciële schaal, in voorkomend geval desgevraagd overlegging te kunnen gelasten van bancaire, financiële of handelsdocumenten die zich in de macht van de tegenpartij bevinden, mits de bescherming van vertrouwelijke informatie wordt gewaarborgd.
1. De partijen zorgen ervoor dat de bevoegde rechterlijke instanties, al voordat een bodemprocedure is begonnen, op verzoek van een partij die redelijkerwijs beschikbaar bewijsmateriaal heeft overgelegd tot staving van de stelling dat er inbreuk op haar intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt of zal worden gemaakt, onmiddellijk afdoende voorlopige maatregelen kunnen gelasten om het relevante bewijsmateriaal in verband met de vermeende inbreuk te beschermen, mits de bescherming van vertrouwelijke informatie wordt gewaarborgd. Tot deze maatregelen kunnen behoren de gedetailleerde beschrijving, met of zonder monsterneming, dan wel de fysieke inbeslagneming van de litigieuze goederen en, in voorkomend geval, de bij de productie en/of distributie daarvan gebruikte materialen en werktuigen en de desbetreffende documenten. Die maatregelen worden met name genomen, zo nodig zonder dat de wederpartij wordt gehoord, wanneer het aannemelijk is dat uitstel de houder van het recht onherstelbare schade zal berokkenen, of indien er een aantoonbaar gevaar bestaat dat bewijsmateriaal wordt vernietigd.
2. De partijen dragen er zorg voor dat de maatregelen ter bescherming van bewijsmateriaal op verzoek van de verweerder worden herroepen of anderszins ophouden gevolg te hebben, onverminderd de schadevergoeding die kan worden geëist, indien de eiser niet binnen een redelijke termijn bij de bevoegde rechterlijke instantie een bodemprocedure aanhangig heeft gemaakt.
1. De partijen dragen er zorg voor dat de bevoegde rechterlijke instanties in het kader van procedures inzake inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht naar aanleiding van een met redenen omkleed en evenredig verzoek van de eiser kunnen gelasten dat informatie over de oorsprong en het distributienetwerk van de goederen of diensten die inbreuk op het intellectuele-eigendomsrecht maken, wordt verstrekt door de inbreukmaker en/of iedere andere persoon die:
a. de inbreuk makende goederen op commerciële schaal in zijn bezit bleek te hebben;
b. de inbreuk makende diensten op commerciële schaal bleek te gebruiken;
c. op commerciële schaal diensten bleek te verlenen die bij inbreuk makende handelingen worden gebruikt;
of
d. door een onder a), b) of c) van dit lid bedoelde persoon is aangewezen als zijnde betrokken bij de productie, de vervaardiging of de distributie van deze goederen of bij het verlenen van deze diensten.
2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde informatie omvat, naar gelang van het geval:
a. de naam en het adres van de producenten, fabrikanten, distributeurs, leveranciers en andere eerdere bezitters van de goederen of diensten, alsmede van de beoogde groot- en detailhandelaren;
b. inlichtingen over de geproduceerde, vervaardigde, geleverde, ontvangen of bestelde hoeveelheden, alsmede over de voor de desbetreffende goederen of diensten verkregen prijs.
3. De leden 1 en 2 van dit artikel gelden onverminderd andere wettelijke bepalingen waarbij:
a. de houder van het recht ruimere rechten op informatie worden toegekend;
b. het gebruik van de krachtens dit artikel medegedeelde informatie in civiele procedures of strafzaken wordt geregeld;
c. de aansprakelijkheid wegens misbruik van het recht op informatie wordt geregeld;
d. de mogelijkheid wordt geboden te weigeren gegevens te verstrekken die de in lid 1 van dit artikel bedoelde persoon zouden dwingen deelname door hemzelf/haarzelf of door zijn/haar naaste verwanten aan een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht toe te geven;
e. de bescherming van de vertrouwelijkheid van informatiebronnen of de verwerking van persoonsgegevens wordt geregeld.
1. De partijen zien erop toe dat de rechterlijke instanties, op verzoek van de eiser, een voorlopig bevel kunnen uitvaardigen dat bedoeld is om een dreigende inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht te voorkomen of om, indien wenselijk en indien het interne recht hierin voorziet op straffe van een dwangsom, tijdelijk voortzetting van de vermeende inbreuk op dat intellectuele-eigendomsrecht te verbieden, dan wel om aan deze voortzetting de voorwaarde te verbinden dat voor schadeloosstelling van de rechthebbende zekerheid wordt gesteld. Onder dezelfde voorwaarden kan een voorlopig bevel worden uitgevaardigd tegen een tussenpersoon wiens diensten door een derde worden gebruikt om inbreuk te maken op een intellectuele-eigendomsrecht.
2. Een voorlopig bevel kan ook worden uitgevaardigd om de inbeslagneming of afgifte te kunnen gelasten van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht, teneinde te voorkomen dat zij in het handelsverkeer worden gebracht of zich daarin bevinden.
3. De partijen zorgen ervoor dat, in geval van inbreuk op commerciële schaal en indien de indiener van het verzoek omstandigheden aantoont die de schadevergoeding in gevaar dreigen te brengen, de rechterlijke instanties conservatoir beslag kunnen laten leggen op de roerende en onroerende goederen van de vermeende inbreukmaker, met inbegrip van het blokkeren van zijn/haar bankrekeningen en andere tegoeden. Met het oog daarop kunnen de bevoegde instanties overlegging van bancaire, financiële of commerciële documenten of passende inzage van de desbetreffende informatie gelasten.
4. De partijen waarborgen dat de in de leden 1, 2 en 3 van dit artikel bedoelde voorlopige maatregelen in voorkomend geval kunnen worden getroffen zonder dat de verweerder is gehoord, met name wanneer vertraging tot onherstelbare schade voor de houder van het desbetreffende recht zou leiden. In dat geval worden de partijen hiervan onverwijld in kennis gesteld, uiterlijk na de tenuitvoerlegging van de maatregelen. Op verzoek van de verweerder vindt een toetsing plaats, waarbij de verweerder het recht heeft te worden gehoord, teneinde binnen een redelijke termijn na de kennisgeving van de maatregelen te beslissen of die maatregelen dienen te worden gewijzigd, herroepen of bevestigd.
5. De partijen dragen er zorg voor dat de in de leden 1, 2 en 3 van dit artikel bedoelde voorlopige maatregelen op verzoek van de verweerder worden herroepen of anderszins ophouden gevolg te hebben, indien de eiser niet binnen een redelijke termijn bij de bevoegde rechterlijke instantie een bodemprocedure aanhangig heeft gemaakt.
6. Indien de voorlopige maatregelen worden herroepen of wanneer zij vervallen wegens enig handelen of nalaten van de eiser, of indien later wordt vastgesteld dat er geen inbreuk of dreiging van inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is, zijn de rechterlijke instanties bevoegd om, op verzoek van de verweerder, de eiser te gelasten de verweerder passende schadeloosstelling te bieden voor de door die maatregelen veroorzaakte schade.ò
1. De partijen zien erop toe dat de bevoegde rechterlijke instanties op verzoek van de eiser, onverminderd de aan de houder van het betrokken recht wegens de inbreuk verschuldigde schadevergoeding en zonder schadeloosstelling van welke aard ook, de terugroeping of de definitieve verwijdering uit het handelsverkeer dan wel de vernietiging kunnen gelasten van de goederen waarvan zij hebben vastgesteld dat zij inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht maken. In voorkomend geval kunnen de bevoegde rechterlijke instanties ook de vernietiging gelasten van materialen en werktuigen die hoofdzakelijk worden gebruikt voor het ontwerpen of vervaardigen van die goederen.
2. De rechterlijke instanties gelasten dat deze maatregelen op kosten van de inbreukmaker worden uitgevoerd, tenzij bijzondere redenen dit beletten.
De partijen zorgen ervoor dat, wanneer bij rechterlijke uitspraak een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is vastgesteld, de rechterlijke instanties een bevel tot staking van de inbreuk tegen de inbreukmaker kunnen uitvaardigen. Wanneer het interne recht daarin voorziet, wordt bij niet-naleving van een rechterlijk bevel in deze in voorkomend geval een dwangsom tot naleving van het bevel opgelegd. De partijen zien er eveneens op toe dat houders van een recht kunnen verzoeken om een rechterlijk bevel tegen tussenpersonen waarvan diensten door een derde worden gebruikt om inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht te maken.
De partijen kunnen bepalen dat de bevoegde rechterlijke instanties, in voorkomend geval en op verzoek van degene aan wie de in de artikelen 237 en/of 238 van deze overeenkomst vastgelegde maatregelen kunnen worden opgelegd, kunnen gelasten dat de maatregelen van de artikelen 237 en/of 238 van deze overeenkomst niet worden toegepast, maar in plaats daarvan aan de benadeelde partij een geldelijke schadeloosstelling wordt betaald wanneer de betrokkene zonder opzet en zonder nalatigheid heeft gehandeld, uitvoering van de maatregelen hem onevenredige schade zou berokkenen en geldelijke schadeloosstelling van de benadeelde partij redelijkerwijs toereikend lijkt.
