Elektrotechnische Detailhandel

Opleidings- en Ontwikkelingsfonds 2020/2023

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 december 2019 tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Elektrotechnische Detailhandel

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van Techniek Nederland mede namens de overige partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partij ter ener zijde: Techniek Nederland;

Partijen ter andere zijde: FNV, CNV Vakmensen.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV en V is bepaald:

Artikel 1 Werkgever

Onder werkgever in deze overeenkomst wordt verstaan de in Nederland wonende natuurlijke persoon of de in Nederland gevestigde rechtspersoon, dan wel de maatschap, de vennootschap onder firma of de commanditaire vennootschap gevormd door twee of meer zodanige natuurlijke en/of rechtspersonen gezamenlijk, alsmede het in het Rijk in Europa gevestigde filiaal of bijkantoor van een daarbuiten wonende natuurlijke persoon en/of een daarbuiten gevestigde rechtspersoon (al dan niet geconstitueerd naar of vallend onder buitenlands recht), waarvoor op grond van artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007 (Staatsblad, 2007, 153) een verplichting tot inschrijving in het Handelsregister bestaat en bij wie het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers betrokken bij de werkzaamheden als omschreven in artikel 3 groter is dan de bij de overige activiteiten van werkgever en zich derhalve in belangrijke mate en in hoofdzaak (groter dan 50% van het aantal arbeidsuren) bezighoudt met elektrotechnische detailhandel.

Artikel 2 Werknemer

Onder werknemer wordt verstaan degene die tot een werkgever in dienstbetrekking staat in de zin van de sociale werknemersverzekeringen, tenzij in de hierna volgende artikelen of reglementen van de Stichting OFE-Detailhandel anders is bepaald.

Artikel 3 Werkingssfeer

In deze cao staan de afspraken die gelden voor de werkgever en de werknemer, die werkt in een onderneming, of een filiaal of bijkantoor van deze onderneming, die zich in belangrijke mate en in hoofdzaak (groter dan 50% van het aantal arbeidsuren) bezighoudt met de elektrotechnische detailhandel.

Hier wordt onder verstaan de verkoop, en/of verhuur van elektrotechnische artikelen aan consumenten en de verkoop van lokale (gas)verwarmingsapparaten voor huishoudelijk gebruik. Dit in combinatie met de levering en plaatsing van elektrotechnische artikelen.

Elektrotechnische artikelen zijn:

  • audio- en videoapparatuur

  • elektrische huishoudelijke apparatuur

  • bruin- en witgoedartikelen

  • telecommunicatie-apparatuur

  • accessoires behorend bij de hierboven genoemde apparaten.

Wanneer een onderneming zich daarnaast als nevenactiviteit bezig houdt met de verkoop of verhuur van bespeelde beeld- en geluiddragers, de reparatie van bovengenoemde artikelen, de verkoop en verhuur van elektrische kantoormachines, van installaties en lampen voor cosmetisch gebruik en de verkoop van onderdelen en accessoires, is deze CAO ook van toepassing.

Artikel 4 Opleidings- en ontwikkelingsfonds voor de elektrotechnische detailhandel – OFE Detailhandel

  • 1. In deze CAO wordt verstaan onder ‘OFE Detailhandel’ de Stichting Opleidings‑ en Ontwikkelingsfonds voor de elektrotechnische detailhandel – OFE Detailhandel, gevestigd te Zoetermeer. Nader te noemen ‘de Stichting’.

  • 2. De werkgever betaalt jaarlijks aan de Stichting een bijdrage, waarvan de hoogte wordt vastgesteld overeenkomstig het ter zake bepaalde in de Statuten en het financieringsreglement van de Stichting. Deze bijdrage bedraagt 0,35% van het loon in het kader van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen.

  • 3. De middelen van de Stichting worden aangewend conform het gestelde in artikel 3 van de statuten.

  • 4. De bepalingen van de Statuten en van het financieringsreglement van de Stichting worden geacht deel uit te maken van deze CAO.

Artikel 5 Scholing voor de elektrotechnische detailhandel

  • 1. Onder scholing wordt verstaan opleidingen en/of cursussen, die gericht zijn op het bijhouden of verbreden dan wel verdiepen van kennis en/of vaardigheden van de werknemer, die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn huidige en/of toekomstige functie in het bedrijf van de werkgever.

