Autorisatiebesluit voor de Minister van Justitie en Veiligheid heeft ten behoeve van Dienst Justis, Rijksdienst voor Identiteitsgegevens

Datum 18 maart 2020

Kenmerk 2020-0000129720

De Minister van Justitie en Veiligheid heeft ten behoeve van Dienst Justis verzocht om autorisatie voor de systematische verstrekking van gegevens uit de basisregistratie personen in verband met de uitvoering van wettelijke taken ten aanzien van opsporing, gratie en veiligheid. Dit verzoek betreft een wijziging van het besluit van 29 april 2014, met kenmerk 2014-0000232279 en vindt zijn grondslag in de verzoeken van 25 maart 2014, met kenmerk 2014-0000173721 en 11 maart 2020, met kenmerk 2020-0000139720.

Gelet op de artikelen 3.1 en 3.2 van de Wet basisregistratie personen wordt op dit verzoek als volgt besloten.

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de Minister van Justitie en Veiligheid:

de Minister van Justitie en Veiligheid ten behoeve van de Dienst Justis;

b. de Wet BRP:

de Wet basisregistratie personen;

c. het Besluit BRP:

het Besluit basisregistratie personen;

d. de basisregistratie personen:

de basisregistratie personen, bedoeld in artikel 1.2 van de Wet BRP;

e. de systematische verstrekking:

de systematische verstrekking, bedoeld in artikel 1.1, onder g, van de Wet BRP;

f. de systeembeschrijving:

de systeembeschrijving, bedoeld in artikel 1 van het Besluit BRP;

g. de persoonslijst:

de persoonslijst, bedoeld in artikel 1.1, onder c, van de Wet BRP;

h. de ingeschrevene:

de ingeschrevene, bedoeld in artikel 1.1, onder e, van de Wet BRP;

i. autorisatietabelregel:

de tabel ten behoeve van de systematische verstrekking van gegevens, bedoeld in artikel 1.1, onder g, van de Wet BRP;

j. de verstrekking van gegevens op verzoek:

de verstrekking van gegevens, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder c, van het Besluit BRP, waarbij het aantal personen waarover informatie wordt verstrekt per verzoek ten hoogste tien bedraagt;

k. de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens:

de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

l. buitengewoon opsporingsambtenaren:

de personen die bij bijzondere wetten met de opsporing van de daarin bedoelde strafbare feiten worden belast, bedoeld in artikel 142 lid 1, onder c, van het Wetboek van Strafvordering;

m. een opsporingsambtenaar van een bijzondere opsporingsdienst:

een ambtenaar van een bijzondere opsporingsdienst die aangewezen is voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten;

n. particuliere beveiligingsorganisatie:

een door een of meer personen in stand gehouden particuliere organisatie die gericht is op het verrichten van beveiligingswerkzaamheden, bedoeld in artikel 1 lid 1, onder d, Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus;

o. particuliere recherchebureau:

een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in de uitoefening van een beroep of bedrijf met winstoogmerk recherchewerkzaamheden verricht, voor zover die werkzaamheden worden verricht op verzoek van een derde, in verband met een eigen belang van deze derde en betrekking hebben op een of meer bepaalde natuurlijke personen, bedoeld in artikel 1, lid 1, onder f Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus.

Paragraaf 2. De verstrekking van gegevens op verzoek aan de Minister van Justitie en Veiligheid

Artikel 2

  • 1. Aan de Minister van Justitie en Veiligheid wordt op zijn verzoek een gegeven verstrekt dat is vermeld op de persoonslijst van een ingeschrevene, indien het een gegeven betreft dat is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

  • 2. De Minister van Justitie en Veiligheid verzoekt slechts om een gegeven dat is opgenomen in de bijlage bij dit besluit indien het verzoek gericht is op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor de toetsing van integriteit van buitengewoon opsporingsambtenaren in het kader van:

    • a. het beslissen op aanvragen om opsporingsbevoegdheid en ontheffing op grond van artikel 142 van het Wetboek van strafvordering en de artikelen 9 tot en met 14, 16 en 17 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

    • b. het intrekken van opsporingsbevoegdheid in verband met onregelmatigheden op grond van artikel 35 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

    • c. het beslissen op bezwaar- en beroepschriften ten aanzien van het onder sub a en b van dit lid genoemde.