1. De partijen zien erop toe dat wanneer de rechterlijke instanties een schadevergoeding vaststellen:
a. zij rekening houden met alle passende aspecten, zoals de negatieve economische gevolgen, waaronder winstderving, die de benadeelde partij heeft ondervonden, de onrechtmatige winst die de inbreukmaker heeft genoten en, in voorkomend geval, andere elementen dan economische factoren, onder meer de morele schade die de houder van het recht door de inbreuk heeft geleden; of
b. zij deze als alternatief voor het bepaalde onder a) van dit lid in voorkomend geval kunnen vaststellen als een eenmalige vergoeding, op basis van elementen zoals ten minste het bedrag aan royalty's of vergoedingen dat verschuldigd was geweest indien de inbreukmaker toestemming had gevraagd om het intellectuele-eigendomsrecht in kwestie te gebruiken.
2. De partijen kunnen ten behoeve van de benadeelde partij bepalen dat de rechterlijke instanties invordering van winsten of betaling van een, eventueel vooraf vastgestelde, schadevergoeding kunnen gelasten, indien de inbreukmaker niet wist of niet redelijkerwijs had moeten weten dat hij inbreuk maakte.
De partijen dragen er zorg voor dat, als algemene regel, redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, door de in het ongelijk gestelde partij zullen worden gedragen, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet.
De partijen dragen er zorg voor dat de rechterlijke instanties in rechtszaken wegens inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht op verzoek van de eiser kunnen gelasten dat op kosten van de inbreukmaker passende maatregelen tot verspreiding van de informatie over de uitspraak worden getroffen, met inbegrip van het ophangen en volledig of gedeeltelijk publiceren van de uitspraak. De partijen kunnen voorzien in andere bijkomende vormen van bekendmaking, zoals opvallende publiciteit, die passend zijn in de omstandigheden van het geval.
Voor zover een civiele corrigerende maatregel kan worden gelast als gevolg van een administratieve bodemprocedure, is deze procedure in overeenstemming met beginselen die in wezen gelijkwaardig zijn aan de beginselen die zijn neergelegd in de relevante bepalingen van deze onderafdeling.
Beide partijen erkennen dat derden voor inbreuk makende activiteiten gebruik kunnen maken van de diensten van intermediairs. Om het vrije verkeer van informatiediensten te waarborgen en terzelfder tijd intellectuele-eigendomsrechten in de digitale omgeving te handhaven, voorziet elk van beide partijen in de in deze onderafdeling vervatte maatregelen met betrekking tot aanbieders van intermediaire diensten. Deze onderafdeling is alleen van toepassing op de aansprakelijkheid die kan voortvloeien uit inbreuken op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten, met name auteursrechten39).
1. De partijen zorgen ervoor dat, wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in het doorgeven in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, of in het verschaffen van toegang tot een communicatienetwerk, de aanbieder van de dienst niet aansprakelijk is voor de doorgegeven informatie, op voorwaarde dat deze aanbieder:
a. niet het initiatief tot doorgifte neemt;
b. de ontvanger van de doorgegeven informatie niet selecteert, en
c. de doorgegeven informatie niet selecteert of wijzigt.
2. Het doorgeven van informatie en het verschaffen van toegang in de zin van lid 1 van dit artikel omvatten de automatische, tussentijdse en tijdelijke opslag van de doorgegeven informatie, voor zover deze uitsluitend dient om de doorgifte in het communicatienetwerk te bewerkstelligen en niet langer duurt dan redelijkerwijs voor die doorgifte nodig is.
3. Dit artikel belet niet dat een rechtbank of administratieve instantie in overeenstemming met het rechtsstelsel van elke partij kan verlangen dat de aanbieder van de dienst een inbreuk beëindigt of verhindert.
1. De partijen zorgen ervoor dat, wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in het doorgeven in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, de aanbieder van de dienst niet aansprakelijk is voor de automatische, tussentijdse en tijdelijke opslag van die informatie, wanneer deze opslag enkel geschiedt om latere doorgifte van die informatie aan andere afnemers van de dienst op hun verzoek doeltreffender te maken, op voorwaarde dat de aanbieder van de dienst:
a. de informatie niet wijzigt;
b. de toegangsvoorwaarden voor de informatie in acht neemt;
c. de alom erkende en in de bedrijfstak gangbare regels betreffende de bijwerking van de informatie naleeft;
d. niets wijzigt aan het alom erkende en in de bedrijfstak gangbare rechtmatige gebruik van technologie voor het verkrijgen van gegevens over het gebruik van de informatie; en
e. prompt handelt om de door hem opgeslagen informatie te verwijderen of de toegang ertoe onmogelijk te maken, zodra hij er daadwerkelijk kennis van heeft dat de informatie verwijderd werd van de plaats waar zij zich oorspronkelijk in het net bevond of de toegang ertoe onmogelijk werd gemaakt, of dat een rechterlijke of administratieve autoriteit heeft gelast de informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken.
2. Dit artikel belet niet dat een rechtbank of administratieve instantie in overeenstemming met het rechtsstelsel van elke partij kan verlangen dat de aanbieder van de dienst een inbreuk beëindigt of verhindert.
1. De partijen zorgen ervoor dat, wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in de opslag van de door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, de aanbieder van de dienst niet aansprakelijk is voor de op verzoek van de afnemer van de dienst opgeslagen informatie, op voorwaarde dat de aanbieder van de dienst:
a. niet daadwerkelijk kennis heeft van onwettige activiteit of informatie en, wanneer het een schadevergoedingsvordering betreft, geen kennis heeft van feiten of omstandigheden waaruit het onwettige karakter van de activiteit of informatie duidelijk blijkt; of
b. zodra hij van het bovenbedoelde daadwerkelijk kennis heeft of besef krijgt, prompt handelt om de informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken.
2. Lid 1 van dit artikel is niet van toepassing wanneer de afnemer van de dienst op gezag of onder toezicht van de aanbieder van de dienst handelt.
3. Dit artikel belet niet dat een rechtbank of administratieve instantie in overeenstemming met het rechtsstelsel van elke partij, kan verlangen dat de aanbieder van een dienst een inbreuk beëindigt of voorkomt, en evenmin dat een partij procedures kan vaststellen om informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken.
1. De partijen leggen de aanbieders van de in de artikelen 245, 246 en 247 van deze overeenkomst bedoelde diensten geen algemene verplichting op om toezicht te houden op de informatie die zij doorgeven of opslaan, noch om actief te gaan zoeken naar feiten of omstandigheden die op onwettige activiteiten duiden.
2. De partijen kunnen aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij verplichten om de bevoegde autoriteiten onverwijld in kennis te stellen van vermeende onwettige activiteiten of informatie van de afnemers van hun dienst, of verplichten om de bevoegde autoriteiten op hun verzoek informatie te verstrekken die kan dienen tot het achterhalen van afnemers van hun dienst waarmee zij een opslagovereenkomst hebben.
1. Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder „goederen waarmee inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht wordt gemaakt” verstaan:
a. „namaakgoederen”, namelijk:
i. goederen, met inbegrip van hun verpakking, waarop zonder toestemming een handelsmerk is aangebracht dat identiek is aan het naar behoren geregistreerde handelsmerk voor dergelijke goederen of daarvan niet wezenlijk kan worden onderscheiden, en die zodoende inbreuk maken op de rechten van de houder van het betrokken merk;
ii. beeldmerken (logo, etiket, sticker, prospectus, gebruiksaanwijzing of garantiebewijs), zelfs indien deze afzonderlijk worden aangeboden, waarvoor hetzelfde geldt als voor de onder i) bedoelde goederen;
iii. afzonderlijk aangeboden verpakkingen waarop merken van nagemaakte goederen zijn aangebracht en waarvoor hetzelfde geldt als voor de onder i) bedoelde goederen;
b. „door piraterij verkregen goederen”, namelijk goederen die kopieën zijn of bevatten die zijn vervaardigd zonder toestemming van hetzij de houder van een al dan niet overeenkomstig het interne recht geregistreerd auteursrecht of naburig recht dan wel recht inzake tekeningen of modellen, hetzij een naar behoren door de houder van het recht gemachtigd persoon in het productieland;
c. goederen die volgens het recht van de partij waar het verzoek om optreden van de douane wordt ingediend, inbreuk maken op:
i. een octrooi;
ii. een aanvullend beschermingscertificaat;
iii. een kwekersrecht;
iv. een tekening of model;
v. een geografische aanduiding.