  • 2. De in lid 1 bedoelde opleidingen en/of cursussen worden aangewezen door het bestuur van het in artikel 4 genoemde Opleidings‑ en Ontwikkelingsfonds voor de elektrotechnische detailhandel – OFE Detailhandel.

  • 3. De wijze waarop en de voorwaarden waaronder scholing als in het voorgaande lid bedoeld wordt gegeven c.q. genoten, is nader bepaald in het ‘scholingsreglement’ dat een integraal onderdeel uitmaakt van deze overeenkomst.

BIJLAGE I STATUTEN VAN DE STICHTING OPLEIDINGS‑ EN ONTWIKKELINGSFONDS

VOOR DE ELEKTROTECHNISCHE DETAILHANDEL – OFE DETAILHANDEL.

Artikel 1 Omschrijvingen

In deze statuten wordt verstaan onder:

‘Elektrotechnische detailhandel’:

de bedrijfstak, zoals genoemd in artikel 3 van de CAO voor het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de elektrotechnische detailhandel ‘Werkgeversorganisatie’ respectievelijk de ‘Werknemersorganisaties’: de organisaties die partij zijn bij de in dit artikel bedoelde CAO‑bepalingen.

Artikel 2 Naam, zetel en duur

  • 1. De Stichting is genaamd: ‘Stichting Opleidings‑ en Ontwikkelingsfonds voor de elektrotechnische detailhandel – OFE Detailhandel’.

    Zij is gevestigd te 's-Gravenhage.

  • 2. De Stichting wordt opgericht voor onbepaalde tijd.

Artikel 3 Doel

De Stichting heeft ten doel het geheel of gedeeltelijk financieren en/of subsidiëren van de volgende kosten:

  • a. Het (doen) verrichten van scholingsactiviteiten, ontwikkelen van lesmateriaal, vormings- en ontwikkelingswerk en het informeren hierover, ten behoeve van werkgevers en werknemers, teneinde een goede werking van de arbeidsmarkt in de elektrotechniek te bewerkstellingen en de employability van werknemers in de elektrotechniek te verbeteren;

  • b. Het (doen) bevorderen en stimuleren van de opleiding van jeugdigen en anderen in het (beroeps)onderwijs ten behoeve van de elektrotechniek, alsmede het voorlichten hierover;

  • c. Het (doen) waarborgen, bevorderen, ontwikkelen en verzorgen van bij-, her-, na- en omscholing van werkgevers en werknemers die in de elektrotechniek werkzaam zijn, alsmede het voorlichten hierover, om op deze wijze de vakbekwaamheid van werkgevers en werknemers in de bedrijfstak te bewerkstelligen respectievelijk te verhogen;

  • d. Het (doen) verzorgen van werkgelegenheidtrajecten voor arbeidsgehandicapten, mensen zonder werk of met werkloosheid bedreigde werknemers door middel van het aanbieden van een (vak-)opleiding ter vervulling van vacatures in de elektrotechniek;

  • e. Het (doen) bevorderen van de arbeidsdeelname van vooral vrouwen in de bedrijfstrak en blijvende arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen in de bedrijfstak.

  • f. Het doen van onderzoek en het publiceren daarvan naar en vertalen van het belang voor de elektrotechniek van (nieuwe) technologische ontwikkelingen ter bevordering van een goede vakbekwaamheid voor alle werknemers en werkgevers;

  • g. Het (doen) verrichten van en informeren over onderzoek op de hierboven genoemde terreinen met het oog op het ontwikkelen van opleidings- en scholingsbeleid voor alle werknemers en werkgevers op bedrijfs- en sectorniveau in de elektrotechniek;

  • h. De inzet van adviseurs, die het bestuur ondersteunen bij zijn activiteiten en die tevens voorlichting en informatie met name op het gebied van scholing, vorming, arbeidsomstandigheden en arbeidsmarktbeleid aan ondernemingen in de elektrotechniek kunnen verstrekken.

Artikel 4 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de Stichting bestaat uit zes leden, te weten drie werkgeversleden en drie werknemersleden.

  • 2. De werkgeversleden worden benoemd door Techniek Nederland;

    de werknemersleden worden benoemd door de werknemersorganisaties.

    De werkgeversleden benoemen uit hun midden de voorzitter.

    De functie van vice‑voorzitter wordt bekleed door een werknemerslid.

    De vice-voorzitter vervangt de voorzitter bij diens verhindering of afwezigheid. De werkgeversleden benoemen uit hun midden de secretaris en de penningmeester.

