A. TITEL

Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie en Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, met Bijlagen, Protocollen en Verklaringen;

Korfoe, 24 juni 19942

B. TEKST

De Nederlandse tekst van Verdrag, cum annexis, is geplaatst in Trb. 1994, 200.

De tekst van het Verdrag, cum annexis, is gewijzigd bij besluit van de Raad van de Europese Unie van 1 januari 1995 (zie rubriek J hieronder).

1) In Trb. 1994, 200 staat als systematisch nummer ten onrechte vermeld 0 (1994) Nr. 1.

D. PARLEMENT

De artikelen 1 en 2 van de Rijkswet van 15 december 1994 (Stb.881) luiden:

„Artikel 1

Het op 24 juni 1994 te Korfoe tot stand gekomen Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie, met toetredingsakte, bijlagen en protocollen, waarvan de Nederlandse tekst is geplaatst in Tractatenblad 1994, 200, wordt goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk.

Artikel 2

De goedkeuring door de Staten-Generaal van de verdragen, welke als noodzakelijk en rechtstreeks gevolg van het in artikel 1 genoemde Verdrag gesloten worden tussen de lid-staten van de Europese Unie onderling, danwel tussen de lid-staten, al dan niet gezamenlijk met de Europese Gemeenschappen enerzijds en derde staten of internationale organisaties anderzijds, is niet vereist.".

De wet is gecontrasigneerd door de Minister President W. KOK, de Minister van Buitenlandse Zaken H. A. F. M. O. VAN MIERLO, de Minister van Financiën G. ZALM en de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken M. PATIJN.

Voor de behandeling in de Staten-Generaal zie Kamerstukken II 1993/94, 1994/95, 23 867 (R 1511); Hand. II 1994/95, blz. 1488-1510, Kamerstukken I 1994/95, nrs. 102, 102a; Hand. I 1994/95, zie vergadering d.d. 13 december 1994.

E. BEKRACHTIGING

De volgende Staten hebben in overeenstemming met artikel 2, tweede lid, van het Verdrag, junctis artikel 1, tweede lid, van het Verdrag en artikel 174 van de Akte een akte van bekrachtiging nedergelegd bij de Regering van de Italiaanse Republiek:

Duitsland13 oktober 1994
Oostenrijk24 november 1994
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland29 november 1994
Denemarken 7 december 1994
Finland1 9 december 1994
Ierland15 december 1994
Luxemburg20 december 1994
Italië21 december 1994
het Koninkrijk der Nederlanden21 december 1994
(voor Nederland)
Zweden21 december 1994
Frankrijk27 december 1994
België29 december 1994
Griekenland29 december 1994
Portugal29 december 1994
Spanje30 december 1994

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Verdrag, cum annexis, zijn ingevolge artikel 2, tweede lid, van het Verdrag, junctis artikel 1, tweede lid, van het Verdrag en artikel 174 van de Akte op 1 januari 1995 in werking getreden.

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, gelden Verdrag, cum annexis, alleen voor Nederland.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1994, 200.

1. Wijziging van het Verdrag

In verband met het door Noorwegen niet tijdig neerleggen van de akten van bekrachtiging van het onderhavige Verdrag, cum annexis, en Noorwegen derhalve geen lid van de Europese Unie is geworden op 1 januari 1995, heeft de Raad van de Europese Unie bij besluit van 1 januari 1995 het Verdrag, cum annexis, gewijzigd.

De tekst van dat besluit luidt als volgt:

Besluit van de Raad van de Europese Unie van 1 januari 1995 houdende aanpassing van de documenten betreffende de toetreding van nieuwe Lid-Staten tot de Europese Unie

De Raad van de Europese Unie,

gelet op het Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, lerland, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Portugese Republiek, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-lerland (Lid-Staten van de Europese Unie) en het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, betreffende de toetreding van het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie, inzonderheid op artikel 2,

overwegende dat het Koninkrijk Noorwegen zijn akten van bekrachtiging niet tijdig heeft nedergelegd en derhalve geen lid van de Europese Unie is geworden op 1 januari 1995;

overwegende dat daarom zekere bepalingen die worden genoemd in voornoemd artikel 2, moeten worden aangepast;

overwegende voorts dat de bepalingen van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en de aanpassing van de Verdragen, die op Noorwegen betrekking hebben, dienen te worden aangepast of vervallen dienen te worden verklaard,

Besluit:

Artikel 1

Artikel 3 van het Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, lerland, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Portugese Republiek, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-lerland (Lid-Staten van de Europese Unie) en het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, betreffende de toetreding van het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie wordt vervangen door:

„Artikel 3

Dit Verdrag, opgesteld in één enkel exemplaar, in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de lerse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Noorse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, zijnde de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de lerse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse tekst gelijkelijk authentiek, zal worden neergelegd in het archief van de Regering van de Italiaanse Republiek, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toezendt aan de Regeringen der andere ondertekenende Staten.".

Artikel 2

De titel van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, wordt vervangen door:

„Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond".

De hierboven genoemde Akte wordt hierna „de Toetredingsakte" genoemd.

Artikel 3

De volgende bepalingen van de Toetredingsakte vervallen:

Vierde deel, titel ll, de artikelen 32 t/m 68, artikel 146, alsmede de bijlagen lll, IV, V en Vll.

Artikel 4

Artikel 1, vijfde streepje, van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„– worden met de uitdrukking „nieuwe Lid-Staten" bedoeld de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden.".

Artikel 5

Artikel 11 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 11

Artikel 2 van de aan Besluit 76/787/EGKS, EEG, Euratom gehechte Akte betreffende de verkiezing van de vertegenwoordigers in het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen wordt vervangen door:

„Artikel 2

Het aantal in elke Lid-Staat gekozen afgevaardigden is als volgt vastgesteld:

Belgie25
Denemarken16
Duitsland99
Griekenland25
Spanje64
Frankrijk87
lerland15
Italie87
Luxemburg6
Nederland31
Oostenrijk 21
Portugal25
Finland16
Zweden22
Verenigd Koninkrijk87."."

Artikel 6

Artikel 13 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 13

Artikel 28 van het EGKS-Verdrag wordt vervangen door:

„Artikel 28

Wanneer de Raad geraadpleegd wordt door de Commissie, beraadslaagt hij zonder noodzakelijkerwijze tot stemming over te gaan. Het proces-verbaal van de beraadslagingen wordt aan de Commissie overgelegd.

In het geval dat dit Verdrag instemming van de Raad eist, wordt deze geacht te zijn verkregen indien het voorstel van de Commissie de goedkeuring verkrijgt:

– van de volstrekte meerderheid van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten, met inbegrip van de stemmen van de vertegenwoordigers van twee Lid-Staten die elk over ten minste één tiende van de totale waarde van de kolen- en staalproduktie van de Gemeenschap beschikken;

– of, in geval van gelijke verdeling van stemmen, en indien de Commissie haar voorstel na een tweede beraadslaging handhaaft, van de vertegenwoordigers van drie Lid-Staten welke elk over ten minste één tiende van de totale waarde van de kolen- en staalproduktie van de Gemeenschap beschikken.