2. Tenzij in deze onderafdeling anders wordt bepaald, stellen de partijen procedures vast40) om een houder van een recht die geldige gronden heeft om te vermoeden dat goederen waarmee inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht wordt gemaakt, worden ingevoerd, uitgevoerd of wederuitgevoerd, het douanegebied worden binnen- of uitgebracht, onder een schorsingsregeling worden gebracht, in een vrije zone worden gebracht of in een vrij entrepot worden geplaatst, in staat te stellen bij de bevoegde autoriteiten een schriftelijk verzoek in te dienen tot opschorting van het in het vrije verkeer brengen van deze goederen dan wel tot het vasthouden ervan door de douaneautoriteiten.
3. De partijen zien erop toe dat wanneer de douaneautoriteiten in de loop van hun optreden en voordat door een houder van een recht een aanvraag is ingediend of deze is gehonoreerd, voldoende gronden hebben om te vermoeden dat goederen een inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht, zij het in het vrije verkeer brengen van de goederen kunnen opschorten of de goederen kunnen vasthouden teneinde de houder van het recht in staat te stellen een aanvraag voor een optreden uit hoofde van het voorgaande lid in te dienen.
4. Alle rechten of plichten die in het kader van afdeling 4 van deel III van de TRIPs-overeenkomst voor de importeur zijn vastgesteld, zijn ook van toepassing op de exporteur of op de bezitter van de goederen.
5. De partijen werken samen met het oog op het verlenen van technische bijstand en op capaciteitsopbouw voor de tenuitvoerlegging van dit artikel.
6. Oekraïne legt de in dit artikel bedoelde verplichting binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst volledig ten uitvoer.
De partijen stimuleren:
a. de ontwikkeling door handels- of beroepsverenigingen of -organisaties van gedragscodes die ten doel hebben bij te dragen tot handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten;
b. de indiening bij de bevoegde autoriteiten van de partijen van ontwerpgedragscodes en van evaluaties van de toepassing van deze gedragscodes.
1. De partijen komen overeen samen te werken ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de verbintenissen en verplichtingen uit hoofde van dit hoofdstuk.
2. Onverminderd het bepaalde in titel V (Economische en sectorale samenwerking) en in overeenstemming met het bepaalde in titel VI (Samenwerking op financieel gebied en antifraudebepalingen), strekt de samenwerking zich uit, maar is niet beperkt tot de volgende activiteiten:
a. uitwisseling van informatie over het rechtskader met betrekking tot intellectuele-eigendomsrechten en de regels om deze te beschermen en te handhaven; uitwisseling van ervaringen in de EU-partij en in Oekraïne met betrekking tot de vooruitgang op wetgevingsgebied;
b. uitwisseling van ervaringen in de EU-partij en in Oekraïne met betrekking tot de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten;
c. uitwisseling van ervaringen in de EU-partij en in Oekraïne met betrekking tot de handhaving op centraal en subcentraal niveau door de douane, de politie en administratieve en gerechtelijke instanties; coördinatie ter voorkoming van de uitvoer van nagemaakte goederen, ook met andere landen;
d. capaciteitsopbouw; uitwisseling en opleiding van personeel;
e. bevordering en verspreiding van informatie over intellectuele-eigendomsrechten, onder meer in zakenkringen en het maatschappelijk middenveld; voorlichting van consumenten en houders van een recht;
f. uitbreiding van institutionele samenwerking, bijvoorbeeld tussen bureaus voor intellectuele eigendom;
g. actieve voorlichting aan en scholing van het grote publiek over het beleid inzake intellectuele eigendom: doeltreffende strategieën formuleren om te bepalen wat de belangrijkste doelgroepen zijn en communicatieprogramma's vormgeven ter vergroting van het bewustzijn van de consument en de media over de impact van inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van het gevaar voor gezondheid en veiligheid en het verband met de georganiseerde misdaad.
3. Onverminderd de leden 1 en 2 van dit artikel en als aanvulling daarop komen de partijen overeen een effectieve dialoog over intellectuele-eigendomskwesties (IE-dialoog) in stand te houden, waarover verslag wordt uitgebracht aan het Handelscomité, en daar onderwerpen te behandelen die van belang zijn voor de bescherming en de handhaving van de onder dit hoofdstuk vallende intellectuele-eigendomsrechten, alsmede alle andere relevante onderwerpen.
Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
1. „mededingingsautoriteit”:
a. voor de EU-partij: de Europese Commissie; en
b. voor Oekraïne: het comité tegen monopolievorming van Oekraïne;
2. „mededingingswetgeving”:
a. voor de EU-partij, de artikelen 101, 102 en 106 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Verordening (EG) nr. 139/2004 van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen, hierna „de EU-concentratieverordening” genoemd, en de uitvoeringsverordeningen en wijzigingen daarvan;
b. voor Oekraïne, wet nr. 2210-III van 11 januari 2001 (met wijzigingen daarvan) en de uitvoeringsverordeningen en wijzigingen daarvan. Ingeval van strijdigheid tussen wet nr. 2210-III en een andere materiële mededingingsbepaling draagt Oekraïne er zorg voor dat eerstgenoemde voorrang heeft voor zover er sprake is van strijdigheid; en
c. alle wijzigingen van voornoemde instrumenten na de inwerkingtreding van deze overeenkomst.
3. Bijlage XXIII bevat toelichtingen op bepaalde andere in deze afdeling gebruikte uitdrukkingen.
De partijen erkennen het belang van een vrije en onvervalste mededinging voor hun handelsbetrekkingen. Zij erkennen dat concurrentiebeperkende praktijken en transacties de goede werking van de markten kunnen verstoren en in het algemeen de voordelen van de liberalisering van het handelsverkeer ondergraven. Zij komen derhalve overeen dat de volgende praktijken en transacties, zoals neergelegd in hun respectieve mededingingswetgeving, onverenigbaar zijn met deze overeenkomst, voor zover zij de handel tussen de partijen ongunstig kunnen beïnvloeden:
a. overeenkomsten, onderling afgestemde praktijken en besluiten van ondernemersverenigingen, die tot doel of tot gevolg hebben dat de mededinging op het grondgebied van een van beide partijen wordt belemmerd, beperkt, vervalst of aanzienlijk wordt beperkt;
b. misbruik van machtspositie door een of meer ondernemingen, op het grondgebied van een van beide partijen, of
c. concentraties tussen ondernemingen die een monopolisering of een aanzienlijke beperking van de mededinging op de markt binnen het grondgebied van een van beide partijen tot gevolg hebben.
1. De EU-partij en Oekraïne handhaven mededingingswetgeving waarmee de in artikel 254, onder a), b) en c), bedoelde praktijken en transacties daadwerkelijk worden aangepakt.
2. De partijen houden autoriteiten in stand die verantwoordelijk zijn voor en goed zijn uitgerust voor de daadwerkelijke handhaving van de in lid 1 van dit artikel bedoelde mededingingswetgeving.
3. De partijen erkennen dat het belangrijk is dat hun respectieve mededingingswetgeving op transparante, tijdige en niet-discriminerende wijze wordt toegepast, met inachtneming van de beginselen van een behoorlijke rechtsgang en van het recht van verweer. Elk van beide partijen waarborgt met name dat:
a. een mededingingsautoriteit van een van de partijen, alvorens aan natuurlijke of rechtspersonen een sanctie of andere maatregel wegens schending van haar mededingingswetgeving op te leggen, aan die personen het recht toekent om binnen een redelijke, in de respectieve mededingingswetgeving van de partijen vast te leggen termijn te worden gehoord en bewijsmateriaal aan te dragen, nadat zij de voorlopige conclusies over het bestaan van de schending aan de betrokken natuurlijke of rechtspersonen heeft meegedeeld, en
b. een uit hoofde van het recht van die partij opgerichte rechtbank of andere onafhankelijke gerechtelijke instantie een dergelijke sanctie of maatregel anderszins oplegt of op verzoek van de betrokken persoon opnieuw beoordeelt.
4. Op verzoek van een van de partijen verschaft de andere partij de verzoekende partij openbare informatie over haar activiteiten inzake de handhaving van de mededingingswetgeving voor zover deze betrekking hebben op haar verplichtingen uit hoofde van deze afdeling.
5. De mededingingsautoriteit keurt een document goed waarin de beginselen worden uiteengezet die bij de oplegging van geldelijke sancties wegens schending van de mededingingswetgeving moeten worden gehanteerd, en publiceert dit document.
6. De mededingingsautoriteit keurt een document goed waarin de beginselen worden uiteengezet die bij de beoordeling van horizontale concentraties worden gehanteerd, en publiceert dit document.
Oekraïne past zijn mededingingswetgeving en handhavingspraktijk aan het volgende gedeelte van het EU-acquis aan:
1. Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag.
Tijdschema: Artikel 30 van deze verordening wordt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst ten uitvoer gelegd.
2. Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de „EU-concentratieverordening”).