  • 3. De bestuursleden worden benoemd voor een periode van twee jaar; zij zijn terstond herbenoembaar. In tussentijdse vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

  • 4. De Stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de voorzitter en bij diens ontstentenis door de vice-voorzitter.

  • 5. Een bestuurslid kan te allen tijde door het orgaan dat hem benoemde worden geschorst of ontslagen.

Artikel 5 Bestuursbevoegdheden

Het bestuur is belast met het besturen van de zaken der Stichting en het beheer van haar vermogen; het bestuur is bevoegd om met inachtneming van het in deze statuten bepaalde, over het vermogen van de Stichting te beschikken.

Artikel 6 Waarnemer

Indien door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de wens te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur en de bedoelde Minister een waarnemer toegelaten. Deze waarnemer is gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen. Hij ontvangt alle ter zake dienende stukken.

Artikel 7 Bureau

Het bestuur kan de uitvoering van alle of een gedeelte van de werkzaamheden, verbonden aan het secretariaat en het penningmeesterschap, zomede andere door het bestuur te bepalen taken, voor rekening van de Stichting opdragen aan derden.

Artikel 8 Besluitvorming

  • 1. Het bestuur kan slechts geldige besluiten nemen in een vergadering, waarin ten minste vier bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn.

    Zijn in een vergadering minder dan vier bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd, dan wordt een tweede vergadering bijeengeroepen, te houden ten minste twee weken en ten hoogste vier weken nadien, in welke tweede vergadering omtrent de onderwerpen, welke in de eerste vergadering op de agenda waren geplaatst doch waarover in die vergadering bij gebrek aan quorum niet besloten kon worden, rechtsgeldig besloten kan worden ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuursleden.

    Bestuursleden kunnen zich ter vergadering door een medebestuurslid doen vertegenwoordigen, mits door middel van een schriftelijke volmacht.

  • 2. Voor de totstandkoming van een besluit bij stemming is, tenzij bij deze statuten anders is bepaald, de meerderheid vereist van het aantal uitgebrachte stemmen.

  • 3. Een werkgeverslid brengt een aantal stemmen uit dat gelijk is aan het aantal aan de stemming deelnemende werknemersleden; een werknemerslid brengt een aantal stemmen uit, dat gelijk is aan het aantal aan de stemming deelnemende werkgeversleden.

  • 4. Stemmingen over zaken geschieden mondeling. Bij de bepaling van de stemmenmeerderheid blijven blanco stemmen en stemmen van onwaarde buiten beschouwing.

  • 5. Stemmingen over personen geschieden schriftelijk. Bij bepaling van de stemmenmeerderheid blijven stemmen van onwaarde buiten beschouwing.

  • 6. Indien een voorstel zaken betreft wordt het bij staking van stemmen als verworpen beschouwd.

  • 7. Indien bij stemming over personen bij eerste stemming geen meerderheid wordt verkregen zal een tweede stemming plaats hebben.

    Indien ook dan geen meerderheid verkregen wordt zal bij een tussenstemming worden beslist tussen welke twee personen zal worden herstemd. Staken bij een tussenstemming of een herstemming de stemmen, dan beslist het lot.

Artikel 9 Inkomsten en uitgaven

  • 1. De geldmiddelen van de Stichting bestaan uit:

    • a. bijdragen van ondernemers ingevolge een desbetreffende algemeen verbindend verklaarde bepaling van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de OFE-detailhandel;

    • b. bijdragen in de kosten in verband met deelname aan scholingsactiviteiten;

    • c. de inkomsten uit het vermogen van de Stichting;

    • d. andere inkomsten.

  • 2. De Stichting heft geen andere bijdragen dan die, welke zijn vastgesteld bij of krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst voor de OFE-detailhandel.

  • 3. De hiervoor in de leden 1 en 2 genoemde middelen kunnen worden aangewend voor de gehele of gedeeltelijke financiering dan wel subsidiëring van:

    • a. de uitgaven voortvloeiend uit de realisatie van hetgeen in artikel 3 is omschreven;

    • b. administratieve kosten en beheerskosten.

  • 4. Bij een aanvraag van subsidie dient een gespecificeerde begroting, overeenkomstig hetgeen is beschreven in artikel 3 van de statuten, betreffende de besteding van de gelden, te worden ingezonden.

