Advies Raad van State betreffende Verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Dominicaanse Republiek inzake luchtvervoer tussen en via hun onderscheiden grondgebieden; Santo Domingo, 13 mei 2019 (Trb. 2019, 116)

Nader Rapport

Afdeling Verdragen

MINBUZA-2019.585665

’s-Gravenhage, 20 september 2019

Aan de Koning

Verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Dominicaanse Republiek inzake luchtvervoer tussen en via hun onderscheiden grondgebieden; Santo Domingo, 13 mei 2019 (Trb. 2019, 116)

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 29 augustus 2019, no.2019001751, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk haar advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 4 september 2019, nr. W02.19.0283/II/K, bied ik U hierbij aan. De tekst van het advies is tevens hieronder opgenomen.

Bij Kabinetsmissive van 29 augustus 2019, no.2019001751, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Dominicaanse Republiek; Santo Domingo, 13 mei 2019 (Trb. 2019, 116), met toelichtende nota.

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk heeft geen opmerkingen over het verdrag.

De Afdeling adviseert het verdrag aan de beide Kamers der Staten-Generaal en de Staten van Sint Maarten te overleggen.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.

Het verdrag geeft de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

Ik moge U verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en aan de Staten van Sint Maarten.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok.

Advies Raad van State

No. W02.19.0283/II/K

's-Gravenhage, 4 september 2019

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 29 augustus 2019, no.2019001751, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Dominicaanse Republiek inzake luchtvervoer tussen en via hun onderscheiden grondgebieden; Santo Domingo, 13 mei 2019 (Trb. 2019, 116), met toelichtende nota.

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk heeft geen opmerkingen over het verdrag.

De Afdeling adviseert het verdrag aan de beide Kamers der Staten-Generaal en de Staten van Sint Maarten te overleggen.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.

De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk, Th.C. de Graaf.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Dominicaanse Republiek inzake luchtvervoer tussen en via hun onderscheiden grondgebieden; Santo Domingo, 13 mei 2019 (Trb. 2019, 116)

TOELICHTENDE NOTA

I. Inleiding

Het Verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Dominicaanse Republiek inzake luchtvervoer tussen en via hun onderscheiden grondgebieden (hierna: het verdrag) is het resultaat van onderhandelingen tussen de luchtvaartautoriteiten van Sint Maarten en de Dominicaanse Republiek. Deze onderhandelingen vonden plaats tijdens de ICAO Air Services Negotiation Event (ICAN) op 13 december 2013 in Durban, Zuid-Afrika. Aanleiding voor die onderhandelingen was de wens van de partijen om de luchtvaartrelatie tussen Sint Maarten en de Dominicaanse Republiek in een verdrag te regelen om daarmee handel, toerisme en investeringen te bevorderen. Het verdrag strekt ertoe de luchtvaartverbindingen tussen Sint Maarten en de Dominicaanse Republiek te regelen en valt vanwege de liberale inhoud in de categorie ‘Open Skies’, waarin wordt voorzien in een zo groot mogelijke operationele en commerciële vrijheid voor de luchtvaartmaatschappijen.

Het verdrag betreft verplichtingen tussen staten, maar bevat naar het oordeel van de regering enkele een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan de door de Dominicaanse Republiek aangewezen luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks rechten toekennen. Het betreft artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b (verlening exploitatievergunning), artikel 3, derde lid (aanvangen exploitatie na ontvangst vergunning) en de te exploiteren routes als vervat in bijlage I bij het verdrag. Verder worden aan de door respectieve partijen aangewezen luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks rechten toegekend of plichten opgelegd, met name in de bepalingen met betrekking tot toepassing van wetten (artikel 5), commerciële mogelijkheden (artikel 8), douanerechten en heffingen (artikel 9), lokale belastingen (artikel 10), gebruikersheffingen (artikel 11), eerlijke concurrentie (artikel 12), capaciteit (artikel 13) en tarieven (artikel 14).

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)

Artikel 1 bevat omschrijvingen van enkele in het verdrag voorkomende, voor luchtvaartverdragen gebruikelijke, begrippen.

