Advies Raad van State inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur houdende voorschriften inzake de bekostiging van basisscholen in Caribisch Nederland (Besluit bekostiging WPO BES 2022)

Nader Rapport

Den Haag, 7 december 2021

Nr. WJZ/30169969 (12547)

Directie Wetgeving en Juridische Zaken

Aan de Koning

Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur houdende voorschriften inzake de bekostiging van basisscholen in Caribisch Nederland (Besluit bekostiging WPO BES 2022)

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 4 oktober 2021, nr. 2021001958, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 3 november 2021, nr. W05.21.0294/I, bied ik U hierbij aan.

De tekst van het advies treft u hieronder aan, voorzien van mijn reactie.

Bij Kabinetsmissive van 4 oktober 2021, no.2021001958, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende voorschriften inzake de bekostiging van basisscholen in Caribisch Nederland (Besluit bekostiging WPO BES 20xx), met nota van toelichting.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.

De vice-president van de Raad van State,

Th. C. de Graaf

Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in paragraaf 3.1.3 van de nota van toelichting enkele verduidelijkingen aan te brengen ten aanzien van de verschillende beschikkingen en de informatie met betrekking tot de bekostiging die het bevoegd gezag van een school in de loop van een kalenderjaar ontvangt.

Ik bied U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting aan en verzoek U overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob.

Advies Raad van State

No. W05.21.0294/I

’s-Gravenhage, 3 november 2021

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 4 oktober 2021, no.2021001958, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende voorschriften inzake de bekostiging van basisscholen in Caribisch Nederland (Besluit bekostiging WPO BES 20xx), met nota van toelichting.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.

De vice-president van de Raad van State, Th.C. de Graaf.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Besluit van ... houdende voorschriften inzake de bekostiging van basisscholen in Caribisch Nederland (Besluit bekostiging WPO BES 20xx)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, van 30 september 2021, nr. WJZ/29122231 (12547), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 46, eerste lid, 66, derde lid, 68, derde lid, 77, 99, zesde lid, 100, derde lid, 102, vierde lid, 114, 119, tweede lid, en 121, derde lid, van de Wet primair onderwijs BES;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van xxx, nr. xxx);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van xx MAAND 20xx, nr. WJZ/xxxxxxxx (12547), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN

Artikel 1. Begripsbepalingen:

In dit besluit wordt verstaan onder:

bevoegd gezag:

wat betreft:

  • a. een openbare school:

    • 1°. het bestuurscollege van het betreffende openbaar lichaam, voor zover de eilandsraad niet anders bepaalt, en, indien de eilandsraad dit besluit, met inachtneming van door hem te stellen regelen;

    • 2°. de openbare rechtspersoon, bedoeld in artikel 53 van de wet; dan wel

    • 3°. de stichting, bedoeld in artikel 54 van de wet;

  • b. een bijzondere school: de rechtspersoon, bedoeld in artikel 60 van de wet;

bijzondere school:

bijzondere school als bedoeld in artikel 1 van de wet;

deskundige:

deskundige als bedoeld in artikel 121, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES;

leerling:

een leerling die op grond van artikel 43 van de wet tot een school is toegelaten;

Onze Minister:

Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

openbaar lichaam:

het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

openbare school:

openbare school als bedoeld in artikel 1 van de wet;

ouders:

ouders, voogden of verzorgers;

school:

een school waar basisonderwijs wordt gegeven;

schooljaar:

tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaraanvolgend;

teldatum:

datum, bedoeld in artikel 102, eerste of tweede lid, en artikel 116, van de wet.

wet:

Wet primair onderwijs BES.

HOOFDSTUK 2. GEGEVENSVERSTREKKING, AANVANG EN VOORSCHOTTEN NIEUWE SCHOLEN

Artikel 2. Gegevens nieuwe scholen
  • 1. Het bevoegd gezag van een school die door Onze Minister voor bekostiging in aanmerking is gebracht, zendt Onze Minister uiterlijk 12 weken voor de datum van ingang van de bekostiging de benodigde gegevens voor de vaststelling van de bekostiging.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden de gegevens, bedoeld in het eerste lid vastgesteld en kunnen hierover voorschriften worden gesteld.

Artikel 3. Aanvang eenmalige startbekostiging nieuwe school
  • 1. Onze Minister kan op verzoek van het bevoegd gezag van een nieuwe school eenmalig een deel van de bekostiging, bedoeld in artikel 100 van de wet, toekennen vanaf 1 juni voorafgaand aan het schooljaar waarin de bekostiging een aanvang neemt.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gesteld over de wijze waarop de bekostiging wordt vastgesteld en verstrekt.

Artikel 4. Vaststelling voorschotten en verrekening van voorschotten
  • 1. Onze Minister kan op verzoek van het bevoegd gezag van een nieuwe school een voorschot verstrekken in afwachting van de vaststelling van de bekostiging voor de periode, bedoeld in artikel 102, tweede lid, onderdeel a, van de wet.

  • 2. Bij het verzoek, bedoeld in het eerste lid, meldt het bevoegd gezag uiterlijk op 1 juli voorafgaande aan het schooljaar waarin de bekostiging van een nieuwe school begint, het vermoedelijk aantal leerlingen op 1 oktober volgend op de datum van ingang van de bekostiging.

  • 3. Onze Minister kan op verzoek van het bevoegd gezag van een nieuwe school een voorschot verstrekken in afwachting van de vaststelling van de bekostiging voor de periode, bedoeld in artikel 102, tweede lid, onderdeel b, van de wet, op grond van het aantal leerlingen op 1 oktober volgende op de opening van de nieuwe school.

  • 4. Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit de bekostiging, bedoeld in artikel 100, tweede lid, van de wet, berekend overeenkomstig dit besluit, met dien verstande dat wordt gerekend met het aantal leerlingen, bedoeld in het tweede lid.

  • 5. Het voorschot, bedoeld in het derde lid, bestaat uit de bekostiging, bedoeld in artikel 100, tweede lid, van de wet, berekend overeenkomstig dit besluit, met dien verstande dat wordt gerekend met het aantal leerlingen, bedoeld in het derde lid.

  • 6. Op de betaling van het voorschot is artikel 100, vijfde lid, van de wet van overeenkomstige toepassing.

  • 7. Onze Minister is bevoegd tot verrekening van verstrekte voorschotten met de betalingen die voortvloeien uit de vaststelling van de onderscheiden onderdelen van de bekostiging.

  • 8. Indien Onze Minister een voorschot verleent in gevallen waarin de bekostiging niet tijdig kan worden vastgesteld door omstandigheden die niet aan het bevoegd gezag van een school zijn toe te rekenen, zijn het zesde en het zevende lid van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 3. LEERLINGENTELLING EN LEERLINGENADMINISTRATIE

Artikel 5. Leerlingentelling
  • 1. Voor de toepassing van de wet en dit besluit worden, onverminderd artikel 8 en artikel 11, derde lid, de leerlingen meegeteld die op de teldatum op de school als werkelijk schoolgaand staan ingeschreven.

  • 2. Indien de teldatum valt op een dag waarop geen onderwijs wordt gegeven, worden op de eerstvolgende schooldag de leerlingen geteld, die op de teldatum als werkelijk schoolgaand stonden ingeschreven.

  • 3. Een leerling kan op de teldatum slechts op één school voor de bekostiging meetellen.

