A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zuid-Afrika inzake samenwerking op het gebied van onderwijs en wetenschappen, kunst en cultuur, gezondheid, welzijn en sport;

Pretoria, 30 september 1996

B. TEKST

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zuid-Afrika inzake samenwerking op het gebied van onderwijs en wetenschappen, kunst en cultuur, gezondheid, welzijn en sport

Preambule

Overwegende dat het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zuid-Afrika (hierna gezamenlijk te noemen „de Partijen" en afzonderlijk „de Partij"), de vriendschappelijke banden en het wederzijds begrip tussen hun volkeren wensen te bestendigen en aan te halen;

Overwegende dat de Partijen zich bewust zijn van de wenselijkheid van het in zo groot mogelijke mate bevorderen van wederzijdse kennis en begrip van hun respectieve culturen en hun verworvenheden op intellectueel gebied en op het gebied van onderwijs, kunst en sport, alsmede van hun geschiedenis en levenswijze, door middel van vriendschappelijke samenwerking tussen hun respectieve landen; en

Overwegende dat de Partijen de kwaliteit van het leven van hun volkeren wensen te verbeteren en te verhogen;

Zijn de Partijen thans derhalve het volgende overeengekomen:

Artikel 1

Ten einde de banden tussen hun landen uit te breiden en nauwer aan te halen zullen de Partijen samenwerking en de uitwisseling van kennis, ervaring en verworvenheden op het gebied van onderwijs en wetenschappen, kunst en cultuur, gezondheid, welzijn en sport bevorderen.

Artikel 2

1. In overeenstemming met de doelstellingen van dit Verdrag zullen de Partijen de totstandkoming van contacten en samenwerking tussen betrokken instellingen, organisaties en personen in beide landen bevorderen op de gebieden waarop dit Verdrag van toepassing is.

2. Bij de toepassing van de bepalingen van dit Verdrag wordt naar behoren rekening gehouden met de autonomie van de desbetreffende instellingen en lichamen. Hun vrijheid wederzijdse betrekkingen en overeenkomsten aan te gaan en te handhaven wordt erkend, met inachtneming van de wetten en constituties van hun respectieve Staten.

Artikel 3

Met het oog op het uitbreiden en nauwer aanhalen van de banden tussen hun landen zullen de Partijen samenwerking op de diverse gebieden van onderwijs en wetenschappen, kunst en cultuur, gezondheid, welzijn en sport bevorderen. Hiertoe bevorderen de Partijen:

1. de samenwerking tussen onderwijsinstellingen, het toekennen van studiebeurzen (zowel voor academische en post-academische studies en wetenschappelijk onderzoek als voor afgestudeerden aan kunstacademies en -instellingen), uitwisseling van personen op alle niveaus van onderwijs en uitwisseling van informatie op het gebied van onderwijs;

2. de uitbreiding van culturele betrekkingen tussen hun landen. Hiertoe moedigen zij de uitwisseling aan van bezoeken van deskundigen op het gebied van kunst en cultuur ten behoeve van studie en het houden van lezingen;

3. samenwerking op diverse culturele gebieden die voor beide landen van belang zijn, met inbegrip van literatuur, tentoonstellingen van kunst en kunstvoorwerpen, muziek, dans, toneel, film/cinematografie, de uitwisseling van boeken en andere publicaties, samenwerking tussen kunstscholen, genootschappen van kunstenaars en schrijvers, musea, bibliotheken, archieven en andere culturele instellingen, en de uitwisseling van kennis tussen instellingen die zich bezighouden met het behoud van het cultureel erfgoed, alsmede bezoeken door delegaties en individuele deskundigen op deze gebieden;

4. samenwerking op diverse gebieden van gezondheid, welzijn en sport, met inbegrip van de ontwikkeling van het menselijk potentieel, en de aanmoediging van rechtstreeks contact tussen de desbetreffende instellingen, niet-gouvernementele organisaties en deskundigen; en

5. elke andere samenwerkingsvorm die de Partijen of de desbetreffende autonome instellingen in beide landen overeen kunnen komen.

Artikel 4

Met het oog op de historische banden tussen de twee landen en hun volkeren leggen de Partijen in het bijzonder het accent op de studie van de talen, literatuur, cultuur en geschiedenis van elkaars land.

Artikel 5

Aangelegenheden die verband houden met de bevordering en het onderwijs van de Nederlandse taal in Zuid-Afrika zijn overgedragen aan de Nederlandse Taalunie (NTU), een intergouvernementele organisatie die door Nederland en België in 1980 is opgericht ter bevordering van de Nederlandse taal in de ruimste zin.