  • 3. Onverminderd het tweede lid verzoekt de Minister van Justitie en Veiligheid slechts om een gegeven, indien het verzoek gericht is op de verstrekking van gegevens over een ingeschrevene:

    • a. voor wie om opsporingsbevoegdheid wordt verzocht;

    • b. voor wie om ontheffing wordt verzocht;

    • c. die buitengewoon opsporingsambtenaar is bij wie onregelmatigheden zijn geconstateerd.

  • 4. De Minister van Justitie en Veiligheid verzoekt slechts om een gegeven dat is opgenomen in de bijlage bij dit besluit, indien het verzoek gericht is op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor de toekenning van een algemene opsporingsbevoegdheid aan een opsporingsambtenaar van een bijzondere opsporingsdienst in het kader van:

    • a. het beslissen op aanvragen tot vaststelling van de bekwaamheid en betrouwbaarheid op grond artikel 7, derde lid, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten en het besluit bekwaamheid en betrouwbaarheid opsporingsambtenaren bijzonder opsporingsdienst 2010;

    • b. het muteren van een eerder verstrekt besluit tot vaststelling van de bekwaamheid en betrouwbaarheid op grond artikel 7, derde lid, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten en het besluit bekwaamheid en betrouwbaarheid opsporingsambtenaren bijzonder opsporingsdienst 2010;

    • c. het intrekken van een eerder verstrekt besluit tot vaststelling van de bekwaamheid en betrouwbaarheid op grond artikel 7, derde lid, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten en het besluit bekwaamheid en betrouwbaarheid opsporingsambtenaren bijzonder opsporingsdienst 2010;

    • d. het beslissen op bezwaar- en beroepschriften met betrekking tot het onder sub a tot en met c van dit lid genoemde.

  • 5. Onverminderd het vierde lid verzoekt de Minister van Justitie en Veiligheid slechts om een gegeven, indien het verzoek gericht is op de verstrekking van gegevens over een ingeschrevene:

    • a. voor wie om vaststelling van de bekwaamheid en betrouwbaarheid wordt verzocht;

    • b. voor wie om mutatie of intrekking van de genoemde vaststelling onder sub a van dit lid wordt verzocht.

  • 6. De Minister van Justitie en Veiligheid verzoekt slechts om een gegeven dat is opgenomen in de bijlage bij dit besluit, indien het verzoek gericht is op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor de toetsing van integriteit van particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus in het kader van:

    • a. het beslissen op aanvraag of intrekken van vergunningen voor een particuliere beveiligingsorganisatie of recherchebureau op grond van de artikelen 4, 6 en 14 van de Wet beveiligingsorganisaties en recherchebureaus;

    • b. het beslissen op verzoeken om goedkeuring of intrekking als leidinggevende van een particuliere beveiligingsorganisatie of recherchebureau op grond van artikel 7 van de Wet beveiligingsorganisaties en recherchebureaus;

    • c. het beslissen op aanvragen om ontheffing op grond van artikel 8 en 9 van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties of recherchebureaus;

    • d. waarschuwingen en het opleggen van bestuurlijke boetes op grond van artikel 15 en 16 van de Wet beveiligingsorganisaties en recherchebureaus;

    • e. het beslissen op bezwaar- en beroepschriften met betrekking tot het onder sub a tot en met d van dit lid genoemde.

  • 7. Onverminderd het zesde lid verzoekt de Minister van Justitie en Veiligheid slechts om een gegeven, indien het verzoek gericht is op de verstrekking van gegevens over een ingeschrevene:

    • a. die aanvrager is van een vergunning voor het in stand houden van een particuliere beveiligingsorganisatie of recherchebureau;

    • b. die leidinggevende is van een beveiligingsorganisatie of recherchebureau;

    • c. die medewerker is van een beveiligingsorganisatie of recherchebureau en bij onregelmatigheden is betrokken;

    • d. die medewerker is van beveiligingsorganisatie of recherchebureau ten behoeve waarvan ontheffing wordt gevraagd;

    • e. die indiener is van een bezwaarschrift tegen de besluiten zoals bedoeld in artikel 6 onder sub a tot en met d van dit besluit.