Artikel 6. Overzicht aantal leerlingen
  • 1. Onze Minister stelt jaarlijks een overzicht vast van de hem ter beschikking staande gegevens over het aantal leerlingen op de teldatum dat bij de vaststelling van de bekostiging, bedoeld in artikel 13, eerste lid, in aanmerking wordt genomen.

  • 2. Het overzicht wordt uiterlijk acht weken na de teldatum toegezonden aan het bevoegd gezag.

Artikel 7. Inschrijving
  • 1. De directeur van een school schrijft een leerling slechts in na overlegging van:

    • a. een bewijs van uitschrijving van de leerling van een andere school of een school of instelling voor ander onderwijs, welk bewijs op het moment van inschrijving niet ouder is dan 6 maanden, of

    • b. een schriftelijke verklaring van de ouders dat de leerling binnen een periode van 6 maanden voorafgaand aan de inschrijving niet eerder op een andere school of een school of instelling voor ander onderwijs was ingeschreven.

  • 2. Het bewijs van uitschrijving dan wel de verklaring, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt bewaard in de administratie van de school.

  • 3. De directeur doet in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, dan wel in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, indien hem bekend is op welke andere school of school of instelling voor ander onderwijs de leerling was ingeschreven buiten de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde periode, onder vermelding van de datum van inschrijving op zijn school, binnen 1 week schriftelijk mededeling van de inschrijving aan de directeur van de school of de school of instelling voor ander onderwijs waarop de leerling voordien was ingeschreven.

  • 4. De directeur schrijft de leerling in met ingang van de dag waarop de leerling de school voor het eerst bezoekt.

  • 5. In afwijking van het vierde lid, schrijft de directeur de leerling die de school voor het eerst bezoekt op de eerste schooldag van het schooljaar, in met ingang van 1 augustus van dat schooljaar, tenzij de leerling op 1 augustus de leeftijd van 4 jaar nog niet heeft bereikt.

Artikel 8. Uitschrijving
  • 1. De directeur van de school waar een leerling staat ingeschreven, schrijft de leerling, indien deze de school verlaat, uit met ingang van de dag waarop de leerling de school voor het laatst heeft bezocht. De directeur schrijft de leerling die wordt uitgeschreven na op de laatste schooldag van het schooljaar te hebben bezocht, uit met ingang van 31 juli van dat schooljaar.

  • 2. De directeur, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de leerling een bewijs van uitschrijving.

  • 3. Indien de directeur van een school op wiens school de leerling stond ingeschreven binnen vier weken na de dag waarop de leerling de school voor het laatst heeft bezocht een mededeling ontvangt van de directeur, rector of centrale directie van een school of een school of instelling voor ander onderwijs, van de inschrijving van de leerling op diens school, wijzigt de directeur de datum van uitschrijving, bedoeld in het eerste lid, alsnog in de datum van de dag voorafgaande aan de inschrijving op de andere school of de school of instelling voor ander onderwijs.

Artikel 9. Inhoud leerlingenadministratie
  • 1. De directeur van een school draagt er zorg voor dat een overzichtelijke leerlingenadministratie beschikbaar is van:

    • a. de inschrijving, de uitschrijving en het verzuim van de leerlingen op de school, en

    • b. de gegevens van de leerlingen en hun ouders die noodzakelijk zijn voor de berekening van de bekostiging.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop de leerlingenadministratie wordt ingericht.

Artikel 10. Bewaren van gegevens
  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 9 worden in ieder geval gedurende vijf jaar nadat de desbetreffende leerling van de school is uitgeschreven in de leerlingenadministratie bewaard.

  • 2. De gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, worden binnen acht weken na het verstrijken van de termijn, genoemd in het eerste lid, vernietigd.

Artikel 11. Verstrekken gegevens aan Minister
  • 1. Het bevoegd gezag zendt voor 15 februari indien de teldatum 1 februari is, dan wel binnen twee weken na een andere teldatum, aan Onze Minister, de Inspectie van het onderwijs en, indien het een bijzondere school betreft, aan het bestuurscollege, een opgave van het aantal leerlingen overeenkomstig artikel 5.

  • 2. Indien als gevolg van de wijzigingen op grond van artikel 8, een wijziging optreedt in de in het eerste lid bedoelde opgave, doet het bevoegd gezag van de school waarvan de leerling is respectievelijk leerlingen zijn uitgeschreven, binnen 6 weken na de teldatum daarvan mededeling aan Onze Minister, de Inspectie van het onderwijs en, indien het een bijzondere school betreft, aan het bestuurscollege.

  • 3. Bij ministeriële regeling wordt vastgesteld op welke wijze de opgave, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan.

Artikel 12. Verklaring bevoegd gezag

Het bevoegd gezag verstrekt gelijktijdig met de verklaring, bedoeld in artikel 125, vierde lid, van de wet, een verklaring over de juistheid en tijdige aanmelding van de gegevens waarop de bekostigingsbedragen zijn of worden gebaseerd.

HOOFDSTUK 4. VASTSTELLING BEKOSTIGING EN EXTRA BEKOSTIGING

Artikel 13. Vaststelling bekostiging en gewijzigde vaststelling
  • 1. Onze Minister stelt jaarlijks uiterlijk op 1 januari, de bekostiging, bedoeld in artikel 100, tweede en derde lid, van de wet, vast voor zover deze mede gebaseerd is op het aantal leerlingen op de teldatum. De bedragen hebben betrekking op een kalenderjaar.

  • 2. Indien de verklaring van de deskundige aanleiding geeft tot wijziging van de bekostiging, bedoeld in het eerste lid, stelt Onze Minister voor 1 oktober de bekostiging voor het huidige jaar nader vast.

  • 3. Onze Minister kan de bekostiging, bedoeld in het eerste lid wijzigen vanwege loonontwikkelingen of andere al dan niet uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen.

Artikel 14. Extra bekostiging prijspeil Bovenwinden
  • 1. De extra bekostiging in verband met het prijspeil, bedoeld in artikel 100, derde lid, van de wet, is een percentage van het totaal van de bekostiging, bedoeld in artikel 100, tweede lid, van de wet, en in artikel 16, derde lid.

  • 2. Bij ministeriële regeling wordt het percentage, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld. De uitkomst van de berekening wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen.

Artikel 15. Extra bekostiging één school op een eiland

Indien in een openbaar lichaam slechts één school is gevestigd, dan ontvangt deze school extra bekostiging in verband met de geïsoleerde ligging.

HOOFDSTUK 5. BEKOSTIGING ZORG OP SCHOLEN

Artikel 16. Bekostiging voor zorg voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte
  • 1. De extra bekostiging voor zorg voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte, bedoeld in artikel 68, tweede lid, van de wet, wordt aan één school op Bonaire verstrekt. De verdeling van de taken met betrekking tot leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte is toegekend aan die school en deze taken zijn vastgelegd in het eilandelijk zorgplan.

  • 2. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks bij ministeriële regeling vastgesteld.

  • 3. Een school die is gevestigd in het openbaar lichaam Sint Eustatius of Saba, ontvangt extra bekostiging voor zorg voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte die een percentage bedraagt van het totaal van de bekostiging, bedoeld in artikel 100, tweede lid, van de wet. De uitkomst van de berekening wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen.

  • 4. Het percentage, bedoeld in het derde lid, wordt jaarlijks bij ministeriële regeling vastgesteld.

