A. TITEL

Verdrag inzake de bestrijding van omkoping van buitenlandse ambtenaren bij internationale zakelijke transacties, met Bijlage;

Parijs, 17 december 1997

B. TEKST

De tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 1998, 54.

Op blz. 10 van dat Tractatenblad dient in de Engelse tekst in de negende en tiende regel van het eerste lid van artikel 9 het woord „assitance" te worden vervangen door „assistance".

En op dezelfde bladzijde dient in de tweede regel van het derde lid van artikel 10 na het woord „nationals" te worden ingevoegd „or that it can prosecute its nationals".

C. VERTALING

Verdrag inzake de bestrijding van omkoping van buitenlandse ambtenaren bij internationale zakelijke transacties

Preambule

De Partijen,

Overwegende dat omkoping bij internationale zakelijke transacties, waaronder begrepen handel en investeringen, een wijdverbreid verschijnsel is dat aanleiding geeft tot ernstige ethische en politieke bezorgdheid, goed bestuur en economische groei ondermijnt en internationale mededingingsomstandigheden vervalst;

Overwegende dat alle landen gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de bestrijding van omkoping bij internationale zakelijke transacties;

Gelet op de Herziene Aanbeveling inzake de Bestrijding van Omkoping bij Internationale Zakelijke Transacties, aangenomen door de Raad van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) op 23 mei 1997, C(97)123/FINAL, die, onder andere, opriep tot doeltreffende maatregelen om omkoping van buitenlandse ambtenaren in verband met internationale zakelijke transacties te ontmoedigen, te voorkomen en te bestrijden, en in het bijzonder tot de onmiddellijke strafbaarstelling van deze omkoping, zulks op doeltreffende en samenhangende wijze en in overeenstemming met de overeengekomen gemeenschappelijke elementen genoemd in bovenbedoelde Aanbeveling en met de rechtsbevoegdheidsbeginselen en andere fundamentele juridische beginselen van ieder land;

Verwelkomend andere recente ontwikkelingen die internationale overeenstemming en internationale samenwerking met betrekking tot de bestrijding van omkoping van ambtenaren, met inbegrip van acties van de Verenigde Naties, de Wereldbank, het Internationale Monetaire Fonds, de Wereldhandelsorganisatie, de Organisatie van Amerikaanse Staten, de Raad van Europa en de Europese Unie, verder bevorderen;

Verwelkomend de inspanningen van bedrijven, handelsorganisaties, vakbonden, alsmede andere niet-gouvernementele organisaties teneinde omkoping te bestrijden;

Erkennende de rol van regeringen bij de voorkoming van de verleiding tot omkoping door personen en bedrijven bij internationale zakelijke transacties;

Erkennende dat voor het boeken van vooruitgang op dit gebied niet alleen inspanningen op nationaal niveau, doch ook multilaterale samenwerking, controle en vervolg daarop noodzakelijk is;

Erkennende dat het bereiken van gelijkwaardigheid van de door Partijen te nemen maatregelen een belangrijk voorwerp en een belangrijk doel van het Verdrag is, hetgeen vereist dat het Verdrag dient te worden bekrachtigd zonder dat deze gelijkwaardigheid wordt aangetast.

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Het strafbaar feit omkoping van buitenlandse ambtenaren

1. Iedere Partij neemt de noodzakelijke maatregelen om vast te leggen dat volgens haar wetgeving voor een ieder het opzettelijk aanbieden, beloven of geven van iedere niet verschuldigde betaling of ieder ander voordeel, direct dan wel via tussenpersonen, aan een buitenlandse ambtenaar, voor deze ambtenaar of voor een derde partij, teneinde te bewerkstelligen dat de ambtenaar handelt of nalaat te handelen met in de uitoefening van overheidstaken, om aldus zakelijk of enig ander ongeoorloofd voordeel uit internationale zakelijke transacties te verkrijgen of te behouden, een misdrijf is.

2. Iedere Partij neemt alle noodzakelijke maatregelen om vast te leggen dat medeplichtigheid, waaronder begrepen uitlokking en hulp, aan of goedkeuring van omkoping van een buitenlandse ambtenaar een misdrijf is. Poging en samenspanning tot omkoping van een buitenlandse ambtenaar is in dezelfde mate strafbaar als poging en samenspanning tot omkoping van een ambtenaar van de desbetreffende Partij.

