Advies Raad van State inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van diverse besluiten in verband met de herziening van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (Invoeringsbesluit herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen)

Nader Rapport

13 december 2019

Nr. 2770100

Directie Wetgeving en Juridische Zaken

Aan de Koning

Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van diverse besluiten in verband met de herziening van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (Invoeringsbesluit herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen)

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 23 oktober 2019, nr. 2019002218, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 4 december, nr. W16.19.0328/II, bied ik U hierbij aan.

Het ontwerp geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

Ik moge U hierbij het ontwerpbesluit en de nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker.

Advies Raad van State

No.W16.19.0328/II

’s-Gravenhage, 4 december 2019

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 23 oktober 2019, no.2019002218, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van diverse besluiten in verband met de herziening van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (Invoeringsbesluit herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen), met nota van toelichting.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen over het ontwerpbesluit.

De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling adviseert het besluit te nemen.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.

De vice-president van de Raad van State, Th.C. de Graaf.

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W16.19.0328/II

  • In de Artikelen IV en V de verwijzing naar artikel 6:2:15, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering laten vervallen (zie de Invoeringswet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, Artikel I, onderdeel K)

  • In Artikel IX, onderdeel B het eerste lid van artikel 2.1 wijzigen in:

    Onze Minister draagt zorg voor de ondersteuning van degene die bevoegd is de strafbeschikking uit te vaardigen bij diens daarop betrekking hebbende taken.

  • Artikel XVI wijzigen in:

    Artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie komt te luiden:

    Onze Minister voor Rechtsbescherming draagt zorg voor de ondersteuning van de officier van justitie bij zijn taken met betrekking tot de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie.

  • In de Nota van Toelichting bij Artikel VI verduidelijken dat het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau geen wet in formele zin is.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Besluit tot wijziging van diverse besluiten in verband met de herziening van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (Invoeringsbesluit herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming, van 16 oktober 2019, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2725942.

Gelet op de artikelen 36e, eerste lid, onder a, en vierde lid, 36g, vijfde lid, 36m, 257b, 257d, vierde lid, 410, eerste lid, 6:1:15, 6:3:6 en 6:4:8 van het Wetboek van Strafvordering, de artikelen 74, vijfde lid, en 77ff, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, artikel 27, eerste lid, onderdeel i, en vijfde lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, de Wegenverkeerswet 1994, de artikelen 3, eerste en derde lid, 22, tweede lid, en 35 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, de artikelen 9 en 13 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en artikel 18 van de Wet politiegegevens;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van PM, nr. PM);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Rechtsbescherming, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. PM;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In artikel 4, tweede lid, onder b, van het Besluit bewapening en uitrusting politie wordt ‘artikel 556, eerste lid’ vervangen door ‘artikel 6:1:5’.

ARTIKEL II

Het Besluit Buitengewone Rechtspleging wordt als volgt gewijzigd:

A

In de aanhef van artikel 1 wordt ‘het Vijfde Boek’ vervangen door ‘het Zesde Boek’.

B

In artikel 45 wordt ‘den tweeden zin van het eerste lid van artikel 556’ vervangen door ‘artikel 6:1:5, derde lid,’.

C

Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid en de aanduiding ‘2.’ voor het tweede lid vervallen.

2. In het tweede lid (oud) wordt ‘artikel 560’ vervangen door ‘artikel 6:7:5’.

D

In artikel 47 wordt ‘artikel 562’ vervangen door ‘artikel 6:2:3’.

ARTIKEL III

In artikel 15a van het Besluit Buitengewoon Strafrecht wordt ‘artikel 75 van het Wetboek van Strafrecht’ vervangen door ‘artikel 6:1:21 van het Wetboek van Strafvordering’.

ARTIKEL IV

In artikel 1, vijfde lid, onder c, van het Besluit geluid milieubeheer wordt ‘artikel 37d, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht’ vervangen door ‘artikel 6:2:15, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering’.