In het geval dat dit Verdrag een besluit met eenstemmigheid of instemming met algemene stemmen eist, is dit besluit genomen of deze instemming verkregen, indien daarop de stemmen van alle leden van de Raad zijn verkregen. Voor de toepassing van de artikelen 21, 32, 32 bis, 45 B en 78 nonies van dit Verdrag en van artikelen 16, artikel 20, derde alinea, artikel 28, vijfde alinea, en artikel 44 van het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie vormt de onthouding van stemmen door aanwezige of vertegenwoordigde leden echter geen beletsel voor het aannemen der besluiten van de Raad waarvoor eenparigheid van stemmen vereist is.

De besluiten van de Raad, andere dan die welke een gekwalificeerde meerderheid of eenstemmigheid vereisen, worden genomen door de meerderheid van de leden die in de Raad zitting hebben, deze meerderheid wordt geacht te zijn verkregen indien zij de volstrekte meerderheid van de vertegenwoordigers der Lid-Staten omvat, met inbegrip van de stemmen van de vertegenwoordigers van twee Lid-Staten welke elk over ten minste één tiende van de totale waarde van de kolen- en staalproduktie van de Gemeenschap beschikken. Voor de toepassing van de artikelen 45 B, 78 en 78 ter van dit Verdrag, waarvoor een gekwalificeerde meerderheid is vereist, worden de stemmen van de Raadsleden echter als volgt gewogen:

België5
Denemarken3
Duitsland10
Griekenland5
Spanje8
Frankrijk10
lerland3
Italië10
Luxemburg2
Nederland5
Oostenrijk4
Portugal5
Finland3
Zweden4
Verenigd Koninkrijk10.

De besluiten komen tot stand wanneer zij ten minste 62 stemmen hebben verkregen, waarbij ten minste 10 leden voorstemmen.

Indien er gestemd wordt, kan ieder lid van de Raad door één enkel ander lid gemachtigd worden.

De Raad stelt zich met de Lid-Staten in verbinding door tussenkomst van zijn Voorzitter.

De besluiten van de Raad worden openbaar gemaakt overeenkomstig de bepalingen die hij vaststelt." .

Artikel 7

Artikel 14 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 14

Artikel 95, vierde alinea, van het EGKS-Verdrag wordt vervangen door:

„Deze wijzigingen vormen het voorwerp van voorstellen vastgelegd in overeenstemming tussen de Commissie enerzijds en de Raad besluitende bij meerderheid van twaalf vijftiende van zijn leden anderzijds en worden onderworpen aan de beoordeling van het Hof. Bij zijn onderzoek is het Hof volledig bevoegd alle feitelijke en rechtsoverwegingen bij de beoordeling te betrekken. Indien het Hof op grond van dit onderzoek vaststelt dat de voorstellen in overeenstemming zijn met de bepalingen van de voorafgaande alinea, worden deze voorstellen aan het Europees Parlement voorgelegd en treden zij in werking indien zij aangenomen worden met een meerderheid van drie vierde van de uitgebrachte stemmen en een meerderheid van twee derde van het aantal leden die zitting hebben in het Europees Parlement.".".

Artikel 8

Artikel 15 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 15

1. Artikel 148, lid 2, van het EG-Verdrag en artikel 118, lid 2, van het Euratom-Verdrag worden vervangen door:

„2. Voor de besluiten van de Raad waarvoor een gekwalificeerde meerderheid vereist is, worden de stemmen der leden als volgt gewogen:

België5
Denemarken3
Duitsland10
Griekenland5
Spanje8
Frankrijk10
lerland3
Italië10
Luxemburg2
Nederland 5
Oostenrijk 4
Portugal 5
Finland3
Zweden 4
Verenigd Koninkrijk10.

De besluiten komen tot stand wanneer zij ten minste:

– 62 stemmen hebben verkregen, ingeval zij krachtens dit Verdrag moeten worden genomen op voorstel van de Commissie,

– 62 stemmen hebben verkregen, waarbij ten minste 10 leden voorstemmen, in de overige gevallen.".

2. Artikel J.3, punt 2, tweede alinea, van het EU-Verdrag wordt vervangen door:

„Ingeval voor besluiten van de Raad op grond van de eerste alinea een gekwalificeerde meerderheid van stemmen vereist is, worden de stemmen van de leden gewogen overeenkomstig artikel 148, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en komen de besluiten tot stand wanneer zij ten minste 62 stemmen hebben verkregen, waarbij ten minste 10 leden voorstemmen.".

3. Artikel K.4, lid 3, tweede alinea, van het EU-Verdrag wordt vervangen door:

„Ingeval voor de besluiten van de Raad een gekwalificeerde meerderheid van stemmen vereist is, worden de stemmen van de leden gewogen overeenkomstig artikel 148, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en komen de besluiten tot stand wanneer zij ten minste 62 stemmen hebben verkregen, waarbij ten minste 10 leden voorstemmen.".

4. Punt 2, tweede alinea, eerste zin, van het Protocol betreffende de sociale politiek, gehecht aan het EU-Verdrag, wordt vervangen door:

„In afwijking van artikel 148, lid 2, van het Verdrag komen de krachtens dit protocol genomen besluiten van de Raad waarvoor een gekwalificeerde meerderheid van stemmen vereist is, tot stand wanneer zij ten minste 52 stemmen hebben gekregen.".".

Artikel 9

Artikel 16 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 16

Artikel 9, lid 1, eerste alinea, van het EGKS-Verdrag, artikel 157, lid 1, eerste alinea, van het EG-Verdrag en artikel 126, lid 1, eerste alinea, van het Euratom-Verdrag worden vervangen door:

„ 1. De Commissie bestaat uit 20 leden, die op grond van hun algemene bekwaamheid worden gekozen en die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden.".".

Artikel 10

Artikel 17 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 17

1. Artikel 32, eerste alinea, van het EGKS-Verdrag, artikel 165, eerste alinea, van het EG-Verdrag en artikel 137, eerste alinea, van het Euratom-Verdrag worden vervangen door:

„Het Hof bestaat uit [15] rechters.".".

2. Artikel 2, eerste alinea, van Besluit 88/591/EGKS, EEG, Euratom wordt vervangen door:

„Het Gerecht van eerste aanleg bestaat uit 15 rechters.".".

Artikel 11

Artikel 20 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 20

Artikel 32 bis, eerste alinea, van het EGKS-Verdrag, artikel 166, eerste alinea, van het EG-Verdrag en artikel 138, eerste alinea, van het Euratom-Verdrag worden vervangen door:

„Het Hof wordt bijgestaan door acht advocaten-generaal. Vanaf de datum van toetreding tot 6 oktober 2000 wordt evenwel een negende advocaat-generaal benoemd.".".

Artikel 12

Artikel 21 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 21

Artikel 32 ter, tweede en derde alinea, van het EGKS-Verdrag, artikel 167, tweede en derde alinea, van het EG-Verdrag en artikel 139, tweede en derde alinea, van het Euratom-Verdrag worden vervangen door:

„Om de drie jaar vindt een gedeeltelijke vervanging van de rechters plaats. Deze heeft telkens betrekking op acht en zeven rechters.

Om de drie jaar vindt een gedeeltelijke vervanging van de advocaten-generaal plaats. Deze heeft telkens betrekking op vier advocaten-generaal.".".