HOOFDSTUK 6. OPHEFFING SCHOLEN OF BEËINDIGING BEKOSTIGING

Artikel 17. Opheffing van een school

Het bevoegd gezag geeft binnen twee weken na een besluit tot opheffing van de school kennis daarvan aan Onze Minister, de Rijksvertegenwoordiger, de Inspectie van het onderwijs en, indien het een bijzondere school betreft, eveneens aan het bestuurscollege van het openbaar lichaam waarin de school is gelegen.

Artikel 18. Berekening exploitatieoverschot bij opheffing of beëindiging van de bekostiging van de laatste school van een bevoegd gezag
  • 1. Voor de toepassing van artikel 121 van de wet wordt onder exploitatieoverschot verstaan:

    • a. het bedrag van de bekostiging, bedoeld in de artikelen 99, 103 en 104 van de wet, verminderd met de lasten over dat jaar voor zover deze als rechtmatig kunnen worden aangemerkt,

    • b. de reserveringen voor zover afkomstig uit ’s Rijks kas, met inbegrip van de ontvangen rentebaten, en

    • c. voor zover het een niet door een openbaar lichaam in stand gehouden school betreft, de niet bestede gedeelten van de uitkeringen op grond van de voorschriften inzake de eilandelijke overschrijding.

  • 2. Het bevoegd gezag meldt het overeenkomstig het eerste lid berekende saldo, verdeeld naar de onderdelen a en b, respectievelijk c, van het eerste lid, tezamen met het jaarverslag over het laatste jaar waarin de school nog geheel of gedeeltelijk voor bekostiging in aanmerking kwam. De opgave gaat vergezeld van een verklaring van een deskundige over de juistheid van de opgave.

  • 3. Indien het exploitatieoverschot van een niet door een openbaar lichaam in stand gehouden school mede is opgebouwd uit uitkeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, en geen onderscheid kan worden gemaakt met de baten respectievelijk de lasten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, geldt als maatstaf voor de verdeling van eerstbedoeld deel van het exploitatieoverschot tussen Rijk en het desbetreffende openbaar lichaam de verhouding tussen het ontvangen bedrag aan bekostiging van het Rijk en het ontvangen bedrag aan uitkeringen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, van het openbaar lichaam in een periode van vijf jaren voorafgaand aan het jaar van de beëindiging van de bekostiging.

  • 4. De verdeling, bedoeld in het derde lid, behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

HOOFDSTUK 7. BEKOSTIGINGSCORRECTIES

Artikel 19. Onderzoek en correcties
  • 1. Onverminderd de bevoegdheid van de Inspectie van het onderwijs op grond van de Wet op het onderwijstoezicht, kan Onze Minister een onderzoek instellen of doen instellen naar de jaarverslaggeving, naar de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de bekostiging, naar de rechtmatigheid van de bestedingen en naar de doelmatigheid van het beheer van de school.

  • 2. Onze Minister kan correcties aanbrengen op de bekostiging, indien uit het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, blijkt dat de bekostiging voor een school onjuist is vastgesteld.

  • 3. Onze Minister doet het bevoegd gezag schriftelijk mededeling van een besluit tot het aanbrengen van een correctie op de bekostiging.

  • 4. Indien uit de jaarverslaggeving, bedoeld in artikel 125, eerste lid, van de wet, uit de verklaring van de deskundige, bedoeld in artikel 125, vierde lid, van de wet of uit het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, blijkt dat de bekostiging voor een school onrechtmatig is besteed of ondoelmatig is aangewend, kan Onze Minister beslissen dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht op de bekostiging.

  • 5. Indien de correctie, bedoeld in het tweede lid, strekt tot verhoging van de bekostiging, wordt het bedrag binnen acht weken na de mededeling, bedoeld in het derde lid, door Onze Minister betaald.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 20. Monitor veiligheid op school

Het instrument ter monitoring van de veiligheid van leerlingen, bedoeld in artikel 6a, eerste lid, onderdeel b, van de wet:

  • a. geeft inzicht in de ervaren en feitelijke veiligheid en het welbevinden van de leerlingen, voor zover dat verband houdt met de veiligheid, op school;

  • b. wordt ten minste eens per schooljaar afgenomen onder een representatief deel van de leerlingen; en

  • c. is gestandaardiseerd, valide en betrouwbaar.

HOOFDSTUK 9. SLOTBEPALINGEN

Artikel 21. Intrekking Besluit bekostiging WPO BES

Het Besluit bekostiging WPO BES wordt ingetrokken.

Artikel 22. Wijziging Besluit register onderwijsdeelnemers

Artikel 61 van het Besluit register onderwijsdeelnemers komt te luiden:

Artikel 61. Wijziging Besluit bekostiging WPO BES 20xx

Het Besluit bekostiging WPO BES 20xx wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt ‘, onverminderd artikel 8 en artikel 11, derde lid,’.

2. Het tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Onze Minister neemt voor het bepalen van het aantal leerlingen op de teldatum de leerlingen in aanmerking van wie het persoonsgebonden nummer tezamen met de basisgegevens, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet register onderwijsdeelnemers binnen vier weken na die dag zijn opgenomen in het register onderwijsdeelnemers overeenkomstig artikel 14 van de Wet register onderwijsdeelnemers.

3. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. De termijn, bedoeld in het tweede lid, kan worden verlengd. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de verlenging.

B

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De directeur van een school schrijft een leerling slechts in na een beslissing van het bevoegd gezag tot toelating van de leerling.

2. Het tweede en derde lid vervallen, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot tweede en derde lid.

3. In het derde lid (nieuw) wordt ‘het vierde lid’ vervangen door ‘het tweede lid’.

C

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

2. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:

  • 2. Indien de directeur van een school op wiens school de leerling stond ingeschreven binnen vier weken na de dag waarop de leerling de school voor het laatst heeft bezocht uit het register onderwijsdeelnemers, bedoeld in de Wet register onderwijsdeelnemers, een melding ontvangt van de inschrijving van de leerling op een andere school of een school of instelling voor ander onderwijs, wijzigt de directeur de datum van uitschrijving, bedoeld in het eerste lid, alsnog in de datum van de dag voorafgaande aan de inschrijving op die andere school of die school of instelling voor ander onderwijs.

D

Artikel 11 vervalt.

Artikel 23. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bekostiging WPO BES 20xx.

Artikel 24. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1.

Inleiding

10

2.

Hoofdlijnen

10

3.

Besluit

11

 

3.1.

Algemene wijzigingen

11

 

3.1.1.

Teldatum

11

 

3.1.2.

Verzuim

11

 

3.1.3.

Beschikkingsmomenten voor bekostiging

12

 

3.2.

Basisbekostiging

12

 

3.3.

Wijzigingen in specifieke onderdelen

13

 

3.3.1.

Nieuwe scholen

13

 

3.3.2.

Opheffing

13

4.

Gevolgen (m.u.v. financiële gevolgen)

13

5.

Uitvoering, toezicht en handhaving

14

6.

Financiële gevolgen

14

 

6.1.

Gevolgen voor de Rijksbegroting

14

7.

Administratieve lasten en regeldruk

14

 

7.1.

Adviescollege toetsing regeldruk

15

8.

Advies en consultatie

15

 

8.1.

Internetconsultatie

15

 

8.2.

Consultatie BES

16

9.

