Slagersbedrijf 2021/2022

Verbindendverklaring cao-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 oktober 2021 tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Slagersbedrijf

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van de Koninklijke Nederlandse Slagersorganisatie mede namens de overige partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partij ter ener zijde: Koninklijke Nederlandse Slagersorganisatie;

Partijen ter andere zijde: FNV en CNV Vakmensen.nl.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV, V en VI is bepaald:

ALGEMENE BEPALINGEN

Waar in deze cao de mannelijke vorm van voornaamwoorden of zelfstandige naamwoorden wordt gebruikt, gebeurt dat in neutrale zin, steeds eveneens omvattend de vrouwelijke vorm.

Artikel 1 Definities

In deze overeenkomst worden de volgende definities gehanteerd:

1. Algemeen erkende feestdagen:
  • a. Christelijke feestdagen: Nieuwjaarsdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag en beide Kerstdagen.

  • b. Koningsdag en andere door de overheid aangewezen nationale feestdagen.

  • c. Eén keer per vijf jaar zal vijf mei gelden als een algemeen erkende feestdag.

2. Ambulante werknemer:

de werknemer, wiens functie met zich brengt dat hij regelmatig in verschillende vestigingen van de onderneming werkzaam is en als zodanig is aangesteld.

3. Bedrijfsfunctie:

een functie die in een onderneming door de werkgever is vastgesteld en als uitgangspunt geldt voor de werkzaamheden van medewerkers die op de betreffende functie zijn geplaatst.

4. Centrale slagerij:

een bedrijf of een centrale vleesafdeling binnen een bedrijf waarin bedrijfsmatig voor menselijke consumptie vlees wordt be- en/of verwerkt tot (toebereide) waren, al dan niet in samenhang met de bereiding van vleeswaren en/of hybride producten en waarvan de levering plaatsvindt aan filialen die een lid van de VGL in eigendom heeft en/of aan zelfstandige supermarktondernemers die de handelsnaam van een lid van de VGL voeren.

5. Combinatiefunctie:

een functie zoals beschreven in het handboek Functiewaardering Slagersbedrijf.

6. Contractanten:

de werkgeversorganisatie en de werknemersorganisaties die deze overeenkomst hebben aangegaan.

7. Commissie Arbeidsvoorwaarden:

de commissie, waarin een gelijk aantal leden van werkgevers- en werknemersorganisaties zitting heeft en die een aantal in deze cao vermelde taken heeft.

8. Dienstrooster:

een arbeidsregeling die aangeeft op welke tijdstippen de werknemers hun werkzaamheden aanvangen, deze beëindigen en onderbreken. Dienstroosters worden opgesteld per periode van 4 weken.

9. EVC:

EVC staat voor Erkenning van Verworven Competenties. Een EVC-procedure geeft een beeld van de talenten, kennis en vaardigheden (competenties) van iemand. Deze kan hij verworven hebben op school, op het werk, thuis of door het beoefenen van hobby’s.

10. Extramurale zorg:

Een zorgvrager met een indicatie voor extramurale zorg heeft thuis langdurig zorg nodig, bijvoorbeeld bij het wassen en aankleden.

11. Functie:

een bedrijfsfunctie of een combinatiefunctie

12. Functiegroep:

een verzameling van functies die qua zwaarte een vergelijkbaar niveau hebben.

13. Functiehandboek:

het handboek Functiewaardering Slagersbedrijf waarin o.a. de procedure en de regels beschreven staan voor het opstellen van bedrijfsfuncties en het indelen van de bedrijfsfuncties in een functiegroep.

14. Functieloon:

het loon behorend bij de leeftijd of trede van de salarisschaal die op de betreffende werknemer van toepassing is.

15. Georganiseerd Overleg:

het geformaliseerd overlegorgaan in de sector Slagersbedrijven, waarin de sociale partners deelnemen.

16. Hybride producten:

hybride producten zijn die samengestelde producten die voor een deel uit plantaardige en een deel dierlijke grondstoffen bestaan.

17. Inspectie-instelling:

het bedrijf of de instelling dat controles uitvoert bij opdrachtnemers die gecertificeerd zijn, om de naleving en juiste uitvoering van de verplichtingen, zoals beschreven in de NEN norm 4400-1, NEN norm 4400-2 en de sectorale regelingen (NEN+slagers), vast te stellen.

18. Intramurale zorg:

Is een zorgvrager opgenomen in een tehuis, of staat hij of zij daarvoor op een wachtlijst, dan is er sprake van een intramurale indicatie.

19. IVA:

Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten.

20. Jeugdige werknemer:

de werknemer van 20 jaar en jonger.

21. Loontrede:

een trede, ook wel periodiek genoemd, van de salarisschaal behorend bij de functiegroep waarin de functie is ingedeeld.

22. Mantelzorg:

langdurige extramurale zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

23. Mantelzorger:

de werknemer in de zin van deze cao die mantelzorg verleent aan een zorgvrager.

24. Medewerker:

een uitzendkracht.

25. Noodhulp:

de werknemer, die door de werkgever ter vervanging in dienst wordt genomen in geval van ziekte, ongeval, vakantie, buitengewoon verlof of calamiteitenverlof zoals bedoeld in artikel 30 van deze cao. De noodhulp wordt door de werkgever voor bepaalde tijd, namelijk voor de tijd van de vervanging, aangesteld.

26. Onderneming:

een onderneming of een deel daarvan waarin bedrijfsmatig voor menselijke consumptie vlees wordt bewerkt tot (toebereide) waren, al dan niet in samenhang met de bereiding van vleeswaren en/of hybride producten en de verkoop daarvan aan particulieren, horeca of instellingen, alsmede voorverpakkingsbedrijven en centrale slagerijen.

27. Overuren:

uren, waarin door de werknemer in opdracht van de werkgever arbeid is verricht en die uitgaan boven 9 uur per dag, gemiddeld 38 uur per week – dus ook voor hen die hebben gekozen voor een arbeidsduur van 40 uur ­ over de periode van het dienstrooster (= 4 weken).

Voor werknemers die een 38-urige werkweek hebben en 4 dagen per week werken geldt dat uren waarin door de werknemer in opdracht van de werkgever werkzaamheden zijn verricht en die uitgaan boven de 9,5 uur per dag, over de periode van het dienstrooster, als overuren worden beschouwd.

28. Parttimer:

de werknemer, die een gedeelte van de normale wekelijkse arbeidsduur in loondienst werkzaam is. De beloning en de overige rechten uit deze cao voortvloeiend worden voor de parttimer berekend naar evenredigheid.

29. Salarisschaal:

Een salarisschaal, ook wel loongroep genoemd, is een bandbreedte waarbij het functieloon tussen een minimumbedrag en een maximumbedrag ligt. Door het toenemen van de leeftijd of het toekennen van een trede kan de werknemer doorgroeien van het minimumbedrag naar het maximumbedrag.

30. SVO:

SVO Opleiding voor de vleessector.

31. Uitzendkracht:

de natuurlijke persoon die met een uitzendonderneming een uitzendovereenkomst aangaat en bij de werkgever te werk wordt gesteld door de uitzendonderneming.

32. Uitzendonderneming:

de natuurlijke persoon of rechtspersoon die uitzendkrachten ter beschikking stelt van (uitzendt naar) werkgevers.

33. Uurloon:

het weekloon, gedeeld door het aantal uren van de normale wekelijkse arbeidsduur.

34. Vakantiejaar:

de periode van 1 mei van enig jaar tot 1 mei van het volgend jaar

35. Vakvolwassen leeftijd:

de leeftijd waarop volgens de contractanten de werknemer in zijn beroepsuitoefening tot volledige beroepsmatige ontwikkeling is gekomen door de beroepservaring die hij heeft opgedaan.

36. Vast dienstverband:

een dienstverband tussen werkgever en werknemer waarbij sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

37. Vervolguitkering:

vervolguitkering krachtens de WGA, zoals bedoeld in de WIA.

38. VGL:

Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Levensmiddelen

39. Vlees:

delen van slachtdieren, te weten runderen, schapen, varkens, geiten en éénhoevige dieren die, al dan niet na toebereiding, tot menselijk voedsel kunnen dienen.

40. Voorverpakkingsbedrijf:

een bedrijf waarin bedrijfsmatig vlees wordt be- en/of verwerkt en wordt voorverpakt in consumentenverpakking, als ook waar bedrijfsmatig hybride producten worden voorverpakt in consumentenverpakking.

41. VOS:

stichting Vormings- en Ontwikkelingsfonds in het Slagersbedrijf

42. Werkgever:

de natuurlijke of rechtspersoon, die de onderneming drijft.

43. Werknemer:

iedere vrouw of man die in dienst van de werkgever werkzaamheden verricht. Dit met uitzondering van de bestuurders van de onderneming en hoger leidinggevend personeel met een ORBA-score van 245 punten of meer.

44. WGA:

Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten

45. WIA:

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

46. Winkel:

een onderneming of een deel daarvan waarin bedrijfsmatig voor menselijke consumptie vlees wordt bewerkt tot (toebereide) waren, al dan niet in samenhang met de bereiding van vleeswaren, en de verkoop daarvan aan particulieren.

47. Zorgvrager:

de zorgvrager is de persoon die wordt verzorgd.

Artikel 2 Werkingssfeer

Deze overeenkomst is van toepassing op werkgevers en werknemers zoals omschreven in artikel 1 van deze overeenkomst.

Artikel 3 Verplichtingen van de werkgever

  • 1. De werkgever is verplicht zich te gedragen zoals een goed werkgever betaamt.

  • 2. De werkgever is verplicht de aanschaf en het onderhoud van de voorgeschreven werkkleding voor zijn rekening te nemen.

  • 3. Indien bij de inwerkingtreding van deze cao voor één of meer werknemers (rechtens geldende) gunstiger arbeidsvoorwaarden bestaan dan in deze cao overeengekomen, blijven deze voor de betrokken werknemer gehandhaafd.

  • 4. Werkgevers zullen een actief beleid voeren met betrekking tot de positie van vrouwen in de bedrijven. Vrouwen zullen extra gestimuleerd worden om deel te nemen aan de vakopleiding.

    Werkgevers zullen bevorderen dat vrouwen ook deelnemen aan de voortgezette opleiding en de ondernemersopleiding.

  • 5. De werkgever zal het gebruik van uitbeenbedrijven beperken tot maximaal 25 procent van het totaal aantal werkzame personen per vestiging van de onderneming. Door de Commissie Arbeidsvoorwaarden kan, indien de omstandigheden hiertoe aanleiding geven, hiervan dispensatie worden gegeven.

  • 6. Indien een uitzendkracht drie maanden of langer werkzaam is bij één en dezelfde werkgever, dan is deze werkgever verplicht er zorg voor te dragen dat de werknemer een uurloon verdient dat minimaal gelijk is aan het salaris dat hij conform deze cao zou verdienen indien hij in dienst zou zijn van de werkgever. Tevens heeft de uitzendkracht in dat geval aanspraak op de in artikel 14 genoemde koudetoeslag en avond-/nachttoeslag. De inlenende werkgever moet zich ervan verzekeren dat de betreffende uitzendkracht dit salaris en eventuele vergoedingen ontvangt.

Artikel 4 NEN-regeling

  • 1. Definities

    • a. Inspectie-instelling: het bedrijf of de instelling als bedoeld in artikel 1 van deze cao.

    • b. Medewerker: een uitzendkracht.

  • 2. NEN-plus regeling

    • a. De werkgever is verplicht om gebruik te maken van uitzendondernemingen die NEN 4400-1 en/of NEN 4400-2 gecertificeerd zijn en voldoen aan de NEN-plus slagersregeling, genoemd onder b van dit lid, en ingeschreven staan in het register van de Stichting Normering Arbeid.

    • b. De werkgever is verplicht zich er van te verzekeren dat ten aanzien van medewerkers die aan zijn onderneming ter beschikking zijn gesteld gedurende deze periode:

      • de betaling van de van toepassing zijnde pensioenpremie plaatsvindt;

      • de betaling van de van toepassing zijnde toeslagen plaatsvindt;

      • de opbouw van tenminste de wettelijke vakantiedagen plaatsvindt;

      • de afdracht aan de van toepassing zijnde bedrijfstakfondsen plaatsvindt.

      • de betaling van de lonen overeenkomstig de Wet op het minimumloon en minimum vakantietoeslag zijn gedaan en, indien de van toepassing zijnde cao direct van toepassing is of algemeen verbindend is verklaard, binnen de loontabellen van de van toepassing zijnde cao vallen.

    • c. De werkgever stelt de stichting Vormings- en Ontwikkelingsfonds in het Slagersbedrijf op schriftelijk verzoek binnen de daarbij aangegeven termijn in kennis van het aantal ingeleende medewerkers, de periodes waarover zij ingeleend zijn en de uitzendondernemingen bij wie zij in dienst zijn.

    • d. De werkgever is gehouden op schriftelijk verzoek van sociale partners in het slagersbedrijf, binnen 4 weken schriftelijk aan te tonen dat artikel 4, lid 2 sub a en sub c van de cao correct is nageleefd.

Artikel 5 Verplichtingen van de werknemer

  • 1. De werknemers zijn verplicht de hun opgedragen werkzaamheden, voortvloeiende uit hun functie, naar hun beste vermogen en op ordelijke wijze te verrichten. Bijvoorbeeld door:

    • a. zuinig gebruik van materiaal;

    • b. goede verzorging van machines en gereedschappen;

    • c. het bewaren van bedrijfsgeheimen;

    • d. het in acht nemen van de voorschriften omtrent veiligheid en hygiëne.

  • 2. De werknemer die een volledige dienstbetrekking verricht, mag zonder voorafgaande toestemming van de werkgever geen arbeid verrichten voor andere werkgevers, indien het gaat om arbeid bij een concurrent van de werkgever.

  • 3. Nevenfuncties behoeven de goedkeuring van de werkgever. De goedkeuring van de werkgever kan slechts worden geweigerd als er sprake is van:

    • a. strijdigheid met de wettelijke voorschriften op het gebied van rust- en arbeidstijden;

    • b. aantoonbare strijdigheid met de belangen van de werkgever.

    Bestaande nevenfuncties dienen door de werknemer schriftelijk aan de werkgever gemeld te worden. De werkgever dient schriftelijk te antwoorden of hij wel of niet akkoord gaat met de nevenfunctie van de werknemer.

  • 4. Het is de werknemer niet toegestaan een al dan niet gehonoreerde nevenfunctie te vervullen of al dan niet gehonoreerde nevenwerkzaamheden te verrichten welke redelijkerwijs geacht kunnen worden onverenigbaar te zijn met zijn functie dan wel met de belangen of het aanzien van het bedrijf.

  • 5. De werknemer met een dienstverband is gehouden de werkgever schriftelijk in kennis te stellen van het voornemen in loondienst van een andere werkgever nevenarbeid te gaan verrichten dan wel uit te breiden. Indien deze werkzaamheden of de uitbreiding daarvan naar oordeel van de werkgever het verrichten van goede arbeidsprestaties belemmeren, heeft de werkgever het recht het verrichten van deze nevenarbeid te verbieden.

  • 6. De werknemer zal geen werkzaamheden verrichten die het vervullen van zijn functie of het belang van de werkgever aantoonbaar schaden of een vermenging van belangen betekenen die voorzienbaar schade voor de werkgever tot gevolg kan hebben. De werknemer is verplicht de werkgever desgevraagd te informeren over de omvang en inhoud van de werkzaamheden ter uitoefening van beroep of bedrijf die hij al dan niet in dienst van anderen verricht.

AANVANG DIENSTBETREKKING

Artikel 6 Proeftijd

  • 1. De proeftijd wordt schriftelijk overeengekomen en is voor werkgever en werknemer gelijk.

  • 2. Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan een proeftijd worden overeengekomen van ten hoogste twee maanden.

  • 3. Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan een proeftijd worden overeengekomen van ten hoogste:

    • a. een maand, indien de overeenkomst is aangegaan voor korter dan twee jaren, maar langer dan zes maanden;

    • b. twee maanden, indien de overeenkomst is aangegaan voor twee jaren of langer.

  • 4. Is een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd overeengekomen met een duur van zes maanden of korter, dan geldt geen proeftijd.

  • 5. Indien het einde van een overeenkomst voor bepaalde tijd niet op een kalenderdatum is gesteld, kan een proeftijd worden overeengekomen van ten hoogste een maand.

Artikel 7 Dienstbetrekking voor (on)bepaalde tijd

  • 1. De dienstbetrekking wordt schriftelijk vastgelegd en wordt voor onbepaalde tijd aangegaan, tenzij anders is overeengekomen.

  • 2. Voor parttimers moet de overeengekomen arbeidstijd worden vastgelegd in een individuele schriftelijke arbeidsovereenkomst.

FUNCTIES EN SALARISSCHALEN

Artikel 8 Functiewaardering

  • 1. Het functiewaarderingssysteem ORBA is op iedere onderneming zoals gedefinieerd in artikel 1 van toepassing.

  • 2. Voor de uitvoering van het functiewaarderingssysteem ORBA past de werkgever het Handboek Functiewaardering Slagersbedrijf (het functiehandboek) toe. Dit functiehandboek is bij besluit algemeen verbindend verklaard, welk besluit is gepubliceerd in de Staatscourant van 23 augustus 2018, publicatienummer 43204, onder UWA-nr. 11989. Het functiehandboek maakt integraal onderdeel uit van deze cao en is sinds 23 augustus 2018 niet gewijzigd.

  • 3. Het functiehandboek is te vinden op www.orba.slagers.nl.

Artikel 9 Referentiefuncties en functiegroepen

Op deze cao zijn de volgende referentiefuncties met bijbehorende functiegroepen van toepassing.