Artikel 13

Artikel 22 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 22

Artikel 45 ter, lid 1, van het EGKS-Verdrag, artikel 188 ter, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 160 ter, lid 1, van het Euratom-Verdrag worden vervangen door:

„ 1. De Rekenkamer bestaat uit 15 leden.".".

Artikel 14

Artikel 23 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 23

Artikel 194, eerste alinea, van het EG-Verdrag en artikel 166, eerste alinea, van het Euratom-Verdrag worden vervangen door:

„Het aantal leden van het Economisch en Sociaal Comité is als volgt vastgesteld:

België12
Denemarken9
Duitsland24
Griekenland12
Spanje21
Frankrijk24
lerland9
Italië24
Luxemburg6
Nederland12
Oostenrijk12
Portugal12
Finland9
Zweden12
Verenigd Koninkrijk24."."

Artikel 15

Artikel 24 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 24

Artikel 198 A, tweede alinea, van het EG-Verdrag wordt vervangen door:

„Het aantal leden van het Comité van de regio's is als volgt vastgesteld:

België12
Denemarken9
Duitsland24
Griekenland12
Spanje21
Frankrijk24
lerland9
Italië24
Luxemburg6
Nederland12
Oostenrijk12
Portugal12
Finland9
Zweden12
Verenigd Koninkrijk24.".".

Artikel 16

Artikel 25 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 25

Artikel 18, eerste alinea, van het EGKS-Verdrag wordt vervangen door:

„Er wordt een Raadgevend Comité ingesteld om de Commissie bij te staan. Het bestaat uit ten minste 84 en ten hoogste 108 leden en is samengesteld uit gelijke aantallen producenten, werknemers en verbruikers en handelaren.".".

Artikel 17

Artikel 26 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 26

Artikel 134, lid 2, eerste alinea, van het Euratom-Verdrag wordt vervangen door:

„2. Het Comité bestaat uit 38 leden, benoemd door de Raad na raadpleging van de Commissie.".".

Artikel 18

Artikel 27 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 27

Artikel 227, lid 1, van het EG-Verdrag wordt vervangen door:

„1. Dit Verdrag is van toepassing op het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, lerland, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-lerland.".".

Artikel 19

Artikel 28 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 28

Het volgende wordt ingevoegd in artikel 227, lid 5, van het EG-Verdrag als punt d), in artikel 79 van het EGKS-Verdrag als punt d) en in artikel 198 van het Euratom-Verdrag als punt e):

„Dit Verdrag is niet van toepassing op de Åland-eilanden. De Regering van de Republiek Finland kan evenwel, middels een verklaring afgelegd bij de bekrachtiging van dit Verdrag ten overstaan van de regering van de Italiaanse Republiek te kennen geven dat het Verdrag wel op de Åland-eilanden van toepassing is in overeenstemming met het bepaalde in Protocol nr. 2 bij de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond. De regering van de Italiaanse Republiek zendt van deze verklaring een gewaarmerkt afschrift toe aan de Lid-Staten.".".

Artikel 20

Het eerste streepje van de artikelen 77, 103 en 129 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„– de overeenkomsten met Andorra, Algerije, Bulgarije, de voormalige Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek en haar opvolgerstaten (de Tsjechische Republiek en de Slowaakse Republiek). Cyprus, Egypte, Hongarije, IJsland, Israël, Jordanië, Libanon, Malta, Marokko, Noorwegen, Polen, Roemenië, Slovenië, Zwitserland, Syrië, Tunesië en Turkije, alsmede op andere overeenkomsten met derde landen die uitsluitend betrekking hebben op de handel in de produkten van bijlage ll van het EG-Verdrag;".

Artikel 21

Artikel 120, eerste alinea, van het Toetredingsverdrag wordt vervangen door:

„Vanaf de datum van toetreding tot de datum waarop de communautaire regeling inzake het visdocument van toepassing wordt, mogen de vaartuigen van Zweden vissen in de wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie van Finland vallen, zulks onder voorwaarden die identiek zijn aan die welke onmiddellijk voor de inwerkingtreding van het Toetredingsverdrag van toepassing waren.".

Artikel 22

Artikel 121, lid 1, van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„1. Het aan Zweden toe te kennen aandeel in de communautaire vismogelijkheden waarvan de bevissingsgraad door een vangstbeperking is gereglementeerd, wordt als volgt vastgesteld per soort en per gebied:

SoortICES- of IBSFC-gebied 1 Referentiezones voor de vaststelling van de TAC'sAandeel van Zweden (%)
HaringIII a50,729
HaringII b c d2 behalve „Management Unit 3" van de IBSFC3 46,044
HaringManagement Unit 3" van de IBSFC18,014
HaringII a2 , IV, Vll d1,433
SprotIIIa27,409
SprotIII b c d247,264
ZalmIII b c d2 behalve de Finse Golf 436,435
KabeljauwIII a Skagerrak514,469
KabeljauwIII a Kattegat637,027
KabeljauwIII b c d235,0377
KabeljauwII a2, IV0,136
SchelvisIII a, III b c d29,942
SchelvisII a2 IV0,514
KoolvisII a2,III a, III b c d2, IV1,187
WijtingIII a9,647
WijtingII a2 lV0,018
HeekIII a, III b c d27,844
MakreelII a 2, III a, III b c d2, IV19,165
ScholIII a Skagerrak4,256
ScholIII a Kattegat10,000
ScholIII b c d26,356
TongIII a, III b c d23,162
Noorse garnaalIII a35,006
LangoestineIII a, III b c d 226,295

1 IBSFC: Internationale Commissie voor de Visserij in de Oostzee.

2 Wateren van de Gemeenschap.

3 IBSFC-omschrijving.

4 Onderafdeling 32 van de IBSFC.

5 Het Skagerrak wordt omschreven als het gebied dat in het westen wordt begrensd door een lijn die loopt van de vuurtoren van Hanstholm naar de vuurtoren van Lindesnes en in het zuiden door een lijn die loopt van de vuurtoren van Skagen naar de vuurtoren van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbijzijnde punt van de Zweedse kust.

6 Omschreven als het gedeelte van IIl a dat niet valt onder de in voetnoot (5) gegeven omschrijving van Skagerrak.

7 Dit percentage geldt voor de eerste 50.000 ton van de communautaire vangstmogelijkheden.

Voor de communautaire vangstmogelijkheden die de 50.000 ton overschrijden, bedraagt het Zweedse aandeel 40,000 %. Deze toegewezen hoeveelheden houden geen rekening met de voortdurende overdracht van quota tussen Zweden en de huidige Lid-Staten van de Unie, die voortvloeien uit de EER-Overeenkomst van 1992.

Artikel 23

Artikel 137, lid 3, van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„3. Behoudens bijzondere bepalingen van deze titel inzake afwijkende data of termijnen, verstrijkt de toepassing van de overgangsmaatregelen voor de in lid 1 bedoelde landbouwprodukten aan het einde van het vijfde jaar volgend op de toetreding van Oostenrijk en Finland. Bij de vaststelling van deze maatregelen wordt niettemin voor elk produkt rekening gehouden met de totale produktie van 1999.".

Artikel 24

Artikel 138, lid 1, van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„1. Gedurende de overgangsperiode mogen Oostenrijk en Finland, onder voorbehoud van machtiging van de Commissie, in een passende vorm tijdelijke en degressieve nationale steun verlenen aan de producenten van landbouwgrondstoffen die onder het gemeenschappelijk landbouwbeleid vallen.