Inwerkingtreding

16

II. Artikelsgewijs

16

1. Inleiding

Dit besluit voorziet, samen met het Besluit bekostiging WPO 20xx en het Besluit bekostiging WEC 20xx, in de verdere uitwerking van de Wet vereenvoudiging bekostiging po. 1 Het besluit behelst een nieuwe regeling van de bekostiging voor basisscholen in Caribisch Nederland, in overeenstemming met die wet. Daartoe wordt het oude Besluit bekostiging WPO BES ingetrokken en vervangen door het onderhavige besluit.

Een deel van de wijzigingen in dit besluit komt rechtstreeks voort uit de aanpassingen in de WPO BES door de Wet vereenvoudiging bekostiging po en bestaan uit een technische uitwerking. Die technische wijzigingen zijn grotendeels reeds belicht in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.2 Een ander deel van de wijzigingen staat in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel slechts op hoofdlijnen beschreven en is in dit besluit meer inhoudelijk uitgewerkt. Die inhoudelijke wijzigingen worden in deze nota van toelichting nader toegelicht.

In de volgende paragrafen wordt de Wet vereenvoudiging bekostiging po nog kort op hoofdlijnen toegelicht, zoals de aanleiding en de algemene wijzigingen. Vervolgens wordt ingegaan op de aanpassingen die via dit besluit specifiek voor de bekostiging worden geregeld. Daarna worden de (financiële) gevolgen beschreven, de gevolgen voor de uitvoering, de informatie uit de consultaties en ten slotte de inwerkingtreding.

2. Hoofdlijnen
Aanleiding

De oude bekostiging van het primair onderwijs sloot door de fijnmazigheid onvoldoende aan bij de sturingsfilosofie van de lumpsum. Uitgangspunt van de lumpsum is dat schoolbesturen vrij zijn om binnen de wettelijke kaders de beschikbare middelen naar eigen inzicht te besteden voor de realisatie van hun onderwijskundige doelen. Door de fijnmazigheid van de oude bekostiging werden het maken van goede afwegingen en de dialoog met stakeholders echter bemoeilijkt. Dit geldt met name voor de bekostigingssystematiek voor het Europese deel van Nederland (EN).

De bekostiging van het po in Caribisch Nederland (CN) is op grond van de huidige WPO BES al eenvoudiger dan in het Europese deel van Nederland, mede als gevolg van een recente herijking van de bekostiging die in 2020 is afgerond. Om de consistentie te waarborgen tussen de bekostiging in CN en in EN, worden ook de relevante vereenvoudigingsmaatregelen voor CN toegepast.

Wetsvoorstel

In 2014 is met de PO-Raad in het bestuursakkoord afgesproken te verkennen hoe een transparant, eenvoudig en voorspelbaar bekostigingsmodel eruit zou kunnen zien.3 In de jaren hierna zijn hiervoor verschillende varianten uitgewerkt. Uiteindelijk heeft dit geleid tot het wetsvoorstel dat op 15 oktober 2020 is ingediend bij de Tweede Kamer en, na in beide Kamers te zijn aangenomen, op 25 februari 2021 tot wet is verheven.

Inhoudelijk

De Wet vereenvoudiging bekostiging po regelt op hoofdlijnen dat de basisbekostiging wordt vereenvoudiging tot één bedrag per leerling voor alle basisscholen. Naast het bedrag per leerling, komt er een bedrag per school.

In de oude systematiek werd de personele bekostiging voor het schooljaar toegekend en de materiële bekostiging voor het kalenderjaar. In de nieuwe systematiek wordt de toekenning van de gehele bekostiging op kalenderjaarbasis berekend. Hiertoe worden de bekostiging voor personeel en materiële instandhouding (MI) samengevoegd. Om de voorspelbaarheid van de bekostiging voor een komend kalenderjaar verder te vergroten, wordt de teldatum voor het leerlingenaantal waarvoor bekostiging wordt toegekend, verschoven van 1 oktober t-1 naar 1 februari t-1. Deze wijzigingen worden doorgevoerd voor de basisbekostiging, aanvullende bekostiging en de bijzondere bekostiging.

3. Besluit

Het onderhavige besluit geeft invulling aan de Wet vereenvoudiging bekostiging po waarmee de bekostiging voor scholen in het primair onderwijs aanzienlijk wordt vereenvoudigd. De complexiteit en onbedoeld sturende werking van de bekostiging worden verminderd en de voorspelbaarheid van de te ontvangen bekostiging wordt vergroot.

In het Besluit zijn de hoofdlijnen verder uitgewerkt voor de verschillende componenten van de bekostiging. Hieronder volgt een uitgebreidere toelichting op die wijzigingen. Allereerst worden enkele algemene wijzigingen toegelicht die voornamelijk het gevolg zijn van de nieuwe teldatum van 1 februari t-1 en de kalenderjaarbekostiging. Vervolgens wordt ingegaan op de gevolgen voor de basisbekostiging. De specifieke aanpassingen ten opzichte van de bekostiging van bijvoorbeeld nieuwe scholen worden belicht in paragraaf 3.3.

3.1. Algemene wijzigingen

Als gevolg van de verschuiving naar kalenderjaarbekostiging veranderen de momenten waarop de bekostiging wordt berekend. Om tijdig een beeld te krijgen van de bekostiging voor het komende kalenderjaar is het noodzakelijk dat de teldatum voor de leerlingenaantallen verschuift van 1-10-t-1 naar 1-2-t-1. Deze leerlingenaantallen zijn het belangrijkste bestanddeel voor de berekening van de bekostiging, dus een vroege vaststelling geeft eerder inzicht in het budget voor het volgende jaar.

3.1.1. Teldatum

Voor de teldatum 1 februari geldt dat voor 15 februari het aantal leerlingen moet worden opgegeven. De bevoegde gezagen zullen ook de aantallen leerlingen op 1 oktober moeten blijven doorgeven. Deze tellingen zijn van belang voor de bepalingen omtrent de opheffing van scholen, die ongewijzigd blijven. De bekostiging van een bijzondere school wordt beëindigd en een openbare school wordt opgeheven indien het aantal leerlingen op de teldatum 1 oktober, gedurende 3 achtereenvolgende schooljaren telkens minder heeft bedragen dan 23. Het aantal leerlingen op 1 oktober blijft daarnaast relevant voor de bepaling van de hoogte van de subsidie voor het expertisecentrum onderwijszorg.

3.1.2. Verzuim

Scholen zijn verplicht om het verzuim van leerlingen te registeren. Daarbij is een onderscheid te maken tussen geoorloofd verzuim en ongeoorloofd verzuim. Geoorloofd verzuim is verzuim met een geldige reden, zoals vastgelegd in de Leerplichtwet BES. Het gaat dan om ziekte, het voldoen van een religieuze verplichting of een schorsing. Ongeoorloofd verzuim is verzuim zonder geldige reden, bijvoorbeeld spijbelen. Leerlingen die in de periode vanaf het begin van het schooljaar tot 1 oktober meer dan de helft van het aantal schooldagen ongeoorloofd verzuimen, werden in de oude systematiek aangemerkt als niet-meetellend voor de bekostiging.

Met de vereenvoudigde systematiek vervalt deze bepaling. Daar zijn een aantal redenen voor. De teldatum verschuift van 1 oktober t-1 naar 1 februari t-1, waardoor de periode waarover wordt gekeken of er sprake is van ongeoorloofd verzuim langer worden. Bovendien maken scholen ook kosten als zij zich inzetten voor leerlingen die (dreigen) uit te vallen, daar hoort dan ook bekostiging bij.

