Intrekking verkeersbesluit, maximale parkeerduur algemene gehandicaptenparkeerplaatsen

Logo Zoetermeer

Namens burgemeester en wethouders van Zoetermeer,

daartoe bevoegd op grond van:

  • -

    artikel 18, lid 1, sub d, van de Wegenverkeerswet 1994,

  • -

    het mandaatbesluit van burgemeester en wethouders waarbij die bevoegdheid is gemandateerd aan de directeur van de directie Stad en diens besluit tot het verlenen van ondermandaat,

de manager van de afdeling Stadsbeheer,

 

gehoord de verkeerscommissie van deze gemeente waarin ook de verkeersadviseur van de Politie Eenheid Den Haag zitting heeft en waarmee is voldaan aan de instructie zoals opgenomen in artikel24 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

 

gelet op hetgeen ten aanzien hiervan overigens in de Wegenverkeerswet 1994, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna te noemen RVV 1990) en het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer is bepaald;

 

gelet vervolgens op het gegeven dat de in dit besluit aan de orde komende wegen, straten of parkeervoorzieningen openbaar in de zin van de Wegenwet zijn en binnen de bebouwde kom van Zoetermeer als bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994 liggen;

 

besluit:  

  • 1.

    in te trekken het verkeersbesluit van 2 juli 2019, kenmerk 063747993, waarbij is besloten om, wanneer daartoe aanleiding is, met de nodige bebording en met toepassing artikel 26, lid 2 en artikel 85, lid 3, van het RVV 1990 te regelen dat met gebruikmaking van een parkeerschijf niet langer dan drie uur mag worden geparkeerd op de algemene gehandicaptenparkeerplaatsen waarop nog geen parkeerduurbeperking van kracht is en op nieuw vast te stellen algemene gehandicaptenparkeerplaatsen;

  • 2.

    bij sub 1 aan te tekenen, dat dit besluit geen gevolgen heeft voor de gehandicaptenparkeerplaatsen waarop al een parkeerduurbeperking van drie uur van kracht is;

  • 3.

    vast te leggen dat aan dit besluit de volgende overwegingen ten grondslag liggen:

 

aanleiding tot het ingetrokken verkeersbesluit van 2 juli 2019 (kort samengevat weergegeven):  

  • -

    geconstateerd is dat het regelmatig voorkomt dat gehandicapten waarvoor de algemene gehandicaptenparkeerplaatsen niet bedoeld zijn hun voertuig desondanks langdurig en veelvuldig en soms zelfs nagenoeg permanent op zulke gehandicaptenparkeerplaatsen parkeren;

  • -

    om dat oneigenlijke parkeren tegen te gaan en om die parkeerplaatsen in voldoende mate beschikbaar te houden voor voertuigen van gehandicapte bezoekers van voorzieningen of bezoekers van bewoners van woningen of wooncomplexen, is het wenselijk geacht de maximale parkeerduur op algemene gehandicaptenparkeerplaatsen vast te stellen op drie uur;

  • -

    dat is een maatregel waarin de wetgeving voorziet en die vanwege het al beschreven oneigenlijke gebruik al voor diverse algemene gehandicaptenparkeerplaatsen van kracht is;

   

aanleiding tot het in sub 1 beschreven besluit:  

  • -

    het beschreven ingetrokken verkeersbesluit heeft tot geleid veel reacties en een bezwaarschrift;

  • -

    die reacties en het bedoelde bezwaar hebben tot een heroverweging van het besluit van 2 juli 2019 geleid;

  • -

    geconcludeerd kan worden dat de aan dat besluit en grondslag liggende doelstelling (het tegengaan van oneigenlijk gebruik) over het algemeen genomen wel wordt onderschreven, maar dat bezwaar bestaat tegen de manier waarop het bereiken van die doelstelling voor ogen staat;