    Jaarlijks dient de subsidie ontvangende instelling een door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring te overleggen over de besteding van subsidiegelden, welke verklaring (tenminste) moet zijn gespecificeerd volgens hetgeen in artikel 3 is beschreven. Deze verklaring is integraal onderdeel van het (financiële) jaarverslag.

  • 5. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting casu quo de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.

Artikel 10 Begroting

  • 1. Uiterlijk in de maand november biedt de penningmeester aan het bestuur de begroting van inkomsten en uitgaven voor het eerstkomende kalenderjaar aan. De begroting omvat:

    • a. de inkomsten als bedoeld in artikel 9 leden 1 en 2 van de statuten;

    • b. de uitgaven als bedoeld in artikel 9 leden 3 tot en met 5 van de statuten, waarbij:

      • 1. de uitgaven als bedoeld in artikel 9 lid 3 onder a worden gespecificeerd overeenkomstig hetgeen in artikel 3 is omschreven;

      • 2. de administratieve en beheerskosten als bedoeld in artikel 9 lid 3 onder b worden gespecificeerd naar kosten van administratie en bestuur en eventuele andere kosten.

  • 2. De begroting is beschikbaar voor betrokken werkgevers en werknemers en wordt tevens ten kantore van de stichting ter inzage gelegd en zal op verzoek worden toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 11 Financieringsreglement

Het bestuur van de Stichting stelt een financieringsreglement vast, waarin tenminste zijn geregeld de hoogte van de heffing en de wijze van incassering daarvan. Bepalingen in dit financieringsreglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten.

Artikel 12 Jaarverslag, rekening en verantwoording

  • 1. Uiterlijk in de maand juni brengt de secretaris aan het bestuur verslag uit van de werkzaamheden der Stichting in het voorafgaande kalenderjaar, en legt de penningmeester rekening en verantwoording af over het door hem in de genoemde periode gevoerde beheer. De rekening en verantwoording vindt plaats onder overlegging van een rapport van een door het bestuur benoemde registeraccountant.

  • 2. Het bestuur van de stichting stelt jaarlijks een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de stichting en van de ontwikkeling daarvan gedurende het boekjaar; in dit verslag wordt door het bestuur rekenschap van het gevoerde beleid afgelegd. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3. Het verslag moet overeenkomstig hetgeen in artikel 3 is beschreven zijn gespecificeerd en gecontroleerd door een door het bestuur aangewezen externe registeraccountant, uit welke stukken moet blijken dat de uitgaven overeenkomstig de bestedingsdoelen zijn gedaan.

  • 4. Het verslag en de accountantsverklaring wordt ter inzage van de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers overlegd:

    • a. ten kantore van de Stichting;

    • b. op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 5. Het verslag en de accountantsverklaring wordt op aanvraag van de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 13 Werkgeversbijdragen

  • 1. De methode van berekening van de bijdrage, genoemd in artikel 9 lid 1 sub a, alsmede de wijze van incassering daarvan worden bij reglement als bedoeld in artikel 15 vastgesteld.

  • 2. De hoogte van de in het vorige lid bedoelde bijdrage wordt door het bestuur van de Stichting vastgesteld.

  • 3. Tot gerechtelijke invordering der bijdragen wordt niet overgegaan dan krachtens besluit van het bestuur.

Artikel 14 Belegging van geldmiddelen

  • 1. Voorzover gelden van de Stichting voor belegging beschikbaar zijn, worden deze gelden door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

    De geldmiddelen van de Stichting mogen niet risicodragend worden uitgezet.

  • 2. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen, en de wijze van verrekening vaststellen.

Artikel 15 Reglementen

  • 1. Het bestuur kan, onverminderd het bepaalde in artikel 11, voor de uitvoering van zijn taak één of meer reglementen vaststellen.

  • 2. De in lid 1 bedoelde reglementen mogen geen bepalingen bevatten welke in strijd zijn met deze statuten.

Artikel 16 Statutenwijziging

  • 1. Het bestuur is bevoegd bij notariële akte de statuten te wijzigen.

  • 2. Een besluit als bedoeld in lid 1 kan slechts worden genomen met algemene stemmen in een bestuursvergadering waarin alle bestuursleden aanwezig of, ingeval van ontstentenis, door een schriftelijk gemachtigde vertegenwoordigd zijn.

