Advies Raad van State inzake Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Federale Republiek Brazilië; 8 juli 2019 (Trb. 2019, 125)

Nader Rapport

Afdeling Verdragen

MINBUZA-2019.581965

’s-Gravenhage, 13 september 2019

Aan de Koning

Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Federale Republiek Brazilië; 8 juli 2019 (Trb. 2019, 125)

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 29 augustus 2019, no. 2019001750, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk haar advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 4 september 2019, nr. W02.19.0284/II/K, bied ik U hierbij aan. De tekst van het advies is tevens hieronder opgenomen.

Bij Kabinetsmissive van 29 augustus 2019, no.2019001750, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Federale Republiek Brazilië; Brasilia, 8 juli 2019 (Trb. 2019, 125), met toelichtende nota.

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk heeft geen opmerkingen over het verdrag.

De Afdeling adviseert het verdrag aan de beide Kamers der Staten-Generaal en de Staten van Sint Maarten te overleggen.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.

Het verdrag geeft de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

Ik moge U verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en aan de Staten van Sint Maarten.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok.

Advies Raad van State

No. W02.19.0284/II/K

’s-Gravenhage, 4 september 2019

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 29 augustus 2019, no. 2019001750, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Federale Republiek Brazilië; Brasilia, 8 juli 2019 (Trb. 2019, 125), met toelichtende nota.

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk heeft geen opmerkingen over het verdrag.

De Afdeling adviseert het verdrag aan de beide Kamers der Staten-Generaal en de Staten van Sint Maarten te overleggen.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.

De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk, Th.C. de Graaf.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Federale Republiek Brazilië; Brasilia, 8 juli 2019 (Trb. 2019, 125)

TOELICHTENDE NOTA

I. Inleiding

Het Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Federale Republiek Brazilië (hierna: het verdrag) is het resultaat van besprekingen tussen de luchtvaartautoriteiten van Sint Maarten en Brazilië. De onderhandelingen vonden op 10 december 2013 plaats tijdens de International Civil Aviation Negotiations (ICAN) te Durban, Zuid-Afrika. Aanleiding voor die besprekingen was de wens van de partijen om de luchtvaartrelatie tussen Sint Maarten en Brazilië in een verdrag te regelen om daarmee handel, toerisme en investeringen te bevorderen. Het verdrag valt vanwege de liberale inhoud in de categorie Open Skies, waarin wordt voorzien in een zo groot mogelijke operationele en commerciële vrijheid voor de luchtvaartmaatschappijen. Het afsluiten van een verdrag werd door beide partijen noodzakelijk geacht teneinde tegemoet te komen aan de ontwikkelingen in de luchtvaart en meer in het bijzonder om tegemoet te komen aan de commerciële en operationele wensen van de luchtvaartsector van beide partijen. Tevens zijn in het verdrag de standaardbepalingen ten aanzien van veiligheid en beveiliging van de luchtvaart opgenomen teneinde te voldoen aan de internationale verplichtingen ter zake.

Het verdrag betreft verplichtingen tussen staten, maar bevat naar het oordeel van de regering enkele een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan de door Brazilië aangewezen luchtvaartmaatschappijen het recht toekent op de verlening van een exploitatievergunning voor de overeengekomen diensten (artikel 3, tweede lid) en het aanvangen van de exploitatie van de overeengekomen diensten (artikel 3, derde lid) op de routes die omschreven zijn in de bijlage bij het verdrag. Verder worden aan de respectieve partijen aangewezen luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks rechten toegekend of plichten opgelegd, met name in de bepalingen met betrekking tot de toepassing van wetten (artikel 5), gebruikersheffingen (artikel 9), douanerechten (artikel 10), capaciteit (artikel 11), prijzen (artikel 12), mededinging (artikel 13), omwisseling van valuta en overmaking van inkomsten (artikel 14), commerciële activiteiten (artikel 15), operationele flexibiliteit (artikel 16) en goedkeuring van schema’s (artikel 18).

II. Artikelsgewijze toelichting

II.1. Verdrag

Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)

Artikel 1 bevat omschrijvingen van enkele in het verdrag voorkomende, voor luchtvaartverdragen gebruikelijke, begrippen.

Artikel 2 (Verlening van rechten)

In artikel 2 worden de (vervoers)rechten opgesomd die de (aangewezen) luchtvaartmaatschappijen onder het verdrag mogen uitvoeren waaronder het recht van overvlucht en technische landing. Het vierde lid bepaalt dat het niet toegestaan is om passagiers, bagage, vracht en post tussen bestemmingen op het grondgebied van de andere partij te vervoeren (cabotage).