3. De in de bovenstaande leden 1 en 2 bedoelde strafbare feiten worden hierna „omkoping van een buitenlandse ambtenaar" genoemd.

4. Voor de toepassing van dit Verdrag:

  • a. wordt onder „buitenlandse ambtenaar" verstaan iedere persoon die een wetgevend, bestuurlijk of rechterlijk ambt van een ander land bekleedt, hetzij door benoeming dan wel door verkiezing; iedere persoon die een openbare functie voor een ander land uitoefent, met inbegrip van een overheidsinstelling of overheidsbedrijf; en iedere ambtenaar of tussenpersoon van een internationale publiekrechtelijke organisatie;

  • b. wordt onder „ander land" mede verstaan alle overheidsniveaus en onderafdelingen van de overheid, van nationaal tot lokaal;

  • c. wordt onder „handelen of nalaten te handelen in de uitoefening van overheidstaken" mede verstaan iedere gebruikmaking van de functie van de ambtenaar, al dan niet binnen de bevoegdheid van de desbetreffende ambtenaar.

Artikel 2 Aansprakelijkheid van rechtspersonen

Iedere Partij neemt, in overeenstemming met zijn rechtsbeginselen, de noodzakelijke maatregelen om de aansprakelijkheid van rechtspersonen ten aanzien van omkoping van een buitenlandse ambtenaar vast te leggen.

Artikel 3 Sancties

1. Op omkoping van een ambtenaar worden doeltreffende, evenredige en afschrikkende straffen gesteld. De toepasselijke straffen zullen vergelijkbaar zijn met die welke van toepassing zijn op omkoping van ambtenaren van de Partij zelf, waar het natuurlijke personen betreft, is hieronder tevens begrepen vrijheidsbeneming die toereikend is om doeltreffende wederzijdse rechtshulp en uitlevering mogelijk te maken.

2. Ingeval volgens het rechtssysteem van een Partij strafrechtelijke aansprakelijkheid niet van toepassing is op rechtspersonen, verzekert de desbetreffende Partij dat rechtspersonen ten aanzien van omkoping van buitenlandse ambtenaren onderworpen zijn aan doeltreffende, evenredige en afschrikkende niet-strafrechtelijke sancties, met inbegrip van geldboetes.

3. Iedere Partij neemt de noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat het omkoopmiddel en de opbrengsten van omkoping van een buitenlandse ambtenaar, of goederen waarvan de waarde overeenkomt met die van deze opbrengsten, in beslaggenomen of geconfisqeerd kunnen worden, of ervoor te zorgen dat geldboetes met vergelijkbaar resultaat opgelegd kunnen worden.

4. Iedere Partij overweegt het opleggen van bijkomende civielrechtelijke of administratiefrechtelijke sancties tegen een persoon die onderworpen is aan sancties wegens omkoping van een buitenlandse ambtenaar.

Artikel 4 Rechtsbevoegdheid

1. Iedere Partij neemt de noodzakelijke maatregelen om rechtsmacht te vestigen ten aanzien van omkoping van een buitenlandse ambtenaar wanneer het strafbaar feit geheel of gedeeltelijk op haar grondgebied wordt gepleegd.

2. Iedere Partij die bevoegd is om haar onderdanen te vervolgen wegens in het buitenland gepleegde strafbare feiten neemt de noodzakelijke maatregelen om rechtsmacht te vestigen ten aanzien van de vervolging van omkoping van een buitenlandse ambtenaar, in overeenstemming met dezelfde beginselen.

3. Indien meer dan één Partij bevoegd is inzake een vermoedelijk strafbaar feit dat in dit Verdrag wordt beschreven, plegen de betrokken Partijen op verzoek van één van hen overleg ten einde vast te stellen wie van hen het meest in aanmerking komt om vervolging in te stellen.

4. Iedere Partij heroverweegt of de basis waarop zij thans bevoegd is, doeltreffend is bij de bestrijding van omkoping van buitenlandse ambtenaren, en neemt, indien dit niet het geval is, maatregelen tot verbetering.

Artikel 5 Handhaving

Opsporing en vervolging van omkoping van een buitenlandse ambtenaar is onderworpen aan de toepasselijke regels en beginselen van iedere Partij, en worden niet beïnvloed door overwegingen van nationaal economisch belang, door de mogelijke gevolgen voor de betrekkingen met een andere Staat of door de identiteit van de betrokken natuurlijke of rechtspersonen.