3.1.3. Beschikkingsmomenten voor bekostiging

De cyclus van de momenten waarop de bekostigingsbeschikkingen naar de scholen en besturen worden verstuurd, verandert ook door de verschuiving van de teldatum. Aangezien de beschikkingen betrekking hebben op een kalenderjaar, worden de beschikkingen voor een bepaald bekostigingsjaar uiterlijk op 31 december hieraan voorafgaand verstuurd. De beschikkingen worden daarmee door het bestuur ontvangen voordat er bekostiging wordt verstrekt.

Vanwege de kalenderjaarbekostiging en het samenvoegen van de personele en materiële componenten, neemt het aantal beschikkingsmomenten voor de reguliere bekostiging af van vier naar twee. Elk jaar wordt een eerste beschikking voor het komende kalenderjaar verstrekt en een aangepaste beschikking voor het lopende kalenderjaar. Het moment voor vaststellen van de aangepaste beschikking is afhankelijk van het moment dat de loonbijstelling voor dat jaar bekend is. De eerste beschikking zal elk jaar in het najaar na Prinsjesdag worden verstuurd, aangezien voor de prijsbijstelling dan pas de Macro Economische Verkenning (MEV) van het CPB wordt gepubliceerd, die van belang is voor de bepaling van de prijsbijstelling voor het daaropvolgende jaar. Ook biedt dit de ruimte om ontwikkelingen in de begroting van OCW mee te nemen in de eerste beschikking.

Aangezien schoolbesturen vaak al in het voorjaar bezig zijn met de begroting en het personeelsplan voor het daaropvolgende jaar, is het wenselijk om sneller dan in het najaar inzicht te geven in het budget. Om scholen en besturen al eerder van bekostigingsinformatie te voorzien, zal DUO in het voorjaar een informatieproduct verzorgen met een indicatie van de bekostiging voor het daaropvolgende jaar. Dit informatieproduct maakt gebruik van de relevante teldatum, maar bevat nog niet alle ontwikkelingen voor de prijzen. Het informatieproduct is geen beschikking en hiervoor staan dan ook geen bezwaarmogelijkheden open.

In schema zien de drie beschikkingsmomenten er als volgt uit:

Beschikking

Moment

Op grond van

Vaststelling tellingen 1-2-2024

Voorjaar 2024

Aantal bekostigde leerlingen op 1-2-2024

Eerste 2025

Najaar 2024 na prijsbijstellingen en MEV

Beschikking vaststelling tellingen 1-2-2024 (1e rij) + voorlopige regeling bekostiging 2025

Aangepaste 2025

Na loonbijstellingen 2025

Beschikking vaststelling tellingen 1-2-2024 (1e rij) + definitieve regeling bekostiging 2025

Betaalritme

Werken met verschillende betaalritmes maakt de bekostiging en de financiële administratie daarvan complex en vergroot de eventuele financiële risico’s. In de nieuwe systematiek wordt in de kalenderjaarbekostiging uitgegaan van een betaalritme in twaalf gelijke maandelijkse termijnen. Mocht hiervan bij uitzondering afgeweken worden voor specifieke onderdelen van de bekostiging, dan wordt dit vastgesteld bij ministeriële regeling.

3.2. Basisbekostiging

Hoewel de bekostiging voor scholen in CN verstrekt wordt als lumpsum, wordt in de berekening van de bekostiging onderscheid gemaakt tussen personele lasten en materiële instandhouding. Dit onderscheid wordt door scholen en besturen onbedoeld als sturend ervaren. Om recht te doen aan de lumpsumsystematiek wordt als onderdeel van de vereenvoudiging de bekostiging voor personele lasten en voor materiële instandhouding in CN samengevoegd. In plaats daarvan zal, net als voor EN, één bedrag per leerling worden vastgesteld en één bedrag per school. De aanvullende bekostiging voor zorg, de aanvullende bekostiging i.v.m. het hogere prijspeil en de aanvullende bekostiging voor één school op een eiland blijven wel bestaan.

Naast de basisbekostiging kan er ook extra bekostiging (dat was aanvullende bekostiging) en aanvullende bekostiging (dat was bijzondere bekostiging) worden verstrekt. Hiermee wordt voor de consistentie qua terminologie aangesloten bij de wet- en regelgeving voor Europees Nederland.

3.3. Wijzigingen in specifieke onderdelen

Hieronder is voor verschillende specifieke onderdelen uiteengezet hoe de bekostigingssystematiek verandert als gevolg van de vereenvoudigingsmaatregelen.

3.3.1. Nieuwe scholen

Voor nieuwe scholen zijn veel bepalingen van de oude systematiek in stand gebleven. Een school kan aanspraak maken op bekostiging vanaf 1 augustus in het schooljaar dat de school begint (1 augustus t). De school kan al vanaf 1 juni in aanmerking komen voor de verstrekking van een deel van de bekostiging. Deze zogenoemde startbekostiging wordt eenmalig verstrekt. Als een school een jaar later start, wordt de startbekostiging niet nogmaals uitgekeerd. Indien een school helemaal niet start, wordt deze bekostiging teruggevorderd.

Voor de eerste vijf maanden na de opening (dus augustus tot en met december) ontvangt de school bekostiging op basis van het aantal leerlingen op de 1 oktober volgend op de opening. Voor het daaropvolgende kalenderjaar ontvangt de school bekostiging op basis van het aantal leerlingen op 1 februari van dat jaar. Dat aantal zal vervolgens ook worden gebruikt voor de bekostiging voor het daaropvolgende kalenderjaar. Vanaf dat moment wordt de nieuwe school net als andere scholen bekostigd, namelijk op basis van het aantal leerlingen op 1 februari voorafgaand aan het bekostigingsjaar.

Stel een school start op 1 augustus 2023. Dan ontvangt de school bekostiging:

  • voor de maanden augustus tot en met december 2023 op basis van het aantal leerlingen op 1 oktober 2023;

  • voor kalenderjaar 2024 op basis van het aantal leerlingen op 1 februari 2024;

  • voor kalenderjaar 2025 op basis van het aantal leerlingen op 1 februari 2024 (conform de systematiek die voor andere scholen geldt).

Omdat de gebruikte leerlingaantallen pas bekend worden gedurende de bekostigingsperiode, zullen er voorschotten verstrekt worden. Voor de eerste vijf maanden na de start zal een voorschot worden verstrekt op basis van een prognose van de school van het aantal leerlingen op 1 oktober. Het werkelijke aantal leerlingen op die 1 oktober zal gebruikt worden voor het voorschot voor het daaropvolgende jaar. Uiteindelijk wordt het verschil tussen het voorschot en het werkelijke bekostigingsbudget verrekend met de te ontvangen bekostiging.

3.3.2. Opheffing

Scholen worden in de regel opgeheven per 31 juli. Hierdoor ontstaat enkel recht op bekostiging voor de eerste zeven maanden van het kalenderjaar. De bekostiging wordt beëindigd na de maand van opheffing.

Bij opheffing op ieder ander moment, stopt de bekostiging per direct, alleen de lopende maand wordt nog doorbetaald. De opheffing geschiedt op basis van een melding van het bestuur of als uit de register onderwijsdeelnemers blijkt dat er op de eerste dag van de maand geen leerlingen meer zijn ingeschreven.