  • 8. De Minister van Justitie en Veiligheid verzoekt slechts om een gegeven dat is opgenomen in de bijlage bij dit besluit, indien het verzoek gericht is op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor de voorbereiding van de voordracht voor het koninklijk besluit tot gratieverlening als bedoeld in de Gratiewet in het kader van:

    • a. de vermindering, verandering of kwijtschelding van een straf of maatregel die door de rechter is opgelegd.

  • 9. Onverminderd het achtste lid verzoekt de Minister van Justitie en Veiligheid slechts om een gegeven, indien het verzoek gericht is op de verstrekking van gegevens over een ingeschrevene:

    • a. die indiener is van een verzoek tot gratieverlening.

  • 10. De Minister van Justitie en Veiligheid verzoekt slechts om een gegeven dat is opgenomen in de bijlage bij dit besluit, indien het verzoek gericht is op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor:

    • a. het beslissen op aanvragen om een ontheffing op grond van artikel 4 en 13 van de Wet wapens en munitie en artikel 9 van de Regeling Wet wapens en munitie;

    • b. het beslissen op bezwaar met betrekking tot het onder sub a genoemde;

    • c. het beslissen op ingediende administratieve beroepschriften op grond van artikel 34 van de Wet wapens en munitie en artikel 8.1 van de Wet natuurbescherming.

  • 11. Onverminderd het tiende lid verzoekt de Minister van Justitie en Veiligheid slechts om een gegeven, indien het verzoek gericht is op de verstrekking van gegevens over een ingeschrevene:

    • a. die aanvrager is van een ontheffing;

    • b. die indiener is van een bezwaarschrift;

    • c. die indiener is van een administratief beroepschrift op grond van de Wet wapens en munitie of de Wet natuurbescherming.

  • 8. Aan de Minister van Justitie en Veiligheid worden geen gegevens verstrekt, indien een of meer van de gegevens waarvan de Minister van Justitie en Veiligheid bij zijn verzoek gebruik heeft gemaakt, niet is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

Paragraaf 3. Overige verstrekkingen aan de Minister van Justitie en Veiligheid

Artikel 3

  • 1. Indien een verstrekking aan Minister van Justitie en Veiligheid op grond van dit besluit een gegeven betreft dat op juistheid wordt of is onderzocht, bevat de verstrekking naast dit gegeven tevens de gegevens over dat onderzoek.

  • 2. De verstrekking van gegevens aan de Minister van Justitie en Veiligheid die op grond van dit besluit plaatsvindt, bevat geen gegeven waarbij “indicatie onjuist dan wel strijdigheid met de openbare orde” is vermeld.

  • 3. Indien aan de Minister van Justitie en Veiligheid gegevens worden verstrekt van een persoonslijst waarvan de bijhouding is opgeschort, bevat de verstrekking tevens de gegevens omtrent de reden en de datum van de opschorting, alsmede, voor zover deze gegevens zijn opgenomen op de persoonslijst, gegevens over de verificatie en de aanlevering van de verstrekte gegevens.

Paragraaf 4. Slotbepalingen

Artikel 4

  • 1. De Minister van Justitie en Veiligheid verstrekt aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onverwijld alle nieuw gebleken informatie die betrekking heeft op hetgeen geregeld is in dit besluit.

  • 2. Deze informatie betreft in ieder geval wijzigingen in:

    • a. de taak of de wijze van uitvoering van de taak van Minister van Justitie en Veiligheid.

    • b. de regelgeving ten aanzien van de taak of de wijze van uitvoering van de taak van Minister van Justitie en Veiligheid;

    • c. de gegevens uit de basisregistratie personen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taak van de Minister van Justitie en Veiligheid.

Artikel 5

Het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 29 april 2014, met kenmerk 2014-0000232279, wordt ingetrokken.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2020.