Artikel 6 Verjaringswet

Alle toepasselijke verjaringswetten met betrekking tot het strafbaar feit omkoping van een buitenlandse ambtenaar zal voorzien in een passende termijn voor de opsporing en vervolging van dit strafbaar feit.

Artikel 7 Het witwassen van gelden

Iedere Partij die voor de toepassing van haar wetgeving inzake het witwassen van gelden omkoping van haar eigen ambtenaren als grondfeit strafbaar heeft gesteld, dient volgens dezelfde voorwaarden omkoping van buitenlandse ambtenaren strafbaar te stellen, ongeacht de plaats waar de omkoping plaatsvond.

Artikel 8 Boekhouding

1. Teneinde omkoping van buitenlandse ambtenaren doelmatig te kunnen bestrijden, neemt iedere Partij, binnen het kader van haar wet- en regelgeving inzake het bijhouden van boeken en registers, de openbaarmaking van financiële overzichten, en normen voor boekhouden en accountantsonderzoeken, de nodige maatregelen om een verbod in te stellen op het opstellen van niet in de boeken opgenomen rekeningen, het sluiten van niet in de boeken opgenomen of niet afdoende geïdentificeerde transacties, de registratie van niet-bestaande uitgaven, het zich verbinden tot aansprakelijkheden met onjuiste identificatie van de inhoud hiervan, alsmede het gebruik van valse documenten, door bedrijven die aan deze wet- en regelgeving onderworpen zijn, met het doel om buitenlandse ambtenaren om te kopen of deze omkoping te verhullen.

2. Iedere Partij stelt doeltreffende, evenredige en afschrikkende civiel-, administratief- of strafrechtelijke sancties vast voor dergelijke verzuimen en vervalsingen met betrekking tot de boeken, registers, rekeningen en financiële overzichten van dergelijke bedrijven.

Artikel 9 Wederzijdse rechtshulp

1. Iedere Partij verleent, in die mate als op grond van haar wetgeving en relevante verdragen en regelingen mogelijk is, onmiddellijke en doeltreffend rechtshulp aan een andere Partij met het oog op strafrechtelijke onderzoeken en procedures die door een Partij worden ingesteld terzake van strafbare feiten die onder dit Verdrag vallen en terzake van niet-strafrechtelijke procedures die door een Partij tegen een rechtspersoon worden ingesteld en die onder dit Verdrag vallen. De aangezochte Partij dient de verzoekende Partij onverwijld in kennis te stellen van alle aanvullende informatie of documenten die nodig zijn om het verzoek om rechtshulp te ondersteunen en, indien hierom wordt verzocht, van het verloop en het resultaat van het verzoek om bijstand.

2. Wanneer een Partij wederzijdse rechtshulp afhankelijk stelt van dubbele strafbaarheid, wordt dubbele strafbaarheid geacht te bestaan indien het strafbaar feit terzake waarvan om rechtshulp is verzocht onder dit Verdrag valt.

3. Een Partij weigert terzake van strafzaken die onder dit Verdrag vallen geen wederzijdse rechtshulp vanwege het bankgeheim.

Artikel 10 Uitlevering

1. Omkoping van een buitenlandse ambtenaar wordt geacht een strafbaar feit te zijn waarvoor uitlevering kan worden toegestaan krachtens de wetgeving van de Partijen en de uitleveringsverdragen die tussen hen zijn gesloten.

2. Indien een Partij die uitlevering afhankelijk stelt van het bestaan van een uitleveringsverdrag een uitleveringsverzoek ontvangt van een andere Partij waarmee zij geen uitleveringsverdrag heeft gesloten, kan zij dit Verdrag beschouwen als wettelijke basis voor uitlevering wegens het strafbaar feit omkoping van een buitenlandse ambtenaar.

3. Iedere Partij neemt alle noodzakelijke maatregelen om te verzekeren dat zij ofwel haar onderdanen kan uitleveren ofwel haar onderdanen kan vervolgen wegens het strafbaar feit omkoping van een buitenlandse ambtenaar. Een Partij die een verzoek om uitlevering van een persoon vanwege omkoping van een buitenlandse ambtenaar afwijst uitsluitend op grond van de omstandigheid dat die persoon haar onderdaan is, legt de zaak met het oog op vervolging voor aan haar bevoegde instanties.