Deze steun mag worden gedifferentieerd, met name per regio." .

Artikel 25

Artikel 139, lid 1, van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„1. De Commissie machtigt Oostenrijk en Finland tot de handhaving van steunmaatregelen die geen verband houden met een bijzondere produktie en die derhalve niet in aanmerking worden genomen bij de berekening van het steunbedrag krachtens artikel 138, lid 3. Uit dien hoofde zijn met name steunmaatregelen voor bedrijven toegestaan.".

Artikel 26

Artikel 140 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 140

De Commissie machtigt Oostenrijk en Finland om de in bijlage XIV bedoelde nationale overgangssteun te verlenen binnen de grenzen en onder de voorwaarden neergelegd in die bijlage. In haar machtiging bepaalt de Commissie het aanvangsniveau van de steun, voor zover dat niet reeds voortvloeit uit de bepalingen van die bijlage, alsmede het tempo waarin de steun wordt verlaagd.".

Artikel 27

Artikel 141 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 141

Indien ten gevolge van de toetreding ernstige moeilijkheden blijven bestaan ook nadat het bepaalde in de artikelen 138, 139, 140 en 142 en in de andere maatregelen voortvloeiende uit de Gemeenschap bestaande voorschriften volledig zijn toegepast, kan de Commissie Finland machtiging verlenen om nationale steun aan producenten toe te kennen ten einde hun volledige integratie in het gemeenschappelijk landbouwbeleid te vergemakkelijken.".

Artikel 28

Artikel 142, lid 1, van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„1. De Commissie machtigt Finland en Zweden om nationale steun op lange termijn te verlenen met het oog op de handhaving van de landbouwactiviteiten in specifieke gebieden. Deze gebieden omvatten de landbouwarealen benoorden de 62 °N en bepaalde aangrenzende gebieden ten zuiden van deze breedtegraad die te kampen hebben met vergelijkbare klimatologische omstandigheden die de landbouwactiviteit bijzonder moeilijk maken.".

Artikel 29

Artikel 147 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 147

Indien in de landbouwsector de handel tussen een of meer nieuwe Lid-Staten en de Gemeenschap in haar huidige samenstelling of de handel tussen de nieuwe Lid-Staten onderling tot ernstige verstoringen leidt op de markt van Oostenrijk of Finland voor 1 januari 2000, neemt de Commissie op verzoek van de betrokken Lid-Staat, binnen 24 uur na de ontvangst van zo'n verzoek, een beslissing over de door haar noodzakelijk geachte vrijwaringsmaatregelen. De aldus getroffen maatregelen zijn onmiddellijk van toepassing, houden rekening met de belangen van alle betrokken partijen en leiden niet tot grenscontroles.".

Artikel 30

Artikel 156, lid 1, van de Toetredingsakte wordt vervangen door de volgende bepalingen:

„1. Onmiddellijk bij de toetreding wordt de Commissie aangevuld door de benoeming van drie extra leden. Het mandaat van de aldus benoemde leden eindigt terzelfder tijd als het mandaat van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.".

Artikel 31

Artikel 157, leden 1 tot en met 4 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 157

1. Onmiddellijk bij de toetreding worden bij het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg drie rechters benoemd.

2. a. De ambtstermijn van een van de overeenkomstig lid 1 benoemde rechters bij het Hof van Justitie loopt op 6 oktober 1997 af. Deze rechter wordt door het lot aangewezen. De ambtstermijn van de andere twee rechters loopt op 6 oktober 2000 af.

b. De ambtstermijn van een van de overeenkomstig lid 1 benoemde rechters bij het Gerecht van eerste aanleg loopt op 31 augustus 1995 af. Deze rechter wordt door het lot aangewezen. De ambtstermijn van de andere twee rechters loopt op 31 augustus 1998 af.

3. Onmiddellijk bij de toetreding worden die extra advocaten-generaal benoemd.

4. De ambtstermijn van een van de overeenkomstig lid 3 benoemde advocaten-generaal loopt op 6 oktober 1997 af. De ambtstermijn van de andere advocaten-generaal loopt op 6 oktober 2000 af.".

Artikel 32

Artikel 158 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 158

Onmiddellijk bij de toetreding wordt de Rekenkamer aangevuld door de benoeming van drie nieuwe leden. De ambtstermijn van één van de aldus benoemde leden loopt op 20 december 1995 af. Dit lid wordt door het lot aangewezen. De ambtstermijn van de andere leden loopt op 9 februari 2000 af.".

Artikel 33

Artikel 159 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 159

Onmiddellijk bij de toetreding wordt het Economisch en Sociaal Comité aangevuld door de benoeming van 33 leden die de verschillende sectoren van het economische en sociale leven van de nieuwe Lid-Staten vertegenwoordigen. Het mandaat van de aldus benoemde leden eindigt terzelfder tijd als het mandaat van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.".

Artikel 34

Artikel 160 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 160

Onmiddellijk bij de toetreding wordt het Comité van de Regio's aangevuld door de benoeming van 33 leden die de regionale en lokale lichamen in de nieuwe Lid-Staten vertegenwoordigen. Het mandaat van de aldus benoemde leden eindigt terzelfder tijd als het mandaat van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.".

Artikel 35

Artikel 161 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 161

Onmiddellijk bij de toetreding wordt het Raadgevend Comité van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal aangevuld door de benoeming van twaalf extra leden. Voor Oostenrijk, Finland en Zweden worden vier nieuwe leden benoemd. Het mandaat van de aldus benoemde leden eindigt terzelfder tijd als het mandaat van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.".

Artikel 36

Artikel 162 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 162

Onmiddellijk bij de toetreding wordt het Wetenschappelijk en Technisch Comité aangevuld door de benoeming van vijf nieuwe leden. Voor Oostenrijk en Zweden worden twee leden benoemd en voor Finland één. Het mandaat van de aldus benoemde leden eindigt op hetzelfde tijdstip als het mandaat van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.".

Artikel 37

Artikel 170 van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 170

De voor de toetreding aanvaarde teksten van de besluiten van de Instellingen die door de Raad of de Commissie in de Finse en de Zweedse taal zijn vastgesteld, zijn vanaf het tijdstip van toetreding op gelijke wijze authentiek als de in de huidige negen talen vastgestelde teksten. Zij worden in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt, wanneer de teksten in de huidige talen aldus zijn bekendgemaakt.".

Artikel 38

Artikel 176, tweede alinea, van de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„De teksten van deze Verdragen die zijn opgesteld in de Finse en de Zweedse taal, worden aan de onderhavige Akte gehecht. Deze teksten zijn op gelijke wijze authentiek als de teksten van de in de eerste alinea genoemde Verdragen die zijn opgesteld in de negen huidige talen.".

Artikel 39

Bijlage I van de Toetredingsakte wordt vervangen door de bijlage van dit besluit.

Artikel 40

In de bijlagen XIII en XIV van de Toetredingsakte vervallen de afdelingen die betrekking hebben op Noorwegen.

Artikel 41

In de bijlagen II, VI, XV en XVIII van de Toetredingsakte vervallen de bepalingen, de vermeldingen, de termijnen en de data die betrekking hebben op het Koninkrijk Noorwegen.