Functiefamilie Ambachtelijk

Code

Referentiefuncties

Functiegroepen

A.01

A.02

Assistent ambachtelijke slagerij

Verkoopmedewerker I

Functiegroep 3

A.03

A.06

Verkoopmedewerker II

Ambachtelijk slager I

Functiegroep 4

A.04

A.05

A.07

A.11

Verkoopmedewerker III

Culinair medewerker

Ambachtelijke slager II

Zelfslachtend ambachtelijk slager

Functiegroep 5

A.08

A.09

Ambachtelijk slager III

Chef ambachtelijk slager I

Functiegroep 6

A.10

Chef ambachtelijk slager II

Functiegroep 7

Functiefamilie Industrieel

Code

Referentiefuncties

Functiegroepen

I.01

Productiemedewerker I

Functiegroep 2

I.02

Productiemedewerker II

Functiegroep 3

I.03

I.04

I.07

Ontvangstmedewerker

Operator productie I

Productieslager

Functiegroep 4

I.05

Operator productie II

Functiegroep 5

I.06

Operator productie III

Functiegroep 6

I.08

Teamleider I

Functiegroep 7

I.09

Teamleider II

Functiegroep 8

I.10

Afdelingsmanager I

Functiegroep 9

I.11

Afdelingsmanager II

Functiegroep 10

Functiefamilie Overig

Code

Referentiefuncties

Functiegroepen

SF.05

Schoonmaker productie

Functiegroep 3

L.01

L.03

SF.01

Chauffeur I

Magazijnmedewerker

Telefoniste/receptioniste

Functiegroep 4

L.02

Chauffeur II

Functiegroep 5

F.01

L.04

Administratief medewerker

Chef magazijn

Functiegroep 6

L.05

Medewerker bedrijfsbureau

Functiegroep 7

F.02

K.01

SF.02

T.01

Medewerker financiële administratie

Medewerker kwaliteitscontrole

Secretaresse

Medewerker technisch dienst

Functiegroep 8

SF.03

Systeembeheerder

Functiegroep 9

F.03

L.06

K.02

SF.04

T.02

Administrateur

Inkoper

KAM-specialist

Personeelsfunctionaris

Hoofd technische dienst

Functiegroep 10

F.04

Sf.06

Hoofd financiën

Accountmanager

Functiegroep 11

Artikel 10 Functievaststelling en indeling in functiegroepen

  • 1. De werkgever stelt onder toepassing van het functiewaarderingssysteem ORBA voor zijn onderneming de functies vast.

  • 2. De procedure voor het beschrijven en vaststellen van de functies van de werknemers en de procedure voor het indelen van de functies in de van toepassing zijnde functiegroep zijn gebaseerd op het functiewaarderingssysteem ORBA en zijn beschreven in het functiehandboek.

  • 3. De werkgever wijst aan iedere werknemer een functie toe.

  • 4. De werkgever is verplicht aan de werknemer schriftelijk mede te delen welke functie hij uitvoert of gaat uitvoeren en in welke functiegroep zijn functie is ingedeeld. Deze verplichting geldt bij indiensttreding en bij wijziging van de functie.

  • 5. De werknemer die in opleiding is dan wel begeleid wordt naar het uitoefenen van een zelfstandige functie, wordt ingedeeld in een functiegroep op basis van de werkzaamheden die hij verricht en zijn beschikbare kennis en ervaring.

  • 6. Een geschil tussen een werkgever en een werknemer betreffende de in het derde lid genoemde functiebeschrijving en/of de indeling van zijn bedrijfsfunctie in een functiegroep dient te worden beslecht conform de regels zoals opgenomen in het functiehandboek.

  • 7. In afwijking van wat is bepaald in de leden 2 t/m 6, wordt de werknemer, van wie is vastgesteld dat hij vanwege een arbeidsbeperking niet in staat is met voltijdse arbeid 100% van het wettelijk minimumloon te verdienen en die behoort tot de doelgroep van de Participatiewet, voor zijn werkzaamheden ingedeeld in functiegroep 1.

Artikel 11 Salarisschalen

Op deze cao zijn de volgende referentiefuncties met bijbehorende salarisschalen van toepassing.

Functiefamilie Ambachtelijk

A.01

A.02

Assistent ambachtelijke slagerij

Verkoopmedewerker I

Salarisschaal 3

A.03

A.06

Verkoopmedewerker II

Ambachtelijk slager I

Salarisschaal 4

A.04

A.05

A.07

A.11

Verkoopmedewerker III

Culinair medewerker

Ambachtelijke slager II

Zelfslachtend ambachtelijk slager

Salarisschaal 5

A.08

A.09

Ambachtelijk slager III

Chef ambachtelijk slager I

Salarisschaal 6

A.10

Chef ambachtelijk slager II

Salarisschaal 7

Functiefamilie Industrieel

I.01

Productiemedewerker I

Salarisschaal 2

I.02

Productiemedewerker II

Salarisschaal 3

I.03

I.04

I.07

Ontvangstmedewerker

Operator productie I

Productieslager

Salarisschaal 4

I.05

Operator productie II

Salarisschaal 5

I.06

Operator productie III

Salarisschaal 6

I.08

Teamleider I

Salarisschaal 7

I.09

Teamleider II

Salarisschaal 8

I.10

Afdelingsmanager I

Salarisschaal 9

I.11

Afdelingsmanager II

Salarisschaal 10

Functiefamilie Overig

SF.05

Schoonmaker productie

Salarisschaal 3

L.01

L.03

SF.01

Chauffeur I

Magazijnmedewerker

Telefoniste/receptioniste

Salarisschaal 4

L.02

Chauffeur II

Salarisschaal 5

F.01

L.04

Administratief medewerker

Chef magazijn

Salarisschaal 6

L.05

Medewerker bedrijfsbureau

Salarisschaal 7

F.02

K.01

SF.02

T.01

Medewerker financiële administratie

Medewerker kwaliteitscontrole

Secretaresse

Medewerker technisch dienst

Salarisschaal 8

SF.03

Systeembeheerder

Salarisschaal 9

F.03

L.06

K.02

SF.04

T.02

Administrateur

Inkoper

KAM-specialist

Personeelsfunctionaris

Hoofd technische dienst

Salarisschaal 10

F.04

Sf.06

Hoofd financiën

Accountmanager

Salarisschaal 11

Artikel 12 Lonen

Salarisschalen

  • 1. Iedere functie is ingedeeld in de van toepassing zijnde functiegroep en aan iedere functiegroep is een salarisschaal verbonden.

  • 2. Er zijn 11 salarisschalen en in iedere salarisschaal zijn bruto functielonen opgenomen. Een functieloon is het loon behorend bij de leeftijd of trede van de salarisschaal, die op de betreffende werknemer van toepassing is.

  • 3. De in het tweede lid genoemde salarisschalen zijn opgenomen in bijlage 2 van deze cao. Deze salarisschalen maken integraal onderdeel uit van deze cao.

Jeugdige werknemer

  • 4. Een jeugdige werknemer als gedefinieerd in artikel 1 ontvangt tenminste het loon behorende bij zijn leeftijd en de salarisschaal van de functiegroep waarin zijn functie is ingedeeld.

  • 5. Bij een leeftijdsverhoging van een jeugdige werknemer vindt de betaling van het nieuwe (hogere) loon plaats met ingang van de betalingsperiode volgend op die waarin de leeftijdsverhoging heeft plaatsgevonden. In afwijking van het gestelde in de vorige zin vindt betaling van loon dat qua hoogte gelijk is aan het wettelijk minimumloon plaats met ingang van de dag waarop dit wettelijk minimumloon van toepassing is.

Inschaling op treden

  • 6. De werknemer, die op 1 januari 2021 in dienst is van de werkgever en op 1 januari 2021 20 jaar is, wordt, op het moment dat hij 21 jaar wordt, ingeschaald op trede 0 van de salarisschaal van de functiegroep waarin zijn functie is ingedeeld.

    De betaling van het nieuwe (hogere) loon vindt plaats met ingang van de betalingsperiode volgend op die waarin inschaling op trede 0 heeft plaatsgevonden. In afwijking van het gestelde in de vorige zin vindt betaling van loon dat qua hoogte gelijk is aan het wettelijk minimumloon plaats met ingang van de dag waarop dit wettelijk minimumloon van toepassing is.

  • 7. De werknemer die op of na 1 januari 2021 in dienst treedt bij de werkgever en die bij indiensttreding 21 jaar of ouder is, wordt op de datum van indiensttreding tenminste ingeschaald op trede 0 van de salarisschaal van de functiegroep waarin zijn functie is ingedeeld.

Tredeverhoging

  • 8. Na verloop van elk vol jaar wordt aan de werknemer, die gedurende dat jaar is ingeschaald op een loontrede en die gedurende dat jaar onafgebroken in dienst is geweest van de werkgever, een tredeverhoging toegekend behorende bij de salarisschaal waarin de werknemer is ingedeeld, tot hij het maximum aantal treden van de salarisschaal heeft bereikt.

  • 9. Bij een tredeverhoging vindt de betaling van het nieuwe (hogere) loon plaats met ingang van de betalingsperiode volgend op die waarin de tredeverhoging heeft plaatsgevonden. In afwijking van het gestelde in de vorige zin vindt betaling van loon dat qua hoogte gelijk is aan het wettelijk minimumloon plaats met ingang van de dag waarop dit wettelijk minimumloon van toepassing is.

Schriftelijke bevestiging

  • 10. De werkgever is verplicht aan de werknemer schriftelijk mede te delen de salarisschaal waarin de werknemer qua beloning is ingedeeld, de hoogte van het feitelijke brutoloon, alsmede de trede waarop de werknemer is ingeschaald, indien van toepassing. Deze verplichting geldt bij indiensttreding en bij wijziging van de functie.

Arbeidsbeperking

  • 11. Het bruto uurloon van de werknemer zoals vermeld in artikel 10, zevende lid is 100% van het wettelijk minimumuurloon op basis van een 38-urige werkweek. Dit minimumuurloon is opgenomen in salarisschaal 1.

Minimum regeling

  • 12. De in deze cao genoemde functielonen zijn minimum cao-lonen, waarvan naar boven kan worden afgeweken.

  • 13. Waar het loon lager is dan het wettelijke minimumloon, is het wettelijk minimumloon van toepassing.

Artikel 13 Plaatsing in een hogere functiegroep en ambulant

  • 1. De werknemer die een functie gaat uitoefenen in een hogere functiegroep dan de functiegroep waarin zijn huidige functie is ingedeeld, wordt qua beloning ingeschaald op het naast hogere functieloon van de nieuwe hogere functiegroep met ingang van de betalingsperiode volgend op die waarin de plaatsing in de hogere functie heeft plaatsgevonden.

  • 2. Ambulante werknemers worden qua beloning ingedeeld in een andere salarisschaal dan de salarisschaal die behoort bij de functie waarin zij werkzaam zijn. Zij ontvangen het loon behorend bij de leeftijd of de trede van de naast gelegen hogere salarisschaal.

Artikel 14 Toeslagen

  • 1. Koudetoeslag

    De werknemer die, in verband met de voorbewerking en verpakking van vlees, in hoofdzaak werkzaam is in ruimten die gekoeld worden tot een temperatuur beneden 12 graden Celsius, heeft recht op een koudetoeslag van bruto € 9,80 per week.

  • 2. Overwerktoeslag in afwijking van het dienstrooster

    De overwerktoeslag voor de eerste 2 overuren per week bedraagt 25% van het uurloon, voor de daarop volgende uren 50%.

    De overwerktoeslag voor overuren op een vrije dag bedraagt 50% van het uurloon voor de eerste twee uur en 100% voor de daarop volgende uren (zie voor compensatie in vrije tijd: artikel 25, lid 6).

    Eén en ander conform de systematiek van de definitie van overuren ex artikel 1.

  • 3. Avond-/nachttoeslag

    Indien de werknemer werkzaamheden verricht in de periode die ligt tussen 20.00 uur 's avonds en 06.00 uur 's ochtends heeft hij recht op een toeslag die 30% van het uurloon bedraagt indien arbeid wordt verricht tussen 20.00 uur en 22.00 uur, en die 50% van het uurloon bedraagt indien de werkzaamheden worden verricht tussen 22.00 uur en 06.00 uur.

  • 4. Samenloop van toeslagen

    Er vindt geen stapeling plaats van toeslagen als bedoeld in het twee en derde lid. Als op hetzelfde moment de toeslagen als bedoeld in het twee en derde lid van toepassing zijn, geldt de hoogste toeslag.

Artikel 15 Verstrekkingen in natura

  • 1. Aan werknemers mag als verstrekking in natura een onbelaste korting op een product uit het eigen bedrijf worden gegeven van maximaal 20% van de waarde in het economische verkeer.

  • 2. De onbelaste korting zoals genoemd in het eerste lid bedraagt in 2021 maximaal € 500,–.

Artikel 16 Reiskostenregeling

  • 1. De werknemer heeft recht op een reiskostenvergoeding woon-werkverkeer volgens onderstaande regeling:

    • a. De reiskostenregeling geldt voor alle werknemers die voor hun woon-werkverkeer geen gebruik maken van een auto van de werkgever.

    • b. De reiskostenvergoeding bedraagt € 0,15 per kilometer.

    • c. Over een enkelvoudige reisafstand van 10 kilometer wordt geen vergoeding verstrekt. Dat betekent dat er per werkdag een eigen bijdrage geldt van totaal 20 kilometer.

    • d. De reiskostenvergoeding zal maximaal worden gebaseerd op basis van een enkelvoudige reisafstand van 55 kilometer na aftrek van de eigen bijdrage van 10 km enkelvoudige reisafstand.

    • e. De reisafstand wordt berekend door de werkgever op basis van de kortste route per auto volgens de ANWB routeplanner. De werkgever bewaart de calculatie in het dossier van de betreffende medewerker.

    • f. De reiskostenvergoeding geldt alleen voor gewerkte dagen, dus niet vakantie- en/of ziekte- en/of buitengewoon verlofdagen.

    • g. Bij overplaatsing van een werknemer wordt de reiskostenvergoeding herzien op basis van de nieuwe woon-werkafstand.

    • h. Een werknemer die op eigen initiatief verder weg gaat wonen van zijn werkplaats ontvangt geen hogere reiskostenvergoeding dan is vastgesteld op grond van zijn oorspronkelijke woonplaats.

    • i. Incidentele overplaatsing.

      Indien een werknemer, in opdracht van de werkgever, incidenteel werkzaamheden verricht in een filiaal dat gelegen is op een afstand van tenminste 5 kilometer van het filiaal waar hij normaal zijn werkzaamheden verricht en er sprake is van hogere reiskosten, zal een tijdelijk hogere reiskostenvergoeding worden verstrekt.

      De vergoeding bedraagt bij gebruik van de eigen auto de maximale belastingvrije vergoeding per kilometer.

    • j. Ambulante werknemers.

      Aan de werknemer, die in opdracht van de werkgever regelmatig in verschillende filialen werkzaamheden verricht en in opdracht van de werkgever voor vervoer gebruik maakt van een eigen auto, wordt de maximale belastingvrije vergoeding per kilometer verstrekt.

  • 2.

    • a. In afwijking van het gestelde in het eerste lid behoudt de werknemer, die op

      31 december 2018 in dienst was van de werkgever en sindsdien onafgebroken in dienst is gebleven, de reiskostenvergoeding op grond van de voor 1 januari 2019 bestaande reiskostenregeling in zijn bedrijf, indien en voor zolang die vergoeding hoger is dan de reiskostenvergoeding als bedoeld in het eerste lid.

    • b. Op het moment dat de reiskostenvergoeding berekend op basis van het gestelde in het eerste lid hoger is dan de reiskostenvergoeding die werknemer op grond van de voor 1 januari 2019 bestaande reiskostenregeling in zijn bedrijf ontving, ontvangt de werknemer de nieuwe (hogere) reiskostenvergoeding als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 17 Uitbetaling van loon

  • 1. Uitbetaling per 4 weken of per maand gebeurt zodanig dat de werknemer op de voorlaatste dag van de betalingsperiode over het loon kan beschikken.

  • 2. Wijziging van betalingsperiode gebeurt slechts na overleg tussen werkgever en werknemer.

  • 3. Er dient een schriftelijke specificatie van de berekening van het brutoloon, het nettoloon en de toeslagen aan de werknemer te worden verstrekt zowel bij indiensttreding als bij wijziging van het loon.

    Wordt boven het op deze wijze berekende loon het hierdoor ontstane loonbedrag vermeerderd met vergoedingen waarop geen belastingen of premie-inhoudingen van toepassing zijn, dan dient deze vergoeding in de schriftelijke specificatie apart vermeld te worden.

  • 4. In afwijking van het eerste lid vindt bij beëindiging van het dienstverband de uitbetaling van het loon plaats zo spoedig mogelijk na beëindiging van het dienstverband.

  • 5. De werkgever is verplicht het loon over de aaneengesloten vakantie en de vakantiebijslag op een zodanig tijdstip te betalen aan de werknemer dat deze bij aanvang van de aaneengesloten vakantie na 1 mei het totale bedrag in zijn bezit heeft.

Artikel 18 Initiële loonsverhoging

  • 1.

    • a. Met ingang van 1 oktober 2021 worden de feitelijke lonen behorend bij de salarisschalen 2 t/m 11 verhoogd met 1,7%.

    • b. Met ingang van 1 januari 2022 worden de feitelijke lonen behorend bij de salarisschalen 2 t/m 11 verhoogd met 0,4%.

  • 2.

    • a. Bij de berekening van de uurlonen in de salarisschalen 2 t/m 11 per 1 oktober 2021 wordt uitgegaan van de uurlonen, zoals die golden op 30 september 2021.

