Tijdelijke regeling vaccinatie Covid-19

9 maart 2021

nr. BS/2021005198

De Staatssecretaris van Defensie

Gelet op:

  • de artikelen 3, 4, 5 en 6 van de Wet immunisatie militairen;

  • artikel 12h, tweede lid, van de Wet ambtenaren defensie;

  • en artikel 92 van het Algemeen militair ambtenarenreglement.

Gezien het advies van het Commissie Deskundigen Immunisatie Militairen (CIDM) van 15 februari 2021;

Besluit

Artikel 1

  • 1. De minister kan op grond van de Wet Immunisatie militairen aan militairen in werkelijke dienst de verplichting opleggen om zich te laten vaccineren tegen COVID-19.

  • 2. Vaccinaties geschieden door of vanwege de Militair Geneeskundige Dienst.

Artikel 2

De verplichting, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, kan worden opgelegd aan militairen die voor de vervulling van de dienst verblijven buiten Nederland en waarbij niet-gevaccineerd zijn een verhoogd risico oplevert voor de inzetbaarheid van de krijgsmacht.

Artikel 3

Vaccinatie van militairen tegen COVID-19 die een beroep doen op artikel 5 of 6 van de Wet immunisatie militairen blijft achterwege totdat definitief op hun verzoekschrift is beslist.

Artikel 4

Deze regeling treedt in werking op de dag na de datum van publicatie van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt op 1 januari 2023.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als de Tijdelijke regeling vaccinatie Covid-19.

Deze regeling wordt met toelichting in de Staatscourant gepubliceerd.

De Staatssecretaris van Defensie, B. Visser

TOELICHTING

Voor de regels betreffende de corona-maatregelen wordt door de Minister van Defensie het regeringsbeleid gevolgd. Ten aanzien van vaccinatie tegen COVID-19 is dat vaccinatie op vrijwillige basis. Aan het militair personeel kan de minister onder bepaalde omstandigheden en vanwege het waarborgen van de inzet van de krijgsmacht een vaccinatie verplicht opleggen. Dit is geregeld in de Wet Immunisatie Militairen (WIM). Alvorens deze verplichting op te leggen kan de minister op grond van artikel 3 van de WIM een advies vragen aan een door haar ingestelde commissie van deskundigen

Ten aanzien van de vaccinatieplicht tegen COVID-19 is het advies ingewonnen van de CDIM, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid van de WIM. Uit het advies blijkt dat er nog de nodige onzekerheid bestaat over de werkzaamheid en beschikbaarheid van de thans voorhanden zijnde vaccins. De commissie adviseert de vaccinatie voorlopig op vrijwillige basis te doen geschieden en niet verplichtend op te leggen aan alle militairen. Dit advies wordt gevolgd.

Het CDIM signaleert dat vaccinatie van uit te zenden militairen onder omstandigheden dermate belangrijk kan zijn dat dit verplicht moet kunnen worden opgelegd. Dit advies wordt overgenomen. Het kan nodig zijn om militairen die voor de vervulling van de dienst verblijven buiten Nederland te verplichten zich te laten vaccineren. Dit ter voorkoming van het optreden van COVID-19 en om de inzetbaarheid van de krijgsmacht te garanderen. Derhalve is gekozen voor een zelfstandige (tijdelijke) regeling en niet voor opname in artikel 4 van de RIM 2002 van COVID-19 in de lijst van ziektes waartegen de militair aanvullend gevaccineerd kunnen worden.

Het besluit van de minister zal met waarborgen worden omkleed. Per dienstverrichting in het buitenland zal een afzonderlijk besluit worden genomen. Voordat de minister een besluit neemt zal advies worden gevraagd aan het Hoofd Operationele Militaire Gezondheidszorg van de Defensie Gezondheidszorg Organisatie, die zich mede zal baseren op het zogenoemde landenadvies van het CEAG. Het besluit zal aan het Sector Overleg Defensie en aan de betrokken militairen kenbaar worden gemaakt.

Vaccinatie van militairen tegen COVID-19 die een beroep doen op artikel 5 of 6 van de Wet immunisatie militairen blijft achterwege totdat definitief op hun verzoekschrift is beslist. Conform artikel 12 h, zesde lid, van de Wet ambtenaren defensie zal een daartoe aangewezen militaire arts, na overleg met de militair, de commandant adviseren over de inzetbaarheid van de betreffende militair die een beroep doet op artikel 5 of 6 van de Wet immunisatie militairen.

Naar boven