Artikel 42

Artikel 1 van Protocol nr. 1 bij de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 1

Artikel 3 van het Protocol betreffende de statuten van de Bank wordt vervangen door:

„Artikel 3

Overeenkomstig artikel 198 D van het Verdrag zijn leden van de Bank:

– het Koninkrijk België,

– het Koninkrijk Denemarken,

– de Bondsrepubliek Duitsland,

– de Helleense Republiek,

– het Koninkrijk Spanje,

– de Franse Republiek,

– lerland,

– de Italiaanse Republiek,

– het Groothertogdom Luxemburg,

– het Koninkrijk der Nederlanden,

– de Republiek Oostenrijk,

– de Portugese Republiek,

– de Republiek Finland,

– het Koninkrijk Zweden,

– het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-lerland.".".

Artikel 43

Artikel 2 van Protocol nr. 1 bij de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 2

Artikel 4, lid 1, eerste alinea, van het Protocol betreffende de statuten van de Bank wordt vervangen door:

„1. Het kapitaal van de Bank bedraagt 62.013 miljoen ecu, waarin door de Lid-Staten voor de volgende bedragen wordt deelgenomen:

Duitsland11.017.450.000
Frankrijk11.017.450.000
Italië11.017.450.000
Verenigd Koninkrijk11.017.450.000
Spanje4.049.856.000
België3.053.960.000
Nederland3.053.960.000
Zweden2.026.000.000
Denemarken1.546.308.000
Oostenrijk1.516.000.000
Finland871.000.000
Griekenland828.380.000
Portugal533.844.000
lerland386.576.000
Luxemburg  77.316.000.".".

Artikel 44

Artikel 4 van Protocol nr. 1 bij de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 4

De eerste drie alinea's van artikel 11, lid 2, van het Protocol betreffende de statuten van de Bank worden vervangen door:

„2. De Raad van Bewind bestaat uit 25 bewindvoerders en 13 plaatsvervangers.

De bewindvoerders worden voor de tijd van vijf jaar door de Raad van Gouverneurs benoemd, en wel als volgt:

– 3 bewindvoerders aangewezen door de Bondsrepubliek Duitsland,

– 3 bewindvoerders aangewezen door de Franse Republiek,

– 3 bewindvoerders aangewezen door de Italiaanse Republiek,

– 3 bewindvoerders aangewezen door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-lerland,

– 2 bewindvoerders aangewezen door het Koninkrijk Spanje,

– 1 bewindvoerder aangewezen door het Koninkrijk België,

– 1 bewindvoerder aangewezen door het Koninkrijk Denemarken,

– 1 bewindvoerder aangewezen door de Helleense Republiek,

– 1 bewindvoerder aangewezen door Ierland,

– 1 bewindvoerder aangewezen door het Groothertogdom Luxemburg,

– 1 bewindvoerder aangewezen door het Koninkrijk der Nederlanden,

– 1 bewindvoerder aangewezen door de Republiek Oostenrijk,

– 1 bewindvoerder aangewezen door de Portugese Republiek,

– 1 bewindvoerder aangewezen door de Republiek Finland,

– 1 bewindvoerder aangewezen door het Koninkrijk Zweden,

– 1 bewindvoerder aangewezen door de Commissie.

De plaatsvervangers worden voor de tijd van vijf jaar door de Raad van Gouverneurs benoemd, en wel als volgt:

– 2 plaatsvervangers aangewezen door de Bondsrepubliek Duitsland,

– 2 plaatsvervangers aangewezen door de Franse Republiek,

– 2 plaatsvervangers aangewezen door de Italiaanse Republiek,

– 2 plaatsvervangers aangewezen door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-lerland,

– 1 plaatsvervanger aangewezen in onderlinge overeenstemming door het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek,

– 1 plaatsvervanger aangewezen in onderlinge overeenstemming door de Benelux-landen,

– 1 plaatsvervanger aangewezen in onderlinge overeenstemming door het Koninkrijk Denemarken, de Helleense Republiek en Ierland,

– 1 plaatsvervanger aangewezen in onderlinge overeenstemming door de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden,

– 1 plaatsvervanger aangewezen door de Commissie.".".

Artikel 45

Artikel 5 van Protocol nr. 1 bij de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 5

Artikel 12, lid 2, tweede zin, van het Protocol betreffende de statuten van de Bank wordt vervangen door de volgende zin:

„Voor de gekwalificeerde meerderheid zijn 17 eensluidende stemmen vereist.".".

Artikel 41

Artikel 6 van Protocol nr. 1 bij de Toetredingsakte wordt vervangen door:

Artikel 6

1. De nieuwe Lid-Staten storten de volgende bedragen overeenkomende met hun aandeel in het kapitaal dat door de Lid-Staten op 1 januari 1995 is gestort:

Zweden 137.913.558 ecu,

Oostenrijk 103.196.917 ecu,

Finland 59.290.577 ecu.

Deze bedragen worden gestort in vijf gelijke halfjaarlijkse termijnen die telkens vervallen op 30 april en 31 oktober. De eerste termijn dient te worden voldaan op de eerstvolgende van de twee genoemde data na de datum van toetreding.

2. Wat betreft het gedeelte dat op de datum van toetreding nog moet worden gestort uit hoofde van de kapitaalsverhoging en waartoe op 11 juni 1990 is besloten, zullen de nieuwe Lid-Staten deelnemen met de volgende bedragen:

Zweden 14.069.444 ecu,

Oostenrijk 10.527.778 ecu,

Finland 6.048.611 ecu

Deze bedragen worden betaald in acht halfjaarlijkse termijnen die telkens vervallen op de data waarop deze kapitaalsverhoging moet plaatsvinden, te beginnen op 30 april 1995.".

Artikel 47

Artikel 7 van Protocol nr. 1 bij de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„Artikel 7

De nieuwe Lid-Staten dragen in vijf gelijke halfjaarlijkse termijnen die vervallen op de in artikel 6, lid 1, vermelde data bij tot het reservefonds, de aanvullende reserve, de met reserves gelijk te stellen voorzieningen, alsmede het nog naar de reserves en voorzieningen over te boeken saldo van de verlies- en winstrekening, zoals deze zijn vastgesteld op 31 december van het jaar voorafgaande aan de toetreding en zoals deze voorkomen in de balans van de Bank, een en ander voor bedragen die overeenkomen met de volgende percentages van de reserves en voorzieningen:

Zweden 3,51736111%,

Oostenrijk 2,63194444%,

Finland 1,51215278.".

Artikel 48

Artikel 9, lid 1, van Protocol nr. 1 bij de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„ 1. Onmiddellijk bij de toetreding vult de Raad van Gouverneurs de Raad van Bewind aan door de benoeming van drie bewindvoerders aangewezen door de respectieve nieuwe Lid-Staten, alsmede één plaatsvervanger aangewezen in onderlinge overeenstemming door de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden.".