Tijdschema: Artikel 1 en artikel 5, leden 1 en 2, van deze verordening worden binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst ten uitvoer gelegd.
Artikel 20 wordt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst ten uitvoer gelegd.
3. Verordening (EU) nr. 330/2010 van de Commissie van 20 april 2010 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen.
Tijdschema: De artikelen 1 tot en met 4, 6, 7 en 8 van deze verordening worden binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst ten uitvoer gelegd.
4. Verordening (EG) nr. 772/2004 van de Commissie van 27 april 2004 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen overeenkomsten inzake technologieoverdracht.
Tijdschema: De artikelen 1 tot en met 8 van deze verordening worden binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst ten uitvoer gelegd.
1. Ten aanzien van openbare ondernemingen en ondernemingen waaraan bijzondere of uitsluitende rechten zijn toegekend:
a. nemen en handhaven de partijen geen maatregelen die in strijd zijn met de beginselen van artikel 254 en artikel 258, lid 1, van deze overeenkomst; en
b. zien de partijen erop toe dat de in artikel 253, lid 2, van deze overeenkomst bedoelde mededingingswetgeving van toepassing is op die ondernemingen,
voor zover de toepassing van de hierboven vermelde mededingingswetgeving en beginselen die ondernemingen niet belemmert in de wettelijke of feitelijke uitvoering van de aan hen opgedragen bijzondere taken.
2. Lid 1 wordt niet aldus uitgelegd dat een partij hierdoor wordt verhinderd een openbare onderneming op te richten of in stand te houden, aan ondernemingen bijzondere of uitsluitende rechten toe te kennen of dergelijke rechten in stand te houden.
1. Elk van beide partijen past binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst commerciële staatsmonopolies zodanig aan dat wordt gewaarborgd dat er ten aanzien van de voorwaarden waaronder goederen worden ingekocht of in de handel worden gebracht, geen maatregelen bestaan die natuurlijke personen ten opzichte van rechtspersonen of rechtspersonen ten opzichte van natuurlijke personen uit de partijen discrimineren.
2. Dit artikel doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen van de partijen op grond van titel IV, hoofdstuk 8 (Overheidsopdrachten) van deze Overeenkomst.
3. Lid 1 wordt niet aldus uitgelegd dat een partij hierdoor wordt verhinderd een staatsmonopolie op te richten of in stand te houden.
1. De partijen erkennen het belang van samenwerking en coördinatie tussen hun respectieve mededingingsautoriteiten met het oog op het verder verbeteren van een doeltreffende handhaving van de mededingingswetgeving en het bereiken van de doelstellingen van deze overeenkomst door middel van de bevordering van mededinging en de inperking van concurrentieverstorende zakelijke activiteiten of transacties.
2. Hiertoe kan de mededingingsautoriteit van een partij de mededingingsautoriteit van de andere partij in kennis stellen van haar bereidheid tot samenwerking ten aanzien van handhavingsactiviteiten. Deze samenwerking belet de partijen niet om onafhankelijke besluiten te nemen.
3. Teneinde de daadwerkelijke toepassing van hun respectieve mededingingswetgeving te vergemakkelijken, kunnen de mededingingsautoriteiten van de partijen informatie uitwisselen, over wetgeving en handhavingsactiviteiten daaronder begrepen, binnen de grenzen van hun respectieve wetgeving en met inachtneming van hun wezenlijke belangen.
1. Elk van beide partijen treedt op verzoek van de andere partij in overleg over bedenkingen van die andere partij, teneinde het wederzijdse begrip te bevorderen of specifieke aangelegenheden in verband met deze afdeling aan de orde te stellen. De verzoekende partij geeft aan in welk opzicht de aangelegenheid van invloed is op de handel tussen de partijen.
2. Op verzoek van een partij bespreken de partijen terstond alle vraagstukken in verband met de interpretatie of de toepassing van deze afdeling.
3. Ter vergemakkelijking van de bespreking van de aangelegenheid waarop het overleg betrekking heeft, streeft elk van beide partijen ernaar om de andere partij van relevante niet-vertrouwelijke informatie te voorzien, binnen de grenzen van hun respectieve wetgeving en met inachtneming van hun wezenlijke belangen.
Geen van beide partijen kan een beroep doen op de beslechting van geschillen uit hoofde van hoofdstuk 14 (Beslechting van geschillen) van titel IV van deze overeenkomst voor kwesties die zich in het kader deze afdeling voordoen, behoudens wat artikel 256 van deze overeenkomst aangaat.
1. Steun die Oekraïne of de lidstaten van de Europese Unie door aanwending van overheidsmiddelen verlenen, en die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of de productie van bepaalde goederen vervalst of dreigt te vervalsen, is onverenigbaar met de goede werking van deze overeenkomst voor zover daardoor de handel tussen de partijen ongunstig wordt beïnvloed.
2. Het volgende wordt echter verenigbaar met de goede werking van deze overeenkomst geacht:
a. steun met een sociaal karakter die aan individuele consumenten wordt verleend, mits dit geschiedt zonder onderscheid wat de oorsprong van het betrokken product betreft;
b. steun ter compensatie van door natuurrampen of buitengewone gebeurtenissen veroorzaakte schade.
3. Voorts kan het volgende verenigbaar met de goede werking van deze overeenkomst worden geacht:
a. steun ter bevordering van de economische ontwikkeling van gebieden waar de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst;
b. steunmaatregelen om de uitvoering van een belangrijk project in het gemeenschappelijke Europese belang41) te bevorderen of om een ernstige verstoring van de economie van een van de lidstaten van de Europese Unie of van Oekraïne te compenseren;
c. steun ter bevordering van de ontwikkeling van bepaalde economische activiteiten of van bepaalde economische gebieden waarvoor die steun de handelsvoorwaarden niet negatief beïnvloedt in strijd met de belangen van de partijen;
d. steun ter bevordering van de instandhouding van cultuur en erfgoed wanneer die steun de handelsvoorwaarden niet negatief beïnvloedt in strijd met de belangen van de partijen;
e. steun om doelstellingen te bereiken die zijn toegestaan ingevolge de horizontale groepsvrijstellingsverordeningen van de EU, en horizontale en sectorspecifieke staatssteun in overeenstemming met de daarin opgenomen voorwaarden;
f. steun voor investeringen om aan de dwingende normen van de in bijlage XXIX bij hoofdstuk 6 (Milieu) van titel V van deze overeenkomst vermelde EU-richtlijnen te voldoen, binnen de daarin voorziene termijn voor tenuitvoerlegging, wanneer fabrieken en uitrustingen moeten worden aangepast om aan de nieuwe vereisten te voldoen; deze steun kan worden goedgekeurd tot 40% bruto van de subsidiabele kosten.
4. Ondernemingen die zijn belast met het beheer van diensten van algemeen economisch belang, of die het karakter dragen van een fiscaal monopolie, zijn onderworpen aan de regels van deze afdeling, voor zover de toepassing van die regels die ondernemingen niet belemmert in de wettelijke of feitelijke uitvoering van de hen opgedragen bijzondere taken. De ontwikkeling van de handel moet niet worden beïnvloed in een mate die strijdig is met de belangen van de partijen bij de overeenkomst.
Bijlage XXIII bevat toelichtingen op bepaalde in deze afdeling gebruikte uitdrukkingen.
1. Elk van beide partijen zorgt voor transparantie op het gebied van staatssteun. Daartoe stekt elk van beide partijen de andere partij jaarlijks in kennis van het totale bedrag aan staatssteun dat de handel tussen de partijen ongunstig kunnen beïnvloeden, de aard en de verdeling ervan over de verschillende sectoren. De respectieve kennisgevingen moeten informatie bevatten over het doel, de vorm, het bedrag of budget, de autoriteit die de staatssteun verleent en zo mogelijk de ontvanger van de staatssteun. Voor de toepassing van dit artikel behoeft steun onder de drempel van 200 000 EUR per onderneming gedurende een periode van drie jaar niet te worden aangemeld. De aanmelding wordt geacht te zijn geschied als de kennisgeving naar de andere partij is verzonden of als de desbetreffende informatie uiterlijk 31 december van het volgende kalenderjaar beschikbaar is gesteld op een openbaar toegankelijke internetsite.
2. Op verzoek van een partij verstrekt de andere partij nadere informatie over staatssteunregelingen en over bijzondere individuele gevallen van staatssteun die de handel tussen de partijen ongunstig beïnvloeden. De partijen wisselen deze informatie uit met inachtneming van de beperkingen die voortvloeien uit het beroeps- of zakengeheim.
3. De partijen waarborgen dat de financiële betrekkingen tussen de overheidsinstanties en de openbare bedrijven transparant zijn, zodat de volgende zaken duidelijk naar voren komen:
a. overheidsmiddelen die direct of indirect (bijvoorbeeld door tussenkomst van overheidsondernemingen of financiële instellingen) aan de betrokken openbare ondernemingen ter beschikking worden gesteld;
b. waarvoor deze overheidsmiddelen daadwerkelijk worden aangewend.