      Deze uurlonen worden vervolgens op 1 oktober 2021 verhoogd met 1,7%. De aldus berekende uurlonen worden afgerond op hele eurocenten. Vervolgens worden op basis van deze uurlonen de weeklonen, de 4-wekenlonen en de maandlonen berekend.

    • b. Bij de berekening van de uurlonen in de salarisschalen 2 t/m 11 per 1 januari 2022 wordt uitgegaan van de uurlonen, zoals die golden op 31 december 2021. Deze uurlonen worden vervolgens op 1 januari 2022 verhoogd met 0,4%. De aldus berekende uurlonen worden afgerond op hele eurocenten. Vervolgens worden op basis van deze uurlonen de weeklonen, de 4-wekenlonen en de maandlonen berekend.

  • 3. De medewerker die de erkende branchetitel ‘Meesterslager’ heeft behaald krijgt een vaste toeslag van 2% op het schaalmaximum van de loongroep waarin hij is ingedeeld. De extra periodiek gaat in met ingang van de loonbetalingsperiode volgend op die waarin de titel is behaald.

Artikel 18a Eenmalige uitkering

  • 1. De werknemer die op 1 januari 2021 in dienst is en tot 1 oktober 2021 ononderbroken in dienst is gebleven, ontvangt een eenmalige uitkering van bruto € 250.

  • 2. De werknemer die na 1 januari 2021 maar voor 1 oktober 2021 in dienst is getreden, ontvangt een eenmalige uitkering van bruto € 250 naar evenredigheid van het aantal in dienst zijnde weken of maanden gelegen tussen de datum van indiensttreding en 1 oktober 2021.

  • 3. Bij beëindiging van het dienstverband in de periode 1 januari 2021 tot 1 oktober 2021 ontvangt de werknemer de eenmalige uitkering van bruto € 250 naar evenredigheid van het aantal weken of maanden dat hij in deze periode in dienst is geweest.

  • 4. Het gestelde in de leden 1 t/m 3 is tevens van toepassing op de parttimer met dien verstande dat de eenmalige uitkering ook naar evenredigheid is van het aantal reguliere arbeidsuren per week.

  • 5. De eenmalige uitkering wordt in 2021 betaald.

  • 6. Het gestelde in de vorige leden is niet van toepassing op de werknemer die op 1 januari 2021 in dienst is of na 1 januari 2021 in dienst komt van een werkgever die een voorlopige tegemoetkoming heeft verkregen op grond van de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW 3).

  • 7. Indien uit de UWV-beschikking inzake de berekening van de definitieve tegemoetkoming op grond van de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW 3) blijkt dat de werkgever ten onrechte een voorlopige NOW 3 uitkering heeft verkregen en de voorlopige NOW 3 uitkering geheel moet terugbetalen, is het gestelde in de leden één tot en met vier alsnog van toepassing. In dat geval dient de eenmalige uitkering uiterlijk in de tweede loonbetalingsperiode volgend op de datum van de UWV-beschikking aan de werknemer te worden betaald.

Artikel 19 Toiletbezoek en beloning

De werknemer heeft recht op doorbetaling van het feitelijke loon inclusief eventuele van toepassing zijnde toeslagen gedurende de tijd dat hij tijdens werktijd het toilet bezoekt.

Artikel 20 Ploegendienst en beloning

  • 1. Er is sprake van een tweeploegendienst als de diensten van de werknemer elkaar volgens rooster afwisselend opvolgen, waarbij de werknemer alle voorkomende diensten in het tweeploegenrooster draait, hetzij in een vast patroon, hetzij herhaaldelijk en waarbij minimaal één van de wisselende diensten begint of eindigt buiten het dagvenster, welk venster van 06.00 uur tot 18.00 uur loopt.

  • 2. Indien in ploegendienst wordt gewerkt, is een werknemer vanaf 55 jaar niet meer verplicht om in ploegendienst te werken.

  • 3. Het is de werkgever niet toegestaan om een werknemer in een drie- of meer ploegendienst te laten werken zonder instemming van de commissie arbeidsvoorwaarden.

  • 4. Voor het aanvragen van dispensatie van het gestelde in het derde lid van dit artikel wordt verwezen naar artikel 61 van deze cao.

  • 5. De werknemer die in ploegendienst werkt, heeft recht op ploegentoeslag.

  • 6. Voor een werknemer die in een tweeploegendienst werkt, wordt zijn feitelijke bruto salaris verhoogd met een ploegentoeslag van 15%. Deze toeslag geldt voor alle diensten.

  • 7. Als er recht bestaat op een ploegentoeslag zoals vermeld in het vijfde lid, bestaat er over de uren waarop ploegendienst is verricht geen recht op een avondtoeslag, een nachttoeslag of een overwerktoeslag.

  • 8. Er bestaat recht op overwerktoeslag na afloop van een ploegendienst als de werknemer aansluitend aan zijn dienst nog arbeid verricht.

    Artikel 14, vierde lid (samenloop van toeslagen) is tevens van toepassing.

ARBEIDSDUUR

Artikel 21 Arbeidsweek en werken op zondag

  • 1. De arbeidsweek loopt van maandag tot en met zaterdag.

  • 2. Geen arbeid wordt verricht op zondag en op algemeen erkende feestdagen als genoemd in artikel 1. Hiervan kan slechts met instemming van de werknemer worden afgeweken.

Winkels

  • 3. Als de werknemer heeft ingestemd met het verrichten van arbeid op de zondag, niet zijnde Eerste Paasdag of Eerste Pinksterdag en hij die dag in een winkel als bedoeld in artikel 1 arbeid heeft verricht, heeft hij recht op een toeslag van 80% van het uurloon.

  • 4. Als de werknemer heeft ingestemd met het verrichten van arbeid op een algemeen erkende feestdag, op Eerste Paasdag of op Eerste Pinksterdag en hij die dag in een winkel als bedoeld in artikel 1 arbeid heeft verricht, heeft hij recht op een toeslag van 100% van het uurloon.

  • 5. In afwijking van het gestelde in het vierde lid heeft de werknemer recht op een toeslag van 80% van het uurloon, indien hij op Koningsdag arbeid in een winkel als bedoeld in artikel 1 heeft verricht en Koningsdag op een zondag valt.

Overige bedrijven

  • 6. Als de werknemer heeft ingestemd met het verrichten van arbeid op de zondag, waaronder Eerste Paasdag en Eerste Pinksterdag of op een algemeen erkende feestdag en hij die dag in de onderneming, niet zijnde een winkel als bedoeld in artikel 1, arbeid heeft verricht, heeft hij recht op een toeslag van 100% van het uurloon.

Artikel 22 Arbeidsduur personeel van 16 jaar en ouder

  • 1.

    • a. De normale arbeidsduur, berekend volgens het dienstrooster (= 4 weken) bedraagt gemiddeld 38 uur verdeeld over maximaal 5 dagen.

    • b. De normale arbeidsduur ligt volgens dienstrooster tussen 06.00 uur en 22.00 uur.

    • c. De arbeidstijd inclusief overwerk bedraagt voor een werknemer van 18 jaar en ouder:

      • I. maximaal 12 uur per dienst;

      • II. maximaal 60 uur per week;

      • III. gemiddeld 55 uur per week per 4 weken;

      • IV. gemiddeld 48 uur per week per 16 weken.

    • d. De arbeidstijd exclusief overwerk bedraagt voor een werknemer van 18 jaar en ouder per dienst maximaal 9 uur, tenzij de werknemer een 38-urige werkweek heeft en vier dagen per week werkt, in welke geval de arbeidstijd exclusief overwerk per dienst maximaal 9,5 uur bedraagt.

    • e. Als een schriftelijk overeengekomen arbeidstijd per week voor werknemers van 50 jaar en ouder 43 uur exclusief overwerk bedraagt, dan worden deze uren over 5 dagen per week verdeeld.

    • f. De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat een werknemer van 18 jaar of ouder een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 11 uren in elke aaneengesloten periode van 24 uren, welke rusttijd eenmaal in elke aaneengesloten periode van 7 maal 24 uren mag worden ingekort tot ten minste 8 uren, indien de aard van de arbeid of de bedrijfsomstandigheden dit met zich brengen.

    • g. De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer van 16 en 17 jaar een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 12 uren in elke aaneengesloten periode van 24 uren, waarin zijn begrepen de uren tussen 23.00 uur en 06.00 uur.

    • h. De arbeidstijd inclusief overwerk bedraagt voor een werknemer van 16 en 17 jaar:

      • I. maximaal 9 uur per dienst;

      • II. maximaal 45 uur per week;

      • III. gemiddeld 40 uur per week per 4 weken.

  • 2. Een werknemer kan maximaal 2 avonden per week verplicht worden te werken, tenzij de openingstijden dusdanig verlegd zijn dat de avond een onderdeel is van de werkweek.

  • 3. De werknemer verricht de normale arbeidsduur volgens het dan geldende dienstrooster (= 4 weken). Dienstroosters worden steeds 2 weken voor de ingangsdatum door de werkgever vastgesteld en dienen vervolgens ter kennis van de werknemer gebracht te worden.

  • 4. De werkgever is verplicht de werknemer ononderbroken zijn werkzaamheden te laten verrichten. Werkgever en werknemer kunnen op verzoek van de werknemer beslissen dat van deze verplichting wordt afgeweken. Een koffie- of theepauze (15 minuten) of lunchpauze geldt niet als onderbreking en evenmin als arbeidstijd.

Artikel 23 Ambulante werknemers

  • 1. Voor ambulante werknemers zal het gedeelte van de reistijd boven de 60 minuten per dag worden beschouwd als werktijd.

  • 2. Voor werknemers die incidenteel ambulant zijn, zal de reistijd die meer bedraagt dan de normale reistijd worden beschouwd als werktijd.

Artikel 24 Loondoorbetaling en vakantieopbouw in een week waarin één of meer algemeen erkende feestdag(en) vallen

  • 1. De werknemer met een fulltime of parttime arbeidsovereenkomst die op vaste dagen per week werkzaam is, waarbij deze vaste werkdagen contractueel zijn overeengekomen, heeft voor elke algemeen erkende feestdag, als bedoeld in artikel 1, recht op een vrije dag met behoud van het feitelijk loon en opbouw van vakantie-uren, indien deze feestdag op zijn vaste werkdag valt.

  • 2. Indien de vaste werkdagen niet contractueel zijn vastgelegd, is er recht op een vrije dag met behoud van loon en opbouw van vakantie-uren, indien de betreffende werknemer, zijn reguliere arbeidspatroon beschouwend, op de dag waarop de feestdag valt, normaliter wel had moeten werken.

  • 3. Indien de vaste werkdagen niet contractueel zijn vastgelegd, is er geen recht op een vrije dag met behoud van loon en opbouw van vakantie-uren, indien de betreffende werknemer, zijn reguliere arbeidspatroon beschouwend, op de dag waarop de feestdag valt, normaliter niet had moeten werken.

  • 4. De werkgever is verplicht bij het beoordelen van het reguliere arbeidspatroon van de werknemer zoals genoemd in het derde lid van dit artikel, zich te gedragen zoals een goed werkgever betaamt.

Artikel 25 Overwerk

  • 1. Overuren: uren waarin door de werknemer in opdracht van de werkgever arbeid is verricht en die uitgaan boven 9 uur per dag, gemiddeld 38 uur per week, dus ook voor hen die hebben gekozen voor een arbeidsduur van 40 uur, over de periode van het dienstrooster.

    Voor werknemers die een 38-urige werkweek hebben en 4 dagen per week werken geldt dat uren waarin door de werknemer in opdracht van de werkgever werkzaamheden zijn verricht en die uitgaan boven de 9,5 uur per dag, over de periode van het dienstrooster, als overuren worden beschouwd.

  • 2. Overwerk wordt door of namens de werkgever opgedragen, indien het bedrijfsbelang dit vereist.

  • 3. Overwerk dient zoveel mogelijk te worden voorkomen.

  • 4. Aan werknemers van 55 jaar en ouder kan de verplichting tot het verrichten van overwerk niet worden opgelegd.

  • 5. Overwerk wordt, nadat het is verricht, in de eerstvolgende loonbetalingsperiode afgerekend.

  • 6. In overleg tussen werkgever en werknemer kunnen de overgewerkte uren en de daarbij behorende toeslag geheel of gedeeltelijk worden gecompenseerd in vrije tijd. Deze vrije tijd moet binnen dertig dagen na het verrichten van het overwerk worden opgenomen (Zie voor overuren en overwerktoeslag: artikel 14).

  • 7. Voor parttimers is er sprake van overwerk, indien wordt afgeweken van de arbeidsduur, als bedoeld in artikel 22 en van de voor de onderneming geldende normale arbeidsduur.

Artikel 26 Gebruik van maaltijd

  • 1. Werknemers die 7,6 uur of meer per dag werken en die werkzaamheden verrichten voor 17.00 uur en na 19.00 uur hebben recht op een maaltijdvergoeding op basis van een menu waarvan de prijs is vastgesteld op € 11,90 tenzij door de werkgever een gelijkwaardige maaltijd wordt verstrekt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid hebben ook werknemers die na aftrek van de duur van alle pauzes tenminste 10 uur of meer per dag werken recht op een maaltijdvergoeding op basis van een menu waarvan de prijs is vastgesteld op € 11,90 tenzij door de werkgever een gelijkwaardige maaltijd wordt verstrekt.

Artikel 27 Seniorenregeling

  • 1. Een werknemer van 60 jaar en ouder kan in het kader van duurzame inzetbaarheid (preventie uitval vanwege afnemende belastbaarheid en benodigde herstel van krachten), onder de voorwaarden zoals gesteld in de hierna volgende leden, van de volgende twee seniorenregelingen gebruikmaken:

    • a. 80% van zijn reguliere arbeidsduur per week werken, tegen doorbetaling van 90% van het feitelijke loon dat de werknemer zou hebben verdiend, als hij niet minder was gaan werken en 100% pensioenopbouw.

    • b. 95% van zijn reguliere arbeidsduur per week werken, tegen doorbetaling van 100% van het feitelijke loon dat de werknemer zou hebben verdiend, als hij niet minder was gaan werken en 100% pensioenopbouw.

    Zowel het overeengekomen werkgeversdeel als het overeengekomen werknemersdeel van de pensioenpremie is op 100% pensioenopbouw gebaseerd.

  • 2. De werkgever biedt aan een werknemer van 60 jaar of ouder de mogelijkheid tot gebruikmaking van één van de twee seniorenregelingen aan.

  • 3. Een parttimer kan alleen van de seniorenregeling gebruikmaken indien hij tenminste 50% van de normale arbeidsduur werkzaam is.

  • 4. Werknemer en werkgever leggen in een schriftelijke overeenkomst tenminste vast, de ingangsdatum waarop de seniorenregeling wordt toegepast, de dag of uren waarop de werknemer niet werkt, de loondoorbetaling en de pensioenopbouw zoals gesteld in het eerste lid.

  • 5. Indien de arbeidsduur van de werknemer in de vijf jaar direct voorafgaand aan de ingangsdatum van deelneming aan de seniorenregeling op grond van de Wet aanpassing arbeidsduur is vermeerderd, kan alleen gebruik worden gemaakt van de seniorenregeling voor het aantal uren dat de werknemer, voorafgaande aan de arbeidsduurvermeerdering, een dienstverband had.

  • 6. Van de schriftelijk vastgelegde vrije dag of vrije uren kan alleen na onderlinge overeenstemming tussen werkgever en werknemer worden afgeweken.

  • 7. Het is de werknemer niet toegestaan om op de vrije dag of de vrije uren die ontstaat door het sluiten van de in het vierde lid genoemde overeenkomst, werkzaamheden te verrichten, hetzij op basis van een arbeidsovereenkomst, hetzij in de zelfstandige uitoefening van zijn beroep of bedrijf.

  • 8. Een verzoek tot gebruikmaking van de seniorenregeling als genoemd in het eerste lid onder a. dient door de werknemer minimaal 3 maanden voor de datum van ingang bij de werkgever te worden ingediend.

  • 9. De werknemer ontvangt 8% vakantiebijslag op basis van het door hem feitelijk verdiende brutoloon.

  • 10. Voor de werknemer die gebruik maakt van de seniorenregeling, wordt de opbouw van vakantie-uren naar evenredigheid verminderd.

  • 11. Een werknemer van 60 jaar of ouder die gebruikmaakt van de seniorenregeling, heeft géén recht op de extra vakantie-uren zoals vermeld in de artikel 28, tweede lid van deze cao.

  • 12. De werkgever is geen reiskostenvergoeding verschuldigd voor dagen waarop de seniorenregeling wordt toegepast en er op die dagen niet wordt gewerkt.

  • 13. In bijzondere situaties kan worden afgeweken van het gestelde in het achtste lid.

  • 14. Een ingeroosterde seniorendag telt als een gewerkte dag voor de bepalingen in de cao die zien op overwerk.

Artikel 28 Vakantie-uren bij een 38-urige werkweek

  • 1.

    • a. Het vakantiejaar loopt van 1 mei van enig jaar tot 1 mei van het volgend jaar.

    • b. De werknemer met een fulltime dienstverband van 38 uur per week heeft per jaar recht op ten minste 190 vakantie-uren (25 vakantiedagen x 7,6 uur per dag) met behoud van loon zoals bedoeld in BW Boek 7, artikel 610 juncto 639.

    • c. Bij een parttime dienstverband vindt het toekennen van vakantiedagen naar evenredigheid plaats.

    • d. Bij de tweede ziekmelding van de werknemer in één vakantiejaar worden de aantallen van 190 vakantie-uren verminderd met 7,6 uur.

Eenmalige extra vakantiedag

  • 1a.

    • a. De werknemer die op 1 januari 2021 in dienst is en tot 1 maart 2022 ononderbroken in dienst is gebleven, heeft naast het aantal vakantiedagen zoals genoemd in het eerste lid, onderdeel b, recht op een eenmalige extra vakantiedag.