Het besluit en de bijlagen bij het besluit worden gepubliceerd in de Staatscourant.

's-Gravenhage, 18 maart 2020

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, namens deze, F.G.A.M. Jacob Directeur Uitvoering Rijksdienst voor Identiteitsgegevens

Bezwaar

Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit daartegen per brief bezwaar maken bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Postbus 10451, 2501 HL Den Haag. Het bezwaarschrift moet zijn ondertekend, voorzien zijn van een datum alsmede de naam en het adres van de indiener en dient vergezeld te gaan van de gronden waarop het bezwaar berust en, zo mogelijk, een afschrift van het besluit waartegen het bezwaar is gericht.

BIJLAGE

Bijlage bij artikel 2 van dit besluit.

RUBRIEK

OMSCHRIJVING

   

01

PERSOON

   

01.01.10

A-nummer persoon

01.01.20

Burgerservicenummer persoon

01.02.10

Voornamen persoon

01.02.20

Adellijke titel/predicaat persoon

01.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam persoon

01.02.40

Geslachtsnaam persoon

01.03.10

Geboortedatum persoon

01.03.20

Geboorteplaats persoon

01.03.30

Geboorteland persoon

01.04.10

Geslachtsaanduiding

01.61.10

Aanduiding naamgebruik

01.85.10

Ingangsdatum geldigheid met betrekking tot de elementen van de

categorie Persoon

   

51

PERSOON

   

51.01.10

A-nummer persoon

51.01.20

Burgerservicenummer persoon

51.02.10

Voornamen persoon

51.02.20

Adellijke titel/predicaat persoon

51.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam persoon

51.02.40

Geslachtsnaam persoon

51.03.10

Geboortedatum persoon

51.03.20

Geboorteplaats persoon

51.03.30

Geboorteland persoon

51.04.10

Geslachtsaanduiding

51.85.10

Ingangsdatum geldigheid met betrekking tot de elementen van de

categorie Persoon

   

05

HUWELIJK/GEREGISTREERD PARTNERSCHAP

   

05.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam echtgenoot/geregistreerd partner

05.02.40

Geslachtsnaam echtgenoot/geregistreerd partner

05.06.10

Datum huwelijkssluiting/aangaan geregistreerd partnerschap

05.07.10

Datum ontbinding huwelijk/geregistreerd partnerschap

   

06

OVERLIJDEN

   

06.08.10

Datum overlijden

   

07

INSCHRIJVING

   

07.70.10

Indicatie geheim

   

08

VERBLIJFPLAATS

   

08.09.10

Gemeente van inschrijving

08.10.10

Functie adres

08.10.20

Gemeentedeel

08.10.30

Datum aanvang adreshouding

08.11.10

Straatnaam

08.11.15

Naam openbare ruimte

08.11.20

Huisnummer

08.11.30

Huisletter

08.11.40

Huisnummertoevoeging

08.11.50

Aanduiding bij huisnummer

08.11.60

Postcode

08.11.70

Woonplaatsnaam

08.11.80

Identificatiecode verblijfplaats

08.11.90

Identificatiecode nummeraanduiding

08.12.10

Locatiebeschrijving

08.13.10

Land adres buitenland

08.13.20

Datum aanvraag adres buitenland

08.13.30

Regel 1 Adres buitenland

08.13.40

Regel 2 Adres buitenland

08.13.50

Regel 3 Adres buitenland

TOELICHTING

1. Algemeen

Inleiding

De Wet basisregistratie personen (Wet BRP) vormt de juridische basis voor de basisregistratie personen. In de basisregistratie personen zijn persoonsgegevens opgeslagen in de vorm van persoonslijsten.

De basisregistratie personen bevat gegevens over personen die zijn ingeschreven bij een van de gemeenten in Nederland. De gemeenten houden deze gegevens bij.