Artikel 17 Verantwoording aan werkgevers- en werknemersorganisaties

Jaarlijks, uiterlijk in de maand december, brengt het bestuur omtrent het gevoerde en te voeren beleid, verslag uit aan Techniek Nederland en de werknemersorganisaties, zulks onder overlegging van het jaarverslag van de secretaris en het accountantsrapport als bedoeld in artikel 12.

Artikel 18 Ontbinding

  • 1. Het bestuur is bevoegd de Stichting te ontbinden.

    De bepaling van artikel 15, lid 2 is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De Stichting wordt bovendien ontbonden indien het doel van de statuten is bereikt of niet meer bereikt kan worden; voorts door haar insolventie nadat zij in staat van faillissement is verklaard of door opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel, zomede door rechterlijke uitspraak in de bij de wet genoemde gevallen.

Artikel 19 Vereffening

  • 1. De vereffening geschiedt door het bestuur.

  • 2. De Stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan indien en voorzover dit voor de vereffening van haar zaken nodig is.

  • 3. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten voor zoveel mogelijk en nodig van kracht.

  • 4. Het bestuur bepaalt welke bestemming, na betaling van alle schulden, aan de overgebleven bezittingen van de Stichting zal worden gegeven, met dien verstande, dat het saldo zal worden bestemd voor een doel, dat het doel van de Stichting zoveel mogelijk nabij komt.

Artikel 20 Slotbepaling

In alle gevallen waarin de statuten of reglementen van de Stichting niet voorzien, beslist het bestuur.

BIJLAGE II SCHOLINGSREGLEMENT VAN DE STICHTING OPLEIDINGS‑ EN ONTWIKKELINGSFONDS VOOR DE ELEKTROTECHNISCHE DETAILHANDEL – OFE DETAILHANDEL.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

de werkgever:

de werkgever in de bedrijfstak als omschreven in artikel 1 van de CAO Opleidings‑ en Ontwikkelingsfonds voor de elektrotechnische detailhandel – OFE Detailhandel

de werknemer:

Onder werknemer wordt verstaan degene die tot een werkgever in dienstbetrekking staat in de zin van de sociale werknemersverzekeringen.

Deze CAO is niet van toepassing op:

  • bestuurders van naamloze vennootschappen of van besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, die als zodanig zijn ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • diegene die op 1 januari van het jaar waarover de bijdrage is verschuldigd, de AOW- gerechtigde leeftijd heeft bereikt;

  • vakantiewerkers

  • uitzendkrachten.

het OFE Detailhandel:

de Stichting Opleidings‑ en Ontwikkelingsfonds voor de elektrotechnische detailhandel – OFE Detailhandel;

scholing:

de door het bestuur van het OFE Detailhandel aangewezen opleidingen en/of cursussen, die gericht zijn op het bijhouden of verbreden dan wel verdiepen van kennis en/of vaardigheden van de werknemer, die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van diens huidige en/of toekomstige functie in het bedrijf van de werkgever;

Artikel 2 Scholing

  • 1. Het bestuur van het OFE Detailhandel wijst ‑ na advies van Techniek Nederland – de opleidingen en/of cursussen in het kader van de scholing aan en doet daarvan periodiek mededeling.

  • 2. Het bestuur van het OFE Detailhandel wijst aan welke kosten verband houdende met het opzetten en uitvoeren van de onder lid 1 bedoelde opleidingen en/of cursussen geheel of gedeeltelijk door haar gefinancierd dan wel gesubsidieerd worden

Artikel 3 Scholingsaanvragen en plaatsing

  • 1. De werknemer die scholing wenst te volgen dient daartoe een ‑ ten blijke van diens instemming mede door de werkgever ondertekend ‑ schriftelijk verzoek in, door inzending van één of meer formulieren, waarvan het model door het OFE Detailhandel is vastgesteld, onder bijvoeging van de naar het oordeel van het bestuur van het OFE Detailhandel benodigde stukken.

  • 2. De bescheiden in het vorige lid bedoeld dienen ten minste twee maanden voor de datum waarop de cursus c.q. opleiding vermoedelijk wordt gehouden te zijn ingezonden.

  • 3. De werknemer ontvangt, door middel van zijn werkgever, bericht van plaatsing in de door hem gewenste cursus of opleiding, door of namens het OFE Detailhandel.

  • 4. De geplaatste werknemer is niet gerechtigd de scholing te volgen indien hij, tussen het moment van aanvraag van scholing c.q. plaatsing in een cursus en het moment van de cursus, van werkgever is veranderd.