4. Uitlevering vanwege omkoping van een buitenlandse ambtenaar is onderworpen aan de voorwaarden als genoemd in de nationale wetgeving en toepasselijke verdragen en regelingen van iedere Partij. Wanneer een Partij uitlevering afhankelijk stelt van dubbele strafbaarheid, wordt aan deze voorwaarde geacht te zijn voldaan indien het strafbaar feit waarvoor om uitlevering wordt verzocht onder artikel 1 van dit Verdrag valt.

Artikel 11 Verantwoordelijke autoriteiten

Voor de toepassing van artikel 4, derde lid, inzake overleg, artikel 9, inzake wederzijdse rechtshulp, en artikel 10, inzake uitlevering, stelt iedere Partij de Secretaris-Generaal van de OESO ervan in kennis welke autoriteit of autoriteiten verantwoordelijk zijn voor het doen en ontvangen van verzoeken; deze dienen voor de desbetreffende Partij als communicatiekanaal ten aanzien van deze aangelegenheden, onverminderd andere regelingen tussen Partijen.

Artikel 12 Controle en vervolg

Partijen werken samen om een systematisch-vervolgprogramma in werking te stellen teneinde de volledige uitvoering van dit Verdrag te controleren en te bevorderen. Tenzij Partijen unaniem anders hebben bepaald, geschiedt dit binnen het kader van de OESO Werkgroep voor Omkoping bij Internationale Zakelijke Transacties en overeenkomstig haar taakstelling, of binnen het kader en de taakstelling van ieder orgaan dat de OESO Werkgroep in haar functies opvolgt, en dragen Partijen de kosten van het programma in overeenstemming met de voor dat orgaan toepasselijke regels .

Artikel 13 Ondertekening en toetreding

1. Dit Verdrag staat tot zijn inwerkingtreding open voor ondertekening door OESO-leden en door niet-leden die zijn uitgenodigd volwaardige participanten te worden in de OESO-Werkgroep inzake Omkoping bij Internationale Zakelijke Transacties.

2. Na zijn inwerkingtreding staat dit Verdrag open voor toetreding door iedere niet-ondertekenaar die lid is van de OESO of een volwaardige participant is geworden in de Werkgroep inzake Omkoping bij Internationale Zakelijke Transacties of in ieder orgaan dat de Werkgroep in haar functies opvolgt. Ten aanzien van iedere bovenbedoelde niet-ondertekenaar treedt het Verdrag in werking op de zestigste dag die volgt op de datum van nederlegging van zijn akte van toetreding.

Artikel 14 Bekrachtiging en depositaris

1. Dit Verdrag dient te worden aanvaard, goedgekeurd of bekrachtigd door de Ondertekenaars, in overeenstemming met hun respectieve wetgeving.

2. Akten van aanvaarding, goedkeuring, bekrachtiging of toetreding worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de OESO, depositaris van dit Verdrag.

Artikel 15 Inwerkingtreding

1. Dit Verdrag treedt in werking op de zestigste dag die volgt op de datum waarop vijf van de tien landen die de tien grootste exportaandelen als genoemd in het bijgevoegde document bezitten en die zelf ten minste zestig procent van de totale export van deze tien landen tezamen vertegenwoordigen, hun akten van aanvaarding, goedkeuring of bekrachtiging hebben nedergelegd. Ten aanzien van iedere ondertekenaar die zijn akte na deze inwerkingtreding nederlegt, treedt het Verdrag in werking op de zestigste dag na nederlegging van zijn akte.

2. Indien het Verdrag op 31 december 1998 niet in werking is getreden ingevolge het eerste lid, kan iedere ondertekenaar die zijn akte van aanvaarding, goedkeuring of bekrachtiging heeft nedergelegd, schriftelijk aan de depositaris verklaren bereid te zijn om de inwerkingtreding van dit Verdrag ingevolge dit tweede lid te aanvaarden. Het Verdrag treedt ten aanzien van deze ondertekenaar in werking op de zestigste dag die volgt op de datum waarop dergelijke verklaringen door ten minste twee ondertekenaars zijn nedergelegd. Ten aanzien van iedere ondertekenaar die zijn verklaring nederlegt na deze inwerkingtreding, treedt het Verdrag in werking op de zestigste dag die volgt op de datum van nederlegging.