4. De partijen dragen er voorts zorg voor dat de financiële en organisatorische structuur van bedrijven waaraan door Oekraïne of een lidstaat van de Europese Unie bijzondere of uitsluitende rechten zijn toegekend of die met het beheer van een dienst van algemeen economisch belang zijn belast, en die voor het verrichten van die openbare dienst in welke vorm dan ook compensatie ontvangen, juist worden weergegeven op aparte rekeningen, zodat de volgende zaken duidelijk tot uitdrukking komen:
a. de kosten en inkomsten die verband houden met de producten of diensten waarvoor aan een onderneming een bijzonder of uitsluitend recht is toegekend of alle diensten van algemeen economisch belang waarmee een onderneming is belast, alsmede, anderzijds, elk ander afzonderlijk product of elke andere afzonderlijke dienst ten aanzien waarvan de onderneming actief is;
b. alle aspecten van de methoden waarmee de kosten en inkomsten aan de verschillende activiteiten worden toegerekend of daarover worden verdeeld. Deze methoden moeten gebaseerd zijn op de boekhoudbeginselen oorzakelijk verband, objectiviteit, transparantie en samenhangendheid, in overeenstemming met internationaal erkende boekhoudkundige methoden zoals activity based costing, en op gegevens die voorwerp van een audit zijn geweest.
5. Elk van beide partijen draagt er zorg voor dat dit artikel binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst wordt toegepast.
De partijen komen overeen dat zij artikel 262, artikel 263, lid 3, of artikel 263, lid 4, van deze overeenkomst zullen gebruiken als bronnen voor de interpretatie van de criteria die voortvloeien uit de toepassing van de artikelen 106, 107 en 93 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met inbegrip van de relevante rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie alsmede de relevante afgeleide wetgeving, kaders, richtsnoeren en andere administratieve handelingen die in de Europese Unie gelding hebben.
Deze bepalingen laten het recht van de partijen onverlet om in overeenstemming met de desbetreffende WTO-bepalingen handelsmaatregelen toe te passen of andere passende maatregelen te treffen, dan wel een geschillenbeslechtingsprocedure in te leiden.
Deze afdeling is van toepassing op goederen en op diensten die zijn vermeld in bijlage XVI bij hoofdstuk 6 (Vestiging, handel in diensten en elektronische handel) van titel IV van deze overeenkomst, in overeenstemming met het wederzijds overeengekomen besluit inzake markttoegang, maar met uitzondering van subsidies voor producten waarop bijlage 1 bij de WTO-overeenkomst inzake de landbouw en andere onder die overeenkomst vallende subsidies van toepassing is.
Teneinde aan de verplichtingen van de artikelen 262 tot en met 266 van deze overeenkomst te voldoen:
1. stelt Oekraïne in het bijzonder wetgeving ten aanzien van staatssteun vast, en stelt het een operationeel onafhankelijke autoriteit in waaraan de bevoegdheden worden verleend die nodig zijn om artikel 262 van deze overeenkomst binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst volledig toe te passen. Deze autoriteit zal onder meer bevoegd zijn om staatssteunregelingen en individuele toekenningen van staatssteun goed te keuren, in overeenstemming met de in de artikelen 262 en 264 van deze overeenkomst bedoelde criteria, en om terugvordering van staatssteun te gelasten indien deze onrechtmatig is verleend. Nieuwe steunmaatregelen van Oekraïne moeten binnen een jaar na de datum van instelling van de autoriteit in overeenstemming zijn met de artikelen 262 en 264 van deze overeenkomst;
2. maakt Oekraïne binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst een alomvattende inventaris op van vóór de instelling van de in lid 1 bedoelde autoriteit ingevoerde steunregelingen, en brengt het die regelingen binnen zeven jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst in overeenstemming met de in de artikelen 262 en 264 van deze overeenkomst bedoelde criteria;
3.
a. De partijen komen voor de toepassing van het bepaalde in lid 262 van deze overeenkomst overeen dat tijdens de eerste vijf jaren na de inwerkingtreding van de overeenkomst alle door Oekraïne toegekende overheidssteun wordt beoordeeld met inachtneming van het feit dat Oekraïne wordt beschouwd als een regio overeenkomend met de in artikel 107, lid 3, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde streken van de Europese Unie;
b. Oekraïne verstrekt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst aan de Europese Commissie de cijfers over zijn bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking op NUTS II-niveau. De in lid 1 van dit artikel bedoelde autoriteit en de Europese Commissie evalueren vervolgens gezamenlijk welke regio's van Oekraïne in aanmerking komen en welke maximum steunintensiteit dienovereenkomstig moet worden vastgesteld, met het oog op het in kaart brengen van de regionale steun op basis van de desbetreffende EU-richtsnoeren.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk en onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 5 (Douane en handelsbevordering) van titel IV van deze overeenkomst wordt verstaan onder:
1. „energiegoederen”: aardgas (GS-code 27.11), elektrische energie (GS-code 27.16) en ruwe olie (GS-code 27.09);
2. „vaste infrastructuur”: transmissie- of distributienetwerk, installaties voor vloeibaar aardgas en opslaginstallatie zoals omschreven in Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit, hierna „Richtlijn 2003/54/EG” genoemd, en Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas, hierna „Richtlijn 2003/55/EG” genoemd;
3. „doorvoer”: doorvoer, zoals omschreven in hoofdstuk 5 (Douane en handelsbevordering) van titel IV van deze overeenkomst, van energiegoederen via een vaste infrastructuur of oliepijplijn;
4. „vervoer”: de transmissie en distributie, zoals omschreven in de Richtlijnen 2003/54/EG en 2003/55/EG, alsmede het vervoer van olie via pijpleidingen;
5. „ongeoorloofde toe-eigening”: welke activiteit dan ook bestaande in de wederrechtelijke toe-eigening van energiegoederen uit een vaste infrastructuur.
1. De prijs voor de levering van gas en elektriciteit voor industriële verbruikers wordt enkel door vraag en aanbod bepaald.
2. In afwijking van lid 1 van dit artikel kunnen de partijen in het algemeen economisch belang42) aan ondernemingen een verplichting opleggen met betrekking tot de prijs waartegen gas en elektriciteit worden geleverd, hierna „gereguleerde prijs” genoemd.
3. De partijen dragen er zorg voor dat deze verplichting duidelijk wordt omschreven, en transparant, evenredig, niet-discriminerend, controleerbaar alsmede van tijdelijke aard is. Bij de toepassing van deze verplichting waarborgen de partijen eveneens dat andere ondernemingen gelijkelijk toegang tot de consumenten hebben.
4. Voor zover de prijs waartegen gas en elektriciteit op de interne markt worden verkocht, gereguleerd is, waarborgt de desbetreffende partij dat de aan de berekening van de gereguleerde prijs ten grondslag liggende methodologie vóór de inwerkingtreding van de gereguleerde prijs wordt bekendgemaakt.
1. Onverminderd de mogelijkheid om in overeenstemming met artikel 269, leden 2 en 3, van deze overeenkomst interne gereguleerde prijzen op te leggen, treft noch handhaaft een van de partijen of een regelgevende autoriteit daarvan maatregelen die tot een hogere prijs voor de uitvoer van energiegoederen naar de andere partij leiden dan de prijzen die voor die goederen in rekening worden gebracht wanneer zij bestemd zijn voor intern gebruik.
2. De partij van uitvoer levert op verzoek van de andere partij bewijsmateriaal aan waaruit blijkt dat een verschil in prijs tussen energiegoederen die op de interne markt worden verkocht en dezelfde goederen die voor de uitvoer zijn bestemd, niet het gevolg is van een ingevolge lid 1 van dit artikel verboden maatregel.
1. Douanerechten en kwantitatieve beperkingen bij in- en uitvoer van energiegoederen alsmede alle maatregelen van gelijke werking tussen de partijen zijn verboden. Dit verbod is ook van toepassing op douanerechten van fiscale aard.
2. Lid 1 staat niet in de weg aan kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare orde of de openbare veiligheid, het leven en de gezondheid van personen, dieren of planten, of de bescherming van de industriële of commerciële eigendom. Deze beperkingen of maatregelen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie, noch een verkapte beperking van de handel tussen de partijen vormen.
De partijen nemen de maatregelen die nodig zijn voor de bevordering van de doorvoer, in overeenstemming met het beginsel van de vrijheid van doorvoer, en met de artikelen V.2, V.4 en V.5 van de GATT 1994 en de artikelen 7.1 en 7.3 van het Energiehandvestverdrag van 1994, die in deze overeenkomst zijn opgenomen en daarvan integraal deel uitmaken.