    • b. De werknemer die na 1 januari 2021 maar voor 1 maart 2022 in dienst is getreden, heeft naast het aantal vakantiedagen zoals genoemd in het eerste lid, onderdeel b, recht op een eenmalige extra vakantiedag naar evenredigheid van het aantal in dienst zijnde weken of maanden gelegen tussen de datum van indiensttreding en 1 maart 2022.

    • c. Bij beëindiging van het dienstverband in de periode 1 januari 2021 tot 1 maart 2022 heeft de werknemer recht op een eenmalige extra vakantiedag naar evenredigheid van het aantal weken of maanden dat hij in deze periode in dienst is geweest.

    • d. Het gestelde in de onderdelen a. t/m c. is tevens van toepassing op de parttimer met dien verstande dat de eenmalige extra vakantiedag ook naar evenredigheid is van het aantal reguliere arbeidsuren per week.

  • 2. Een werknemer heeft in het kader van duurzame inzetbaarheid (preventie uitval vanwege afnemende belastbaarheid) recht op extra bovenwettelijke vakantie-uren volgens de onderstaande tabel, die op jaarbasis en op basis van een normale arbeidsduur van 38 uur per week is opgesteld, als hij de seniorenleeftijd heeft van 50 jaar en ouder:

    Seniorenleeftijd

    Extra vakantie-uren op jaarbasis

    50 t/m 54 jaar

    7,6 uur

    (1 dag à 7,6 uur)

    55 t/m 57 jaar

    30,4 uur

    (4 dagen à 7,6 uur per dag)

    58 t/m 59 jaar

    38 uur

    (5 dagen à 7,6 uur per dag)

    60 jaar en ouder

    45,6 uur

    (6 dagen à 7,6 uur per dag)

    Een andere voorwaarde voor het verkrijgen van de extra bovenwettelijke vakantie-uren uit de bovenstaande tabel is dat de werknemer op de eerste dag van de maand waarin de betreffende seniorenleeftijd wordt bereikt tenminste 1 jaar onafgebroken bij dezelfde werkgever in dienst is geweest.

    De extra bovenwettelijke vakantie-uren worden toegekend vanaf de eerste dag van de maand waarin de betreffende seniorenleeftijd wordt bereikt.

    Bij een parttime dienstverband vindt het toekennen van extra vakantie-uren naar evenredigheid plaats.

  • 3. Een werknemer van 60 jaar of ouder die gebruikmaakt van de seniorenregeling zoals vermeld in artikel 27, heeft géén recht op de extra vakantie-uren zoals vermeld in het tweede lid.

  • 4. Van de 190 vakantie-uren zoals vermeld in het eerste lid heeft de werknemer recht op 114 aaneengesloten uren vakantie. Werkgever en werknemer kunnen overeenkomen dat de aaneengesloten vakantie zal worden gegeven in 76 uren aaneengesloten en 38 uren aaneengesloten. De aaneengesloten vakantie zal worden gegeven tussen 1 mei en 1 november. In overleg tussen werkgever en werknemer kan de aaneengesloten vakantie op een ander tijdstip worden genoten. Over het opnemen van de aaneengesloten vakantie dient tussen de werkgever en de werknemer voor 1 februari voorafgaande aan de aaneengesloten vakantie overleg te worden gepleegd.

    Bij sluiting van het bedrijf wegens vakantie is de werknemer gehouden zijn aaneengesloten vakantie daarmede te doen samenvallen indien de sluitingsperiode hem uiterlijk 1 december voorafgaande aan de aaneengesloten vakantie of bij indiensttreding van de werknemer door de werkgever is meegedeeld.

  • 5. De andere vakantie-uren.

    • a. 7,6 uren kunnen door de werkgever aangewezen worden als verplichte snipperuren, mits deze twee maanden van tevoren door de werkgever aan de werknemer worden bekend gemaakt.

    • b. Wat de overige vakantie-uren betreft dient tussen werkgever en werknemer over het opnemen daarvan tenminste een week van tevoren overleg te worden gepleegd.

    • c. Een werknemer die op grond van erkende Christelijke, Islamitische en andere religieuze feestdagen vakantie-uren wenst op te nemen heeft daartoe het recht met inachtneming van het onder b. gestelde.

    • d. Een werknemer die volgens dienstrooster vast op zaterdag werkt, heeft het recht om op maximaal vijf zaterdagen in een kalenderjaar vakantie-uren op te nemen met uitzondering van de zaterdag voor Eerste Paasdag en Eerste Pinksterdag en de zaterdagen in de maand december. Deze vakantie-uren dienen tenminste 4 weken voor aanvang bij de werkgever te worden aangevraagd.

    • e. Als een werknemer op meer zaterdagen verlof wil opnemen, dan de vijf zaterdagen zoals genoemd onder sub d., waaronder desgewenst ook de zaterdag voor Eerste Paasdag en Eerste Pinksterdag en de zaterdagen in de maand december, treden de werkgever en de werknemer over het opnemen daarvan tenminste 4 weken van tevoren in overleg.

  • 6. De werknemer, die op 1 mei van enig jaar nog niet gedurende een vol jaar bij dezelfde werkgever in dienst is geweest, heeft per maand dienstverband recht op 190/12 uren vakantie met behoud van loon. Indien de werknemer recht kan doen gelden op minder dan 76 uren vakantie, moeten de vakantie-uren, waarop hij recht heeft, aaneengesloten worden gegeven tussen 1 mei en 1 november.

  • 7. Bij tussentijdse beëindiging zal, gerekend van 1 mei van het vorige kalenderjaar over de periode tot aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, per maand dienstverband 190/12 uren vakantie in geld worden uitbetaald voor zover de over deze periode opgebouwde vakantie-uren nog niet zijn opgenomen.

  • 8. De werkgever is verplicht aantekening te houden van de door de werknemers opgenomen vakantie-uren, op een vakantiekaart.

  • 9. Behoudens bij beëindiging van de arbeidsverhouding kan het recht op vakantie nooit vervangen worden door een uitkering in de vorm van loon.

Artikel 29 Vakantiebijslag

  • 1. Iedere werknemer heeft recht op een vakantiebijslag van 8% van het loon, uiterlijk te betalen in de maand mei.

  • 2. De werknemer, die op 1 mei van enig jaar nog niet gedurende een vol jaar bij dezelfde werkgever in dienst is, of voor wie het dienstverband tussentijds is beëindigd, heeft recht op een tijdsevenredig deel van de vakantiebijslag als bedoeld in dit artikel.

  • 3. De vakantiebijslag wordt berekend over het door de werknemer in de periode van 1 mei tot en met 30 april gemiddeld verdiende loon.

Artikel 30 Buitengewoon verlof

  • 1. De werknemer heeft recht op buitengewoon verlof met behoud van loon in de volgende gevallen:

    • a. bij eigen huwelijk gedurende twee dagen;

    • b. bij ondertrouw gedurende één dag, mits de werknemer één jaar in dienst is geweest;

    • c. voor het bijwonen van het huwelijk van één der ouders, eigen kinderen, broers, zusters, zwagers en schoonzusters, gedurende één dag;

    • d. bij het bevallen van de echtgenote (geboorteverlof). De duur van het geboorteverlof is eenmaal de voor de werknemer geldende normale arbeidsduur per week. Het verlof kan direct worden opgenomen, maar mag ook worden opgenomen in de eerste vier weken nadat het kind is geboren. Het geboorteverlof wordt geheel naar de wens van de werknemer vastgesteld.

    • e. bij 25-, 40-, 50- of 60-jarig huwelijk van de werknemer, de ouders en schoonouders, gedurende één dag;

    • f. bij overlijden van de echtgenote of echtgenoot en eigen inwonende kinderen, van de sterfdag tot één dag na de teraardebestelling of de crematie, met een maximum van 5 dagen;

    • g. bij overlijden van ouders, schoon- en grootouders en van eigen en aangehuwde kinderen, van broers en zusters gedurende één dag alsmede voor het bijwonen van de teraardebestelling of de crematie, gedurende één dag;

    • h. voor het bijwonen van de teraardebestelling of crematie van zwagers, schoonzusters, en al dan niet inwonende grootouders van de echtgenote of echtgenoot gedurende één dag;

    • i. indien vooraf gevraagd, voor persoonlijk geneeskundig onderzoek, gedurende de daarvoor nodige tijd;

    • j. voor het afleggen van vakexamens of vaktesten uitsluitend en rechtstreeks op het slagersbedrijf betrekking hebbend, gedurende de daarvoor benodigde tijd;

    • k. bij verhuizing van de werknemer, éénmaal per vier jaar maximaal twee dagen;

    • l. bij verhuizing van de werknemer op verzoek van de werkgever, maximaal twee dagen.

  • 2. Het gestelde in het eerste lid is van toepassing op:

    • a. gehuwden;

    • b. werknemers die, anders dan in gehuwde staat, samenleven;

    • c. geregistreerde partners.

  • 3. Het gestelde in het eerste lid, sub d. is tevens van toepassing op de partner van de moeder van het kind, indien de partner het kind heeft erkend blijkens de aanwezigheid van een akte van erkenning.

Calamiteitenverlof

  • 4. In geval van een calamiteit, waaronder acuut levensgevaar of plotseling optredende ernstige ziekte van de echtgeno(o)t(e), ouders, stiefouders, schoonouders, kinderen, stief-, pleeg- of aangehuwde kinderen, heeft de werknemer recht op doorbetaling van het loon.

    Bij langdurige problemen in de privé-sfeer van het personeelslid kan, wanneer door het personeelslid zelf te zoeken oplossingen niet het gewenste resultaat blijken te hebben en ook door de ondernemer op advies van de bedrijfsarts genomen maatregelen geen oplossing bieden, onbetaald verlof worden verleend.

Kortdurend zorgverlof

  • 5.

    • a. De werknemer heeft recht op kortdurend zorgverlof, tenzij de werkgever aan de werknemer kenbaar maakt dat hij tegen het opnemen van het verlof of de voortzetting daarvan een zodanig zwaarwegend bedrijfsbelang heeft, dat het belang van de werknemer daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.

    • b. Onder kortdurend zorgverlof wordt verstaan het verlof vanwege de noodzakelijke verzorging in verband met ziekte van:

      • de ouder(s) van de werknemer;

      • de echtgenoot, de geregistreerde partner of de persoon met wie de werknemer ongehuwd samenwoont;

      • een inwonend kind tot wie de werknemer als ouder in een familierechtelijke betrekking staat;

      • een inwonend kind van de echtgenoot, de geregistreerde partner of de persoon met wie de werknemer ongehuwd samenwoont;

      • een pleegkind dat blijkens verklaringen uit de gemeentelijke basisadministratie op hetzelfde adres woont als de werknemer en door hem in diens gezin duurzaam wordt verzorgd en opgevoed op basis van een pleegcontract als bedoeld in artikel 28b, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg.

      • degene die, zonder dat er sprake is van een arbeidsrelatie, deel uitmaakt van de huishouding van de werknemer;

      • degene met wie de werknemer anderszins een sociale relatie heeft, voor zover de te verlenen verzorging rechtstreeks voortvloeit uit die relatie en redelijkerwijs door de werknemer moet worden verleend.

    • c. Het verlof bedraagt in elke periode van 12 achtereenvolgende maanden ten hoogste twee maal de arbeidsduur per week. De periode van 12 maanden gaat in op de eerste dag waarop het verlof wordt genoten.

    • d. Bij kortdurend zorgverlof wordt het salaris voor 70% doch tenminste het voor de werknemer geldende wettelijke minimumloon doorbetaald.

    • e. De werknemer dient tijdig voorafgaande aan het zorgverlof het desbetreffende verzoek onder opgave van de reden bij de werkgever in te dienen.

Vakbondsverlof

  • 6.

    • a. De werkgever zal op verzoek van de vakbond, waarvan de betrokken werknemer lid is, aan een werknemer verzuim met behoud van loon toekennen in de volgende gevallen:

      • I. het als officieel afgevaardigde deelnemen aan bijeenkomsten van het bondscongres, de bondsraad, de landelijke vakgroep, de Cao-commissie of andere daarmee gelijk te stellen en in de statuten van de vakbond opgenomen organen, tot een maximum van 14 dagen per 2 jaar, waarbij geen sprake is van een bepaald maximum in een jaar;

      • II. het als officieel afgevaardigde deelnemen aan bijeenkomsten van het Verantwoordingsorgaan pensioenen of de Pensioenfederatie (pensioenvergaderingen) maximaal 8 dagen per 2 jaar, waarbij geen sprake is van een bepaald maximum in een jaar.

      • III. het deelnemen aan een door de vakbond georganiseerde vormings- of scholingsbijeenkomst;

      • IV. het volgen van een cursus die door de vakbond of een aan de vakbond verbonden organisatie, waarvan betrokkene lid is, wordt gegeven, tot een maximum van 4 dagen per jaar.

    • b. Indien het aantal van 14 dagen zoals genoemd in onderdeel a I. aantoonbaar onvoldoende blijkt te zijn, kunnen de 8 dagen voor bijeenkomsten zoals genoemd in onderdeel a II. worden uitgeruild voor bijeenkomsten zoals genoemd in onderdeel a I.

    • c. de loonkosten van de werknemer die deelneemt aan de in onderdeel a I. t/m a IV. genoemde bijeenkomsten/cursus worden aan de werkgever op diens verzoek vergoed door de Stichting Vormings- en Ontwikkelingsfonds in het Slagersbedrijf; Onder loonkosten wordt verstaan het brutoloon vermeerderd met een opslag van 50%.

    • d. Vergoeding vindt niet plaats, indien de aanvraag om vergoeding wordt ingediend drie maanden of later na afloop van het kalenderjaar waarin is deelgenomen aan de in onderdeel a I. t/m a IV. genoemde bijeenkomsten of cursus;

    • e. Het vrijaf geven met behoud van loon voor de in onderdeel a I. t/m a IV. genoemde bijeenkomsten/cursus, geldt niet voor de vrijdag en de zaterdag;

    • f. Het recht op vrijaf nemen met behoud van loon door de werknemer geldt voor bedrijven van 1 tot 50 werknemers voor maximaal 2 werknemers en voor bedrijven met meer dan 50 werknemers voor maximaal 1 werknemer per 50 fulltime werknemers tot een maximum van 10 werknemers per bedrijf.

Artikel 31 Mantelzorgregeling

  • 1. Het gestelde in de navolgende leden wordt bij wijze van experiment uitgevoerd.

  • 2. De werknemer die langdurig zorg verleent aan een ziek familielid, partner, vriend(in) of kennis, heeft gedurende maximaal één jaar, te rekenen vanaf de aanvangsdatum zoals genoemd in het zesde lid recht op mantelzorg onder de voorwaarden zoals genoemd in de volgende leden van dit artikel, tenzij de werkgever aan de werknemer kenbaar maakt dat hij tegen het opnemen van het verlof of de voortzetting daarvan een zodanig zwaarwegend bedrijfsbelang heeft, dat het belang van de werknemer daarvoor naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.

  • 3. De zorgvrager dient in het bezit te zijn van een geldig indicatiebesluit (extramurale indicatie) van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).

  • 4. De zorgvrager dient aan de mantelzorger een door de Commissie arbeidsvoorwaarden vastgestelde verklaring te overleggen, waaruit blijkt dat de mantelzorger zorg verleend aan de zorgvrager. Een voorbeeld van een dergelijke verklaring is op te vragen bij het Sociaal secretariaat Slagersbedrijf, welk secretariaat is gevestigd aan de Diepenhorstlaan 3 2288 EW te Rijswijk.

  • 5. De mantelzorger dient een afschrift van het besluit zoals genoemd in het derde lid en de verklaring zoals genoemd in het vierde lid in het bezit te stellen van de werkgever.

  • 6. In overleg tussen werkgever en werknemer worden schriftelijke afspraken gemaakt omtrent de aanvangsdatum en de duur van de mantelzorg.

  • 7. De periode dat de werknemer mantelzorg verleent, is in aaneengesloten periodes van minimaal 1 maand voor maandloners en minimaal 4 weken voor 4-wekenloners.

  • 8. Voor zowel een fulltime als een parttime werknemer die mantelzorg wil verlenen, is het mogelijk om, met behoud van de formele arbeidsduur, 80% van zijn reguliere arbeidsduur per week te werken, tegen doorbetaling van 90% van zijn feitelijke loon.

  • 9. De pensioenopbouw ondervindt geen wijziging tijdens het gebruikmaken van de mantelzorgregeling. Tijdens het gebruikmaken van de mantelzorgregeling blijft de pensioenopbouw gebaseerd op de oorspronkelijke werkuren. Zowel het werkgeversdeel als het werknemersdeel van de pensioenpremie wordt hier eveneens op gebaseerd.

  • 10. Voor de werknemer die door mantelverlof zijn dienstbetrekking niet volledig vervult, wordt de opbouw van vakantie-uren naar evenredigheid verminderd.

  • 11. De werknemer ontvangt gedurende de mantelzorgperiode 8% vakantiebijslag op basis van het door hem tijdens de mantelzorgperiode feitelijk verdiende brutoloon.

  • 12. De werkgever is geen reiskostenvergoeding verschuldigd voor dagen waarop mantelzorg wordt verleend en er op die dagen niet wordt gewerkt.

  • 13. De stichting Vormings- en ontwikkelingsfonds in het slagersbedrijf verstrekt op aanvraag aan de werkgever een vergoeding voor bepaalde kosten die aan deze regeling zijn verbonden.