  • 5. De werknemer wordt niet geplaatst indien ten behoeve van de werkgever waarbij de werknemer in dienst is in het betreffende jaar al meer cursusdagdelen zijn toegekend dan de werkgever, werknemers, omgerekend naar volledige dienstverbanden, in dienst heeft.

Artikel 4 Uitvoering

  • 1. De werkzaamheden, verband houdend met de uitvoering van het gestelde in dit reglement, kan het OFE Detailhandel opdragen aan c.q. doen uitvoeren door derden.

  • 2. Zowel de werkgever als de werknemer zijn verplicht alle gegevens en inlichtingen te verschaffen, alsmede elke medewerking te verlenen die noodzakelijk wordt geacht door personen of instellingen die, door of namens het OFE Detailhandel, met de uitvoering van het gestelde in dit reglement dan wel de controle daarop belast zijn.

  • 3. Personen en/of instellingen die met de uitvoering van het gestelde in dit reglement zijn belast mogen al hetgeen hun in de uitoefening van hun taak blijkt of bekend wordt niet verder bekend maken dan die taakuitoefening met zich brengt, tenzij het bestuur van het OFE Detailhandel anders beslist.

Artikel 5 Bijzondere gevallen

  • 1. Het bestuur van het OFE Detailhandel is bevoegd ingeval van bijzondere hardheid of in onvoorziene gevallen die beslissingen te nemen die naar zijn oordeel juist zijn, ook indien daardoor zou worden afgeweken van het bepaalde in dit reglement, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met de statuten van het OFE Detailhandel.

Artikel 6 Algemene bepalingen

  • 1. Het bestuur van het OFE Detailhandel is te allen tijde gerechtigd opleidingen en/of cursussen, waarvoor reeds berichten van plaatsing zijn verzonden, om haar moverende redenen te annuleren, zonder gehouden te zijn te dier zake enige schadevergoeding (hoe ook genaamd en uit welke hoofde dan ook) te betalen aan de geplaatste werknemer en/of diens werkgever.

  • 2. Het OFE Detailhandel en/of de derden als bedoeld in artikel 5 van dit reglement zijn niet aansprakelijk voor fouten (en/of voor daaruit voortvloeiende of daarmede verband houdende schade), gemaakt in het kader van de normale uitoefening van de werkzaamheden, in de lesstof, cursusmateriaal, syllabussen e.d. van de opleidingen c.q. cursussen.

BIJLAGE III FINANCIERINGSREGLEMENT

als bedoeld in artikel 11 van de statuten van de Stichting Opleidings‑ en Ontwikkelingsfonds voor de elektrotechnische detailhandel – OFE Detailhandel.

Artikel 1

In dit reglement wordt verstaan onder:

het OFE Detailhandel:

de Stichting Opleidings‑ en Ontwikkelingsfonds voor de elektrotechnische detailhandel – OFE Detailhandel;

de werkgever:

de werkgever in de bedrijfstak als omschreven in artikel 1 van de CAO Opleidings‑ en Ontwikkelingsfonds voor de elektrotechnische detailhandel – OFE Detailhandel

de werknemer:

Onder werknemer wordt verstaan degene die tot een werkgever in dienstbetrekking staat in de zin van de sociale werknemersverzekeringen.

Deze CAO is niet van toepassing op:

  • bestuurders van naamloze vennootschappen of van besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, die als zodanig zijn ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • diegene die op 1 januari van het jaar waarover de bijdrage is verschuldigd, de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt;

  • vakantiewerkers

  • uitzendkrachten.

TKP Pensioenbeheer:

Uitvoeringsinstantie van de regeling.

de loonsom:

het loon in de zin van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen, met uitzondering van uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Wet Inkomensvoorziening naar Arbeidsvermogen, Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Werkloosheidswet en hierop door de werkgever verstrekte aanvullingen.

Het loon dat meer heeft bedragen dan het bedrag dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van het bij artikel 17, eerste lid van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen vastgestelde bedrag met het aantal dagen waarover door de werknemer in een kalenderjaar als zodanig loon is genoten, blijft buiten aanmerking.

Voor de berekening van het aantal dagen waarover door de werknemer loon is genoten, wordt het gemiddeld aantal dagen per week geacht niet meer dan vijf te bedragen.