Artikel 2 (Verlening van rechten)

In artikel 2 worden de rechten opgesomd die de luchtvaartmaatschappijen onder het verdrag mogen uitvoeren waaronder het recht van overvlucht en technische landing en rechten elders omschreven in het verdrag. Het zesde lid bepaalt dat er geen commerciële verkeersrechten mogen worden uitgeoefend door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de Dominicaanse Republiek tussen Sint Maarten en Nederland (inclusief Saba, Sint Eustatius en Bonaire), tussen Sint Maarten en Curaçao, en tussen Sint Maarten en Aruba. Het zevende lid bepaalt dat de door Sint Maarten en de Dominicaanse Republiek aangewezen luchtvaartmaatschappijen, op de overeengekomen routes, gebruik kunnen maken van het vijfde vrijheid verkeersrecht nadat de luchtvaartautoriteiten van beide partijen daarmee wederzijds hebben ingestemd. Deze kunnen in uitvoerende regelingen worden vastgelegd.

Artikel 3 (Aanwijzing en verlening van vergunningen) en artikel 4 (Intrekking van vergunningen)

Voor het uitvoeren van de overeengekomen diensten wordt in artikel 3 de aanwijzing van een of meer luchtvaartmaatschappijen geregeld. Ook wordt bepaald onder welke voorwaarden de benodigde vergunningen worden verleend. Artikel 4 geeft de luchtvaartautoriteiten van elke partij het recht om de aan de door de andere partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen de vergunningen in te trekken, te schorsen, te beperken of hieraan voorwaarden te verbinden.

Artikel 5 (Toepassing van wetten)

In artikel 5 wordt bepaald dat het vliegen met en de exploitatie van de luchtvaartuigen van de ene partij dienen te voldoen aan de wetten en voorschriften van de andere partij met betrekking tot toelating tot, het verblijf binnen of het vertrek uit het grondgebied van de andere partij. Dit geldt ook voor passagiers, bemanning of vracht.

Artikel 6 (Veiligheid) en artikel 7 (Beveiliging van de luchtvaart)

De bepalingen inzake de veiligheid en de beveiliging van de luchtvaart zijn neergelegd in artikel 6 en artikel 7. In het eerste lid van artikel 6 wordt bepaald dat bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van bevoegdheid en vergunningen uitgegeven door de ene partij en die nog niet verlopen zijn, zullen worden erkend door de andere partij, mits deze voldoen aan de minimale eisen van het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Stb. 1947, H 165 en Trb. 1959, 45) (Verdrag van Chicago). In deze artikelen zijn verder een procedure en een aanpak (inclusief de zogenaamde platforminspecties) geregeld indien Sint Maarten of de Dominicaanse Republiek twijfels heeft over de wijze waarop de veiligheids- en beveiligingsstandaard door de andere partij wordt nageleefd en gecontroleerd. Bij gerede twijfel kunnen consultaties plaatsvinden. Indien maatregelen uitblijven, bieden het derde lid van artikel 6 en het vijfde en zesde lid van artikel 7 de mogelijkheid om de vluchtuitvoering door de luchtvaartmaatschappijen van en naar elkaars grondgebied te weigeren, in te trekken, te schorsen, te beperken of hieraan voorwaarden te verbinden. Verder wordt verwezen naar de door de ICAO vastgestelde veiligheids- en beveiligingsstandaarden, die voor zover van toepassing bij de wederzijdse luchtvaartbetrekkingen tussen Sint Maarten en de Dominicaanse Republiek, in acht moeten worden genomen.

Artikel 8 (Commerciële mogelijkheden)

Artikel 8 biedt de aangewezen luchtvaartmaatschappijen de mogelijkheid om commerciële activiteiten uit te voeren zoals het vestigen van kantoren bestemd voor verkoop van luchtvervoer op het grondgebied van de andere partij en om gespecialiseerd personeel te zenden naar en te doen verblijven op het grondgebied van de andere partij in overeenstemming met de wetten en voorschriften van de andere partij inzake binnenkomst, verblijf en werk. Op grond van het derde lid heeft elke aangewezen luchtvaartmaatschappij het recht om op het grondgebied van de andere partij zelf haar gronddiensten te verrichten (‘self-handling’), of, naar haar keuze, de gronddiensten volledig of gedeeltelijk te laten verrichten door een agent van een concurrent. Het vijfde lid geeft het recht om inkomsten om te wisselen en over te maken. Verder staat het zesde lid de partijen toe commerciële samenwerkingsovereenkomsten, zoals code-sharing of lease-regelingen, aan te gaan. Ingevolge het zevende lid is het verrichten van intermodale diensten/vervoer door de lucht en over land en/of water toegestaan.