4. Gevolgen (m.u.v. financiële gevolgen)

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel worden de gevolgen van de vernieuwde systematiek met betrekking tot inzicht in de te ontvangen bekostiging en de jaarrekening al besproken. Specifieke gevolgen voortkomend uit dit besluit hebben onder andere betrekking op de wijziging van de teldatum van 1 oktober t-1 naar 1 februari t-1.

Verzuim

Door de wijziging van teldatum naar 1 februari t-1 is besloten dat de registratie van ongeoorloofd verzuim van leerlingen in de periode vanaf begin van het schooljaar tot aan de teldatum, geen bekostigingsconsequenties meer heeft. Onder de oude systematiek moest de school doorgeven of een leerling in verband met ongeoorloofd verzuim niet voor de bekostiging diende mee te tellen. Deze verplichting komt onder de vereenvoudiging te vervallen.

Beschikkingen

De momenten om te kunnen beschikken zijn afhankelijk van het moment dat bedragen kunnen worden vastgesteld. Het aantal bekostigingsbeschikkingen op grond van loon- en prijsbijstellingen wordt teruggebracht naar een eerste en een aangepaste beschikking. De eerste beschikking kan in het najaar voorafgaand aan het bekostigingsjaar worden verstuurd, de aangepaste beschikking volgt in het najaar van het lopende kalenderjaar.

In het voorjaar na de teldatum van 1 februari wordt een overzicht gestuurd met de aantallen te bekostigen leerlingen. Om een indicatie te geven van de bekostiging voor het volgende kalenderjaar wordt bovendien een informatieproduct opgesteld, waarin een berekening staat op grond van de vastgestelde aantallen en gebaseerd op de voorlopige prijzen van het lopende kalenderjaar. Dit informatieproduct is geen beschikking.

Betaalritme

In het oude model werden verschillende betaalritmes gehanteerd voor verschillende bekostigingsonderdelen. Van het totale budget op schooljaarbasis werd in de maanden augustus tot en met december bijvoorbeeld een lager percentage per maand uitgekeerd dan in de maanden januari tot en met juli.

De verschillende betaalritmes per onderwerp zorgden voor verwarring en onduidelijkheid. Met de vereenvoudiging zijn de betaalritmes verder geharmoniseerd en zo eenvoudig mogelijk gehouden. Het totale budget op kalenderjaarbasis wordt in maandelijkse gelijke termijnen uitgekeerd. Hierdoor wordt er ogenschijnlijk geen rekening gehouden met bijvoorbeeld de grotere uitgaven die in mei plaatsvinden in verband met het vakantiegeld, maar door de vereenvoudigde systematiek valt hier wel beter op te anticiperen door een bestuur.

5. Uitvoering, toezicht en handhaving

Een ontwerp van dit besluit is samen met het Besluit bekostiging WPO 20xx en Besluit bekostiging WEC 20xx door DUO, de Inspectie van het Onderwijs en de Auditdienst Rijk getoetst op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.

DUO constateert dat de drie besluiten een nadere invulling geven aan de Wet vereenvoudiging bekostiging po en hiermee in overeenstemming zijn. Op grond hiervan concludeert DUO dat dit besluit uitvoerbaar, haalbaar en maakbaar is, indien aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Allereerst dient aansluiting op aangrenzende wet- en regelgeving gegarandeerd te blijven. Dit besluit dient gelijktijdig met de Wet vereenvoudiging bekostiging po en de andere twee genoemde bekostigingsbesluiten in werking te treden. Ook dient, vooruitlopend op de inwerkingtreding van de besluiten de implementatie reeds te starten op basis van de baseline, die in overleg tussen OCW en DUO is opgesteld. De baseline is een technische uitwerking van de wet- en regelgeving, zodat deze goed en eenduidig vertaald kan worden in de uitvoering.

De voorwaarden die DUO heeft gesteld zijn te realiseren. Aan DUO zal de opdracht worden gegeven om vooruitlopend op de inwerkingtreding van de wet- en regelgeving alvast te starten met de implementatie, zodat het vereenvoudigde bekostigingsstelstel vanaf kalenderjaar 2023 toegepast kan gaan worden. DUO en OCW hebben veelvuldig contact en overleg over het traject om de bekostiging te vereenvoudigen. Openstaande vragen en de borging van aansluiting op aangrenzende wet- en regelgeving zullen in de gesprekken worden meegenomen. De inhoudelijke en tekstuele opmerkingen van DUO bij het besluit zijn besproken en verwerkt indien opportuun.

6. Financiële gevolgen

Als gevolg van het samenvoegen van de personele bekostiging en MI en de overstap naar kalenderjaarbekostiging ontstaan er geen herverdeeleffecten bij schoolbesturen op CN. De omvang van het budget dat een schoolbestuur ontvangt is afhankelijk van het aantal leerlingen. Door het hanteren van een andere teldatum kan dit budget dus verschillen.

6.1. Gevolgen voor de Rijksbegroting

Na de invoering van de vereenvoudiging van de bekostiging wordt het beschikbare bedrag in de begroting op een andere manier verdeeld over de schoolbesturen dan nu het geval is. De parameters en variabelen veranderen, maar het beschikbare bedrag blijft hetzelfde. Met andere woorden, er gaat vanuit het Rijk evenveel geld naar schoolbesturen als wanneer de bekostiging niet zou worden vereenvoudigd. De vereenvoudiging van de bekostiging leidt dus niet tot een verhoging of verlaging van de Rijksbegroting.

7. Administratieve lasten en regeldruk

Met de administratieve lasten worden de kosten bedoeld om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid die voortvloeien uit de wetgeving. Het gaat dan om het verzamelen, bewerken en verwerken, registreren, bewaren en ter beschikking stellen van informatie. De gevolgen voor administratieve lasten en regeldruk zijn al behandeld in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel. Aangezien dit besluit om een technische uitwerking gaat van de Wet vereenvoudiging bekostiging po, zijn er geen extra gevolgen voor de administratieve lasten en regeldruk.

7.1. Adviescollege toetsing regeldruk

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft. De gevolgen voor de regeldruk zijn bij het bovenliggende wetsvoorstel reeds volledig in beeld gebracht.4

8. Advies en consultatie
8.1. Internetconsultatie

Een ontwerp van dit besluit heeft, samen met ontwerpen van het Besluit bekostiging WPO 20xx en het Besluit bekostiging WEC 20xx, tussen 8 maart 2021 en 5 april 2021 opengestaan voor internetconsultatie. Specifiek is reactie gevraagd op drie vragen:

  • 1. Is de beschrijving van het nieuwe bekostigingsmodel in de besluiten en de nota van toelichting voldoende duidelijk?

  • 2. Zorgen de besluiten naar uw mening voor een eenvoudigere, minder sturende en meer voorspelbare bekostigingssystematiek?

  • 3. Zijn er effecten van de besluiten die niet in de besluiten en/of in de toelichting zijn verwerkt?

In totaal zijn er zes reacties op de internetconsultatie, waarvan drie reacties vanuit dezelfde organisatie komen.

In reactie op de eerste twee vragen is over het algemeen positief gereageerd. Wel is aangegeven dat de besluiten veel tekst bevatten en dat een beknopter overzicht van de wijzigingen wenselijk was. In een andere reactie is voorgesteld om meer betekenisvolle namen van variabelen te gebruiken. Het is inderdaad zo dat de besluiten omvangrijk en, vanwege de technische inhoud, in sommige gevallen wat abstract zijn. Hierbij zij opgemerkt dat de gehele vereenvoudiging van de bekostiging een omvangrijke wijziging is en dat de besluiten volledig moeten zijn. Het besluit is niet het primaire instrument voor goede communicatie over de maatregelen en de wijze waarop de bekostiging zal plaatsvinden. Dat is gebeurd en gaat gebeuren via andere kanalen. In een eerder stadium is bekeken of meer betekenisvolle namen gegeven kon worden aan de variabelen. Dit resulteerde echter in lastiger te lezen en meervoudig interpreteerbare teksten.

