Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 juni 2022, nr. 2022-0000131464, tot wijziging van de Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 december 2021, tot Wijziging van de Regeling Wet kinderopvang in verband met het verruimen van de inzet van beroepskrachten in opleiding (Stcrt. 2021, 50240) in verband met het verlengen van die verruiming

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 7, negende lid, en 16, achtste lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang;

Besluit:

ARTIKEL I

In artikel III, tweede lid, van de Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 december 2021, tot Wijziging van de Regeling Wet kinderopvang in verband met het verruimen van de inzet van beroepskrachten in opleiding (Stcrt. 2021, 50240) wordt ‘met ingang van 1 juli 2022’ vervangen door ‘met ingang van 1 juli 2024’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2022.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 juni 2022

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

TOELICHTING

1. Inhoud regeling

In het kader van de aanpak van de werkdruk en de personeelstekorten in de kinderopvang is, in overleg met de branchepartijen, vorig jaar besloten om de mogelijkheid tot het inzetten van beroepskrachten in opleiding te verruimen van 33% naar 50% van het totaal minimaal in te zetten beroepskrachten. Hiertoe zijn per 1 januari 2022 de artikelen 9 en 9c van de Regeling Wet kinderopvang tijdelijk gewijzigd.1 Deze regeling gold in eerste instantie voor de duur van een half jaar, tot 1 juli 2022. Destijds is aangegeven dat op basis van de ervaringen in de praktijk, de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de evaluatie van de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang, die in het voorjaar van 2022 werd afgerond, zal worden besloten of verlenging dan wel aanpassing of beëindiging van de maatregel aan de orde is. Op basis van de ervaringen in de praktijk en de aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt is besloten tot verlenging van deze regeling tot 1 juli 2024. Ervaringen in de praktijk leerden dat de duur van een half jaar te kort is om nieuwe beroepskrachten in opleiding te werven en op te leiden. Beroepskrachten in opleiding volgen vaak een opleiding die ten minste twee jaar duurt. Met een periode van twee jaar is er voldoende tijd voor werving, inwerken en kan een beroepskracht in opleiding voldoende ervaring opdoen voordat de beroepskracht formatief kan worden ingezet. De mogelijkheden om een beroepskracht in opleiding voor langere tijd in te kunnen zetten, bevordert ook de mogelijkheden voor zijinstroom. Het is namelijk financieel aantrekkelijker om zij-instromers aan te nemen wanneer zij (op termijn) formatief ingezet kunnen worden in plaats van boventallig.

Bij de onderhavige verlenging blijft gelden dat deze maatregel alleen van toepassing is op beroepskrachten in opleiding. Voor stagiairs blijft van toepassing dat zij maximaal een derde deel van het totaal aantal in te zetten beroepskrachten op een kindercentrumkunnen kunnen vormen. Voortdurende aandacht voor de begeleiding van beroepskrachten in opleiding en voor de werkdruk van vaste beroepskrachten is bij deze maatregel van groot belang. Dit is bij de invoering van de maatregel ook aangegeven richting de FNV, die daar zorgen over heeft geuit.2 Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid blijft hierover met alle partijen in gesprek. Bij een ruimere inzet van beroepskrachten in opleiding dient de kwaliteit van de kinderopvang gewaarborgd te blijven.

De evaluatie van de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (Wet IKK) is onlangs afgerond. Deze evaluatie, die ziet op de kwaliteit van de kinderopvang, vormt geen aanleiding voor het niet verlengen van deze maatregel. Om te onderzoeken welke aanpassingen in de kwaliteitseisen doorgevoerd kunnen worden, wordt een vervolgtraject over de herijking van de kwaliteitseisen gestart. Zodoende is het te zijner tijd mogelijk om geïnformeerde keuzes te maken en waar nodig duurzame aanpassingen in de kwaliteitseisen, waaronder deze maatregel, door te voeren. Daarbij zullen de branche- en toezichtpartijen uiteraard nauw betrokken worden.

2. Regeldruk en financiële gevolgen

De onderhavige wijziging heeft geen financiële gevolgen of gevolgen voor de regeldruk.

3. Inwerkingtreding en geldigheidsduur

Deze maatregel gold in eerste instantie voor de duur van een half jaar. Dit tijdelijke karakter kwam tot uitdrukking in artikel II van de Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 december 2021, tot Wijziging van de Regeling Wet kinderopvang in verband met het verruimen van de inzet van beroepskrachten in opleiding (Stcrt. 2021, 50240) en de inwerkingtreding van dit artikel zoals geregeld in artikel III, tweede lid, van die regeling. In artikel I van de onderhavige regeling wordt de datum van inwerkingtreding van artikel II van de Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 december 2021, tot Wijziging van de Regeling Wet kinderopvang in verband met het verruimen van de inzet van beroepskrachten in opleiding (Stcrt. 2021, 50240) gewijzigd in 1 juli 2024.

Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2022. Daarmee wordt voldaan aan het kabinetsbeleid voor vaste verandermomenten, zoals neergelegd in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Er wordt afgeweken van de minimuminvoeringstermijn van regelgeving, omdat een onderzoek van het Expertisecentrum Kinderopvang naar de maatregel nog gaande was en de uitkomsten van de evaluatie van de Wet IKK afgewacht moesten worden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 december 2021, tot Wijziging van de Regeling Wet kinderopvang in verband met het verruimen van de inzet van beroepskrachten in opleiding (Stcrt. 2021, 50240).

X Noot
2

Zie paragraaf 3, van de Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 december 2021, tot Wijziging van de Regeling Wet kinderopvang in verband met het verruimen van de inzet van beroepskrachten in opleiding (Stcrt. 2021, 50240).

Naar boven