Artikel 2

De werkgever is jaarlijks aan het OFE Detailhandel een bijdrage verschuldigd, welke door het bestuur van het OFE Detailhandel wordt vastgesteld en welke bijdrage is gebaseerd op een percentage van de loonsom als bedoeld in artikel 1 van dit reglement. Deze bijdrage bedraagt 0,35% van het loon in het kader van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen. De werkgever is gehouden de door hem verschuldigde bijdrage binnen 30 dagen na ontvangst van een nota, welke de vorm kan hebben van een acceptgirokaart van het OFE Detailhandel, aan het OFE Detailhandel te voldoen.

Artikel 3

Uit de bijdragen als bedoeld in artikel 2 worden – indien en zolang de middelen zulks naar het oordeel van het bestuur van het OFE Detailhandel toelaten – de kosten bestreden van c.q. verband houdend met de scholing als bedoeld in artikel 3 sub a en b van de statuten, voor zover die kosten blijkens statutaire en/of reglementaire bepalingen ten laste komen van het O en O fonds, terwijl uit de bijdrage ook worden bestreden de kosten van c.q. verband houdende met de doeleinden omschreven in artikel 3 sub c t/m h van de statuten.

Artikel 4

  • 1. De administratie van de werkgeversbijdrage als bedoeld in dit reglement zal worden verricht door TKP Pensioenbeheer.

  • 2. Overigens kan het OFE Detailhandel de werkzaamheden verband houdend met de uitvoering van het gestelde in dit reglement opdragen aan c.q. doen uitvoeren door derden.

  • 3. Personen en/of instellingen die met de uitvoering van het gestelde in dit reglement zijn belast mogen al hetgeen hun in de uitoefening van hun taak blijkt of bekend wordt niet verder bekend maken dan dat die taakuitoefening met zich brengt.

Artikel 5

  • 1. De werkgever is gehouden jaarlijks desverzocht aan het OFE Detailhandel opgave te verstrekken van zijn loonsom en van het aantal daarbij betrokken werknemers bij gebreke waarvan het OFE Detailhandel gerechtigd is de betreffende gegevens naar beste weten te schatten.

  • 2. Het bestuur van het OFE Detailhandel is gerechtigd de controle op de eerderbedoelde loonsom te doen uitoefenen door een van de inspecteurs van TKP Pensioen aan wie de werkgever gehouden is alle noodzakelijke gegevens ter inzage te verstrekken en voorts iedere medewerking te verlenen, opdat de inspecteur zijn taak naar behoren kan vervullen.

  • 3. Het bestuur van het OFE Detailhandel is gerechtigd bovengenoemde controle ook te doen uitoefenen door een door haar aan te wijzen registeraccountant, aan wie dezelfde medewerking moet worden verleend als hiervoor omschreven voor de inspecteur van TKP.

Artikel 6

De geldmiddelen van het OFE Detailhandel mogen niet risicodragend worden uitgezet.

Artikel 7

Jaarlijks bepaalt het bestuur van het OFE Detailhandel tijdens het vaststellen van de begroting welk bedrag door het OFE Detailhandel zal worden aangewend voor de activiteiten als genoemd in artikel 3 van de statuten van het fonds.

Artikel 8

De door de werkgever te verstrekken gegevens zullen uitsluitend worden aangewend voor de in de statuten van het OFE Detailhandel omschreven doeleinden.

Dictum II

De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2023.

Dictum III

Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. Dit betekent in het licht van de gelijke behandelingswetgeving dat ten aanzien van bepalingen waarin onderscheid wordt gemaakt terwijl daarvoor een objectieve rechtvaardiging vereist is, partijen in de uitvoeringspraktijk moeten zorgen voor een legitiem doel waarbij de ingezette middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.

Dictum IV

Voor zover in de in dictum I opgenomen bepalingen wordt verwezen naar informatie die gepubliceerd is op een website, geldt dat de informatie zoals opgenomen op die website geen onderdeel uit maakt van dit besluit tot algemeenverbindendverklaring. Deze informatie wordt aangemerkt als toepassingspraktijk van cao-bepalingen, zoals bedoeld in paragraaf 3.1. van het Toetsingskader AVV. De inhoud van deze informatie valt niet onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Uitgezonderd zijn de verwijzingen die wettelijk zijn toegestaan.

Dictum V

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2020 en vervalt met ingang van 1 januari 2024 en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 23 december 2019

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes

Naar boven