Wat het vervoer van elektriciteit en gas aangaat, en met name de toegang van derden tot vaste infrastructuur, passen de partijen hun wetgeving als bedoeld in bijlage XXVII bij deze overeenkomst en in het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap van 2005 aan, om te waarborgen dat de tarieven, die vóór de inwerkingtreding ervan bekend zijn gemaakt, de procedures voor capaciteitstoewijzing en alle overige voorwaarden objectief, redelijk en transparant zijn en niet discrimineren op grond van herkomst, eigendom of bestemming van de elektriciteit of het gas.
De partijen streven ernaar het gebruik van gastransmissie-infrastractuur en van gasopslaginstallaties te bevorderen, en plegen voor zover nodig overleg of coördineren met elkaar over ontwikkelingen op het gebied van de infrastructuur. De partijen werken samen in aangelegenheden die verband houden met de handel in aardgas, duurzaamheid en voorzieningszekerheid.
Teneinde de markten voor energiegoederen verder te integreren, houdt elk van beide partijen bij het opstellen van beleidsstukken over vraag- en aanbodscenario's, interconnecties, energiestrategieën en plannen voor de ontwikkeling van infrastructuur rekening met de energienetwerken en de capaciteiten van de andere partij.
Elk van beide partijen neemt alle maatregelen die nodig zijn om de ongeoorloofde toe-eigening van energiegoederen die over haar grondgebied al dan niet in transit worden vervoerd, te verbieden en aan te pakken.
1. Elk van beide partijen waarborgt dat de exploitanten van de transmissiesystemen de maatregelen treffen die nodig zijn om:
a. het risico van onopzettelijke onderbreking, vermindering of stopzetting van de doorvoer en het vervoer te minimaliseren;
b. de normale doorvoer die of het normale vervoer dat onopzettelijk werd onderbroken, verminderd of stopgezet, zo spoedig mogelijk weer doorgang te laten vinden.
2. Bij een geschil over een aangelegenheid waarbij de partijen, dan wel een of meer aan de zeggenschap of jurisdictie van een van de partijen onderworpen entiteiten, betrokken zijn, geldt dat een partij over het grondgebied waarvan energie wordt doorgevoerd of vervoerd, niet mag toestaan dat aan haar zeggenschap of jurisdictie onderworpen entiteiten -staatshandelsondernemingen daaronder begrepen- het bestaande vervoer of de bestaande doorvoer van energiegoederen onderbreken of verminderen, en aan haar jurisdictie onderworpen entiteiten evenmin opdragen zulks te doen, tenzij het contract of een andere contractuele regeling waarin die doorvoer of dat vervoer is geregeld, hiertoe bepalingen bevat en in het kader van het desbetreffende contract een geschillenbeslechtingsprocedure is afgerond.
3. De partijen zijn het erover eens dat een partij niet op grond van dit artikel aansprakelijk zal worden gesteld voor een onderbreking of vermindering, wanneer zij de energiegoederen onmogelijk kan leveren, doorvoeren of vervoeren ten gevolge van handelingen die aan een derde land of aan een onder de zeggenschap of jurisdictie van een derde land vallende entiteit kunnen worden toegerekend.
1. Een regelgevende autoriteit moet juridisch gescheiden zijn en onafhankelijk functioneren van alle openbare of particuliere entiteiten, en voldoende bevoegdheden hebben om een daadwerkelijke mededinging en een efficiënte werking van de markt te kunnen waarborgen.
2. De besluiten die een regelgevende autoriteit neemt en de procedures die zij toepast, zijn onpartijdig ten aanzien van alle marktdeelnemers.
3. Een door een beslissing van een regelgevende instantie getroffen marktdeelnemer kan beroep tegen die beslissing aantekenen bij een beroepsinstantie die onafhankelijk van de betrokken partijen is. Wanneer de beroepsinstantie geen rechterlijke instantie is, motiveert zij haar beslissing altijd schriftelijk en kunnen haar beslissingen tevens door een onpartijdige en onafhankelijke rechterlijke autoriteit worden getoetst. Beslissingen van beroepsinstanties worden daadwerkelijk ten uitvoer gelegd.
1. Wanneer bepalingen van deze afdeling conflicteren met het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap van 2005 of met de EU-wetgeving die in het kader van dat Verdrag van toepassing is geworden, hebben het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap van 2005 of de desbetreffende EU-wetgeving voorrang voor zover er sprake is van een dergelijke strijdigheid.
2. Bij de tenuitvoerlegging van deze afdeling wordt de voorkeur gegeven aan de vaststelling van wetgeving of andere handelingen die in overeenstemming zijn met het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap van 2005, of die gebaseerd zijn op de binnen de EU op deze sector toepasselijke wetgeving. Ingeval van een geschil met betrekking tot deze afdeling worden de wetgeving of andere handelingen die aan deze criteria voldoen, geacht met deze afdeling overeen te stemmen. Bij de beoordeling of de wetgeving of andere handelingen aan deze criteria voldoen, wordt acht geslagen op alle relevante besluiten die in het kader van artikel 91 van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap van 2005 zijn genomen.
3. Geen van beide partijen zal de geschillenbeslechtingsbepalingen van deze overeenkomst gebruiken om een vermeende schending van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap aan de orde te stellen.
1. Elke partij43) is in overeenstemming met het internationale recht, het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 1982 daaronder begrepen, volledig soeverein ten aanzien van de koolwaterstoffen die zich binnen haar grondgebied alsmede archipel- en territoriale wateren bevinden, in aanvulling op de soevereine rechten om zich binnen haar exclusieve economische zone en het continentale plat bevindende koolwaterstoffen te exploreren en te exploiteren.
2. Elk van beide partijen behoudt het recht te bepalen welke gebieden binnen haar grondgebied, archipel- en territoriale wateren, exclusieve economische zone en continentale plat opengesteld worden voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen.
3. Wanneer een gebied wordt opengesteld voor die activiteiten, waarborgt elk van beide partijen dat entiteiten wat de toegang tot en de uitoefening van die activiteiten betreft, gelijkelijk worden behandeld.
4. Elk van beide partijen kan van een entiteit waaraan een vergunning voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen is verleend, verlangen dat zij een tegenwaarde in geld of in de vorm van koolwaterstoffen betaalt. De modaliteiten van die betaling moeten zodanig worden vastgesteld dat hierdoor geen invloed op het beheerproces en de besluitvorming van entiteiten wordt uitgeoefend.
1. De partijen nemen de maatregelen die nodig zijn om te waarborgen dat vergunningen op grond waarvan een entiteit voor eigen rekening en risico het recht van prospectie, exploratie of productie van koolwaterstoffen in een geografisch gebied kan uitoefenen, worden verleend volgens een vooraf bekendgemaakte procedure, en zij nodigen potentiële belangstellenden door middel van een aankondiging uit om aanvragen voor een vergunning in te dienen.
2. In deze aankondiging worden de soort vergunning, het desbetreffende geografische gebied of gedeelte ervan en de voorgestelde datum of uiterste datum waarop een vergunning kan worden verleend, gespecificeerd.
3. De artikelen 104 en 105 van deze overeenkomst zijn van toepassing op de vergunningsvoorwaarden en de procedure voor de vergunningverlening.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk:
1. omvatten „maatregelen van algemene strekking” wetten, regelingen, procedures en administratieve beschikkingen van algemene aard, alsmede algemene handelingen, interpretaties of andere vereisten die gevolgen kunnen hebben voor onder deze overeenkomst vallende aangelegenheden. Hieronder valt niet een besluit dat op een bepaalde persoon van toepassing is; en
2. wordt onder „belanghebbende” verstaan: iedere natuurlijke of rechtspersoon op wie rechten of verplichtingen uit hoofde van maatregelen van algemene strekking in de zin van artikel 282 van deze overeenkomst van toepassing kunnen zijn.
1. De partijen zijn zich bewust van de impact die hun respectieve regelgeving op de handel tussen hen kan hebben, en stellen een doeltreffend en voorspelbaar regelgevingskader in voor marktdeelnemers, in het bijzonder voor kleine marktdeelnemers, die zaken doen op hun grondgebied, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de vereisten van rechtszekerheid en evenredigheid.
2. De partijen bevestigen hun respectieve verbintenissen uit hoofde van de WTO-overeenkomst en leggen verduidelijkingen en verbeterde regelingen vast op het gebied van de transparantie, de raadpleging en een beter beheer van maatregelen van algemene strekking, voor zover deze gevolgen kunnen hebben voor onder deze overeenkomst vallende aangelegenheden.