  • 14. De vergoeding zoals genoemd in het dertiende lid betreft:

    • a. een bedrag zijnde het verschil tussen het daadwerkelijk betaalde brutoloon aan een werknemer die mantelzorg verleent en het fictief berekende brutoloon behorend bij het aantal uren waarop door deze werknemer arbeid wordt verricht;

    • b. een bedrag ter grootte van 35% over de vergoeding zoals vermeld in sub a. in verband met de werkgeversdelen sociale premies;

    • c. een bedrag ter grootte van 8% over de vergoeding zoals vermeld in sub a. in verband met de vakantietoeslag;

    • d. het bedrag aan pensioenpremie (werkgeversdeel en werknemersdeel), gebaseerd op het brutoloon vóór toepassing mantelzorg, minus het bedrag aan werknemersdeel pensioenpremie gebaseerd op het brutoloon vóór toepassing mantelzorg en minus het bedrag aan werkgeversdeel pensioenpremie gebaseerd op het fictief berekende brutoloon behorend bij het aantal uren waarop de werknemer arbeid verricht ná toepassing mantelzorg.

  • 15. De werkgever kan bij de stichting Vormings- en ontwikkelingsfonds in het slagersbedrijf, waarvan het secretariaat is gevestigd aan de Diepenhorstlaan 3, 2288 EW te Rijswijk, een aanvraag voor de kosten zoals vermeld in het dertiende lid indienen.

  • 16. Verzoeken om een vergoeding van de kosten zoals genoemd in het dertiende lid worden op volgorde van binnenkomst behandeld, waarbij alleen volledige aanvragen in aanmerking worden genomen.

  • 17. De Commissie Arbeidsvoorwaarden kan voorwaarden verbinden aan deze regeling en aan het toekennen van de vergoeding voor de kosten van de werkgever.

OPLEIDINGEN EN EDUCATIEF VERLOF

Artikel 32 Opleidingen slagersbedrijf

Werknemers tot de leeftijd van 23 jaar, die niet in het bezit zijn van een diploma op grond van een gevolgde BBL/BOL-opleiding MBO-niveau 1 t/m 4, hebben het recht tot deelname aan een dergelijke opleiding.

Artikel 33 Wet educatie en beroepsonderwijs (BBL/BOL)

Indien een werknemer en een werkgever een arbeidsovereenkomst sluiten tegelijk met of vooruitlopend op het afsluiten van een beroepspraktijkvormingsovereenkomst in het kader van de Wet educatie en beroepsonderwijs (BBL/BOL) wordt de arbeidsovereenkomst schriftelijk gesloten.

Artikel 34 Scholing en EVC

Scholing

  • 1.

    • a. Om het scholingsniveau in de bedrijfstak te verhogen is zowel de werknemer met een dienstverband voor bepaalde tijd als de werknemer met een dienstverband voor onbepaalde tijd verplicht om maximaal 2 dagen per kalenderjaar dan wel maximaal 4 dagen gedurende de looptijd van deze cao, één of meerdere her-, om- of bijscholingscursussen te volgen.

    • b. Het maximale aantal scholingsdagen van 4 zoals genoemd onder sub a. mag ook in één kalenderjaar worden gevolgd.

    • c. De cursussen moeten een relatie hebben met werkzaamheden die in de bedrijfstak worden verricht.

    • d. Over de te volgen cursussen en het tijdstip waarop de cursussen worden gevolgd vindt overleg plaats tussen de werkgever en de werknemer.

    • e. De werknemer behoudt tijdens het volgen van de cursussen zoals genoemd onder sub a. het recht op zijn feitelijke brutoloon, indien de cursus tijdens werktijd wordt gevolgd.

    • f. Indien de cursussen zoals genoemd onder sub a. buiten werktijd worden gevolgd, wordt er over de cursusuren buiten werktijd of het feitelijke brutoloon betaald of vindt er compensatie in vrije tijd plaats. De werkgever bepaalt of het feitelijke brutoloon wordt betaald of dat er compensatie in vrije tijd plaatsvindt.

    • g. De kosten van de cursussen zoals genoemd onder sub a. komen voor rekening van de werkgever.

    • h. De werkgever komt in aanmerking voor een vergoeding van het opleidingsfonds Sovvb van de kosten van de cursussen zoals genoemd onder sub a. onder de voorwaarden zoals die door het bestuur van Sovvb zijn vastgesteld.

EVC

  • 2. Werknemers met een dienstverband voor onbepaalde tijd hebben het recht om tijdens werktijd een EVC-procedure te volgen.

  • 3. De werknemer behoudt tijdens het volgen van een EVC-procedure het recht op zijn feitelijke brutoloon.

  • 4. De kosten van een EVC-procedure komen voor rekening van de werkgever.

  • 5. De werkgever komt in aanmerking voor een vergoeding van het opleidingsfonds Sovvb van de kosten van een EVC-procedure voor een werknemer zoals bedoeld in het tweede lid onder de voorwaarden zoals die door het bestuur van Sovvb zijn vastgesteld.

Artikel 35 Employability en loopbaanadvies

Algemeen

  • 1. Het huidig en toekomstig functioneren van de medewerker en de organisatie zijn nauw met elkaar verbonden. Ontwikkelen is een belangrijke voorwaarde om het huidige en toekomstige functioneren van zowel de organisatie als van de individuele medewerker te waarborgen en om werkzekerheid op kortere en langere termijn te bevorderen. Ontwikkeling is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgever en medewerker. Zowel werkgever als medewerker leveren een bijdrage aan de ontwikkeling in termen van tijd, inspanning en kosten.

  • 2. Er wordt een experiment op het gebied van employability uitgevoerd. Bij employability gaat het om volgen van scholing, niet zijnde de scholing zoals bedoeld in artikel 34, die een bijdrage moet leveren aan het verbeteren van de positie van de werknemer op de arbeidsmarkt.

    Totdat er structurele afspraken over een tegemoetkoming in de kosten van een loopbaanadvies en de financiering daarvan zijn gemaakt wordt het experiment op het gebied van loopbaanadvies voortgezet.

    Bij loopbaanadvies gaat het er om dat je je afvraagt wie je bent, wat je beroepsmatig wilt, waarom je dat wilt, wat andere mogelijkheden zijn en ook hoe je dat kunt bereiken.

Employability

  • 3. Werknemers hebben gedurende de looptijd van de pilot recht op een tegemoetkoming in de scholingkosten in het kader van employability.

  • 4. De tegemoetkoming in de scholingskosten heeft betrekking op scholing gericht op functies zowel binnen als buiten de bedrijfstak. Kosten voor functiegebonden scholing dienen in principe door de werkgever te worden betaald.

  • 5. Onder scholingskosten wordt verstaan:

    • a. cursuskosten;

    • b. examenkosten.

  • 6. De tegemoetkoming in de scholingskosten bedraagt per jaar voor zowel een fulltime werknemer als een parttime werknemer 100% van de gefactureerde scholingskosten inclusief BTW met een maximum van € 750,–.

  • 7. Op een tegemoetkoming in de scholingskosten zoals vermeld in het vijfde lid bestaat alleen aanspraak, indien men een dienstverband heeft bij een werkgever zoals genoemd in artikel 1 van deze cao van:

    • a. 20 uur per week of meer,

    • b. minder dan 20 uur per week, onder de voorwaarde dat het dienstverband bij aanvang van de scholing 5 jaar of langer bij dezelfde werkgever bestaat.

  • 8. De werknemer komt niet in aanmerking voor een tegemoetkoming in de scholingskosten, indien het scholing betreft op het gebied van sport, handvaardigheid en rijvaardigheid, tenzij de werknemer kan aantonen dat de cursus nodig is voor een toekomstige baan.

Loopbaanadvies

  • 9. Werknemers hebben gedurende de looptijd van de pilot recht op een tegemoetkoming in de kosten van een loopbaanadvisering.

  • 10. Onder loopbaanadvieskosten wordt verstaan:

    • a. advieskosten van een erkende loopbaanadviseur;

    • b. begeleidingskosten van erkende loopbaanadviseur;

    • c. kosten van testen en onderzoeken uitgevoerd door een erkend loopbaanadviesbureau;

    • d. kosten voor informatieverstrekking door een door de Commissie Arbeidsvoorwaarden erkend loopbaanadviesbureau over opleidingen, cursussen en EVC.

  • 11. De werknemer kan maximaal 1 keer in de vijf jaar een verzoek indienen voor een tegemoetkoming in de loopbaanadvieskosten.

  • 12. De tegemoetkoming in de loopbaanadvieskosten bedraagt voor zowel een fulltime werknemer als een parttime werknemer 100% van de gefactureerde loopbaanadvieskosten inclusief BTW met een maximum van € 750,–.

Beschikbare gelden

  • 13. De stichting Vormings- en ontwikkelingsfonds in het Slagersbedrijf (VOS) stelt voor de financiering van de kosten zoals genoemd in de leden 5 en 10 middelen beschikbaar.

  • 14. Op een tegemoetkoming in de scholingskosten en een tegemoetkoming in de loopbaanadvieskosten bestaat geen recht als de financiële positie van VOS dit niet toelaat.

  • 15. Aanvragen om een tegemoetkoming in de scholingskosten en aanvragen om een tegemoetkoming in de loopbaanadvieskosten worden op volgorde van binnenkomst behandeld. Alleen volledige aanvragen worden in behandeling genomen.

Aanvraag tegemoetkoming

  • 16. Een werknemer kan bij de stichting VOS, waarvan het secretariaat is gevestigd aan de Diepenhorstlaan 3 2288 EW te Rijswijk, een verzoek indienen voor zowel een tegemoetkoming in scholingkosten als een tegemoetkoming in de loopbaanadvieskosten.

Uitvoering

  • 17. De Commissie Arbeidsvoorwaarden kan voorwaarden verbinden aan het toekennen van een tegemoetkoming in de scholingskosten en aan het toekennen van een tegemoetkoming in de kosten van een loopbaanadvies.

Artikel 36 Budgetcoach

  • 1. Het gestelde in de navolgende leden wordt bij wijze van experiment uitgevoerd.

  • 2. Een werknemer met financiële problemen kan bij de stichting Vormings- en ontwikkelingsfonds in het slagersbedrijf, waarvan het secretariaat is gevestigd aan de Diepenhorstlaan 3 2288 EW te Rijswijk, een aanvraag indienen voor een vergoeding van maximaal € 300,– voor het inzetten van een budgetcoach. De betaling van de vergoeding aan de werknemer geschiedt via de budgetcoach.

  • 3. Aanvragen om een vergoeding worden op volgorde van binnenkomst behandeld. Alleen volledige aanvragen worden in behandeling genomen.

  • 4. Op een vergoeding zoals genoemd in het tweede lid bestaat geen recht als de financiële positie van de stichting Vormings- en ontwikkelingsfonds in het slagersbedrijf dit niet toelaat.

  • 5. De Commissie Arbeidsvoorwaarden kan voorwaarden verbinden aan deze regeling en aan het toekennen van de vergoeding zoals genoemd in het tweede lid.

ARBEIDSONGESCHIKTHEID DOOR ZIEKTE OF ONGEVAL

Artikel 37 Ziekteverzuimvoorschriften

  • 1. De werknemer, die door ziekte of een ongeval niet kan werken, is verplicht zich te houden aan de ziekteverzuimvoorschriften, zoals die door de werkgever in een verzuimprotocol zijn vastgelegd.

  • 2. De werkgever zal het verzuimprotocol tijdig aan alle werknemers bekendmaken.

  • 3. In de ziekteverzuimvoorschriften zal tenminste staan beschreven:

    • a. de ziek- en herstelmeldingsprocedure;

    • b. de rechten en plichten van de werkgever en de werknemer;

    • c. het eventuele sanctiebeleid.

Artikel 38 Loondoorbetalingsplicht bij ziekte

Loon bij volledige arbeidsongeschiktheid

  • 1. De werkgever zal, met inachtneming van hetgeen in de volgende leden is vermeld, ingeval van ziekte als bedoeld in BW 7:629:

    • a. gedurende de eerste zesentwintig weken van ziekte 100% van het brutoloon zoals bedoeld in BW 7:629 doorbetalen,

    • b. gedurende de zevenentwintigste week tot en met de tweeënvijftigste week van ziekte 90% van het brutoloon doorbetalen, maar ten minste het voor de werknemer geldende wettelijke minimumloon,

    • c. gedurende de drieënvijftigste week tot en met de honderdenvierde week van ziekte 80% van het brutoloon doorbetalen,

    indien de werknemer voldoende medewerking verleent aan de reïntegratie-verplichtingen als genoemd in BW 7:660a.

Loon bij gedeeltelijke werkhervatting tijdens ziekte

  • 2. Indien gedurende de eerste zesentwintig weken van het eerste ziektejaar wordt gewerkt, hetzij in de eigen functie hetzij in passende arbeid, zal zowel voor ieder gewerkt uur als voor ieder niet gewerkt uur 100% van het bruto uurloon worden doorbetaald.

  • 3. Indien gedurende de zevenentwintigste week tot en met de tweeënvijftigste week van het eerste ziektejaar wordt gewerkt, hetzij in de eigen functie hetzij in passende arbeid, zal voor ieder gewerkt uur 100% van het bruto uurloon worden doorbetaald en voor ieder niet gewerkt uur 90% van het bruto uurloon.

  • 4. Indien in het tweede ziektejaar wordt gewerkt, hetzij in de eigen functie hetzij in passende arbeid, zal voor ieder gewerkt uur 100% van het bruto uurloon worden doorbetaald en voor ieder niet gewerkt uur 90% van het bruto uurloon.

Arbeidstherapie

  • 5. In geval van arbeidstherapie stelt de werkgever in overleg met de bedrijfsarts voor elk uur arbeidstherapie een loonwaarde vast. De loonwaarde wordt uitgedrukt in een percentage tussen 0 en 100. Door vermenigvuldiging van het aantal uren arbeidstherapie met het vastgestelde percentage aan loonwaarde wordt het aantal gewerkte uren verkregen waarvoor 100% van het bruto uurloon moet worden doorbetaald.

Herleving

  • 6. Voor ziektegevallen waarbij sprake is van een herleving van het ziektegeval binnen vier weken na afloop van de vorige ziekteperiode, geldt, dat tijdvakken van ongeschiktheid tot werken worden samengeteld, tenzij de ongeschiktheid redelijkerwijs niet kan worden geacht voort te vloeien uit dezelfde oorzaak. Samengetelde tijdvakken van ongeschiktheid tot werken worden meegeteld bij de vaststelling van de hoogte en de duur van het bruto (uur)loon als bedoeld in het eerste lid tot en met het vierde lid.

Wachtdag

  • 7. In geval de werknemer meer dan twee keer in een kalenderjaar arbeidsongeschikt is zal vanaf de derde ziekmelding over de eerste dag van arbeidsongeschiktheid geen loon betaald worden, tenzij de arbeidsongeschiktheid 10 werkdagen of langer duurt.

Geen recht op loon

  • 9. Tijdens de arbeidsongeschiktheid wordt het loon behoudens over de wachtdag als bedoeld in het zevende lid normaal aan de werknemer doorbetaald, tenzij de werkgever op grond van het bepaalde in of krachtens artikel 629 BW het loon niet of niet geheel behoeft door te betalen.

Artikel 39 Toeslag minder dan 35% WIA-arbeidsongeschikt

  • 1. De werkgever verstrekt aan de werknemer, die aan het einde van de wachttijd als bedoeld in artikel 23, eerste lid WIA een arbeidsongeschiktheidspercentage heeft van minder dan 35%, gedurende 104 weken een toeslag op het brutoloon, onder de voorwaarde dat de arbeidsovereenkomst, met uitzondering van het brutoloon, ongewijzigd wordt voortgezet en de resterende mate van arbeidsgeschiktheid volledig wordt benut voor het verrichten van arbeid bij de werkgever. Deze toeslag dient de werkgever ook te betalen, als de werknemer gedurende deze periode van 104 weken in het kader van reïntegratie bij een andere werkgever binnen of buiten de sector in dienst treedt.

  • 2. De hoogte van de toeslag is gelijk aan het verschil tussen 90% van het brutoloon dat werd genoten direct vóór aanvang van de ziekte als bedoeld in BW 7:629 en het brutoloon dat direct aansluitend aan de 104 weken ziekte als bedoeld in BW 7:629 wordt genoten wegens het verrichten van arbeid.

  • 3. Op de toeslag, als bedoeld in het tweede lid, wordt in mindering gebracht de uitkering uit enig fonds of verzekering waarop de werknemer, in verband met zijn arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35, aanspraak heeft.

Artikel 40 Toeslag (vervroegde) IVA-uitkering

  • 1. De werkgever verstrekt aan de werknemer, die op grond van artikel 23, zesde lid WIA een vervroegde IVA-uitkering verkrijgt, een toeslag tot:

    • a. 100% van het brutoloon gedurende de eerste zesentwintig weken van ziekte als bedoeld in BW 7:629, met dien verstande dat de toeslag maximaal 30% bedraagt;

    • b. 90% van het brutoloon gedurende de zevenentwintigste week tot en met de tweeënvijftigste week van ziekte als bedoeld in BW 7:629, met dien verstande dat de toeslag maximaal 20% bedraagt;

    • c. 80% van het brutoloon gedurende de drieënvijftigste week tot en met de honderdenvierde week van ziekte als bedoeld in BW 7:629, met dien verstande dat de toeslag maximaal 10% bedraagt.

  • 2. Voor zover en voor zolang de ziekte als bedoeld in BW 7:629 na 104 weken nog voortduurt, verstrekt de werkgever aan de (ex-)werknemer die een IVA-uitkering geniet, een toeslag tot 80% van het brutoloon gedurende ten hoogste 104 weken, met dien verstande dat de toeslag maximaal 10% bedraagt.

  • 3. Op de toeslag, als bedoeld in het eerste lid en het tweede lid, wordt in mindering gebracht de uitkering uit enig fonds of verzekering waarop de werknemer, in verband met de arbeidsongeschiktheid, aanspraak heeft.