Artikel 49

Protocol nr. 3 bij de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„PROTOCOL Nr. 3 betreffende de Sami-bevolking

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

ERKENNENDE de verplichtingen en verbintenissen van Zweden en Finland ten aanzien van de Sami-bevolking krachtens het nationale en het internationale recht,

ER NOTA VAN NEMEND, in het bijzonder, dat Zweden en Finland zich ertoe hebben verbonden om de middelen van bestaan, de taal, de cultuur en de levenswijze van de Sami-bevolking in stand te houden en te ontwikkelen,

OVERWEGENDE dat de traditionele cultuur en middelen van bestaan van de Sami's afhankelijk zijn van primaire economische activiteiten als rendierhouderij in de traditionele gebieden van de Sami-nederzettingen,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Niettegenstaande de bepalingen van het EG-Verdrag, kunnen exclusieve rechten inzake rendierhouderij binnen de traditionele Sami-gebieden aan de Sami-bevolking worden toegekend.

Artikel 2

Dit Protocol kan worden uitgebreid om rekening te houden met eventuele toekomstige ontwikkelingen van de exclusieve Sami-rechten in verband met hun traditionele middelen van bestaan. De Raad kan, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en het Comité van de Regio's, met eenparigheid van stemmen de nodige wijzigingen van dit Protocol vaststellen.".

Artikel 50

De bepalingen van Protocol nr. 4 bij de Toetredingsakte vervallen.

Artikel 51

Protocol nr. 5 bij de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„PROTOCOL Nr. 5 betreffende de deelneming van de nieuwe Lid-Staten aan het vermogen van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal

De bijdragen van de nieuwe Lid-Staten aan het vermogen van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal worden als volgt vastgesteld:

– de Republiek Oostenrijk 15.300.000 ecu,

– de Republiek Finland 12.100.000 ecu,

– het Koninkrijk Zweden 16.700.000 ecu.

Deze bijdragen worden gestort in twee gelijke jaarlijkse gedeelten, zonder rente, het eerste op 1 januari 1995 en het tweede op 1 januari 1996.".

Artikel 52

Protocol nr. 6 bij de Toetredingsakte wordt vervangen door:

„PROTOCOL Nr. 6 betreffende bijzondere tijdelijke bepalingen inzake de activiteiten uit hoofde van de structuurfondsen in Finland en Zweden

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

gelet op de verzoeken van Finland en Zweden om bijzondere bijstand uit hoofde van de Structuurfondsen voor hun minst bevolkte gebieden, overwegende dat de Unie een nieuwe aanvullende prioritaire Doelstelling 6 heeft voorgesteld;

overwegende dat deze overgangsregeling ook opnieuw moet worden bekeken en herzien tegelijkertijd met de Kaderverordening (EEG) nr. 2081/93 betreffende structuurinstrumenten en -beleid in 1999;

overwegende dat een besluit moet worden genomen betreffende de criteria die voor deze doelstelling gelden en betreffende de lijst van regio's die onder deze doelstelling vallen;

overwegende dat extra middelen moeten worden vrijgemaakt voor deze nieuwe doelstelling;

overwegende dat de procedures die op deze doelstelling van toepassing zijn, moeten worden vastgesteld,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

Tot en met 31 december 1999 dragen de Structuurfondsen, het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV) en de Europese Investeringsbank elk op passende wijze bij tot de verwezenlijking van een nieuwe prioritaire doelstelling naast de vijf doelstellingen van artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 2052/88 van de Raad, als gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2081/93 van de Raad. Met die doelstelling wordt het volgende beoogd:

bevordering van de ontwikkeling en de structurele aanpassing van regio's met een buitengewoon geringe bevolkingsdichtheid (hierna te noemen "doelstelling 6" ).

Artikel 2

De onder doelstelling 6 vallende regio's vertegenwoordigen of behoren in principe tot regio's van niveau II van NUTS met een bevolkingsdichtheid van ten hoogste 8 personen per km2. De bijstandsverlening van de Gemeenschap kan bovendien, op voorwaarde dat zij daadwerkelijk wordt geconcentreerd, ook worden uitgebreid tot aangrenzende en kleinere gebieden die aan hetzelfde criterium inzake bevolkingsdichtheid voldoen.

Dergelijke regio's en gebieden, in dit Protocol „regio's van doelstelling 6" genoemd, staan in de lijst van bijlage 1.

Artikel 3

Voor de periode 1995 tot en met 1999 wordt een bedrag van 741 miljoen ecu, tegen prijzen van 1995, aan communautaire middelen passend geacht voor de vastleggingen uit hoofde van de Structuurfondsen en het FIOV ten behoeve van de in bijlage I opgesomde regio's van doelstelling 6. In bijlage 2 staat de verdeling van die middelen per jaar en per Lid-Staat. Deze middelen vormen een aanvulling op de middelen die reeds zijn vastgelegd uit hoofde van de Structuurfondsen en het FIOV krachtens Verordening (EEG) nr. 2052/88 van de Raad, als gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2081/93 van de Raad.

Artikel 4

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1, 2 en 3, gelden de bepalingen van onderstaande verordeningen, en in het bijzonder de bepalingen betreffende doelstelling 1, eveneens voor doelstelling 6:

– Verordening (EEG) nr. 2080/93 van de Raad;

– Verordeningen (EEG) nr. 2052/88, nr. 4253/88, nr. 4254/88, nr. 4255/88 en nr. 4256/88 van de Raad, als gewijzigd bij Verordeningen (EEG) nr. 2081/93, nr. 2082/93. nr. 2083/93, nr. 2084/93 en nr. 2085/93 van de Raad.

Artikel 5

Het bepaalde in dit Protocol, met inbegrip van de bepalingen betreffende eventuele steunverlening uit hoofde van de Structuurfondsen aan de in bijlage I opgenomen regio's, wordt in 1999 samen met de Kaderverordening (EEG) nr. 2052/88, als gewijzigd bij nr. 2081/93, betreffende de structuurinstrumenten en de structurele maatregelen herzien volgens de procedures van die verordening.


Bijlage 1

Regio's die onder doelstelling 6 vallen

Finland:

De noordelijke en oostelijke regio's van niveau II van NUTS bestaande uit de „Maakunta" (regio van niveau III van NUTS) van Lappi en de drie „Maakunnat" Kainuu, Pohjois-Karjala en Etelä-Savo, met inbegrip van de volgende aangrenzende gebieden:

– in de „Maakunta" Pohjois-Pohjanmaa: de „Seutukunnat" li, Pyhäntä, Kuusamo en Nivala

– in de „Maakunta" Pohjois-Savo: de „Seutukunta" Nilsiä

– in de „Maakunta" Keski-Suomi: de „Seutukunnat" Saarijfärvi en Viitasaari

– in de „Maakunta" Keski-Pohjanmaa: de „Seutukunta" Kaustinen.

Zweden:

De noordelijke regio van niveau II van NUTS bestaande uit de „Iän" (regio van niveau III van NUTS) van Norrbotten, Västerbotten en Jämtland, met uitzondering van de volgende gebieden:

– in Norrbotten: de „kommun" Luleå, de „församling" Överluleå in de „kommun" Boden en de „kommun" Piteå (met uitzondering van het „folkbokföringsdistrikt" van Markbygden)

– in Västerbotten: de „kommuner" Nordmaling, Robertsfors, Vännäs en Umeå en de „församlingar" Boliden, Bureå, Burträsk, Byske, Kågedalen, Lövånger, Sankt Olov, Sankt Örjan en Skellefteå in de „kommun" Skellefteå

maar met inbegrip van de volgende aangrenzende gebieden:

– in de „Iän" Västernorrland: de „kommuner" Ånge en Sollefteå, de „församlingar" Holm en Liden in de „kommun" Sundsvall, en de „församlingar" Anundsjö, Björna, Skorped en Trehörningsjö in de „kommun" Örnsköldsvik

– in de „Iän" Gävleborg: de „kommun" Ljusdal

– in de „län" Kopparberg: de „kommuner" Ålvdalen, Vansbro, Orsa en Malung en de „församlingar" Venjan en Våmhus in de „kommun" Mora

– in de „Iän" Varmland: de „kommun" Torsby.