1. Elk van beide partijen zorgt ervoor dat maatregelen van algemene strekking:
a. aan belanghebbenden onverwijld worden bekendgemaakt of voor hen anderszins gemakkelijk en op niet-discriminerende wijze toegankelijk zijn via een officieel aangewezen medium en, wanneer dit haalbaar en mogelijk is, langs elektronische weg, zodat belanghebbenden en de andere partij zich ermee vertrouwd kunnen maken;
b. een toelichting bevatten ten aanzien van het doel en de motivering ervan; en
c. voldoende tijd tussen de bekendmaking en de inwerkingtreding bieden, tenzij dit niet mogelijk is vanwege een noodsituatie.
2. Elke partij:
a. streeft ernaar voorstellen tot vaststelling of wijziging van maatregelen van algemene strekking, met inbegrip van een toelichting ten aanzien van het doel en de motivering van het voorstel, voordien al te publiceren;
b. biedt belanghebbenden redelijke mogelijkheden en met name voldoende tijd om commentaar te leveren op de voorgestelde maatregelen; en
c. streeft ernaar rekening te houden met het commentaar op de voorgestelde maatregelen dat zij van de belanghebbenden ontvangt.
1. Elk van beide partijen voert passende mechanismen in, of handhaaft deze, om vragen van belanghebbenden over voorgestelde of van kracht zijnde maatregelen van algemene strekking en over de wijze waarop deze maatregelen in het algemeen worden toegepast, te beantwoorden.
Teneinde de communicatie tussen de partijen over alle onder dit deel van de overeenkomst vallende aangelegenheden te vergemakkelijken, stelt elk van beide partijen met name een contactpunt in. Op verzoek van een van beide partijen geeft het contactpunt aan welke dienst of ambtenaar met het onderwerp is belast en verstrekt het de gevraagde hulp om de communicatie met de verzoekende partij te vergemakkelijken.
De vragen kunnen worden ingediend via dergelijke uit hoofde van deze overeenkomst mechanismen.
2. De partijen erkennen dat een antwoord zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel niet definitief en juridisch bindend hoeft te zijn, maar alleen ter informatie wordt gegeven, tenzij in hun respectieve interne wet- en regelgeving anders wordt bepaald.
3. Als de andere partij daarom verzoekt, verstrekt een partij onverwijld informatie en beantwoordt zij terstond vragen over een bestaande of voorgestelde maatregel van algemene strekking die volgens de verzoekende partij van invloed kan zijn op de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst, ongeacht of de verzoekende partij voordien van die maatregel in kennis is gesteld.
4. Elk van beide partijen voert ten behoeve van belanghebbenden passende mechanismen in ter daadwerkelijke oplossing van problemen die zich voor belanghebbenden uit de andere partij kunnen voordoen wegens de toepassing van maatregelen van algemene strekking en administratieve procedures als bedoeld in artikel 285 van deze overeenkomst. Dergelijke mechanismen moeten gemakkelijk toegankelijk, tijdgebonden, op resultaat gericht en transparant zijn. Zij doen geen afbreuk aan beroeps- of toetsingsprocedures die de partijen invoeren of handhaven. Ook doen zij geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen van de partijen uit hoofde van hoofdstuk 14 (Beslechting van geschillen) en hoofdstuk 15 (Bemiddeling) van titel IV van deze overeenkomst.
Elk van beide partijen beheert alle in artikel 281 van deze overeenkomst bedoelde maatregelen van algemene strekking op consequente, onpartijdige en redelijke wijze. Hiertoe ziet elk van beide partijen erop toe dat zij in specifieke gevallen bij de toepassing van die maatregelen op bepaalde personen, goederen of diensten uit een andere partij:
a. ernaar streeft belanghebbenden uit de andere partij voor wie een procedure rechtstreeks gevolgen heeft, tijdig en in overeenstemming met haar procedures een kennisgeving te sturen over de inleiding van een procedure, met daarbij een beschrijving van de aard van de procedure, een verklaring over de juridische instantie waar de procedure is begonnen en een algemene beschrijving van aangelegenheden waarover geschil bestaat;
b. belanghebbenden een redelijke mogelijkheid biedt om feiten en argumenten tot staving van hun standpunten naar voren te brengen voordat tot een definitief administratief optreden wordt overgegaan, indien de tijd, de aard van de procedure en het openbaar belang dit toelaten; en
c. waarborgt dat haar procedures gebaseerd zijn op haar interne wetgeving en hiermee in overeenstemming zijn.
1. Elk van beide partijen voert rechtbanken of andere onafhankelijke gerechten, met inbegrip van quasi-rechterlijke of administratieve instanties, of procedures in of handhaaft deze, met het oog op een onverwijlde toetsing en, indien gerechtvaardigd, correctie van het administratieve optreden met betrekking tot gebieden waarop deze overeenkomst van toepassing is. Deze rechtbanken, overige gerechten en procedures zijn onpartijdig en onafhankelijk van de dienst of de autoriteit die belast is met de administratieve handhaving en hebben geen materieel belang bij de uitkomst van de aangelegenheid.
2. Elk van beide partijen zorgt ervoor dat de procespartijen bij dergelijke rechtbanken, overige gerechten of procedures recht krijgen op:
a. een redelijke mogelijkheid om hun respectieve standpunten te ondersteunen of te verdedigen, en
b. een beslissing die is gebaseerd op bewijsmateriaal en ingediende stukken, of, indien de wet van een partij dat vereist, op het door de administratieve autoriteit samengestelde dossier.
3. Elk van beide partijen zorgt ervoor dat, behoudens beroep of verdere toetsing overeenkomstig haar interne wetgeving, de betrokken beslissing ten uitvoer wordt gelegd door de dienst of de instantie die voor het administratieve optreden ter zake bevoegd is en dat die beslissing ook ten grondslag komt te liggen aan de praktijk van die dienst of instantie.
1. De partijen komen overeen samen te werken bij de bevordering van de kwaliteit en efficiency van de regelgeving, onder meer door de uitwisseling van informatie en van optimale praktijken over de bij hen doorgevoerde hervorming van de regelgeving en de effectbeoordeling ter zake.
2. De partijen onderschrijven de beginselen van goed bestuurlijk gedrag en komen overeen samen te werken bij de bevordering daarvan, onder meer door uitwisseling van informatie en van optimale praktijken.
Elk van beide partijen past op belanghebbenden van de andere partij normen inzake transparantie toe die niet minder gunstig zijn dan die welke gelden voor hun eigen belanghebbenden.
1. De partijen herinneren aan Agenda 21 over milieu en ontwikkeling van 1992, het Uitvoeringsplan van Johannesburg over duurzame ontwikkeling van 2002, de internationaal overeengekomen beleidsagenda's op het gebied van werkgelegenheids- en sociaal beleid, met name de agenda voor waardig werk van de Internationale Arbeidsorganisatie, hierna „ILO” genoemd, en de Ministeriële Verklaring van 2006 van de Economische en Sociale Raad van de VN over volledige werkgelegenheid en fatsoenlijk werk. De partijen herbevestigen hun verbintenis om de ontwikkeling van de internationale handel op zodanige wijze te bevorderen dat aan de doelstelling van duurzame ontwikkeling wordt bijgedragen, en om erop toe te zien dat deze doelstelling wordt geïntegreerd in en tot uitdrukking komt op elk niveau van hun handelsbetrekkingen.
2. Hiertoe erkennen de partijen dat het belangrijk is om ten volle rekening te houden met de economische, sociale en milieubelangen van niet alleen hun respectieve bevolking, maar ook van toekomstige generaties, en dragen zij er zorg voor dat beleidsmaatregelen met betrekking tot de economische ontwikkeling, het milieu- en het sociale beleid elkaar ondersteunen.
1. Terwijl de partijen erkennen dat elk van hen het recht heeft zelf te bepalen tot welk niveau zij in overeenstemming met de hierop betrekking hebbende internationaal erkende beginselen en overeenkomsten regels vastlegt op het gebied van interne milieu- en werkgelegenheidsbescherming, en beleidsmaatregelen en prioriteiten met betrekking tot duurzame ontwikkeling, en haar relevante wetgeving dienovereenkomstig vast te stellen of te wijzigen, dragen zij er zorg voor dat hun respectieve wetgeving in een hoog beschermingsniveau voor milieu- en werkgelegenheidsbescherming voorziet en streven zij ernaar die wetgeving te blijven verbeteren.
2. Om de doelstellingen van dit artikel te bereiken past Oekraïne haar wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen alsmede administratieve praktijken aan het EU-acquis aan.
1. De partijen erkennen volledige en productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk voor allen als cruciale elementen voor de handel in de context van globalisering. De partijen herbevestigen dat zij zich inspannen om de handelsontwikkeling zodanig te bevorderen dat deze leidt tot volledige en productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk voor allen, met inbegrip van mannen, vrouwen en jongeren.
2. De partijen bevorderen en implementeren in hun wetten en praktijken de internationaal erkende fundamentele arbeidsnormen, te weten:
a. de vrijheid tot oprichting van vakverenigingen en de daadwerkelijke erkenning van het recht op collectieve onderhandelingen;
b. de uitbanning van alle vormen van dwangarbeid of verplichte arbeid;
c. de daadwerkelijke afschaffing van kinderarbeid; en
d. de uitbanning van discriminatie met betrekking tot werk en beroep.