ARTIKEL V

In artikel 1.3, onderdeel c, van het Besluit geluidhinder wordt ‘artikel 37d, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht’ vervangen door ‘artikel 6:2:15, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering’.

ARTIKEL VI

Het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau wordt ingetrokken.

ARTIKEL VII

Het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 10 vervalt onderdeel e, onder verlettering van onderdeel f naar onderdeel e.

B

In artikel 11a, eerste lid, onder c, wordt ‘artikel 77t, derde lid, van deze wet’ vervangen door ‘artikel 6:6:31, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering’.

ARTIKEL VIII

Het Besluit kennisgeving gerechtelijke mededelingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, eerste lid, wordt ‘artikel 588’ vervangen door ‘artikel 36e’.

B

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3
  • 1. Voor de uitreiking aan het openbaar ministerie, bedoeld in de artikelen 36e, tweede lid, onderdeel b, en 36l, van de wet, kan in bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen worden volstaan met toezending van de mededeling of een afschrift van de mededeling aan het desbetreffende arrondissementsparket.

  • 2. Degene die met de uitreiking is belast tekent op de akte van uitreiking, bedoeld in artikel 36h van de wet, aan dat is gehandeld overeenkomstig het eerste lid, alsmede het arrondissementsparket waaraan en de dag waarop de mededeling of het afschrift is verzonden.

C

Artikel 4 vervalt.

D

In artikel 5 wordt ‘Artikel 588a’ vervangen door ‘Artikel 36g’.

E

Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a

Dit besluit berust op de artikelen 36e, eerste lid, onderdeel a, en vierde lid, 36g, vijfde lid, en 36m van de wet.

ARTIKEL IX

Het Besluit OM-afdoening wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel b komt te luiden:

b. Onze Minister:

Onze Minister voor Rechtsbescherming;

b. Onderdeel c vervalt, onder verlettering van de onderdelen d tot en met g naar onderdelen c tot en met f.

B

Artikel 2.1 komt te luiden:

Artikel 2.1
  • 1. Onze Minister ondersteunt degene die bevoegd is de strafbeschikking uit te vaardigen bij diens daarop betrekking hebbende taken.

  • 2. Degene die de strafbeschikking uitvaardigt, verstrekt aan Onze Minister de gegevens die hij behoeft in verband met de uitvoering van dit artikel.

  • 3. Dit artikel is niet van toepassing op strafbeschikkingen uitgevaardigd krachtens artikel 76 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 10:15 van de Algemene douanewet.

ARTIKEL X

In artikel 2, eerste lid, onder d, van het Besluit patiëntendossier Bopz, wordt ‘artikel 509o, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering’ vervangen door ‘artikel 6:6:12, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering’.

ARTIKEL XI

Het Besluit politiegegevens wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4:2, eerste lid, onder p, vervalt ‘door het Centraal Justitieel Incassobureau’.

B

In artikel 4:3, eerste lid, onder a, vervalt ‘, door het Centraal Justitieel Incassobureau’.

ARTIKEL XII

In artikel 3, eerste lid, onder j en l, en tweede lid, onder c, van het Besluit regels landelijk parket en functioneel parket, alsmede ten aanzien van mandateren bevoegdheden officier van justitie wordt ‘509v, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering’ vervangen door ‘6:6:15, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering’.

ARTIKEL XIII

De Penitentiaire maatregel wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 vervalt onderdeel c, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel b door een punt.

B

Artikel 7, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De directeur voegt bij zijn voordracht het advies van de reclassering, en het advies van het openbaar ministerie indien dit op grond van artikel 6:1:10 van het Wetboek van Strafvordering is uitgebracht.

C

Artikel 37, eerste lid, onder d, onderdeel 1°, komt te luiden:

  • 1°. de grond voor opneming, bedoeld in artikel 6:2:1 van het Wetboek van Strafvordering.