Verder zijn in de basisregistratie personen gegevens opgenomen van personen die buiten Nederland woonachtig zijn, zogenoemde niet-ingezetenen. Gegevens van niet-ingezetenen worden bijgehouden door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze registratie van niet-ingezetenen in de basisregistratie personen wordt aangeduid als de Registratie Niet-Ingezetenen (RNI). Over niet-ingezetenen wordt een beperkter aantal gegevens bijgehouden dan over ingezetenen. De gegevens in de RNI zijn niet aangemerkt als authentieke gegevens. Gegevens over niet-ingezetenen kunnen namelijk minder gemakkelijk actueel gehouden worden dan gegevens over ingezetenen.

De Wet BRP biedt de grondslag voor systematische gegevensverstrekking over ingezetenen en niet-ingezetenen aan overheidsorganen en daartoe aangewezen andere organisaties. Bij de systematische verstrekking worden vanuit een centraal bestand op geautomatiseerde wijze persoonsgegevens uit de basisregistratie personen verstrekt.

Organisaties die in aanmerking komen voor systematische gegevensverstrekking

Allereerst komen overheidsorganen in aanmerking voor systematische gegevensverstrekking uit de basisregistratie personen. Daarnaast kunnen ook organisaties die werkzaamheden verrichten met een gewichtig maatschappelijk belang daarvoor in aanmerking komen, indien deze werkzaamheden en deze organisaties op grond van artikel 3.3 van de Wet BRP zijn aangewezen. Voorts voorziet artikel 3.13 Wet BRP in systematische gegevensverstrekking aan onderzoeksinstellingen. Waar in het vervolg van deze toelichting zal worden gesproken over "de afnemer" worden daarmee zowel overheidsorganen als derden als onderzoeksinstellingen bedoeld.

Het autorisatiebesluit

Afnemers die systematisch gegevens verstrekt willen krijgen uit de basisregistratie personen dienen hiertoe een verzoek in bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het verzoek wordt gedaan in de vorm van een autorisatieaanvraagformulier.

In dit formulier is aangegeven welke gegevens, over welke personen en voor welke taken de aanvrager op systematische wijze verstrekt wenst te krijgen. Het verzoek wordt getoetst, waarbij wordt uitgegaan van de beoordelingscriteria zoals deze zijn neergelegd in de Wet BRP en het Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP). Onder meer bepalend is of en in hoeverre de verstrekking van de gegevens noodzakelijk is voor de goede vervulling van de taak van de aanvrager. Hierbij wordt steeds de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen, van wie de aanvrager gegevens verstrekt wenst te krijgen, gewaarborgd.

Na toetsing van het autorisatieverzoek wordt door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een autorisatiebesluit ten behoeve van de aanvrager genomen. In dit autorisatiebesluit wordt bepaald welke gegevens over welke categorieën van personen en in welke gevallen aan de afnemer worden verstrekt. Aan het autorisatiebesluit kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van een zorgvuldige en doelmatige gegevensverstrekking.

Het autorisatiebesluit wordt voor zover mogelijk technisch vertaald in een zogenoemde autorisatietabelregel. Aan de hand van de autorisatietabelregel wordt de geautoriseerde afnemer herkend en kan de gegevensverstrekking vanuit de basisregistratie personen geautomatiseerd afgewikkeld worden.

2. Toelichting op de wijzen van verstrekken

De systematische gegevensverstrekking uit de basisregistratie personen kan op verschillende wijzen plaatsvinden. Op grond van dit besluit vindt de verstrekking op de volgende manieren plaats:

De verstrekking op verzoek

Een afnemer kan op verzoek een set gegevens van een persoonslijst verstrekt krijgen. In het autorisatiebesluit is opgenomen welke gegevens van welke categorieën personen mogen worden opgevraagd.

Overige verstrekkingen

Door technische problemen kan het voorkomen dat het berichtenverkeer in een bepaalde periode niet of niet juist heeft plaatsgevonden. Om dit te herstellen wordt een zogenaamd “herstelbericht” verstuurd.

Indien een onderzoek is ingesteld of afgerond naar een gegeven of een verzameling van gegevens, wordt hiervan bij het verstrekte gegeven melding gedaan.

Op een persoonslijst kan bij historische gegevens de indicatie “onjuist dan wel strijdigheid met de openbare orde” geplaatst worden. Deze gegevens zijn foutief en worden daarom in principe niet verstrekt.