  • -

    daarbij wordt onder meer aangevoerd dat de maximale parkeerduur van drie uur in veel gevallen te kort is, bijvoorbeeld voor deelname aan een vergadering, een bezoek aan het ziekenhuis of bij winkelen of verblijven in het Stadshart;

  • -

    geconcludeerd is daarom dat de handelwijze waarvan tot het besluit van 2 juli 2019 sprake was een betere methode is om het beoogde doel te bereiken;

  • -

    die handelwijze voorzag erin dat de situatie per algemene gehandicaptenparkeerplaats werd beoordeeld en waarbij werd ingespeeld op concrete aanwijzingen van het oneigenlijke gebruik en op de belangen van de doelgroep (en de gangbare duur van hun verblijf) en waarbij rekening werd gehouden met de aard van de voorziening waarvoor die parkeerplaatsen zijn bedoeld;

  • -

    besloten is daarom het in sub 1 genoemde besluit van 2 juli 2019 in te trekken en in het vervolg weer de handelen zoals voor dat besluit het geval was en daarbij ook het advies van de Toegankelijkheidsraad in te winnen, dan wel op advies van die raad te besluiten;

  • -

    die handelwijze is ook gevolgd ten aanzien van de algemene gehandicaptenparkeerplaatsen waar al een maximale parkeerduur van drie u geldt en zoals in sub 2 is vastgelegd, heeft onderhavig besluit dan ook geen consequenties voor die algemene gehandicaptenparkeerplaatsen;

  • -

    aan het in sub 1 beschreven besluit ligt ten grondslag de doelstelling in artikel 2, lid 1, sub c, van de Wegenverkeerswet 1994, in dit geval het waarborgen van de bruikbaarheid van de weg voor personen die vanwege hun handicap in het bezit zijn van een geldige gehandicaptenparkeerkaart;

 

de zorgvuldigheid: 

  • -

    aan in sub 1 genoemd besluit is een uitvoerig onderzoek en een zorgvuldige voorbereiding voorafgegaan;

  • -

    daarbij is het advies gevolgd van personen met veel kennis van bereikbaarheidsaspecten die bij gehandicapten en het parkeren op de algemene gehandicaptenparkeerplaatsen aan de orde zijn;

  • -

    voorts is de gemeenteraad voorafgaand aan het in sub 1 beschreven besluit geïnformeerd;

  • -

    gehandeld is dan ook overeenkomstig de zorgvuldigheidsnorm die in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht is vastgelegd;

 

de belangenafweging: 

  • -

    zoals hiervoor is aangegeven, is met het in sub 1 beschreven besluit ingespeeld op de belangen van de gehandicapten die hun voertuig doorgaans op algemene gehandicaptenparkeerplaatsen parkeren en is gehandeld overeenkomstig de reacties van hen en heeft dat besluit – zoals in sub 2 is vastgelegd – geen gevolgen voor de algemene gehandicaptenparkeerplaatsen waar als een parkeerduurbeperking van drie uur geldt;

  • -

    met dit besluit is dan ook geen sprake is van een besluit met onevenredig nadelige gevolgen als bedoeld in artikel 3:4, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht.

Zoetermeer, 8 oktober 2019.

Namens burgemeester en wethouders van Zoetermeer,

de manager van de afdeling Stadsbeheer.

N.B.

Belanghebbenden die zich niet met dit besluit kunnen verenigen, hebben op grond van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de mogelijkheid om binnen zes weken na publicatie van dit besluit een gemotiveerd bezwaar in te dienen bij het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer (Postbus 15, 2700 AA Zoetermeer). Het indienen van een bezwaarschrift schorst de werking van dit besluit niet. Hiertoe kan op grond van het bepaalde in artikel 8:81 Awb een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening worden ingediend bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank ’s Gravenhage (sector bestuursrecht, Postbus 20302, 2500 EH Den Haag). In dat geval is het vereist dat een bezwaarschrift tegen het besluit is ingediend en dat sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van die voorziening.

Naar boven