De verwijzingen naar NUTS in deze bijlage lopen niet vooruit op de definitieve definities van de NUTS-niveaus in bovengenoemde regio's en gebieden.

Bijlage 2

Indicatieve verdeling van de vastleggingskredieten voor doelstelling 6(x miljoen ecu tegen prijzen van 1995)

 199519961997199819991995-1999
Finland9095101110115511
Zweden4143464951230
Totaal 131 138 147 159 166741

Deze cijfers omvatten, naast de vastleggingen voor de doelstellingen 3, 4 en 5a, waar zulks relevant is, de vastleggingskredieten voor proefprojecten, vernieuwende acties, studies en communautaire initiatieven uit hoofde van artikel 3 en artikel 12, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 2052/88 van de Raad, als gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2081/93 van de Raad.".

Artikel 53

De bepalingen van Protocol nr. 7 bij de Toetredingsakte vervallen.

Artikel 54

De vermelding van Noorwegen in bijlage 4 van Protocol nr. 9 vervalt.

Artikel 55

Dit besluit, dat is opgesteld in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, zijnde de twaalf teksten gelijkelijk authentiek, treedt in werking op 1 januari 1995.

Artikel 56

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

GEDAAN te Brussel, 1 januari 1995

Voor de Raad

De Voorzitter


De bijlagen bij de Toetredingsakte zijn bekendgemaakt inPb EG L1 van 1 januari 1995, blz. 14 e.v.


2. Besluiten

Op 1 januari 1995 heeft de Raad van de Europese Unie de volgende besluiten genomen, respectievelijk Gemeenschappelijke Verklaring afgelegd:

Besluit van de Raad van 1 januari 1995 houdende vaststelling van de volgorde voor de uitoefening van het Voorzitterschap van de Raad

De Raad van de Europese Unie,

gelet op het Verdrag tot oprichting van Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, inzonderheid op artikel 27, tweede alinea,

gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op Artikel 146, tweede alinea,

gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op artikel 139,

overwegende dat bij artikel 12 van de Akte bij het Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie, bovengenoemde bepalingen in die zin gewijzigd zijn dat de Raad de volgorde vaststelt voor de uitoefening bij toerbeurt van het Voorzitterschap van de Raad door de Lid-Staten,

Besluit:

Artikel 1

In artikel 1 van het besluit van de Raad van 29 maart 1994 betreffende de aanneming door de Raad van een besluit met gekwalificeerde meerderheid1 worden de cijfers 26 op de eerste regel en 68 op de zesde regel respectievelijk vervangen door de cijfers 25 en 65.

Artikel 2

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

GEDAAN te Brussel, 1 januari 1995

Voor de Raad

De Voorzitter

Besluit van de Raad van 1 januari 1995 tot wijziging van het Besluit van de raad van 29 maart 1994 betreffende de aanneming door de Raad van een besluit met gekwalificeerde meerderheid

De Raad van de Europese Unie,

Besluit

Artikel 1

1. Het Voorzitterschap van de Raad wordt uitgeoefend:

– door Frankrijk tijdens de eerste helft van 1995,

– door Spanje tijdens de tweede helft van 1995,

– tijdens de daaropvolgende tijdvakken van zes maanden door de volgende Lid-Staten en in de volgende volgorde: Italië, lerland, Nederland, Luxemburg, Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk, Duitsland, Finland, Portugal, Frankrijk, Zweden, België, Spanje, Denemarken en Griekenland.

2. De Raad kan met eenparigheid van stemmen en op voorstel van de betrokken Lid-Staat besluiten dat een Lid-Staat het Voorzitterschap uitoefent tijdens een andere periode dan die welke voortvloeit uit bovenstaande volgorde.

Artikel 2

Het onderhavige besluit wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

GEDAAN te Brussel, 1 januari 1995

Voor de Raad

De Voorzitter


Gemeenschappelijke Verklaring betreffende artikel 31 van het besluit houdende aanpassing van de documenten betreffende de toetreding van nieuwe Lid-Staten tot de Europese Unie

De nieuwe Lid-Staten zullen deelnemen aan het huidige systeem van afwisseling van drie advocaten-generaal op alfabetische volgorde, met dien verstande dat Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk niet aan dit systeem zullen deelnemen, aangezien zij elk een permanente advocaat-generaal zullen hebben. De alfabetische volgorde is derhalve de volgende: België (1988-1994), Denemarken (1991-1997), Finland, Griekenland (1994-2000), lerland, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Zweden.

Met ingang van de datum van toetreding zullen een advocaat-generaal met de Spaanse nationaliteit, een advocaat-generaal met de Ierse nationaliteit en een advocaat-generaal met de Italiaanse nationaliteit worden benoemd. Het mandaat van de Spaanse advocaat-generaal zou op 6 oktober 1997 aflopen en dat van de Ierse advocaat-generaal, alsmede dat van de Italiaanse advocaat-generaal die met ingang van de datum van toetreding is benoemd, zal op 6 oktober 2000 aflopen.


3. Verwijzingen

De tekst van het onderhavige Verdrag, cum annexis, is eveneens afgedrukt in Pb EG C 241 van 29 augustus 1994.

De tekst van de wijziging van het Verdrag, cum annexis, zoals hierboven onder 1 afgedrukt, is eveneens afgedrukt in Pb EG L1 van 1 januari 1995, blz. 1 e.v.

De drie Oprichtingsverdragen van de Europese Gemeenschappen zijn gewijzigd bij de volgende verdragen:

– Het op 8 april 1965 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben, met Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, waarvan de Nederlandse en de Franse tekst zijn geplaatst in Trb. 1965, 130; zie ook, laatstelijk, Trb. 1993, 14.

– De op 17/28 februari 1986 te Luxemburg/'s-Gravenhage tot stand gekomen Europese Akte, waarvan de Nederlandse tekst is geplaatst in Trb. 1986, 63; zie ook Trb. 1987, 118.

– Het op 7 februari 1992 te Maastricht tot stand gekomen Verdrag betreffende de Europese Unie, waarvan de Nederlandse tekst is geplaatst in Trb. 1992, 74; zie ook, laatstelijk, Trb. 1994, 28.

Van het op 3 juni 1971 te Brussel tot stand gekomen Protocol betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, naar welk Protocol in artikel 4, tweede lid, van de onderhavige Akte wordt verwezen, zijn de Nederlandse en de Franse tekst geplaatst in Trb. 1971, 140; zie ook, laatstelijk, Trb. 1992, 43.

Van het op 3 juni 1971 te Luxemburg tot stand gekomen Protocol betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van het Verdrag van 29 februari 1968 betreffende de onderlinge erkenning van vennootschappen en rechtspersonen, naar welk Protocol in artikel 4, tweede lid, van de onderhavige Akte wordt verwezen, is de tekst geplaatst in Trb. 1971. 139.