Artikel 6

1. Elke Partij juicht de vestiging op haar grondgebied van culturele instellingen of vriendschapsverbonden toe in overeenstemming met haar wetten en algemeen beleid, met dien verstande dat voorafgaande aan de oprichting van een instelling uit hoofde van dit artikel toestemming van de betrokken Partij dient te zijn verkregen.

2. Met zorgvuldige inachtneming van het bepaalde in artikel 2, tweede lid, zullen de Partijen de totstandkoming van specifieke samenwerkingsprogramma's tussen de desbetreffende culturele instellingen en lichamen bevorderen.

Artikel 7

Alle activiteiten die ingevolge dit Verdrag worden uitgevoerd geschieden met inachtneming van de geldende wetgeving in de respectieve landen.

Artikel 8

Ten behoeve van de uitvoering van dit Verdrag komen vertegenwoordigers van de Partijen om de drie jaar, of zoals door de Partijen is overeengekomen, bijeen. De bijeenkomsten worden afwisselend in het Koninkrijk der Nederlanden en in de Republiek Zuid-Afrika gehouden om samenwerkingsprogramma's opnieuw te bezien en om beleidsontwikkelingen met betrekking tot culturele samenwerking te bespreken.

Artikel 9

Geschillen met betrekking tot de uitlegging en uitvoering van dit Verdrag worden geregeld door middel van onderhandelingen tussen de Partijen.

Artikel 10

Dit Verdrag kan bij overeenkomst worden gewijzigd door een uitwisseling van nota's tussen de Partijen. Een wijziging wordt van kracht op de datum waarop de Partijen elkaar schriftelijk langs diplomatieke weg hebben medegedeeld dat aan hun respectieve constitutionele vereisten is voldaan.

Artikel 11

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag van toepassing op het deel van het Koninkrijk in Europa, op de Nederlandse Antillen en op Aruba, tenzij in de in artikel 12, eerste lid, bedoelde kennisgeving anders wordt bepaald.

Artikel 12

1. Dit Verdrag treedt in werking wanneer beide Partijen elkaar schriftelijk langs diplomatieke weg ervan in kennis hebben gesteld dat aan hun respectieve constitutionele vereisten voor de inwerkingtreding van dit Verdrag is voldaan. De datum van inwerkingtreding is de datum van ontvangst van de laatste kennisgeving.

2. Dit Verdrag blijft van kracht zolang het niet beëindigd is ingevolge artikel 13.

Artikel 13

1. Elke Partij kan, met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden, langs diplomatieke weg door schriftelijke kennisgeving aan de andere Partij te allen tijde dit Verdrag beëindigen. Beëindiging van dit Verdrag heeft geen invloed op programma's waarmee vóór de beëindiging van dit Verdrag een aanvang is gemaakt, tenzij de Partijen anders zijn overeengekomen.

2. Met inachtneming van de in artikel 13, eerste lid, bedoelde termijn is het Koninkrijk der Nederlanden gerechtigd de toepassing van dit Verdrag ten aanzien van elk afzonderlijk deel van het Koninkrijk te beëindigen.

TEN BLIJKE WAARVAN de vertegenwoordigers van de Partijen, hiertoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag in tweevoud hebben ondertekend, in de Nederlandse en de Engelse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

GEDAAN te Pretoria, op 30 september negentienhonderd zes- ennegentig.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) H. A. F. M. O. VAN MIERLO

Voor de Republiek Zuid-Afrika

(w.g.) A. PAHAD


Agreement between the Kingdom of the Netherlands and the Republic of South Africa on cooperation in the fields of education and science, arts and culture, health, welfare and sport

Preamble

Whereas the Kingdom of the Netherlands and the Republic of South Africa (hereinafter jointly referred to as “the Parties", and in the singular as “the Party"), are desirous to consolidate and strengthen the friendly ties and reciprocal understanding between their peoples;

Whereas the Parties are conscious of the desirability of promoting to the greatest possible extent the mutual knowledge and understanding of their respective cultures and intellectual, educational, artistic and sporting achievements, as well as their history and way of life, by means of friendly cooperation between their respective countries; and

Whereas the Parties are desirous to uplift and enhance the quality of life of their peoples;

Now, therefore, the Parties agree as follows:

Article 1

For the purpose of broadening and strengthening the ties between their countries, the Parties shall encourage cooperation and the exchange of knowledge, experience and achievements in the fields of education and science, arts and culture, health, welfare and sport.

Article 2

1. The Parties shall, in accordance with the aims of this Agreement, encourage the establishment of contact and cooperation between interested institutions, organisations and persons in both countries in the fields covered by this Agreement.

2. In the implementation of the provisions of this Agreement due regard shall be given to the autonomy of the relevant institutions and bodies. Their freedom to enter into and maintain mutual relations and agreements shall be recognised, subject to the laws and constitution of the respective States.