ARTIKEL XIV

In artikel 27 van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen wordt ‘artikel 21a van het Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht 1994’ vervangen door ‘artikel 2:7 van het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen’.

ARTIKEL XV

In artikel 151 van het Reglement rijbewijzen wordt ‘Het Centraal Justitieel Incassobureau’ vervangen door ‘Onze Minister voor Rechtsbescherming’.

ARTIKEL XVI

Artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie komt te luiden:

Artikel 1

Onze Minister voor Rechtsbescherming ondersteunt de officier van justitie bij zijn taken met betrekking tot de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie.

ARTIKEL XVII

Het Besluit digitale stukken Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel c, wordt ‘bedoeld in artikel 2, eerste lid,’ vervangen door ‘bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid,’.

B

Onder vernummering van het tweede en het derde lid tot het derde en het vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Stukken en berichten kunnen ook met behulp van een elektronische voorziening worden ingediend indien van deze mogelijkheid voor het desbetreffende gerecht blijkt uit een voor dat gerecht vastgesteld procesreglement.

ARTIKEL XVIII

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL XIX

Dit besluit wordt aangehaald als: Invoeringsbesluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister voor Rechtsbescherming,

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inleiding

De Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Stb. 2017, 82) maakt een groot aantal wijzigingen van bestaande uitvoeringsregelgeving nodig. Dit besluit voorziet in wijziging van regelingen die niet hun grondslag vinden in de herziene regeling van de tenuitvoerlegging van het Wetboek van Strafvordering (Sv), maar wel door de genoemde wet worden geraakt.

De wijzigingen vloeien ten eerste voort uit de directe verantwoordelijkheid van de Minister voor Rechtsbescherming voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen. De feitelijke tenuitvoerlegging gebeurt – zeker waar het gaat om de inning van geldelijke sancties – voor het overgrote deel door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), een baten-lastendienst van het Ministerie van Justitie en Veiligheid die hiermee namens de minister is belast. Dit besluit strekt ertoe de betreffende taken in de tenuitvoerlegging toe te schrijven aan de minister in plaats van aan zijn uitvoeringsdienst, het CJIB, of aan het openbaar ministerie. Hiermee samenhangend is het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau ingetrokken. Ten tweede betreft het wijzigingen die voortvloeien uit wijzigingen in inhoud en nummering van artikelen in het Wetboek van Strafvordering. Deze wijzingen zijn met dit besluit in diverse uitvoeringsregelingen doorgevoerd. Gezien het veelal technische karakter van de wijzigingen die met dit besluit zijn doorgevoerd, wordt volstaan met een artikelsgewijze toelichting.

Vanwege het voornamelijk technische karakter van dit besluit, met wijzigingen die direct voortvloeien uit de wijziging van de wettelijke regeling over de tenuitvoerlegging, heeft het geen noemenswaardige financiële en administratieve consequenties voor de uitvoering.

2. Adviezen over het besluit

Over het concept van dit besluit is advies gevraagd aan de Raad voor de rechtspraak (Rvdr), de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR), de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA), de politie, het College van procureurs-generaal van het openbaar ministerie (OM), de drie reclasseringsorganisaties (3RO), de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ). De van de Rvdr en het OM ontvangen adviezen hebben geleid tot enkele aanpassingen in het besluit en deze nota van toelichting. Op specifieke opmerkingen wordt ingegaan op de plaatsen waarop die opmerkingen betrekking hebben. Redactionele opmerkingen zijn waar mogelijk overgenomen.

Naar aanleiding van de hierover door de Rvdr en het OM gemaakte opmerkingen verduidelijk ik op deze plaats graag dat ik vanuit mijn wettelijke tenuitvoerleggingstaak gegevens verstrek dan wel anderszins taken uitvoer bij het Besluit OM-afdoening, het Reglement rijbewijzen en het Uitvoeringsbesluit wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie. Om deze reden wordt in de betreffende besluiten gesproken over Onze Minister voor Rechtsbescherming. Dat in de bovenliggende wettelijke regeling de Minister van Justitie en Veiligheid wordt genoemd, staat hieraan niet in de weg.