Artikel 9 (Douanerechten en heffingen)

Dit artikel bepaalt dat luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen die op de internationale routes onder het verdrag opereren, alsmede de normale uitrustingsstukken, voorraden, brandstof en smeermiddelen en proviand, op basis van wederkerigheid, vrijgesteld zijn van alle douanerechten en andere rechten of belastingen die elk van de partijen kan verlenen aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere partij op voorwaarde dat de normale uitrustingsstukken, voorraden, brandstof en smeermiddelen en proviand aan boord van het luchtvaartuig blijven totdat zij weer worden uitgevoerd of overeenkomstig de douanevoorschriften een andere bestemming hebben gekregen.

Artikel 10 (Lokale belastingen)

Artikel 10 bepaalt dat bij kwesties op het gebied van belastingheffing de partijen gehouden zijn aan hun nationale wetgeving, tenzij een verdrag inzake het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot het inkomen en het vermogen tussen partijen anders bepaalt.

Artikel 11 (Gebruikersheffingen)

In artikel 11 is overeengekomen dat de partijen geen gebruikersheffingen opleggen die hoger zijn dan gebruikersheffingen die aan de eigen luchtvaartmaatschappijen worden opgelegd voor vergelijkbaar internationaal vervoer en dat de gebruikersheffingen rechtvaardig, redelijk en niet discriminatoir moeten zijn.

Artikel 12 (Eerlijke concurrentie)

Artikel 12 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen op een gezonde, eerlijke en niet discriminatoire wijze concurreren bij de exploitatie van de routes.

Artikel 13 (Capaciteit)

Verder bepaalt artikel 13 dat de luchtvaartmaatschappijen op basis van commerciële marktoverwegingen hun capaciteit en frequentie mogen vaststellen en dat de partijen in beginsel geen eenzijdige beperkingen opleggen ten aanzien van capaciteit, frequentie of type luchtvaartuig van het internationale luchtvervoer. Het vierde lid bepaalt dat het indienen ter goedkeuring of het verstrekken van informatie met betrekking tot dienstregelingen, programma’s voor chartervluchten of exploitatieplannen, op de in dit lid beschreven uitzonderingen na, in beginsel geen voorwaarde is voor het exploiteren van het luchtvervoer. Indien een partij het verstrekken van informatie vereist, wordt ervoor gezorgd dat de administratieve belasting voor de luchtvaartmaatschappijen tot een minimum beperkt blijven.

Artikel 14 (Tarieven)

Artikel 14 bepaalt onder welke voorwaarden de aangewezen luchtvaartmaatschappijen de tarieven zelfstandig kunnen vaststellen en onder welke voorwaarden zij kunnen interveniëren.

Artikelen 15–22 (Procedurele bepalingen)

De artikelen 15 tot en met 22 bevatten louter procedurele standaardbepalingen met betrekking tot onder meer overleg (artikel 15), regeling van geschillen (artikel 16), wijzigingen (artikel 17), multilateraal verdrag (artikel 18), beëindiging (artikel 19), registratie bij de ICAO (artikel 20), toepasselijkheid (artikel 21) en inwerkingtreding (artikel 22).

Bijlagen

De bijlagen bij het verdrag maken integrerend onderdeel uit van het verdrag. Bijlage I bevat de routetabel die de overeengekomen diensten specificeert voor de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide partijen. Bijlage II bevat bepalingen over chartervluchten. De luchtvaartautoriteiten en de luchtvaartmaatschappijen kunnen ter invulling van deze bijlagen alleen binnen de door het verdrag gestelde kaders opereren.

Bijlage I bij het verdrag, voor zover het de routetabel betreft, is aan te merken als uitvoerend van aard. Verdragen tot wijziging van dit deel van Bijlage I behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.

III. Koninkrijkpositie

Het verdrag zal ingevolge artikel 21 voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden alleen voor Sint Maarten gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Naar boven