Artikel 16 Wijziging

Iedere Partij kan een voorstel tot wijziging van dit Verdrag doen. Een voorstel tot wijziging wordt voorgelegd aan de depositaris, die het aan de andere Partijen toezendt ten minste zestig dagen vóór bijeenroeping van een vergadering van de Partijen ter bespreking van de voorgestelde wijziging. Een wijziging die unaniem, of op enige andere wijze die partijen unaniem vaststellen, door de partijen wordt aangenomen, wordt van kracht zestig dagen na de nederlegging door alle Partijen van een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, of nadat is voldaan aan andere voorwaarden als door de Partijen bepaald op het tijdstip van aanneming van de wijziging.

Artikel 17 Opzegging

Een Partij kan dit Verdrag opzeggen door een schriftelijke kennisgeving voor te leggen aan de depositaris. De opzegging wordt van kracht één jaar na de datum van ontvangst van de kennisgeving. Na opzegging wordt de samenwerking tussen de Partijen en de Partij die heeft opgezegd, voortgezet ten aanzien van alle nog hangende verzoeken om bij- stand en uitlevering die zijn ingediend vóór de datum waarop de opzegging van kracht wordt.

GEDAAN te Parijs op zeventien december negentienhonderd zevenennegentig, in de Franse en Engelse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

(Voor de ondertekeningen zie blz. 16 van Trb. 1998, 54.)

Bijlage

DAFFE/IME/BR(97)18/FINAL

EXPORTCIJFERS VAN DE OESO-LANDEN

EXPORT VAN DE OESO-LANDEN
    
 1990–19961990–19961990–1996
 In miljoen US$%%
  van totale OESOvan de 10 grootste
Verenigde Staten287 11815,9%19,7%
Duitsland254 74614,1%17,5%
Japan212 66511,8%14,6%
Frankrijk138 4717,7%9,5%
Verenigd Koninkrijk121 2586,7%8,3%
Italië112 4496,2%7,7%
Canada91 2155,1%6,3%
Korea (1)81 3644,5%5,6%
Nederland81 2644,5%5,6%
België-Luxemburg78 5984,4%5,4%
Totaal 10 grootste1 459 14881,0%100%
    
Spanje42 4692,4% 
Zwitserland40 3952,2% 
Zweden36 7102,0% 
Mexico (1)34 2331,9% 
Australië27 1941,5% 
Denemarken24 1451,3% 
Oostenrijk*22 4321,2% 
Noorwegen21 6661,2% 
Ierland19 2171,1% 
Finland17 2961,0% 
Polen (1)**12 6520,7% 
Portugal10 8010,6% 
Turkije*8 0270,4% 
Hongarije**6 7950,4% 
Nieuw-Zeeland6 6630,4% 
Tsjechische Republiek***6 2630,3% 
Griekenland*4 6060,3% 
IJsland9490,1% 
    
Totaal OESO1 801 661100% 

Noot: * 1990–1995;

** 1991–1996;

*** 1993–1996

Bron: OESO, (1) IMF

Wat betreft België en Luxemburg: de handelsstatistieken voor België en Luxemburg zijn voor deze twee landen slechts tezamen beschikbaar. Voor de toepassing van artikel 15, eerste lid, van het Verdrag wordt, indien ofwel België ofwel Luxemburg zijn akte van aanvaarding, goedkeuring of bekrachtiging nederlegt, of indien zowel België als Luxemburg hun akten van aanvaarding, goedkeuring of bekrachtiging nederleggen, één van de landen die de tien grootste exportaandelen bezitten, geacht zijn akte te hebben nedergelegd en worden de gezamenlijke exportcijfers van beide landen bij elkaar opgeteld om de 60 procent van de totale gezamenlijke exportcijfers van deze tien landen te behalen, zoals voor de inwerkingtreding van het verdrag vereist is.


D. PARLEMENT

Zie Trb. 1998, 54.

E. BEKRACHTIGING

Zie Trb. 1998, 54.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1998, 54.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1998, 54.

In de zesde regel van de eerste alinea dient Trb. 1961, 125 te worden vervangen door Trb. 1961, 60.

Uitgegeven de zestiende september 1998

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. VAN AARTSEN

Naar boven