Artikelsgewijs deel

Artikel I

Dit betreft een technische correctie van artikel 4, tweede lid, onder b, van het Besluit bewapening en uitrusting politie in verband met de vernummering van artikel 556 Sv (tot artikel 6:1:5 Sv).

Artikel II

In het Besluit Buitengewone Rechtspleging wordt naar diverse strafvorderlijke bepalingen verwezen die met de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen een ander artikelnummer hebben gekregen. Dit is met deze wijzigingen gecorrigeerd.

Artikel III

Dit betreft een technische correctie van het Besluit Buitengewoon Strafrecht in verband met de verplaatsing van artikel 75 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) naar artikel 6:1:21 Sv.

Artikelen IV en V

Dit betreft twee technische correcties – van het Besluit geluid milieubeheer respectievelijk het Besluit geluidhinder – die zien op de verplaatsing van artikel 37d, eerste lid, Sr naar artikel 6:2:15, eerste lid, Sv.

Artikel VI

Het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau wordt ingetrokken. Bij het heroverwegen van de bestaande regelgeving met betrekking tot het CJIB, waaronder dit instellingsbesluit, is in acht genomen het staatsrechtelijk beginsel dat de verhouding tussen ministers en aan hen ondergeschikte diensten niet bij algemeen verbindend voorschrift dient te geschieden. Het regelen van die verhouding bij algemeen verbindend voorschrift kan leiden tot onduidelijkheid over de ministeriële verantwoordelijkheid voor dergelijke onderdelen van een ministerie. Bovendien legt artikel 44 van de Grondwet het prerogatief voor instelling van ministeries en de inrichting daarvan bij de regering respectievelijk ministers, en uitdrukkelijk niet bij de formele wetgever. Een laatste grond voor de intrekking van het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau is dat het een algemene maatregel van bestuur zonder wettelijke grondslag is. Een dergelijke zelfstandige algemene maatregel van bestuur wordt niet gebruikt behoudens in uitzonderlijke situaties bij wijze van tijdelijke voorziening (Stcrt. 1992, 230). Dit is bij het CJIB niet aan de orde.

Het CJIB is een baten-lastendienst van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De algemene maatregelen van bestuur waarin taken aan het CJIB waren toebedeeld, worden met dit besluit gewijzigd zodat in de formulering van de desbetreffende bepalingen duidelijk is dat deze taken de verantwoordelijkheid zijn van de minister. De minister belast vervolgens – op grond van het Organisatiebesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid – het CJIB met de feitelijke uitvoering van deze taken.

Artikel VII
Onderdeel A

Met dit onderdeel vervalt in artikel 10 van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens (Bjsg) het CJIB als zelfstandige bron van justitiële gegevens. Het CJIB was overbodig opgenomen, aangezien dit immers gegevens betreft afkomstig van ofwel het openbaar ministerie (onder a) ofwel de minister (onder d). Zie over de nadere achtergrond van deze wijziging ook de toelichting die wordt gegeven bij de intrekking van het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau.

Onderdeel B

Dit onderdeel betreft een correctie in artikel 11a Bjsg voor een verwijzing naar een met de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen gewijzigde wetsbepaling.

Artikel VIII

Met de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen is de kennisgeving van gerechtelijke mededelingen met wijzigingen geregeld in de artikelen 36a tot en met 36n Sv. Hierop is ook het Besluit kennisgeving gerechtelijke mededelingen aangepast.

Onderdelen A en D

In artikel 2, eerste lid, en artikel 5 van het Besluit kennisgeving gerechtelijke mededelingen is gecorrigeerd voor bepalingen die met de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen zijn vernummerd.