  • 4. De uitkering en de toeslag samen bedragen niet meer dan 100% van het nettoloon, dat werd genoten direct voor aanvang van de ziekte als bedoeld in BW 7:629.

Artikel 41 Verzekeringsverplichtingen

  • 3. De werkgever is gehouden ten behoeve van zijn werknemers een verzekering af te sluiten ter reparatie van het WGA-hiaat en voor een eenmalige IVA uitkering. De verzekering heeft tot doel een uitkering te verlenen bij arbeidsongeschiktheid van verzekerde als aanvulling op de WGA-vervolguitkering of de WGA-loonaanvulling door het UWV. De verzekering vult aan tot 70% van het verschil tussen het oude en nieuwe loon. Hierbij wordt het oude loon gemaximeerd op het WIA-loon. Een eventuele WW uitkering wordt in mindering gebracht. Bij voldoende benutting van de resterende verdiencapaciteit, zal gedurende de overeengekomen periode dat er krachtens deze verzekering een uitkering met een werkloosheidscomponent wordt verstrekt, een extra uitkering worden gedaan van 5%. Deze extra uitkering ontvangt verzekerde ook gedurende de periode dat hij een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangt.

    Komt een werknemer in aanmerking voor een IVA-uitkering dan bestaat er recht op een eenmalige IVA-uitkering. De hoogte van deze uitkering bedraagt maximaal € 10.000,– bruto bij een fulltime dienstverband en naar rato voor parttimers.

    Werknemers nemen verplicht deel aan de aangeboden verzekering.

    Van de premie voor de in dit lid genoemde verzekering mag maximaal 0,49% op het brutoloon van de werknemer worden ingehouden.

    De door de werkgever betaalde premie zal per betalingsperiode op het brutoloon van de werknemer worden ingehouden.

    De looninhouding mag niet leiden tot betaling van een loon dat minder is dan het wettelijk minimumloon.

    De werkgever is vrij in de keuze van de verzekeringsmaatschappij waar hij de verzekering onderbrengt, met dien verstande dat de verzekeringspolis tenminste gelijkwaardig dient te zijn aan de door De Amersfoortse aangeboden polis.

  • 7. De werkgever die naar aanleiding van het gestelde in het derde lid zijn verzekering bij een andere verzekeraar dan De Amersfoortse wilt onderbrengen, moet in het kader van het naleven van de cao de in het derde lid genoemde gelijkwaardigheid aantonen door het overleggen aan de Commissie arbeidsvoorwaarden van de nieuwe verzekeringspolis van die andere verzekeraar, de bijbehorende verzekeringsvoorwaarden en desgevraagd alle andere voor de beoordeling van gelijkwaardigheid benodigde documenten. Het secretariaat van de Commissie is gevestigd aan de Diepenhorstlaan 3, 2288 EW Rijswijk.

Artikel 42 Arbeidsgehandicapte werknemers

  • 1. De werkgever is desgevraagd gehouden om zijn werknemer, die geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is voor de eigen functie, binnen het bedrijf te herplaatsen in een functie die zoveel mogelijk aansluit bij de capaciteiten van de gehandicapte werknemer. De werkgever zal aantonen welke inspanningen zijn verricht om de arbeidsplaats voor de werknemer te behouden.

  • 2. Werkgevers, organisaties van werkgevers en organisaties van werknemers hebben tot taak, voorzover dat redelijkerwijs in hun vermogen ligt:

    • gelijke kansen van gehandicapte en niet-gehandicapte werknemers voor wat betreft de deelname aan het arbeidsproces te bevorderen en

    • de nodige voorzieningen te treffen gericht op het behoud, het herstel of de bevordering van de arbeidsgeschiktheid van werknemers.

Artikel 43 Lichamelijke belasting

Werkgevers worden aanbevolen lichamelijke belasting van hun medewerkers zoveel mogelijk te voorkomen. Taakroulatie kan hiervoor een goede oplossing zijn. Risico’s die verbonden zijn aan fysieke belasting kunnen worden geïnventariseerd met behulp van de branche-RI&E.

Artikel 44 Verjaring vakantie-uren en vakantiedagen bij ziekte

  • 1. Bij verjaring van vakantiedagen en vakantie bij ziekte geldt het volgende.

    Verjaring

    • a. Voor wettelijke vakantiedagen geldt de wettelijke vervaltermijn van zes maanden na afloop van het kalenderjaar waarin deze vakantierechten zijn toegekend.

    • b. Voor bovenwettelijke vakantiedagen is de verjaringstermijn vijf jaar.

    • c. Indien de werknemer redelijkerwijs niet in staat was de wettelijke vakantiedagen op te nemen voor het einde van de vervaltermijn zoals vermeld onder sub a. door toedoen van de werkgever, krijgen deze niet opgenomen wettelijke vakantiedagen een verjaringstermijn van vijf jaar.

    • d. Bij opname van vakantiedagen wordt de dag die het eerste vervalt of verjaart het eerste afgeboekt.

      Ziekte

    • e. Tijdens de periode van ziekte waarvoor de loondoorbetalingsplicht op grond van het Burgerlijk Wetboek geldt (in principe 2 jaar), worden zowel de wettelijke vakantiedagen als de bovenwettelijke vakantiedagen volledig opgebouwd.

    • f. Voor zowel de wettelijke als de bovenwettelijke vakantiedagen geldt dat indien de werknemer tijdens gedeeltelijke of volledige arbeidsongeschiktheid vakantie opneemt, het vakantieverlof over de volledige omvang van de arbeidsduur wordt afgeschreven van zijn vakantieverloftegoed.

    • g. In uitzonderlijke situaties waarin de bedrijfsarts de werknemer op basis van medische gronden vrijstelt van zijn re-integratieverplichtingen en de werknemer met vakantie gaat, zullen geen vakantiedagen worden afgeschreven van zijn vakantieverloftegoed.

    • h. Wanneer de werknemer tijdens de vakantie arbeidsongeschikt wordt, zullen de vakantie-uren, die daardoor niet worden genoten, na het weer arbeidsgeschikt worden, alsnog worden verstrekt.

      De betrokken werknemer moet zich onmiddellijk onder medische behandeling stellen en direct van het ziektegeval kennis geven aan de werkgever.

  • 2. Wanneer de werknemer tijdens de vakantie arbeidsongeschikt wordt, zullen de vakantie-uren, die daardoor niet worden genoten, na het weer arbeidsgeschikt worden, alsnog worden verstrekt.

    De betrokken werknemer moet zich onmiddellijk onder medische behandeling stellen en direct van het ziektegeval kennis geven aan de werkgever.

Artikel 45 Ziekte en vakantiebijslag

De werkgever is verplicht de vakantiebijslag te betalen over:

  • a. het loon ex artikel 7:629 BW gedurende het eerste en het tweede ziektejaar;

  • b. het loon gedurende het verlengde tijdvak als bedoeld in artikel 25 van de WIA (loonsanctie UWV na 2 jaar ziekte);

  • c. het loon gedurende het verlengde tijdvak als bedoeld in artikel 24 van de WIA (vrijwillige loondoorbetaling na 2 jaar ziekte).

OVERLIJDENSUITKERING

Artikel 46 Uitkering bij overlijden

  • 1. Ingeval van overlijden van een werknemer zal aan diens nagelaten betrekkingen, waarvoor hij tijdens zijn leven zorgdroeg, over de periode vanaf de dag na overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand na die waarin het overlijden plaatsvond, door de werkgever een bruto uitkering ineens worden verstrekt ten bedrage van het loon dat de overledene normaal zou hebben genoten.

  • 2. Dit bedrag kan worden verminderd met het bedrag van de uitkering dat de nagelaten betrekkingen toekomt krachtens de Ziektewet of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

BEËINDIGING ARBEIDSOVEREENKOMST

Artikel 47 Opzegtermijn bij beëindiging dienstverband

  • 1. Het dienstverband eindigt zonder opzegging op de dag waarop recht op ouderdomspensioen krachtens de Algemene Ouderdomswet ontstaat, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen.

  • 2. Het dienstverband voor bepaalde tijd aangegaan eindigt door het verstrijken van de bepaalde tijd, zonder opzegging.

  • 3. Beëindiging van het dienstverband vanwege een dringende onverwijld schriftelijk meegedeelde reden gebeurt zonder opzegging, onder gelijktijdige mededeling van die reden aan de wederpartij.

  • 4. Opzegging van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan alleen gebeuren tegen de eerste dag van de maand.

  • 5. Indien de werkgever opzegt, gelden de volgende opzegtermijnen:

    • a. bij een dienstverband korter dan 5 jaar: één maand;

    • b. bij een dienstverband van 5 jaar of langer maar korter dan 10 jaar: twee maanden;

    • c. bij een dienstverband van 10 jaar of langer maar korter dan 15 jaar: drie maanden;

    • d. bij een dienstverband van 15 jaar of langer: vier maanden.

  • 6. Indien de werknemer opzegt, neemt hij een opzegtermijn in acht van één maand.

  • 7. Voor de werknemer die op 1 januari 1999 45 jaar of ouder is (was) en voor wie op dat tijdstip een langere termijn van opzegging gold dan in het vorige lid is bepaald, blijft de oude termijn gelden zo lang hij bij dezelfde werkgever in dienst blijft.

Artikel 48 Einde dienstbetrekking en vakantie-uren

Aan de werknemer worden de hem nog toekomende vakantie-uren uitbetaald in de vorm van een uitkering gelijk aan het loon over die uren. De werkgever is verplicht de werknemer een verklaring af te geven, waaruit blijkt hoeveel vakantie-uren in geld zijn uitbetaald.

Artikel 49 Einde dienstbetrekking en vakantiebijslag

De werkgever is verplicht de aan de werknemer toekomende vakantiebijslag bij het einde van de dienstbetrekking uit te betalen en de werknemer een specificatie hiervan te geven.

Artikel 50 Vacaturemelding

  • 1. Bij het ontstaan van vacatures binnen de onderneming zullen de werknemers in die onderneming eerst in de gelegenheid worden gesteld om te solliciteren, alvorens wordt overgegaan tot een wervingsprocedure buiten de onderneming. Dit vervalt indien het bovenstaande geregeld wordt in een regeling die met de ondernemingsraad of met de vakbonden overeengekomen is.

  • 2. UWV dient te worden ingeschakeld bij het vervullen van vacatures die niet door de werknemers in de onderneming kunnen worden opgevuld. Deze vacatures dienen zodanig gemeld te worden dat nauwkeurig wordt omschreven welke functie het betreft (aard, niveau, werkomstandigheden, werktijden e.d.) en welke kwaliteiten men van de werknemers verlangt (met name opleiding en ervaring). Ook deeltijdvacatures en vacatures voor tijdelijke werkzaamheden moeten bij UWV worden gemeld. Er dient tevens een goede afmelding van vacatures waarin is voorzien, plaats te vinden.

PENSIOEN

Artikel 51 Pensioenfonds

  • 1. Er is een bedrijfstakpensioenfonds voor het Slagersbedrijf. De administrateur van het pensioenfonds is Administratie Groep Holland te Rijswijk.

Artikel 52 Private aanvulling WW en WGA

  • 1. Er is een stichting Private Aanvulling WW en WGA (SPAWW) die de Regeling Private Aanvulling WW en WGA (PAWW) uitvoert. De administrateur van deze stichting is Raet.

COLLECTIEVE BEPALINGEN

Artikel 53 Vakbondscontributie

  • 1. De werkgever vergoedt op verzoek van de werknemer eenmaal per jaar de door de werknemer betaalde contributie voor zijn lidmaatschap van een werknemersorganisatie.

  • 2. De werknemer heeft recht op een netto vergoeding van 100% van de door hem betaalde contributie als genoemd in het eerste lid.

  • 3. Om in aanmerking te komen voor de netto vergoeding als genoemd in het tweede lid dient de werknemer de volgende documenten in het bezit van de werkgever te stellen:

    • a. een verzoek tot declaratie van de betaalde vakbondscontributie;

    • b. een bewijs van betaling van de vakbondscontributie;

    • c. een afschrift van de jaaropgave contributie/contributiebrief van de werknemersorganisatie waarvan de werknemer lid is.

  • 4. De hoogte van de vergoeding voor betaalde vakbondscontributie staat los van de omvang van het dienstverband.

Artikel 54 Gedifferentieerde premie werkhervattingskas (WHK)

De werkgever die geen eigenrisicodrager voor de WHK is, is op grond van artikel 34 van de Wet financiering sociale verzekeringen de gedifferentieerde premie WHK verschuldigd en kan t/m 31 december 2021 de door hem verschuldigde gedifferentieerde premie WHK, met uitzondering van de premiecomponent Ziektewet, tot ten hoogste 10% verhalen op het nettoloon van de werknemer. Het verhaalpercentage is per 1 januari 2022 0%.

Artikel 57 Vakbondswerk binnen de onderneming

  • 1. Vakbondswerk in de onderneming is een wezenlijk onderdeel van het kunnen hebben van goede arbeidsverhoudingen in de sector en binnen het bedrijf en van het hebben van een cao.

    Een vakbond kan een of meerdere vakbondscontactpersonen en/of vakbondskaderleden hebben in een bedrijf. De personen of leden kunnen een beroep doen op de faciliteiten, nadat de vakbond de werkgever van de vakbondscontactpersoon en/of het vakbondskaderlid en de commissie arbeidsvoorwaarden geïnformeerd heeft over de aanwezigheid van een nieuw vakbondscontactpersoon en/of nieuw vakbondskaderlid.

  • 3. De aangemelde vakbondscontactpersoon en/of vakbondskaderlid zal vanwege zijn werkzaamheden voor de vakbond nu en in het verleden niet benadeeld worden in zijn positie in de onderneming, zoals bijvoorbeeld promotie en beloning.

    Een dienstbetrekking van een werknemer, die de functie bekleedt van vakbondscontactpersoon en/of vakbondskaderlid dan wel heeft bekleed tot 2 jaar geleden, kan slechts worden beëindigd, indien die beëindiging ook zou zijn geschied, wanneer hij geen vakbondscontactpersoon en/of vakbondskaderlid zou zijn geweest.

  • 4. Instemming van de werkgever op verzoek van de vakbond en/of de vakbondscontactpersoon en/of een vakbondskaderlid is nodig als de vakbond op het terrein van een werkgever een vakbondsbijeenkomst wil organiseren, in de regel buiten werktijd.

  • 5. Indien een vakbondscontactpersoon en/of een vakbondskaderlid, de vakbond of de werkgever vindt dat de faciliteiten niet gebruikt kunnen worden of niet goed gebruikt worden, kan hij dit voorleggen aan de commissie arbeidsvoorwaarden.

Artikel 58 Fusie en sluiting

Indien er bij een bedrijf, dat één of meer werknemers in dienst heeft, het voornemen bestaat tot fusie of om het bedrijf – of een deel ervan – te verkopen, dienen werknemersorganisaties te worden ingelicht. De verplichting hiertoe berust bij de partij waar de betrokken werknemer(s) in dienst is (zijn) vóór de transactie. Deze informatie dient op een zodanig tijdstip te worden verstrekt dat overleg (als werknemersorganisaties dit wensen) over de positie van de betrokken werknemer(s) nog mogelijk is vóór de definitieve transactie.

Artikel 60 Bedrijfsrechtspraak

In de bedrijfstak is de bedrijfsrechtspraak van toepassing, zoals geregeld in bijlage 1, welke geacht wordt een geïntegreerd onderdeel uit te maken van deze cao.

Artikel 61 Dispensatie

  • 1. Onder ‘dispensatieverzoek’ wordt verstaan een verzoek tot dispensatie van een of meer bepalingen van deze cao.

  • 2. Een dispensatieverzoek kan worden ingediend door iedere werkgever of werknemer dan wel groepen van werkgevers of werknemers die menen dat de toepassing van één of meerdere bepalingen uit deze cao voor hem/haar/hun om gegronde redenen onmogelijk dan wel onwenselijk is.

  • 3. Het dispensatieverzoek wordt schriftelijk ingediend bij de Commissie arbeidsvoorwaarden, gevestigd aan de Diepenhorstlaan 3, 2288 EW Rijswijk.

  • 4. De Commissie arbeidsvoorwaarden is namens partijen bij de cao beslissingsbevoegd om uitspraken over dispensatieverzoeken te doen.

  • 5. De procedure, bevoegdheden, werkwijze, beoordelingscriteria en voorwaarden waaraan het dispensatieverzoek moet voldoen, zijn neergelegd in het Reglement Dispensatie zoals vermeld in bijlage 3, welke bijlage integraal onderdeel uitmaakt van deze cao.

BIJLAGE 1 BEHOREND BIJ DE CAO VOOR HET SLAGERSBEDRIJF

BEDRIJFSRECHTSPRAAK

Artikel 1 Commissie Arbeidsvoorwaarden
  • 1. Er bestaat een Commissie Arbeidsvoorwaarden, waarin een gelijk aantal werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers zitting heeft. Het secretariaat van de Commissie Arbeidsvoorwaarden is gevestigd aan de Diepenhorstlaan 3, 2288 EW Rijswijk.

  • 2. De Commissie bestaat uit drie werkgeversleden en drie werknemersleden, die op voordracht van resp. de werkgevers- en werknemersorganisaties, contractanten bij deze cao, worden aangewezen. Op dezelfde wijze worden twee plaatsvervangende leden, één werkgevers- en één werknemerslid, aangewezen.

  • 3. Een reglement regelt haar wijze van werken. Daarin wordt tevens de taakverdeling geregeld tussen de voorzitter en secretaris.

    De secretaris kan ambtelijk worden toegevoegd, in welk geval hij geen stemrecht heeft.