3. De partijen herbevestigen hun verbintenis om de fundamentele en prioritaire ILO-verdragen die zij hebben geratificeerd, en de Verklaring over de fundamentele rechten en principes met betrekking tot werk van de ILO uit 1998, daadwerkelijk ten uitvoer te leggen. De partijen overwegen eveneens ratificatie en tenuitvoerlegging van andere ILO-verdragen die door de ILO als actueel worden aangemerkt.
4. De partijen benadrukken dat arbeidsnormen niet mogen worden gebruikt voor protectionistische handelsdoeleinden. Zij merken op dat hun comparatieve voordeel in geen geval ter discussie mag worden gesteld.
1. De partijen erkennen de waarde van internationale governance en overeenkomsten op milieugebied als antwoord van de internationale gemeenschap op mondiale of regionale milieuproblemen.
2. De partijen herbevestigen hun verbintenis om de multilaterale milieuovereenkomsten waarbij zij partij zijn daadwerkelijk in hun wetgeving en praktijk ten uitvoer te leggen.
3. Niets in deze overeenkomst beperkt het recht van een partij om maatregelen vast te stellen of te handhaven teneinde de multilaterale milieuovereenkomsten waarbij zij partij is, uit te voeren. Deze maatregelen worden niet zodanig toegepast dat zij een middel tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie tussen de partijen of een verkapte handelsbeperking vormen.
4. De partijen dragen er zorg voor dat het milieubeleid wordt gebaseerd op het voorzorgsbeginsel en op de beginselen dat preventief moet worden opgetreden, dat milieuschade prioritair moet worden rechtgezet aan de bron en dat de vervuiler moet betalen.
5. De partijen werken samen om te bevorderen dat in overeenstemming met de doelstelling van een duurzame ontwikkeling voorzichtig en rationeel gebruik wordt gemaakt van natuurlijke hulpbronnen, met het oogmerk dat het verband tussen de handel enerzijds en het milieubeleid en de milieupraktijk van de partijen anderzijds versterkt.
1. De partijen herbevestigen dat de handel de duurzame ontwikkeling in al haar aspecten moet bevorderen. De partijen erkennen de positieve rol die de fundamentele arbeidsnormen en fatsoenlijk werk kunnen hebben op de economische efficiëntie, innovatie en productiviteit, en zij benadrukken de waarde van een grotere coherentie tussen het handelsbeleid enerzijds en de werkgelegenheid en het sociale beleid anderzijds.
2. De partijen streven ernaar de handel en de buitenlandse directe investeringen in milieugoederen, -diensten en -technologieën, duurzame energie, energie-efficiënte producten en diensten en goederen met een milieukeur te vergemakkelijken en te bevorderen, onder meer door de aanpak van niet-tarifaire belemmeringen ter zake.
3. Zij streven er voorts naar de handel in producten die bijdragen tot een duurzame ontwikkeling, waaronder producten die onder programma's voor eerlijke en ethische handel vallen en die waarvoor beginselen van maatschappelijk verantwoord ondernemen en verantwoordingsplicht gelden, te vergemakkelijken en te bevorderen.
Ter bevordering van een duurzaam bosbeheer zeggen de partijen toe samen te werken aan een betere handhaving van de wetgeving en governance op bosbouwgebied, alsmede aan de bevordering van de handel in rechtmatige duurzame bosbouwproducten.
Met inachtneming van het belang van een verantwoord en duurzaam beheer van de visbestanden, alsmede van een goede governance in de handel, werken de partijen samen door:
a. het treffen van doeltreffende maatregelen om visbestanden en andere aquatische rijkdommen te bewaken en te beheren;
b. zorg te dragen voor volledige naleving van de toepasselijke door regionale organisaties voor visserijbeheer vastgestelde instandhoudings- en controlemaatregelen, en door binnen die organisaties zoveel mogelijk samen te werken, en
c. het onder meer invoeren van handelsmaatregelen ter bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij.
1. De partijen doen geen afbreuk aan de daadwerkelijke handhaving van hun milieu- en arbeidswetgeving door een onafgebroken of herhaald handelen of nalaten, op een wijze die van invloed is op de handel of de investeringen tussen de partijen.
2. De partijen zwakken de in hun wetgeving verleende bescherming van het milieu of van de werknemers niet af om de handel of investeringen te bevorderen, noch verminderen zij deze bescherming door af te zien van toepassing van of anderszins af te wijken van, of door aan te bieden af te zien van toepassing van of anderszins af te wijken van hun wet- en regelgeving of normen, op een wijze die van invloed is op de handel of de investeringen tussen de partijen.
De partijen erkennen dat het belangrijk is om bij de opstelling, vaststelling en tenuitvoerlegging van maatregelen ter bescherming van het milieu, de volksgezondheid en de sociale omstandigheden die van invloed zijn op de handel tussen de partijen, rekening te houden met wetenschappelijke en technische informatie, en internationale normen, richtsnoeren en aanbevelingen ter zake.
De partijen verbinden zich ertoe het effect van de tenuitvoerlegging van deze titel op de duurzame ontwikkeling te beoordelen en te volgen via hun bestaande participatieprocessen en participatieve instellingen en die welke in het kader van deze overeenkomst in het leven zijn geroepen, bijvoorbeeld door handelsgerelateerde beoordelingen van het effect op de duurzaamheid.
1. Elk van beide partijen wijst een nieuwe of bestaande adviesgroep voor duurzame ontwikkeling aan en roept deze groep bijeen die tot taak heeft advies over de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk te verlenen.
2. De adviesgroep bestaat uit onafhankelijke representatieve organisaties uit het maatschappelijk middenveld, met een evenwichtige vertegenwoordiging van werkgevers en werknemersorganisaties, niet-gouvernementele organisaties en andere belanghebbenden.
3. Leden van de adviesgroep van elk van beide partijen komen bijeen in een Forum voor het maatschappelijk middenveld om te discussiëren over de duurzameontwikkelingsaspecten van de handelsbetrekkingen tussen de partijen. Dit forum komt eenmaal per jaar bijeen, tenzij de partijen anders overeenkomen. De partijen bereiken uiterlijk een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst overeenstemming over de werkwijze van het Forum voor het maatschappelijk middenveld.
4. De dialoog van het Forum voor het maatschappelijk middenveld doet geen afbreuk aan de rol van het ingevolge artikel 469 van deze overeenkomst opgerichte Platform voor het maatschappelijk middenveld.
5. De partijen stellen het Forum voor het maatschappelijk middenveld op de hoogte van de vooruitgang die wordt geboekt bij de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk. De standpunten, opinies of suggesties van het Forum voor het maatschappelijk middenveld kunnen rechtstreeks of via de adviesgroepen aan de partijen worden voorgelegd.
1. Er wordt een subcomité handel en duurzame ontwikkeling opgericht. Het subcomité brengt verslag over zijn activiteiten uit aan het Associatiecomité, in de samenstelling volgens artikel 465, lid 4, van deze overeenkomst. Het subcomité bestaat uit hoge ambtenaren van elk van beide partijen. Het subcomité ziet toe op de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk, met inbegrip van de resultaten van de toezichtactiviteiten en effectbeoordelingen, en bespreekt in goed vertrouwen problemen die zich in verband met de toepassing van dit hoofdstuk voordoen. Het subcomité stelt zijn eigen reglement van orde vast. Het subcomité komt bijeen binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst en daarna ten minste een keer per jaar.
2. Elke partij wijst binnen haar overheid een contactpunt aan om de communicatie tussen de partijen te vergemakkelijken over zaken die door dit hoofdstuk worden bestreken.
3. De partijen kunnen de vooruitgang in verband met de door dit hoofdstuk bestreken tenuitvoerleggings- en handhavingsmaatregelen volgen. Een partij kan de andere partij om specifieke informatie, met opgave van redenen, over de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk verzoeken.
4. Een partij kan om overleg met de andere partij verzoeken over elke aangelegenheid die zich voordoet in verband met dit hoofdstuk, door bij het contactpunt van die partij een schriftelijk verzoek hiertoe in te dienen. De partijen komen overeen om, wanneer een van de partijen daarom verzoekt, tijdig via daartoe geëigende kanalen overleg te plegen.
5. De partijen doen al het mogelijke om tot een wederzijds bevredigende oplossing van de aangelegenheid te komen en mogen advies, informatie of bijstand vragen van iedere persoon die of van elk orgaan dat zij daartoe passend achten, teneinde de aangelegenheid die in het geding is, volledig te onderzoeken. De partijen houden rekening met de activiteiten van de ILO of relevante multilaterale milieuorganisaties of -organen waarbij zij partij zijn.