Onderdeel B

De wijziging van artikel 3 van het Besluit kennisgeving gerechtelijke mededelingen vloeit voort uit de met de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen gewijzigde artikelen 36e en 36l Sv. Onder de nieuwe wettelijke regeling wordt, indien geen uitreiking heeft kunnen geschieden, de mededeling niet uitgereikt aan de griffier van de rechtbank, maar aan het openbaar ministerie. Waar dit voorheen voor toezending aan de griffie was geregeld (zie Stcrt. 2009, 107 en Stcrt. 2005, 204), geeft het besluit thans de grondslag voor het bij ministeriële regeling kunnen benoemen van gevallen waarin niet hoeft te worden uitgereikt aan het openbaar ministerie, maar kan worden volstaan met toezending (eerste lid). Ongewijzigd blijft dat als is volstaan met toezending, dit wordt aangetekend op de akte van uitreiking (tweede lid).

Onderdeel C

In de nieuwe wettelijke regeling van de betekeningsvoorschriften is de mogelijkheid vervallen om iemand schriftelijk te machtigen een gerechtelijke mededeling in ontvangst te nemen. Dit heeft tot gevolg dat ook artikel 4 van het Besluit kennisgeving gerechtelijke mededelingen, waarin nadere regels werden gegeven voor de uitvoering hiervan, kan vervallen.

Onderdeel E

De met de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen gewijzigde regeling van de kennisgeving van gerechtelijke mededelingen biedt nieuwe grondslagen voor het Besluit kennisgeving gerechtelijke mededelingen. Om onduidelijkheid te voorkomen is het wenselijk de nieuwe grondslagen in deze uitvoeringsregeling te vermelden. Hiertoe strekt artikel 5a van het Besluit kennisgeving gerechtelijke mededelingen.

Artikel IX

De wijziging van de artikelen 1.1 en 2.1 van het Besluit OM-afdoening zien op het in dat besluit vervangen van het CJIB door de minister. De achtergrond hiervan is dezelfde als de hiervoor toegelichte intrekking van het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau.

Artikel X

Dit betreft een correctie van het Besluit patiëntendossier Bopz voor een verwijzing naar een met de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen doorgevoerde verplaatsing van een bepaling.

Artikel XI

In het Besluit politiegegevens is in de artikelen 4:2 en 4:3 het CJIB geschrapt, aangezien de minister met de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen direct verantwoordelijk is geworden voor de tenuitvoerlegging van ontnemingsmaatregelen en schadevergoedingsmaatregelen, waarvoor op grond van deze bepalingen politiegegevens aan hem worden verstrekt.

Artikel XII

Dit betreft een technische wijziging van het Besluit regels landelijk parket en functioneel parket, alsmede ten aanzien van mandateren bevoegdheden officier van justitie die volgt uit de verplaatsing van de beslissing uit artikel 509v, tweede lid, Sv naar artikel 6:6:15, tweede lid, Sv.

Artikel XIII
Onderdeel A

De wijziging van artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Penitentiaire maatregel ziet op het vervangen van de bij algemene maatregel van bestuur geregelde executie-indicator door de algemene mogelijkheid voor het openbaar ministerie om advies uit te brengen aan de minister ten behoeve van de tenuitvoerlegging (artikel 6:1:10 Sv). Voor een toelichting hierop zij verwezen naar de memorie van toelichting bij het Wetsvoorstel herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Kamerstukken II 2014/15, 34 086, nr. 3, blz. 32).