Artikel 2 Taak en bevoegdheden

Tot taak en bevoegdheden van de Commissie Arbeidsvoorwaarden behoren:

  • 1. Het verrichten van werkzaamheden welke haar krachtens deze cao worden opgedragen en het uitoefenen van die bevoegdheden, welke haar door het Georganiseerd Overleg Slagersbedrijf zijn of worden toegekend.

  • 2. Het in bijzondere en op zichzelf staande gevallen en onder nader te bepalen voorwaarden toestaan van afwijkingen van deze cao voor enig tegelijkertijd vast te stellen tijdvak.

  • 3. Het geven van adviezen en het doen van voorstellen aan het Georganiseerd Overleg Slagersbedrijf betreffende de uitleg en de toepassing van de bepalingen van deze cao.

  • 4. Het behandelen en zo mogelijk oplossen van geschillen verband houdende met deze cao.

  • 5. Het in beroep behandelen van en het doen van bindende uitspraken over geschillen tussen werkgevers en werknemers verband houdend met de van toepassing zijnde functiebeschrijvingen en/of indelingen van bedrijfsfuncties in een functiegroep.

  • 6. Het behandelen van verzoeken van werkgevers die geconfronteerd worden met een buitenproportionele stijging van de loonkosten als gevolg van het toepassen van het functiewaarderingssysteem ORBA en de van toepassing zijnde salarisschalen binnen de onderneming.

  • 7. Het instellen van een Geschillencommissie.

  • 8. Het begeleiden en coördineren van de taken van de Geschillencommissie.

Artikel 3 Geschillencommissie
  • 1. Voor het behandelen en zo mogelijk oplossen van geschillen verbandhoudende met de cao is de Commissie Arbeidsvoorwaarden bevoegd een Geschillencommissie in te stellen. Het secretariaat van de Geschillencommissie is gevestigd aan de Diepenhorstlaan 3, 2288 EW Rijswijk.

  • 2. De Geschillencommissie bestaat uit twee leden, zijnde een werkgevers- en een werknemerslid die geen lid van de Commissie Arbeidsvoorwaarden en/of het Georganiseerd Overleg Slagersbedrijf mogen zijn, te benoemen door de Commissie Arbeidsvoorwaarden.

  • 3. De Geschillencommissie heeft tot taak bemiddelend op te treden bij geschillen tussen werkgevers en werknemers die verband houden met de cao, uitgezonderd de geschillen tussen werkgevers en werknemers die verband houden met de van toepassing zijnde functiebeschrijvingen en/of indelingen van bedrijfsfuncties in een functiegroep.

Artikel 5 Geschillen tussen werkgevers en werknemers
  • 1.

    • a. Geschillen welke tussen werkgevers en werknemers naar aanleiding van deze cao ontstaan, kunnen ter beslechting worden voorgelegd aan de Geschillencommissie, zulks overeenkomstig de bepalingen van het Geschillenreglement, dat geacht wordt deel uit te maken van deze cao.

    • b. Onder geschillen, zoals genoemd onder sub a. worden niet verstaan, de geschillen tussen werkgevers en werknemers die verband houden met de van toepassing zijnde functiebeschrijvingen en/of indelingen van bedrijfsfunctie in een functiegroep. Op dergelijke geschillen is de bezwaar- en beroepsprocedure van toepassing zoals beschreven in het functiehandboek.

  • 2. Het functiehandboek is te downloaden op www.orba.slagers.nl.

  • 3. De beslissing van de Geschillencommissie ter zake van de haar voorgelegde geschillen draagt het karakter van een minnelijk schikkingsvoorstel.

  • 4. Indien een geschil niet in der minne geregeld kan worden, kunnen partijen schriftelijk om een bindend advies van de in artikel 6 genoemde Commissie van Bindend Advies verzoeken ten einde hun geschil te laten beslechten, zulks overeenkomstig de bepalingen van het Bindend Adviesreglement, dat geacht wordt deel uit te maken van deze cao.

  • 5. De mogelijkheid om een bindend advies van de in artikel 6 genoemde Commissie van Bindend Advies te vragen staat open voor iedere belanghebbende, georganiseerd of ongeorganiseerd.

  • 6. Een verzoek om een bindend advies van de in artikel 6 genoemde Commissie van Bindend Advies wordt pas in behandeling genomen als beide partijen (werkgever én werknemer) hiertoe een verzoek bij de Commissie van Bindend Advies hebben ingediend.

  • 7. De bevoegdheid van de burgerlijke rechter om een bindend advies van de Commissie van Bindend Advies marginaal te toetsen, blijft onverlet.

Artikel 6 Commissie van Bindend Advies
  • 2. Voor het uitbrengen van een bindend advies terzake van de geschillen bedoeld in artikel 5, eerste lid, sub a. wordt aangewezen een uit drie leden bestaande commissie die gevormd wordt door een op het gebied van rechtspleging ervaring bezittende jurist, die volkomen los staat van contractanten dezer cao, te benoemen door het Georganiseerd Overleg Slagersbedrijf en twee leden, zijnde één werkgevers- en één werknemerslid, die geen lid van de Commissie Arbeidsvoorwaarden en/of van de Geschillencommissie of het Georganiseerd Overleg Slagersbedrijf mogen zijn, aan te wijzen door de contractanten bij deze cao. Het secretariaat van de Commissie van Bindend Advies is gevestigd aan de Diepenhorstlaan 3, 2288 EW Rijswijk.

  • 3. De werkgevers- en de werknemersorganisaties, die leden voor de Commissie van Bindend Advies aanwijzen, kunnen één of meer plaatsvervangers aanwijzen.

GESCHILLENREGLEMENT

  • 1.

    • a. Geschillen tussen een werkgever en een werknemer naar aanleiding van deze cao kunnen worden voorgelegd aan de Geschillencommissie, teneinde zo mogelijk een minnelijke oplossing te bereiken.

    • b. Onder geschillen zoals genoemd in het eerste lid worden niet verstaan, geschillen tussen werkgever en werknemer die verband houden met de van toepassing zijnde functiebeschrijvingen en/of indelingen van bedrijfsfuncties in een functiegroep. Op dergelijke geschillen is de bezwaar- en beroepsprocedure van toepassing zoals beschreven in het functiehandboek.

  • 2. Een geschil dient schriftelijk door of namens de eisende partij voorgelegd te worden aan het secretariaat van de Geschillencommissie.

  • 3. Het verzoek zal een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de aard van het geschil en van de omstandigheden welke aanleiding tot het geschil hebben gevormd, de eventuele vordering, alsmede een duidelijke en bepaalde conclusie dienen te bevatten.

  • 4. Het secretariaat zal de gedaagde partij een afschrift toezenden en uitnodigen binnen 14 dagen bij geschrifte aan de Geschillencommissie te verklaren al dan niet aan beslechting van het geschil door de Geschillencommissie te willen meewerken.

  • 5. Nadat de gedaagde partij aan de Geschillencommissie zich daartoe bereid heeft verklaard zal zij worden uitgenodigd binnen 14 dagen schriftelijk mededeling te doen van haar verweer, van welk verweer het secretariaat een afschrift aan de eisende partij zal toezenden.

  • 6. Voor mondelinge behandeling van het geschil worden partijen opgeroepen om voor de Geschillencommissie te verschijnen. Partijen hebben het recht zich te doen vertegenwoordigen door een gemachtigde of zich door een raadsman te doen bijstaan.

  • 7. De oproeping vindt binnen 4 weken na ontvangst van het verweer van de gedaagde partij plaats, zulks met een termijn van minstens 7 dagen voor de zitting.

  • 8. Indien de verwerende partij, ondanks behoorlijke oproeping, niet ter zitting verschijnt en geen deugdelijk bericht van verhindering heeft gezonden is de Geschillencommissie bevoegd het geschil te behandelen en bevoegd de vordering van de eisende partij toe te wijzen, mits deze haar niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.

  • 9. Indien door de Geschillencommissie geen oplossing in der minne wordt bereikt, kunnen partijen binnen 3 weken, nadat hiervan aan de bij het geschil betrokken partijen schriftelijk mededeling is gedaan, schriftelijk om een bindend advies van de in artikel 6 van de bedrijfsrechtspraak genoemde Commissie van Bindend Advies verzoeken ten einde hun geschil te laten beslechten, zulks overeenkomstig de bepalingen van het Bindend Adviesreglement.

  • 10. De mogelijkheid om een bindend advies van de Commissie van Bindend Advies te vragen staat open voor iedere belanghebbende, georganiseerd of ongeorganiseerd.

  • 11. Een verzoek om een bindend advies van de Commissie van Bindend Advies wordt pas in behandeling genomen als beide partijen (werkgever én werknemer) hiertoe een verzoek bij de Commissie van Bindend Advies hebben ingediend.

  • 12. De bevoegdheid van de burgerlijke rechter om een bindend advies van de Commissie van Bindend Advies marginaal te toetsen, blijft onverlet.

BINDEND ADVIESREGLEMENT

  • 1. Indien door de Commissie arbeidsvoorwaarden of de Geschillencommissie geen oplossing in der minne wordt bereikt, kunnen beide partijen in het geding bij de Commissie van Bindend Advies een bindend advies vragen ten einde hun geschil te laten beslechten.

  • 2. Een verzoek om een bindend advies van de Commissie van Bindend Advies wordt pas in behandeling genomen als beide partijen hiertoe een verzoek bij de Commissie van Bindend Advies hebben ingediend.

  • 3. De mogelijkheid om een bindend advies van de Commissie van Bindend Advies te vragen staat open voor iedere belanghebbende, georganiseerd of ongeorganiseerd.

  • 4. Indien beide partijen in het geding een verzoek om een bindend advies bij de Commissie van Bindend Advies hebben ingediend, zijn beide partijen aan dit bindend advies gebonden.

  • 6. Indien een geschil, als bedoeld in artikel 5, eerste lid, sub a. van de bedrijfsrechtspraak, ter fine van bindend advies door beide partijen in het geding aan de Commissie van Bindend Advies wordt voorgelegd, zijn de betrokken partijen gehouden dit binnen drie weken, nadat de Geschillencommissie of de Commissie Arbeidsvoorwaarden aan de partijen schriftelijk heeft meegedeeld dat geen oplossing in der minne is bereikt, te doen.

  • 7. Een klaagschrift is niet ontvankelijk, indien de termijn van drie weken niet in acht is genomen, tenzij deze termijn door de bij het geschil betrokken partijen bij schriftelijke overeenkomst is verlengd.

  • 8. De partijen in het geding, die terzake van enig geschil een bindend advies van de Commissie van Bindend Advies verlangen, wenden zich daartoe met een schriftelijk verzoek, inhoudende een juiste omschrijving van het geschil en duidelijke formulering van de eis, tot de voorzitter van de Commissie van Bindend Advies.

  • 9. De voorzitter van de Commissie van Bindend Advies geeft zo mogelijk binnen 6 dagen het verzoek door aan degene tegen wie de eis is gericht, met uitnodiging binnen 14 dagen schriftelijk mededeling te doen van zijn verweer.

  • 10. De voorzitter van de Commissie van Bindend Advies is bevoegd terstond partijen op te roepen teneinde een schikking van het geschil te bevorderen en zal in alle gevallen, waarin dit mogelijk is, van deze bevoegdheid gebruik maken.

  • 11. Nadat de termijn voor de mededeling van het vorenbedoelde verweer verstreken is, vindt ten spoedigste een zitting van de Commissie van Bindend Advies plaats op een door deze te bepalen tijd en plaats.

  • 12. Partijen in het geding worden opgeroepen bij aangetekend schrijven, zulks met een termijn van minstens 7 dagen vóór de zitting.

  • 13. De Commissie van Bindend Advies hoort ter zitting partijen in haar belangen en bepaalt, voor zover nodig, de wijze waarop het geding verder zal worden gevoerd. Ieder der partijen heeft het recht zich te doen vertegenwoordigen door een gemachtigde of door een raadsman te doen bijstaan.

  • 14. De leden van de Commissie van Bindend Advies zullen oordelen als goede mannen naar billijkheid en bij haar bindend advies zal de commissie met name rekening houden met de wijze waarop de bij het geschil betrokken partijen de bepalingen der cao hebben nageleefd.

  • 15. De leden van de Commissie van Bindend Advies doen, zo mogelijk, uitspraak binnen 14 dagen na de laatste voor partijen toegankelijke zitting en binnen drie maanden na de dag van indiening van het betreffende verzoek.

  • 16. De uitspraak bevat tevens een regeling betreffende de kosten van behandeling van het geschil.

  • 17. De bevoegdheid van de burgerlijke rechter om een bindend advies van de Commissie van Bindend Advies marginaal te toetsen, blijft onverlet.

BIJLAGE 2 BEHOREND BIJ DE CAO VOOR HET SLAGERSBEDRIJF

SALARISSCHALEN VAN DE CAO VOOR HET SLAGERSBEDRIJF GELDEND VANAF

1 JANUARI 2021

Brutolonen ex artikel 12, derde lid van de Cao voor het Slagersbedrijf op basis van een 38-urige werkweek.

Salarisschaal 1 (wettelijk minimumloon)