Indien gegevens worden opgevraagd van een persoonslijst die is opgeschort, hetgeen onder meer gebeurt indien een ingeschrevene is overleden of geëmigreerd, worden de reden en datum opschorting bijhouding van de persoonslijst meeverstrekt. Bij verstrekking van gegevens van een persoonslijst van een niet-ingezetene, is het van belang om aan te geven wanneer de gegevens op de persoonslijst geverifieerd zijn en welke organisatie de in een categorie opgenomen gegevens heeft aangeleverd. Om dit te bereiken, worden de verificatiegegevens of de gegevens over de aanleverende organisatie, voor zover die gegevens zijn opgenomen op de persoonslijst, meeverstrekt als er gegevens worden verstrekt uit een categorie waarin die gegevensgroepen voorkomen.

3. De Minister van Justitie en Veiligheid

De geadresseerde van dit autorisatiebesluit is de Minister van Justitie en Veiligheid ten behoeve van Dienst Justis (in deze toelichting genoemd: de Minister van Justitie en Veiligheid). De Minister van Justitie en Veiligheid is een overheidsorgaan als bedoeld in artikel 1.1, onder t, van de Wet BRP.

3.1. Taken van de Minister van Justitie en Veiligheid

De Dienst Justis is de screeningsorganisatie van het Ministerie van Justitie en Veiligheid op het gebied van integriteit. Integriteit is een maatstaf om betrouwbaarheid en kwaliteit van het functioneren van personen en organisaties te beoordelen. De screening van betrouwbaarheid door de Dienst Justis vermindert veiligheidsrisico’s en draagt zodoende bij aan een integere en veilige samenleving. In dit kader toets de Dienst Justis namens het Ministerie van Justitie en Veiligheid of personen relevante antecedenten hebben die het uitoefenen van een bepaald beroep of werk in de weg staan. Daarnaast toetst de Dienst Justis of partijen die bepaalde verklaringen, vergunningen en subsidies aanvragen, aan integriteitseisen voldoen. Tevens wordt gekeken of aan alle opleidingseisen is voldaan of dat voor een persoon op bepaalde gronden een ontheffing voor een opleiding kan worden afgegeven. Een ontheffing kan onder meer worden verleend op grond van artikel 9 van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus voor het dragen van een goedgekeurd uniform. Op grond van artikel 4 van de Wet wapens en munitie kan voor bepaalde wapens en munitie ontheffing worden verleend zoals voor demonstratiewapens en -munitie en voor wapens en munitie die het karakter dragen van oudheden. In het kader van artikel 13 van de Wet wapens en munitie kan ontheffing worden verleend voor het vervaardigen, het transformeren, voor derden te herstellen, over te dragen, voorhanden te hebben, te dragen, te vervoeren, te doen binnenkomen of te doen uitgaan van een bepaald verboden wapen. Naast de taken op het gebied van integriteit is de Dienst Justis is ook belast met de voorbereiding van voordrachten van de Minister van Justitie en Veiligheid voor het koninklijk besluit tot gratieverlening en het nemen van besluiten op ingestelde administratieve beroepen tegen de intrekking of weigering van een jachtakte als bedoeld in de Wet Natuurbescherming.

3.2. Wijzen van verstrekken aan de Minister van Justitie en Veiligheid

De Minister van Justitie en Veiligheid krijgt de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vervulling van de hierboven beschreven taken op systematische wijze verstrekt uit de basisregistratie personen. De systematische verstrekking aan de Minister van Justitie en Veiligheid vindt plaats door middel van gegevensverstrekking op verzoek. Tot de doelgroep van de Minister van Justitie en Veiligheid behoren zowel ingezetenen als niet-ingezetenen.

De verstrekking van gegevens op verzoek aan de Minister van Justitie en Veiligheid

De Minister van Justitie en Veiligheid mag op verzoek gegevens opvragen uit de basisregistratie personen. Het betreft de gegevens die zijn opgenomen in de bijlage. De Minister van Justitie en Veiligheid beperkt zijn vragen om persoonsgegevens tot de persoonslijsten van ingeschrevenen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de hierboven genoemde taken.