Onderdeel B

De wijziging van artikel 7, tweede lid, van de Penitentiaire maatregel houdt eveneens verband met het vervangen van de executie-indicator door een algemene adviesmogelijkheid voor het openbaar ministerie. Op grond van artikel 6:1:10 Sv kan het openbaar ministerie de minister adviseren over tijdens de tenuitvoerlegging te nemen besluiten. Het advies wordt uitgebracht vanwege het belang van de resocialisatie van de veroordeelde, de belangen van het slachtoffer en zijn nabestaanden, de veiligheid van de samenleving of een ander zwaarwegend algemeen belang. Dit advies kan worden uitgebracht bij onherroepelijke beslissingen die door het openbaar ministerie aan de minister worden verstrekt ter tenuitvoerlegging, maar ook bij nog niet onherroepelijke beslissingen die door uitvoeringsdiensten van het ministerie ten uitvoer worden gelegd. Dit kan bijvoorbeeld gedetineerden betreffen ten aanzien van wie een veroordeling tot vrijheidsstraf nog niet onherroepelijk is geworden. Ongewijzigd is dat ook het advies van de reclassering wordt bijgevoegd.

Onderdeel C

De wijziging van artikel 37, eerste lid, onder d, onderdeel 1°, van de Penitentiaire maatregel bewerkstelligt dat in het penitentiair dossier de grond voor opneming wordt vastgelegd. Dit kan het voorheen bepaalde extract van het vonnis zijn, maar ook de andere – limitatief in artikel 6:2:1 Sv opgenomen – gronden, zoals de last tot tenuitvoerlegging van de minister. Vanuit de nieuwe coördinerende rol zorgt het Administratie- en Informatiecentrum voor de Executieketen (AICE) bij het CJIB ervoor dat het van het openbaar ministerie ontvangen veroordelende vonnis als uitvoeringsopdracht van de minister wordt verstrekt aan de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). De verstrekking van het vonnis door het openbaar ministerie en de daaruit volgende opdracht vanuit het AICE vindt voornamelijk langs geautomatiseerde weg plaats. Een ‘extract vonnis’ wordt niet meer in de vroegere vorm verstrekt. In plaats daarvan zal de opdracht van de minister de gegevens bevatten die DJI nodig heeft om tot uitvoering van de vrijheidsbenemende straf te kunnen overgaan. Gezien het belang dat van iedere persoon die van zijn vrijheid is beroofd, in de inrichting staat geregistreerd op grond van welke formele beslissing dat is, is thans in artikel 37 van de Penitentiaire maatregel bepaald dat de grond voor opneming wordt opgenomen in het penitentiair dossier. Onder de in artikel 6:2:1 Sv limitatief opgesomde gronden valt ook de hierboven beschreven, geautomatiseerd gegeven uitvoeringsopdracht vanuit het AICE. In dit verband is vermeldenswaardig dat de gegevens uit het huidige extract vonnis – ook onder de nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling – tevens worden opgeslagen in de justitiële documentatie bij de Justitiële Informatiedienst. De functionarissen van DJI die voor de uitoefening van hun taak kennisnemen van dit penitentiair dossier, hebben ook toegang tot deze justitiële documentatie en kunnen in die zin dus het extract vonnis blijven raadplegen. Tot slot merk ik voor de goede orde op dat de wijziging geen gevolgen heeft voor de informatiepositie van gedetineerden, aangezien zij zelf hun (volledige) vonnis krijgen toegezonden.

Artikel XIV

In artikel 27 van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen wordt verwezen naar het zogeheten trajectberaad voor jeugdigen, zoals opgenomen in artikel 28 van het Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht 1994. Na inwerkingtreding van het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen is dit beraad geregeld in artikel 2:7 van dat besluit. De verwijzing is daarop aangepast.

Artikel XV

De minister is met de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen belast met de inning van administratieve sancties op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, en daarmee ook verantwoordelijk voor de toepassing van het dwangmiddel van inneming van het rijbewijs. Dit komt met deze wijziging van het Reglement rijbewijzen tot uitdrukking doordat in artikel 151 het CJIB is vervangen door de minister.