Drie reacties, vanuit dezelfde organisatie, beantwoorden bij vraag 3 dat er geen toelichting wordt gegeven op de gevolgen van de overgang naar kalenderjaarbekostiging voor de vordering op OCW. In de oude systematiek nemen schoolbesturen een vordering op OCW op de balans, vanwege een niet-evenredige uitbetaling van een deel van de schooljaarbekostiging. Met de overgang naar volledige kalenderjaarbekostiging vervalt de grondslag voor deze vordering. Door het verdwijnen van de vordering, wat in wezen een technische, boekhoudkundige exercitie is, daalt het eigen vermogen van besturen aan het eind van boekjaar 2022. Het kan niet genoeg benadrukt worden dat scholen als geheel niet minder bekostiging ontvangen. Deze hele vereenvoudiging gebeurt immers budgetneutraal. Er gaat dus niet minder geld naar scholen. De reden dat het in de toelichting op het besluit onbenoemd blijft, is dat het vervallen van de grondslag voor de vordering geen gevolg is van het voorliggende besluit, maar een gevolg van de Wet vereenvoudiging bekostiging po. In de memorie van toelichting bij de wet, in paragraaf 3, is al op deze thematiek ingegaan.5 Via andere kanalen wordt hierover duidelijke communicatie verzorgd aan scholen. Een werkgroep, bestaande uit OCW, PO-Raad, de Inspectie van het Onderwijs en een afvaardiging van de accountants en schoolbesturen, is hiermee bezig. Zo hebben de schoolbesturen vanuit OCW een brief ontvangen waarin wordt ingegaan op deze thematiek, worden er aanbevelingen gedaan en wordt gemeld dat de inspectie coulant ermee omgaat indien schoolbesturen door deze ontwikkeling onder bepaalde signaleringswaarden komen. Ook is er een webinar georganiseerd waarin de thematiek is toegelicht en vragen zijn beantwoord.

Een reactie ziet specifiek op de schoonmaakkwaliteit binnen scholen. De respondent geeft aan, gelet op het voorstel, zorgen te hebben over schoonmaak en hygiëne in het primair onderwijs. Oorzaak van de zorgen is dat de bekostiging voor materiële instandhouding en personele bekostiging worden samengevoegd. Hierdoor wordt het volgens respondent makkelijker om te bezuinigen op schoonmaak en de vrijkomende middelen in te zetten voor andere doeleinden. Ook hier geldt dat de samenvoeging van personele en materiële bekostiging al bij de Wet vereenvoudiging bekostiging po is geregeld. Het voorliggende besluit is op dat punt slechts een technische uitwerking van de wet. De vereenvoudiging van de bekostiging heeft geen gevolgen voor de bestedingsvoorwaarden omtrent schoonmaak. In tegenstelling tot wat de respondent beweert wordt het dus niet eenvoudiger om te bezuinigen op schoonmaak. Ook op grond van de voorheen geldende besluiten konden middelen voor materiële instandhouding al ingezet worden voor personeel en andersom. Het bevoegd gezag had dus al de mogelijkheid om meer of minder van haar beschikbare middelen in te zetten voor schoonmaak. Dit sluit aan bij de sturingsfilosofie van de lumpsum, namelijk dat schoolbesturen vrij zijn om binnen de wettelijke kaders de beschikbare middelen naar eigen inzicht te besteden voor de realisatie van hun onderwijskundige doelen. Aan deze bestedingsvrijheid verandert niets.

8.2. Consultatie BES

Een concept van dit besluit is in de periode van 11 maart 2021 tot en met 8 april 2021 via de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) ter consultatie voorgelegd aan de basisscholen in Caribisch Nederland. Dat heeft niet geleid tot opmerkingen.

9. Inwerkingtreding

De inwerkingtreding van dit besluit sluit aan bij de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging bekostiging po. Deze is voor bepaalde onderdelen voorzien voor 1 februari 2022; de teldatum die gebruikt wordt voor de bekostiging ten behoeve van kalenderjaar 2023. Kalenderjaar 2023 is het eerste jaar dat via de nieuwe bekostigingssystematiek bekostigd wordt. Aangezien in 2022 via de bestaande bekostigingssystematiek bekostigd wordt, zullen enkele delen van de Wet vereenvoudiging bekostiging po en daarmee ook van dit besluit pas vanaf 1 januari 2023 in werking treden.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de begripsbepalingen van het Besluit bekostiging WPO BES (hierna: het Besluit bekostiging) op alfabetische volgorde gezet, gemoderniseerd, geactualiseerd en in overeenstemming met de Wet op het primair onderwijs BES (hierna: WPO BES) gebracht.

Artikel 3. Aanvang eenmalige startbekostiging nieuwe school

In dit artikel zijn de bepalingen met betrekking tot personele en materiële bekostiging geschrapt. De teksten zijn gemoderniseerd maar de strekking van het artikel blijft hetzelfde.

Artikel 4. Vaststelling voorschotten en verrekening van voorschotten

In dit artikel zijn de bepalingen met betrekking tot personele en materiële bekostiging geschrapt. De strekking van het artikel blijft hetzelfde.

Artikel 5. Leerlingentelling

Dit was voorheen artikel 11 van het Besluit bekostiging WPO BES. De bepaling rondom verzuim is daaruit geschrapt in lijn met het besluit voor Europees Nederland (Besluit bekostiging WPO 20xx). In het oude besluit was het zo dat leerlingen die in de periode vanaf het begin van het schooljaar tot 1 oktober meer dan de helft van het aantal schooldagen ongeoorloofd verzuimden, werden aangemerkt als niet-meetellend voor de bekostiging. Met de teldatum van 1 februari t-1 is deze bepaling niet meer actueel.

Artikel 6. Overzicht aantal leerlingen

Parallel aan artikel 8 van het Besluit bekostiging WPO 20xx is nu ook in het Besluit bekostiging WPO BES 20xx een bepaling opgenomen over het overzicht dat de minister aan het bevoegd gezag stuurt met betrekking tot het aantal leerlingen waarop de bekostiging is gebaseerd.

Artikelen 7 en 8 (Inschrijving en uitschrijving)

Deze artikelen komen overeen met de artikelen 8 en 9 van het oude Besluit bekostiging WPO BES. Artikel 61 van het Besluit register onderwijsdeelnemers bevat nog niet in werking getreden wijzigingen van deze artikelen. Met artikel 22 van het Besluit bekostiging WPO BES 20xx wordt artikel 61 van het Besluit register onderwijsdeelnemers zodanig gewijzigd dat deze wijzigingen op de juiste wijze in het nieuwe Besluit bekostiging WPO BES 20xx doorgevoerd worden.

Artikel 11. Verstrekken gegevens aan Minister

De teldatum voor het verstrekken van een opgave van het aantal leerlingen is aangepast van 1 oktober naar 1 februari. In dit artikel wordt ook verwezen naar een andere teldatum. Dit is de teldatum 1 oktober. De aantallen leerlingen voor deze teldatum moeten ook jaarlijks worden doorgegeven in verband met artikel 116 WPO BES.