Van de op 20 september 1976 te Brussel tot stand gekomen Akte betreffende de rechtstreekse verkiezing van de leden van het Europese parlement, naar welke Akte wordt verwezen in artikel 11 van de onderhavige Akte, is de tekst geplaatst in Trb. 1976, 175; zie ook, laatstelijk, Trb. 1994, 127.

Van het op 18 april 1951 te Parijs tot stand gekomen Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, naar welk Protocol onder meer in artikel 13 van de onderhavige Akte wordt verwezen, zijn tekst en vertaling geplaatst in Trb. 1951, 82, blz. 50 e.v. en blz. 136 e.v.; zie ook, laatstelijk, Trb. 1990, 151.

Van de op 20 december 1973 te Genève tot stand gekomen GATT-Regeling voor de internationale handel in textielprodukten, naar welke Regeling onder meer wordt verwezen in artikel 57, eerste lid, van de onderhavige Akte, is de tekst geplaatst in Pb EG L 118 van 30 april 1974. Deze Regeling is een aantal malen uitgebreid en verlengd, laatstelijk bij het op 9 december 1993 te Genève tot stand gekomen Protocol tot handhaving van de regeling betreffende de international handel in textiel. De tekst van dat Protocol is geplaatst in Pb EG L 124 van 18 mei 1994. Deze Regeling is geïntegreerd in de op 15 april 1994 te Marrakesh tot stand gekomen Overeenkomst inzake textiel en kledingprodukten. De laatste Overeenkomst is als bijlage opgenomen in de op 15 april 1994 te Marrakesh tot stand gekomen Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), waarvan de Engelse tekst is geplaatst in Trb. 1994, 235.

Naar de volgende Overeenkomsten en Protocollen worden verwezen ondermeer in artikel 60 van de onderhavige Akte:

– De op 15 december 1989 te Lomé tot stand gekomen vierde ACS-EEG-Overeenkomst van Lomé, waarvan de Nederlandse tekst is geplaatst in Trb. 1991, 35; zie ook Trb. 1992, 10.

– Het op 24 juni 1988 te Luxemburg door de Raad van de Europese Gemeenschappen genomen Besluit betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen, naar welk Besluit onder meer wordt verwezen in artikel 63 van de onderhavige Akte, is vervangen door het op 31 oktober 1994 te Luxemburg door de Raad van de Europese Gemeenschappen genomen Besluit betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen. De Nederlandse tekst van dat Besluit is geplaatst in Trb. 1994, 278.

Van de op 2 mei 1992 te Oporto tot stand gekomen Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, naar welke Overeenkomst onder meer wordt verwezen in artikel 67 van de onderhavige Akte, is de Nederlandse tekst geplaatst in Trb. 1992, 132; zie ook, laatstelijk, Trb. 1993, 203. Deze Overeenkomst is gewijzigd bij het op 17 maart 1993 te Brussel tot stand gekomen Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waarvan de Nederlandse tekst is geplaatst in Trb. 1993, 69; zie ook Trb. 1993, 204.

Van het op 14 maart 1989 te Lugano tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Noorwegen inzake sociale zekerheid, naar welk Verdrag wordt verwezen in Bijlage I, hoofdstuk IV, onder A, letter b, xxvii, bij de onderhavige Akte, zijn de Engelse tekst en de vertaling geplaatst in Trb. 1990, 25; zie ook Trb. 1990, 102.

Van de op 7 maart 1974 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk inzake sociale zekerheid, naar welke Overeenkomst wordt verwezen in Bijlage I, hoofdstuk IV, onder A, letter b, xxvii, zijn de Nederlandse en de Duitse tekst geplaatst in Trb. 1974, 77; zie ook, laatstelijk, Trb. 1983, 167. Op 7 maart 1984 is te 's-Gravenhage tot stand gekomen het Akkoord ter uitvoering van deze Overeenkomst waarvan de Nederlandse en de Duitse tekst zijn geplaatst in Trb. 1974, 78; zie ook, laatstelijk, Trb. 1982, 167. Op 5 november 1980 is te 's-Gravenhage tot stand gekomen een Aanvullende Overeenkomst bij de Overeenkomst, waarvan de Nederlandse en de Duitse tekst zijn geplaatst in Trb. 1980, 191; zie ook Trb. 1981, 190.

Van de op 3 maart 1973 te Washington tot stand gekomen Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantesoorten, naar welke Overeenkomst wordt verwezen in Bijlage I, hoofdstuk IV, onder E, letter a, bij de onderhavige Akte, zijn de Engelse en de Franse tekst, alsmede de vertaling geplaatst in Trb. 1975, 23; zie ook, laatstelijk, Trb. 1995, 63.

Van het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, naar welk Verdrag wordt verwezen in Bijlage XIX, hoofdstuk III, onder 3, bij de onderhavige Akte, zijn tekst en vertaling geplaatst in Stb.H 65. Zie voor dit Verdrag en de daarbij opgerichte Internationale Burgerluchtvaartorganisatie ook, laatstelijk, Trb. 1985, 45.

Van het op 25 maart 1957 te Rome tot stand gekomen Protocol betreffende de Statuten van de Europese Investeringsbank, naar welke Statuten wordt verwezen in Protocol nr. I , is de Nederlandse tekst geplaatst in Trb. 1957, 91; zie blz. 130 e.v.; zie ook Trb. 1957, 249. Vergelijk ook het op 10 juli 1975 te Brussel tot stand gekomen Verdrag houdende wijziging van een aantal bepalingen van het Protocol betreffende de Statuten van de Europese Investeringsbank (tekst in Trb. 1975, 119; zie ook Trb. 1977, 59). Vergelijk ook Trb. 1993, 95.

Van het op 1 juli 1968 te Londen/Moskou/Washington tot stand gekomen Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, naar welk Verdrag onder meer wordt verwezen in de Gemeenschappelijke verklaring over het Non-Proliferatieverdrag (nummer 24), zijn de Engelse en de Franse tekst, alsmede de vertaling geplaatst in Trb. 1968, 126; zie ook, laatstelijk, Trb. 1978, 164.

De Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA), naar welke Organisatie onder meer wordt verwezen in de Gemeenschappelijke verklaring over het Non-Proliferatieverdrag (nummer 24) in de Slotakte, is opgericht bij het op 26 oktober 1956 te New York tot stand gekomen Statuut van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA), waarvan tekst en vertaling zijn geplaatst in Trb. 1957, 50; zie ook, laatstelijk, Trb. 1990, 51.

Uitgegeven de tweede maart 1995

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. VAN MIERLO


XNoot
1

Onder de volgende verklaring:

“The Treaty establishing the European Community, the Treaty establishing the European Coal and Steel Community and the Treaty establishing the European Atomic Energy Community shall apply to the Åland Islands in accordance with the provisions set out in Protocol No 2 to the Act concerning the accession of the Kingdom of Norway, the Republic of Austria, the Republic of Finland and the Kingdom of Sweden to the European Union."

XNoot
1

PB nr. C 105 van 13.04.1994, blz. 1.

XNoot
2

De titel van de Akte is gewijzigd; zie artikel 2 van het Besluit d.d. 1 januari 1995, afgedrukt op blz. 3 e.v. van dit Tractatenblad.

Naar boven