Artikel XVI

Deze wijziging van artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie volgt uit de verschuiving van de directe verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van het openbaar ministerie naar de minister en uit het vervallen van het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau. Zoals in de memorie van toelichting bij de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen is toegelicht, is met de wijziging van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie beoogd voor de tenuitvoerlegging van beslissingen afkomstig uit een andere lidstaat de scheiding in taken hierbij te leggen tussen enerzijds de erkenning van sancties opgelegd in een andere lidstaat van de Europese Unie door het openbaar ministerie, en anderzijds de verantwoordelijkheid voor die tenuitvoerlegging door de minister (Kamerstukken II 2014/15, 34 086, nr. 3, blz. 134 e.v.). De ondersteuning die het CJIB aan het openbaar ministerie levert ziet na inwerkingtreding van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen dus niet meer op de tenuitvoerlegging zelf, maar nog wel op de andere handelingen die het CJIB voor het openbaar ministerie in dit kader verzorgt. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de ontvangst van inkomende verzoeken en de communicatie hierover met andere lidstaten. Na inwerkingtreding van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen ondersteunt het CJIB verder de minister bij diens taken. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het verzenden van een in Nederland opgelegde beslissing, houdende een geldelijke sanctie of een beslissing tot confiscatie, aan een andere lidstaat van de Europese Unie met het oog op de tenuitvoerlegging aldaar, de omzetting van het bedrag naar euro’s als dat is uitgedrukt in vreemde valuta, en de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van een beslissing van een andere lidstaat, houdende een geldelijke sanctie of een beslissing tot confiscatie, die in Nederland is erkend.

Artikel XVII

De Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten in verband met het gebruik van elektronische processtukken (Stb. 2016, nr. 90) omvat onder andere een regeling voor het langs elektronische weg doen van aangifte, indienen van verzoeken, schrifturen en klaagschriften, instellen van rechtsmiddelen en kennisnemen van processtukken door de rechtstreeks belanghebbende, zoals de verdachte of het slachtoffer. Deze regeling is nader uitgewerkt in het Besluit digitale stukken Strafvordering (Stb. 2016, 359). Om dit elektronische berichtenverkeer tussen de rechtstreeks belanghebbende en de rechterlijke instanties te faciliteren en te kanaliseren wordt het gebruik van een door Onze Minister aangewezen elektronische voorziening vereist. In artikel 2, eerste lid, van het Besluit digitale stukken Strafvordering is de reikwijdte bepaald van de stukken die kunnen worden overgedragen door de elektronische voorziening.

Het nieuwe tweede lid voorziet in een restbepaling die mogelijk maakt dat stukken en berichten ook elektronisch kunnen worden ingediend met behulp van een door de minister aangewezen elektronische voorziening wanneer met betrekking tot deze stukken en berichten van deze mogelijkheid voor het desbetreffende gerecht blijkt uit een voor dat gerecht vastgesteld procesreglement. Te denken valt aan een aanvraag van de gewezen verdachte in de zin van artikel 457, eerste lid, Sv of een in artikel 468, vijfde lid, Sv genoemde reactie op de conclusie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad in een herzieningszaak. Bij de vormgeving van het nieuwe tweede lid is aangesloten bij artikel 33, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel XVIII

Dit besluit is de aanpassingsregeling bij de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en zal dan ook gelijktijdig met deze wet in werking treden. Omdat de wet de mogelijkheid biedt van gefaseerde inwerkingtreding van haar verschillende onderdelen, kan het voorkomen dat de in dit besluit gewijzigde uitvoeringsregelingen op verschillende momenten in werking dienen te treden. Om deze reden is gekozen voor een inwerkingtredingsbepaling die het mogelijk maakt bij koninklijk besluit verschillende momenten van inwerkingtreding voor de verschillende artikelen te bepalen. Enkel indien dit nodig is om de invoering van de wijzigingen in de uitvoeringspraktijk gecontroleerd te laten plaatsvinden, zal hierbij worden afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten (inwerkingtreding in beginsel per 1 januari of 1 juli).

Artikel XIX

Dit artikel bepaalt de citeertitel voor het besluit op ‘Invoeringsbesluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen’.

De Minister voor Rechtsbescherming,

Naar boven