Artikel 13. Vaststelling bekostiging en gewijzigde vaststelling

Nieuw artikel, vervangt eerdere artikelen met dezelfde strekking waarin materiële instandhouding en personele bekostiging werden genoemd.

De bekostiging wordt uiterlijk op 1 januari vastgesteld voor de reguliere bekostiging op grond van de leerlingenaantallen. Voor de bedragen is bepaald dat deze middels ministeriële regeling kunnen worden aangepast op grond van loon- of prijsbijstellingen.

Artikel 16. Bekostiging voor zorg voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte

Met de herijking is de bekostiging voor zorg voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte voor Bonaire bij wet belegd bij één school, waarvoor de taken moeten zijn belegd in het eilandelijk zorgplan. Met de vereenvoudiging is deze bepaling in de wet in ruimere zin opgenomen en in dit besluit uitgewerkt, als bedoeld in artikel 68, derde lid, WPO BES.

Artikel 20. Monitor veiligheid op school

Dit artikel komt overeen met artikel 25a van het Besluit bekostiging WPO BES zoals dat met artikel IV van het Besluit van 17 juni 2020, houdende wijziging van enige onderwijsbesluiten in verband met het monitoren van de veiligheid op scholen (Stb. 2020, 209) is vastgesteld. Op grond van artikel VI, tweede lid, van dat besluit is beoogd om deze bepaling niet eerder dan 1 augustus 2022 in werking te laten treden. Daarin zal nu voorzien worden in het koninklijk besluit bedoeld in artikel 24 van dit besluit.

Artikel 22. Wijziging Besluit register onderwijsdeelnemers

In artikel 61 van het Besluit register onderwijsdeelnemers zijn enkele wijzigingen van het (oude) Besluit bekostiging WPO BES opgenomen rondom de afschaffing van het bewijs van uitschrijving.6 Artikel 61 van het Besluit register onderwijsdeelnemers is echter nog niet in werking getreden, in afwachting van de invoering van het register onderwijsdeelnemers in Caribisch Nederland. Omdat met het onderhavige besluit het Besluit bekostiging WPO BES komt te vervallen, worden de betreffende wijzigingen met dit artikel omgezet in wijzigingen van het nieuwe Besluit bekostiging WPO BES 20xx. Op het moment dat het register onderwijsdeelnemers ook voor Caribisch Nederland in werking is getreden, kunnen ook deze wijzigingen in werking treden. Daarvoor is in artikel 24 van het Besluit bekostiging WPO BES 20xx voorzien in de mogelijkheid van gedifferentieerde inwerkingtreding.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Bijlage, behorende bij de nota van toelichting bij het Besluit bekostiging WPO BES 20xx

Transponeringstabel van oud (Besluit bekostiging WPO BES) naar nieuw (Besluit bekostiging WPO BES 20xx)

Artikel oud (opschrift)

Artikel nieuw

Opmerkingen

1 (Begripsbepalingen)

1

 

2 (Gegevens en bescheiden nieuwe scholen)

2

 

3 (Aanvang van de bekostiging)

3

 

4 (Vaststelling bevoorschotting en verrekening van voorschotten)

4

 

5 (Begroting)

 

6 (Opheffing van een school)

17

 

7 (Inhoud leerlingenadministratie)

9

 

8 (Inschrijving)

7

 

9 (Uitschrijving)

8

 

10 (Bewaren gegevens)

10

 

11 (Leerlingentelling)

5

 

12 (verstrekken gegevens aan Minister)

11

 

13 (Verklaring bevoegd gezag)

12

 

14 (Vaststelling en nadere vaststelling bekostiging materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding)

13

 

15 (Maandelijkse betaling)

Wordt geregeld bij ministeriële regeling (met grondslag in artikel 100, vijfde lid, WPO BES)

16 (Vaststelling bekostiging en latere wijziging bekostiging)

13

 

17 (Betaalritme)

Wordt geregeld bij ministeriële regeling (met grondslag in artikel 100, vijfde lid, WPO BES)

18 (Aanvullende bekostiging voor kleine scholen, schoolleiding en onderwijsachterstanden)

 

19 (Aanvullende bekostiging prijspeil Bovenwinden)

14

 

20 (Aanvullende bekostiging één school op een eiland)

15

 

22 (Bekostiging voor zorg voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte)

16

 

23 (Onderzoek vanwege de minister en correctie en in mindering brengen op de bekostiging)

19

 

24 (Betaling i.v.m. correcties)

19

 

25 (Aftrekposten bekostiging)

 

25a (Monitor veiligheid op school)

20

Nog niet in werking getreden. Afkomstig uit Stb. 2020, 209; IWT 1-8-2022.

26 (Berekening exploitatieoverschot bij opheffing of beëindiging van de bekostiging van de laatste school van een bevoegd gezag)

18

 

27 (Inwerkingtreding)

23

 

28 (Citeertitel)

24

 

Transponeringstabel van nieuw (Besluit bekostiging WPO BES 20xx) naar oud (Besluit bekostiging WPO BES)

Artikel nieuw (opschrift)

Artikel oud

Opmerkingen

1 (Begripsbepalingen)

1

 

2 (Gegevens nieuwe scholen)

2

 

3 (Aanvang eenmalige startbekostiging nieuwe school)

3

 

4 (Vaststelling voorschotten en verrekening van voorschotten)

4

 

5 (Leerlingentelling)

11

 

6 (Overzicht aantal leerlingen

Nieuw voor CN, afgeleid van artikel 8 Besluit bekostiging WPO 20xx (oud artikel 11 Besluit bekostiging WPO)

7 (Inschrijving)

8

 

8 (Uitschrijving)

9

 

9 (Inhoud leerlingenadministratie)

7

 

10 (Bewaren van gegevens)

10

 

11 (Verstrekken gegevens aan Minister)

12

 

12 (Verklaring bevoegd gezag)

13

 

13 (Vaststelling bekostiging en gewijzigde vaststelling)

14, 16

 

14 (Extra bekostiging prijspeil Bovenwinden)

19

 

15 (Extra bekostiging één school op een eiland)

20

 

16 (Bekostiging voor zorg voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte)

22

 

17 (Opheffing van een school)

6

 

18 (Berekening exploitatieoverschot bij opheffing of beëindiging van de bekostiging van de laatste school van een bevoegd gezag)

26

 

19 (Onderzoek en correcties)

23, 24

 

20 (Monitor veiligheid op school)

25a

 

21 (Intrekking Besluit bekostiging WPO BES)

 

22 (Wijziging Besluit register onderwijsdeelnemers)

wijziging i.v.m. latere inwerkingtreding wijzigingen Besluit bekostiging WPO BES (oud)

23 (Citeertitel)

27

 

24 (Inwerkingtreding)

28

 

X Noot
1

Wet van 25 februari 2021 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op het voortgezet onderwijs en enkele andere wetten vanwege de vereenvoudiging van de bekostiging van de scholen voor primair onderwijs en samenwerkingsverbanden (Stb. 2021, 171).

X Noot
2

Kamerstukken II 2020/21, 35 605, nr. 3.

X Noot
3

Bestuursakkoord voor de sector primair onderwijs, 10 juli 2014.

X Noot
5

Kamerstukken II 2020/21, 35 605, nr. 3, p. 23.

X Noot
6

Zie Stb. 2019, 319, p.79–80.

Naar boven