Per 1 juli 2021

Leeftijd

per uur

per week

per 4-weken

per maand

15 jaar

3,10

117,80

471,20

510,47

16 jaar

3,57

135,66

542,64

587,86

17 jaar

4,09

155,42

621,68

673,49

18 jaar

5,17

196,46

785,84

851,33

19 jaar

6,20

235,60

942,40

1.020,93

20 jaar

8,27

314,26

1.257,04

1.361,79

21 jaar en ouder

10,34

392,92

1.571,68

1.702,65

Salarisschaal 2

Periode 1 oktober 2021 t/m 31 december 2021

Leeftijd/treden

per uur

per week

per 4-weken

per maand

15 jaar

3,45

131,10

524,40

568,10

16 jaar

3,95

150,10

600,40

650,43

17 jaar

4,55

172,90

691,60

749,23

18 jaar

5,30

201,40

805,60

872,73

19 jaar

6,36

241,68

966,72

1.047,28

20 jaar

8,47

321,86

1.287,44

1.394,73

Trede 0

10,59

402,42

1.609,68

1.743,82

Trede 1

10,79

410,02

1.640,08

1.776,75

Trede 2

12,06

458,28

1.833,12

1.985,88

Trede 3

12,43

472,34

1.889,36

2.046,81

Trede 4

12,75

484,50

1.938,00

2.099,50

Trede 5

13,06

496,28

1.985,12

2.150,55

Trede 6

13,36

507,68

2.030,72

2.199,95

Trede 7

13,64

518,32

2.073,28

2.246,05

Salarisschaal 2

Periode 1 januari 2022 t/m 28 februari 2022

Leeftijd/treden

per uur

per week

per 4-weken

per maand

15 jaar

3,46

131,48

525,92

569,75

16 jaar

3,97

150,86

603,44

653,73

17 jaar

4,57

173,66

694,64

752,53

18 jaar

5,32

202,16

808,64

876,03

19 jaar

6,39

242,82

971,28

1.052,22

20 jaar

8,50

323,00

1.292,00

1.399,67

Trede 0

10,63

403,94

1.615,76

1.750,41

Trede 1

10,83

411,54

1.646,16

1.783,34

Trede 2

12,11

460,18

1.840,72

1.994,11

Trede 3

12,48

474,24

1.896,96

2.055,04

Trede 4

12,80

486,40

1.945,60

2.107,73

Trede 5

13,11

498,18

1.992,72

2.158,78

Trede 6

13,41

509,58

2.038,32

2.208,18

Trede 7

13,70

520,60

2.082,40

2.255,93

Salarisschaal 3

Periode 1 oktober 2021 t/m 31 december 2021

Leeftijd/treden

per uur

per week

per 4-weken

per maand

16 jaar

4,56

173,28

693,12

750,88

17 jaar

5,04

191,52

766,08

829,92

18 jaar

6,02

228,76

915,04

991,29

19 jaar

6,93

263,34

1.053,36

1.141,14

20 jaar

8,68

329,84

1.319,36

1.429,31

Trede 0

10,79

410,02

1.640,08

1.776,75

Trede 1

11,03

419,14

1.676,56

1.816,27

Trede 2

12,39

470,82

1.883,28

2.040,22

Trede 3

12,64

480,32

1.921,28

2.081,39

Trede 4

12,90

490,20

1.960,80

2.124,20

Trede 5

13,15

499,70

1.998,80

2.165,37

Trede 6

13,41

509,58

2.038,32

2.208,18

Trede 7

13,66

519,08

2.076,32

2.249,35

Trede 8

13,83

525,54

2.102,16

2.277,34

Salarisschaal 3

Periode 1 januari 2022 t/m 28 februari 2022

Leeftijd/treden

per uur

per week

per 4-weken

per maand

16 jaar

4,58

174,04

696,16

754,17

17 jaar

5,06

192,28

769,12

833,21

18 jaar

6,04

229,52

918,08

994,59

19 jaar

6,96

264,48

1.057,92

1.146,08

20 jaar

8,72

331,36

1.325,44

1.435,89

Trede 0

10,83

411,54

1.646,16

1.783,34

Trede 1

11,07

420,66

1.682,64

1.822,86

Trede 2

12,44

472,72

1.890,88

2.048,45

Trede 3

12,69

482,22

1.928,88

2.089,62

Trede 4

12,95

492,10

1.968,40

2.132,43

Trede 5

13,20

501,60

2.006,40

2.173,60

Trede 6

13,46

511,48

2.045,92

2.216,41

Trede 7

13,72

521,36

2.085,44

2.259,23

Trede 8

13,89

527,82

2.111,28

2.287,22

Salarisschaal 4

Periode 1 oktober 2021 t/m 31 december 2021

Leeftijd/treden

per uur

per week

per 4-weken

per maand

16 jaar

4,68

177,84

711,36

770,64

17 jaar

5,21

197,98

791,92

857,91

18 jaar

6,17

234,46

937,84

1.015,99

19 jaar

7,17

272,46

1.089,84

1.180,66

20 jaar

8,88

337,44

1.349,76

1.462,24

Trede 0

10,99

417,62

1.670,48

1.809,69

Trede 1

11,37

432,06

1.728,24

1.872,26

Trede 2

12,99

493,62

1.974,48

2.139,02

Trede 3

13,24

503,12

2.012,48

2.180,19

Trede 4

13,46

511,48

2.045,92

2.216,41

Trede 5

13,64

518,32

2.073,28

2.246,05

Trede 6

13,79

524,02

2.096,08

2.270,75

Trede 7

13,95

530,10

2.120,40

2.297,10

Trede 8

14,10

535,80

2.143,20

2.321,80

Trede 9

14,26

541,88

2.167,52

2.348,15

Salarisschaal 4

Periode 1 januari 2022 t/m 28 februari 2022

Leeftijd/treden

per uur

per week

per 4-weken

per maand

16 jaar

4,70

178,60

714,40

773,93

17 jaar

5,23

198,74

794,96

861,21

18 jaar

6,20

235,60

942,40

1.020,93

19 jaar

7,20

273,60

1.094,40

1.185,60

20 jaar

8,92

338,96

1.355,84

1.468,83

Trede 0

11,03

419,14

1.676,56

1.816,27

Trede 1

11,42

433,96

1.735,84

1.880,49

Trede 2

13,04

495,52

1.982,08

2.147,25

Trede 3

13,29

505,02

2.020,08

2.188,42

Trede 4

13,51

513,38

2.053,52

2.224,65

Trede 5

13,70

520,60

2.082,40

2.255,93

Trede 6

13,85

526,30

2.105,20

2.280,63

Trede 7

14,01

532,38

2.129,52

2.306,98

Trede 8

14,16

538,08

2.152,32

2.331,68

Trede 9

14,32

544,16

2.176,64

2.358,03

Salarisschaal 5

Periode 1 oktober 2021 t/m 31 december 2021

Leeftijd/treden

per uur

per week

per 4-weken

per maand

19 jaar

9,74

370,12

1.480,48

1.603,85

20 jaar

10,77

409,26

1.637,04

1.773,46

Trede 0

11,83

449,54

1.798,16

1.948,01

Trede 1

13,91

528,58

2.114,32

2.290,51

Trede 2

14,18

538,84

2.155,36

2.334,97

Trede 3

14,41

547,58

2.190,32

2.372,85

Trede 4

14,68

557,84

2.231,36

2.417,31

Trede 5

14,94

567,72

2.270,88

2.460,12

Salarisschaal 5

Periode 1 januari 2022 t/m 28 februari 2022

Leeftijd/treden

per uur

per week

per 4-weken

per maand

19 jaar

9,78

371,64

1.486,56

1.610,44

20 jaar

10,81

410,78

1.643,12

1.780,05

Trede 0

11,88

451,44

1.805,76

1.956,24

Trede 1

13,97

530,86

2.123,44

2.300,39

Trede 2

14,24

541,12

2.164,48

2.344,85

Trede 3

14,47

549,86

2.199,44

2.382,73

Trede 4

14,74

560,12

2.240,48

2.427,19

Trede 5

15,00

570,00

2.280,00

2.470,00

Salarisschaal 6

Periode 1 oktober 2021 t/m 31 december 2021

Leeftijd/treden

per uur

per week

per 4-weken

per maand

Trede 0

14,06

534,28

2.137,12

2.315,21

Trede 1

14,33

544,54

2.178,16

2.359,67

Trede 2

14,59

554,42

2.217,68

2.402,49

Trede 3

14,84

563,92

2.255,68

2.443,65

Trede 4

15,10

573,80

2.295,20

2.486,47

Trede 5

15,42

585,96

2.343,84

2.539,16

Trede 6

15,58

592,04

2.368,16

2.565,51

Salarisschaal 6

Periode 1 januari 2022 t/m 28 februari 2022

Leeftijd/treden

per uur

per week

per 4-weken

per maand

Trede 0

14,12

536,56

2.146,24

2.325,09

Trede 1

14,39

546,82

2.187,28

2.369,55

Trede 2

14,65

556,70

2.226,80

2.412,37

Trede 3

14,90

566,20

2.264,80

2.453,53

Trede 4

15,16

576,08

2.304,32

2.496,35

Trede 5

15,48

588,24

2.352,96

2.549,04

Trede 6

15,64

594,32

2.377,28

2.575,39

Salarisschaal 7

Periode 1 oktober 2021 t/m 31 december 2021

Leeftijd/treden

per uur

per week

per 4-weken

per maand

Trede 0

14,48

550,24

2.200,96

2.384,37

Trede 1

14,78

561,64

2.246,56

2.433,77

Trede 2

15,06

572,28

2.289,12

2.479,88

Trede 3

15,33

582,54

2.330,16

2.524,34

Trede 4

15,61

593,18

2.372,72

2.570,45

Trede 5

15,92

604,96

2.419,84

2.621,49

Trede 6

16,08

611,04

2.444,16

2.647,84

Salarisschaal 7

Periode 1 januari 2022 t/m 28 februari 2022

Leeftijd/treden

per uur

per week

per 4-weken

per maand

Trede 0

14,54

552,52

2.210,08

2.394,25

Trede 1

14,84

563,92

2.255,68

2.443,65

Trede 2

15,12

574,56

2.298,24

2.489,76

Trede 3

15,39

584,82

2.339,28

2.534,22

Trede 4

15,67

595,46

2.381,84

2.580,33

Trede 5

15,98

607,24

2.428,96

2.631,37

Trede 6

16,14

613,32

2.453,28

2.657,72

Salarisschaal 8

Periode 1 oktober 2021 t/m 31 december 2021

Leeftijd/treden

per uur

per week

per 4-weken

per maand

20 jaar

11,78

447,64

1.790,56

1.939,77

Trede 0

12,89

489,82

1.959,28

2.122,55

Trede 1

15,20

577,60

2.310,40

2.502,93

Trede 2

15,53

590,14

2.360,56

2.557,27

Trede 3

15,81

600,78

2.403,12

2.603,38

Trede 4

16,12

612,56

2.450,24

2.654,43

Trede 5

16,41

623,58

2.494,32

2.702,18

Trede 6

16,57

629,66

2.518,64

2.728,53

Salarisschaal 8

Periode 1 januari 2022 t/m 28 februari 2022

Leeftijd/treden

per uur

per week

per 4-weken

per maand

20 jaar

11,83

449,54

1.798,16

1.948,01

Trede 0

12,94

491,72

1.966,88

2.130,79

Trede 1

15,26

579,88

2.319,52

2.512,81

Trede 2

15,59

592,42

2.369,68

2.567,15

Trede 3

15,87

603,06

2.412,24

2.613,26

Trede 4

16,18

614,84

2.459,36

2.664,31

Trede 5

16,48

626,24

2.504,96

2.713,71

Trede 6

16,64

632,32

2.529,28

2.740,05

Salarisschaal 9

Periode 1 oktober 2021 t/m 31 december 2021

Leeftijd/treden

per uur

per week

per 4-weken

per maand

Trede 0

13,09

497,42

1.989,68

2.155,49

Trede 1

15,26

579,88

2.319,52

2.512,81

Trede 2

15,58

592,04

2.368,16

2.565,51

Trede 3

16,02

608,76

2.435,04

2.637,96

Trede 4

16,22

616,36

2.465,44

2.670,89

Trede 5

16,46

625,48

2.501,92

2.710,41

Trede 6

16,60

630,80

2.523,20

2.733,47

Trede 7

16,95

644,10

2.576,40

2.791,10

Salarisschaal 9

Periode 1 januari 2022 t/m 28 februari 2022

Leeftijd/treden

per uur

per week

per 4-weken

per maand

Trede 0

13,14

499,32

1.997,28

2.163,72

Trede 1

15,32

582,16

2.328,64

2.522,69

Trede 2

15,64

594,32

2.377,28

2.575,39

Trede 3

16,08

611,04

2.444,16

2.647,84

Trede 4

16,29

619,02

2.476,08

2.682,42

Trede 5

16,53

628,14

2.512,56

2.721,94

Trede 6

16,67

633,46

2.533,84

2.744,99

Trede 7

17,02

646,76

2.587,04

2.802,63

Salarisschaal 10

Periode 1 oktober 2021 t/m 31 december 2021

Leeftijd/treden

per uur

per week

per 4-weken

per maand

Trede 0

15,76

598,88

2.395,52

2.595,15

Trede 1

16,08

611,04

2.444,16

2.647,84

Trede 2

16,38

622,44

2.489,76

2.697,24

Trede 3

16,72

635,36

2.541,44

2.753,23

Trede 4

17,04

647,52

2.590,08

2.805,92

Trede 5

17,34

658,92

2.635,68

2.855,32

Trede 6

17,68

671,84

2.687,36

2.911,31

Trede 7

18,02

684,76

2.739,04

2.967,29

Salarisschaal 10

Periode 1 januari 2022 t/m 28 februari 2022

Leeftijd/treden

per uur

per week

per 4-weken

per maand

Trede 0

15,82

601,16

2.404,64

2.605,03

Trede 1

16,14

613,32

2.453,28

2.657,72

Trede 2

16,45

625,10

2.500,40

2.708,77

Trede 3

16,79

638,02

2.552,08

2.764,75

Trede 4

17,11

650,18

2.600,72

2.817,45

Trede 5

17,41

661,58

2.646,32

2.866,85

Trede 6

17,75

674,50

2.698,00

2.922,83

Trede 7

18,09

687,42

2.749,68

2.978,82

Salarisschaal 11

Periode 1 oktober 2021 t/m 31 december 2021

Leeftijd/treden

per uur

per week

per 4-weken

per maand

Trede 0

15,77

599,26

2.397,04

2.596,79

Trede 1

16,09

611,42

2.445,68

2.649,49

Trede 2

16,45

625,10

2.500,40

2.708,77

Trede 3

16,78

637,64

2.550,56

2.763,11

Trede 4

17,15

651,70

2.606,80

2.824,03

Trede 5

17,51

665,38

2.661,52

2.883,31

Trede 6

17,90

680,20

2.720,80

2.947,53

Trede 7

18,28

694,64

2.778,56

3.010,11

Trede 8

18,64

708,32

2.833,28

3.069,39

Salarisschaal 11

Periode 1 januari 2022 t/m 28 februari 2022

Leeftijd/treden

per uur

per week

per 4-weken

per maand

Trede 0

15,83

601,54

2.406,16

2.606,67

Trede 1

16,15

613,70

2.454,80

2.659,37

Trede 2

16,52

627,76

2.511,04

2.720,29

Trede 3

16,85

640,30

2.561,20

2.774,63

Trede 4

17,22

654,36

2.617,44

2.835,56

Trede 5

17,58

668,04

2.672,16

2.894,84

Trede 6

17,97

682,86

2.731,44

2.959,06

Trede 7

18,35

697,30

2.789,20

3.021,63

Trede 8

18,72

711,36

2.845,44

3.082,56

BIJLAGE 3 BEHOREND BIJ DE CAO VOOR HET SLAGERSBEDRIJF

Reglement Dispensatie
Artikel 1

Een dispensatieverzoek kan worden ingediend door iedere werkgever of werknemer dan wel groepen van werkgevers of werknemers die menen dat de toepassing van één of meerdere bepalingen uit deze cao voor hem/haar/hun om gegronde redenen onmogelijk dan wel onwenselijk is.

Artikel 2

Aan het indienen van een dispensatieverzoek en de behandeling ervan zijn voor de dispensatieverzoeker (hierna de verzoeker) geen kosten verbonden.

Artikel 3

Het dispensatieverzoek wordt schriftelijk en per aangetekende post ingediend bij de Commissie arbeidsvoorwaarden (hierna: de Commissie), Postbus 1234, 2280 CE Rijswijk.

Artikel 4

Het dispensatieverzoek omvat tenminste:

  • a. de naam en het adres van de verzoeker;

  • b. de dagtekening;

  • c. de ondertekening door de verzoeker;

  • d. de bepaling(-en) waarop het verzoek zich richt;

  • e. een nauwkeurige beschrijving van de feiten en argumenten waarom dispensatie zou moeten worden verleend.

Artikel 5

De secretaris van de Commissie stuurt de indiener een ontvangstbevestiging en vermeldt daarin tevens, voor zover op dat moment mogelijk, wanneer de Commissie het verzoek behandelt.

Artikel 6

In beginsel behandelt de Commissie verzoeken in de eerstvolgende reguliere vergadering van de Commissie. Indien het verzoek een spoedeisend karakter heeft, kan de secretaris van de Commissie op verzoek van de indiener besluiten de Commissie te vragen het verzoek eerder (eventueel via de e-mail) te behandelen.

Artikel 7

Indien de secretaris van de Commissie dan wel de Commissie dat nodig acht, verschaft de verzoeker desgevraagd (aanvullende) gegevens en bescheiden die voor de beoordeling van het verzoek nodig zijn en waarover de verzoeker redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Artikel 8

De Commissie kan besluiten tot het houden van een hoorzitting. De verzoeker kan zich bij de hoorzitting laten bijstaan dan wel laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Indien de verzoeker zich wil laten bijstaan of vertegenwoordigen, stelt de verzoeker de secretaris van de Commissie tenminste 7 dagen voor de zitting daarvan schriftelijk op de hoogte. Kosten voortvloeiend uit het laten bijstaan dan wel laten vertegenwoordigen zijn rekening van de verzoeker.

Artikel 9

Van een gemachtigde kan een schriftelijke machtiging worden verlangd, tenzij de gemachtigde advocaat of procureur is.

Artikel 10

De verzoeker draagt alle eigen kosten aangaande het dispensatieverzoek en komt niet in aanmerking voor vergoeding daarvan jegens de commissie, het secretariaat van de Commissie of cao-partijen.

Artikel 11

De Commissie kan besluiten om, indien gewenst, deskundigen op te roepen om te raadplegen en te horen.

Artikel 12

Een verzoek wordt niet in behandeling genomen wanneer, nadat de verzoeker in de gelegenheid is gesteld om het verzoek aan te vullen, de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van het verzoek.

Artikel 13

Om voor dispensatie van de gehele cao of van één of meerdere cao-bepalingen in aanmerking te komen, beoordeelt de Commissie een verzoek tot dispensatieverlening aan de hand van een aantal zaken. Deze zaken zijn de volgende:

  • a. zijn bij de dispensatieverzoeker, i.c. een werkgever, bedrijfsspecifieke kenmerken aanwezig die een zwaarwegend argument vormen om tot dispensatieverlening over te gaan.

  • b. leidt dispensatieverlening tot concurrentie op arbeidsvoorwaarden.

  • c. leidt dispensatieverlening tot het aantasten van de arbeidsvoorwaarden van de werknemers.

  • d. leidt dispensatieverlening tot het ontstaan dan wel mogelijk ontstaan van arbeidsonrust in de sector.

  • e. leidt dispensatieverlening tot geen of verminderde naleving van de cao.

  • f. leidt dispensatieverlening tot het niet meer civielrechtelijk kunnen handhaven van de cao.

  • g. is op de dispensatieverzoeker een rechtsgeldige ondernemingscao van toepassing.

  • h. levert dispensatieverlening strijd op met wet- en regelgeving, gewoonte of algemeen gebruik.

  • i. benoemt de dispensatieverzoeker bijzondere omstandigheden die het verlenen van dispensatie rechtvaardigen.

  • j. voert de dispensatieverzoeker zaken aan die naar het oordeel van de Commissie als niet relevant moeten worden aangemerkt;

  • k. heeft de dispensatieverzoeker, als het gaat om het invoeren van twee- of meer ploegendiensten binnen haar onderneming, onderzoek gedaan onder de werknemers binnen de onderneming naar het bestaan van voldoende draagvlak bij deze werknemers voor het invoeren van een ploegendienst en wat zijn de uitkomsten van het onderzoek.

Artikel 14

De Commissie doet uitspraak binnen 12 weken nadat het dispensatieverzoek als genoemd in artikel 4 bij de Commissie is ingediend. Als tijdens de procedure een nadere schriftelijke reactie wordt gevraagd of een hoorzitting wordt gepland kan de Commissie besluiten om de beslissingstermijn met 2 x 3 weken te verlengen.

Artikel 16

Uiterlijk 3 weken na de uitspraak van de Commissie informeert de secretaris van de Commissie de verzoeker over het besluit. Dit geschiedt schriftelijk per aangetekend schrijven. Het besluit bevat de motieven die tot de uitspraak hebben geleid.

Dictum II

De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 28 februari 2022.

Dictum III

Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. Dit betekent in het licht van de gelijke behandelingswetgeving dat ten aanzien van bepalingen waarin onderscheid wordt gemaakt terwijl daarvoor een objectieve rechtvaardiging vereist is, partijen in de uitvoeringspraktijk moeten zorgen voor een legitiem doel waarbij de ingezette middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.

Dictum IV

Voor zover in de in dictum I opgenomen bepalingen wordt verwezen naar informatie die gepubliceerd is op een website, geldt dat de informatie zoals opgenomen op die website geen onderdeel uit maakt van dit besluit tot algemeenverbindendverklaring. Deze informatie wordt aangemerkt als toepassingspraktijk van cao-bepalingen, zoals bedoeld in paragraaf 3.1. van het Toetsingskader AVV. De inhoud van deze informatie valt niet onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Uitgezonderd zijn de verwijzingen die wettelijk zijn toegestaan.

Dictum V

Op grond van een daartoe strekkend verzoek van cao-partijen is dit besluit niet van toepassing op Levensmiddelenbedrijven die lid zijn van de Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Levensmiddelen.

Dictum VI

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 maart 2022 en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 4 oktober 2021

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes

Naar boven