Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 8 juli 2020, nr. 2020-0000129902, houdende de vaststelling van de vergoedingen van de leden van de Bestuurlijke Adviesraad Kinderopvangtoeslag

De Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1. Vergoeding

De (nieuwe) benoemde voorzitter of een (nieuw) benoemd lid van de Bestuurlijke Adviesraad Kinderopvangtoeslag die niet afziet van zijn aanspraak op een vergoeding, ontvangt dan:

  • a. een vaste vergoeding per maand, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18, trede 10, van de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren en de arbeidsduurfactor op 4/36 (voor de voorzitter);

  • b. een vaste vergoeding per maand, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18, trede 10, van de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren en de arbeidsduurfactor op 2/36 (voor een lid).

Artikel 2. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 31 maart 2020. Dit besluit vervalt met ingang van 1 april 2023.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

De Staatssecretaris van Financiën A.C. van Huffelen

TOELICHTING

Enkele leden van de Bestuurlijke Adviesraad Kinderopvangtoeslag hebben afgezien van een persoonlijke vergoeding op grond van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies. Dit is neergelegd in artikel 1, eerste lid.

Artikel 1, tweede lid, voorziet in de situatie dat een (nieuwe) voorzitter of een (nieuw) lid van de Bestuurlijke Adviesraad Kinderopvangtoeslag kenbaar maakt niet af te zien van een persoonlijke vergoeding op grond van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies. In dat geval wordt in het besluit waarbij de (nieuwe) voorzitter of het (nieuwe) lid wordt benoemd aangegeven dat wel sprake is van een vergoeding, die mogelijk wordt gemaakt door artikel 1, tweede lid.

Naar boven