Article 3

With a view to broadening and strengthening the ties between their countries, the Parties shall encourage cooperation in the various fields of education and science, arts and culture, health, welfare and sport. To this end the Parties shall encourage:

1. cooperation between educational institutions, the granting of scholarships (for university and post-university studies and research, as well as for graduates of art academies and institutes), exchange of persons at all levels of education and exchange of information on education;

2. the development of cultural relations between their countries. For this purpose they shall encourage the exchange of study and lecture visits by specialists in the field of arts and culture;

3. cooperation in various cultural fields of interest to both, including literature, exhibitions of art and artefacts, music, dance, drama, film/cinematography, the exchange of books and other publications, cooperation between schools of art, associations of artists and writers, museums, libraries, archives and other cultural institutions, and the exchange of knowledge between conservation bodies relating to cultural heritage, as well as visits by delegations and individual specialists in these fields;

4. cooperation in various fields of health, welfare and sport, including the development of human resources and the encouragement of direct contact between relevant institutions, non-governmental organisations, and experts; and

5. any other form of cooperation as may be agreed upon between the Parties or relevant autonomous institutions in both countries.

Article 4

In view of the historical ties between the two countries and their peoples, the Parties shall give special emphasis to the study of the languages, literature, culture and history of each other's country.

Article 5

Matters pertaining to the promotion and teaching of the Netherlands language in South Africa have been delegated to the Nederlandse Taalunie (NTU), an intergovernmental organisation set up by Belgium and the Netherlands in 1980 to promote the Netherlands language in the broadest sense.

Article 6

1. Each Party shall welcome the establishment on its territory of cultural institutions or friendship associations in accordance with its laws and general policy, it being understood that prior clearance shall be obtained from the Party concerned before any institution is established under this Article.

2. With due regard to the provisions of Article 2(2), the Parties shall encourage the conclusion of specific programmes of cooperation between the relevant cultural institutions and bodies.

Article 7

All activities carried out in terms of this Agreement shall be subject to the law operative in the respective countries.

Article 8

For the purpose of the implementation of this Agreement representatives of the Parties shall meet every three years, or as agreed upon by the Parties. The meetings shall be held alternately in the Republic of South Africa and in the Kingdom of the Netherlands in order to review programmes of cooperation and to discuss policy developments relevant to cultural cooperation.

Article 9

Any dispute as to the interpretation and implementation of this Agreement shall be resolved through negotiations between the Parties.

Article 10

This Agreement may be amended by agreement through an Exchange of Notes between the Parties. Such an amendement shall come into force on the date on which the Parties have informed each other in writing through diplomatic channels of the completion of their respective constitutional requirements.

Article 11

As regards the Kingdom of the Netherlands, this Agreement shall apply to the part of the Kingdom in Europe, the Netherlands Antilles and to Aruba, unless the notification provided for in Article 12(1), provides otherwise.

Article 12

1. This Agreement shall enter into force when both Parties have notified each other in writing through diplomatic channels that their respective constitutional requirements for the entry into force of this Agreement have been complied with. The date of entry into force shall be the date of receipt of the last notification.

2. This Agreement shall remain in force until terminated in terms of Article 13.

Article 13

1. Either Party may, by giving three months' written notice to the other Party through diplomatic channels, terminate this Agreement at any time. Termination of this Agreement shall not affect any programmes undertaken prior to the termination of this Agreement, unless otherwise agreed to by the Parties.

2. Subject to the period mentioned in Article 13(1), the Kingdom of the Netherlands shall be entitled to terminate the application of the present Agreement separately in respect of any of the parts of the Kingdom.

IN WITNESS WHEREOF the representatives of the Parties, duly authorised thereto, have signed this agreement in duplicate in the English and Netherlands languages, the two texts being equally authentic.

DONE at Pretoria on this 30th day of September Nineteen Hundred and Ninety-Six.

For the Kingdom of the Netherlands

(s.) H. A. F. M. O. VAN MIERLO

For the Republic of South Africa

(s.) A. PAHAD


D. PARLEMENT

Het Verdrag behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Verdrag kan worden gebonden.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Verdrag zullen ingevolge artikel 12, eerste lid, in werking treden op de datum van ontvangst van de laatste der beide diplomatieke nota's waarin Partijen elkaar schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan hun respectieve constitutionele vereisten voor de inwerkingtreding is voldaan.

J. GEGEVENS

Voor het op 9 september 1980 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake de Nederlandse Taalunie, waarnaar wordt verwezen in artikel 5 van het onderhavige Verdrag, is de tekst geplaatst in Trb. 1980, 147; zie ook Trb. 1982, 16.

Uitgegeven de eerste november 1996

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. VAN MIERLO

Naar boven