3.3. Toelichting te verstrekken gegevens

Categorie 01 en 51 Persoon

De Minister van Justitie en Veiligheid dient de identiteit van een ingeschrevene vast te stellen. De Minister van Justitie en Veiligheid krijgt hiertoe het burgerservicenummer en het A-nummer om koppelingen aan te leggen tussen de verschillende verstrekkingen die uit de basisregistratie personen worden ontvangen. Verstrekking van historische persoonsgegevens is noodzakelijk om de achtergrond van een ingeschrevene te kunnen onderzoeken.

Categorie 05 Huwelijk/geregistreerd partnerschap

De Minister van Justitie en Veiligheid heeft gegevens over huwelijk en geregistreerd partnerschap nodig voor het vaststellen van de juiste wijze van aanschrijven. Aan de hand van de gegevens “datum sluiting”, “aanduiding naamgebruik”, “geslachtsnaam echtgenoot/geregistreerd partner” en “datum ontbinding huwelijk/geregistreerd partnerschap” kan de juiste aanschrijving worden bepaald.

Categorie 06 Overlijden

De Minister van Justitie en Veiligheid krijgt het gegeven “Datum overlijden” uit categorie 06 van de persoonslijst van de ingeschrevene verstrekt om vast te kunnen stellen of de ingeschrevene nog in leven is.

Categorie 07 Inschrijving

De Minister van Justitie en Veiligheid heeft tevens de mogelijkheid het gegeven “07.70.10 Indicatie geheim” op te vragen. Met dit gegeven wordt aangeduid of een ingeschrevene de gemeente heeft verzocht om zijn of haar gegevens niet te verstrekken aan bepaalde derden. Indien dit het geval is, kan de Minister van Justitie en Veiligheid aanvullende maatregelen treffen om de privacy van de ingeschrevene te waarborgen.

Categorie 08 Verblijfplaats

Gegevens uit de categorieën 08 van de persoonslijst van de ingeschrevene worden verstrekt ten behoeve van de correspondentie met de ingeschrevene. De Minister van Justitie en Veiligheid krijgt hiertoe tevens de actuele adresgegevens buitenland verstrekt omdat ook niet-ingezetenen bij de uitvoering van bovengenoemde taken tot de doelgroep behoren.

4. Inlichtingenplicht

Teneinde de autorisatie actueel te houden dient de Minister van Justitie en Veiligheid tijdig inlichtingen te verschaffen over wijzigingen die zich voordoen in zijn taken, in de regelingen waarop die taken zijn gebaseerd of wijzigingen in de gegevens uit de basisregistratie personen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van die taken. Het is de uitdrukkelijke verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie en Veiligheid om deze informatie onverwijld kenbaar te maken aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Eventuele gevolgen van onjuistheden in de autorisatie als gevolg van het niet of niet tijdig doorgeven van dergelijke wijzigingen komen voor de verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie en Veiligheid.

5. Wijzigingen

Met dit besluit wordt het autorisatiebesluit van 29 april 2014, met kenmerk 2014-0000232279 ingetrokken. Deze intrekking is het gevolg van het uitbreiden van de taken. De nieuwe taken betreffen het vaststellen dat de opsporingsambtenaar van een bijzondere opsporingsdienst voldoet aan de eisen van betrouwbaarheid en bekwaamheid en de voorbereiding van de voordracht voor het koninklijk besluit tot gratieverlening. Deze intrekking is voorts het gevolg van de wetswijziging voor de afhandeling van administratieve beroepschriften, te weten de vervallenverklaring van de Flora- en faunawet en de invoering van de Wet natuurbescherming. Deze intrekking is tenslotte het gevolg van het toevoegen van rubriek “Datum 06.08.10 datum overlijden” aan de verstrekking van de gegevens in de bijlage bij dit besluit.

6. Publicatie

Dit besluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Het besluit wordt tevens geplaatst op de internetpagina van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens, publicaties.rvig.nl.

Naar boven