Artikel 3 (Aanwijzing en verlening van vergunningen)

Voor het uitvoeren van de overeengekomen diensten wordt in het eerste lid van artikel 3 de aanwijzing voorzien van een of meer luchtvaartmaatschappijen per partij en het recht om die aanwijzing in te trekken of te wijzigen. In het tweede lid wordt bepaald onder welke voorwaarden de benodigde exploitatievergunningen worden verleend.

Artikel 4 (Weigering, intrekking en beperking van vergunningen)

Artikel 4 geeft de luchtvaartautoriteiten van elke partij het recht om de ingevolge het tweede lid van artikel 3 aan de door de andere partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen verstrekte exploitatievergunningen, hetzij tijdelijk, hetzij permanent, te weigeren, in te trekken, te schorsen of hieraan voorwaarden te verbinden in de gevallen genoemd in het eerste lid, onder a), b), c) en d), van het artikel.

Artikel 5 (Toepassing van wetten)

Artikel 5 behandelt de wetten en voorschriften die van toepassing zijn op binnenkomst op of vertrek uit haar grondgebied van vliegtuigen van de andere partij (eerste lid), op binnenkomst op, verblijf in of vertrek uit haar grondgebied van passagiers, bemanning en vracht (tweede lid), waarbij geen sprake mag zijn van discriminatie ten opzichte van luchtvaartmaatschappijen van de andere partij. Er mag geen voorkeur worden gegeven aan de eigen luchtvaartmaatschappijen bij de toepassing van de wetten en voorschriften op het gebied van onder andere immigratie, douane en quarantaine (derde lid).

Artikel 6 (Erkenning van certificaten en vergunningen)

Artikel 6 bepaalt dat bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van bevoegdheid en vergunningen die door de ene partij zijn uitgereikt of geldig verklaard en nog van kracht zijn, door de andere partij als geldig erkend moeten worden, mits deze bewijzen en vergunningen voldoen aan eisen die gelijk zijn aan of zwaarder zijn dan de minimumnormen die kunnen worden vastgesteld uit hoofde van het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Verdrag van Chicago) (Stb. 1947, H 165 en Trb. 1959, 45).

Artikel 7 (Veiligheid) en Artikel 8 (Beveiliging van de luchtvaart)

De artikelen 7 en 8 bevatten bepalingen met betrekking tot de veiligheid en beveiliging van de luchtvaart. Hierin zijn een procedure en een aanpak geregeld (inclusief zogenaamde platforminspecties) indien Sint Maarten of Brazilië twijfels heeft over de wijze waarop de veiligheids- en beveiligingsstandaard door de andere partij wordt nageleefd en gecontroleerd. Bij gerede twijfel kan overleg plaatsvinden. Indien maatregelen uitblijven, bieden de artikelen de mogelijkheid om de exploitatie van vluchten door de luchtvaartmaatschappijen van en naar elkaars grondgebied te weigeren en bieden het vierde lid van artikel 7 en het zevende lid van artikel 8, de mogelijkheid om de vergunningen te schorsen of daarvan af te wijken dan wel te weigeren, in te trekken, te schorsen of daaraan voorwaarden te verbinden. Verder wordt in beide artikelen verwezen naar de door de Internationale Organisatie voor de Burgerluchtvaart (ICAO) vastgestelde normen voor veiligheid en luchtvaartbeveiliging, die voor zover van toepassing bij de wederzijdse luchtvaartbetrekkingen tussen Sint Maarten en Brazilië, in acht moeten worden genomen.

Artikel 9 (Gebruikersheffingen)

In dit artikel wordt overeengekomen dat partijen ervoor zorgen dat gebruikersheffingen die aan de eigen luchtvaartmaatschappijen worden opgelegd niet hoger zijn dan die worden opgelegd aan de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij voor vergelijkbare internationale diensten.

Artikel 10 (Douanerechten)

Artikel 10, eerste lid, bevat een bepaling over volledige vrijstelling van importbeperkingen, douanerechten, accijnzen, inspectiekosten en andere nationale rechten en lasten die elk van de partijen, op basis van wederkerigheid, kan verlenen aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere partij voor zover dat is toegestaan door haar nationale wetgeving. Het derde lid bepaalt dat normale boorduitrustingsstukken alsmede de materialen en voorraden die normaal gesproken aan boord van het luchtvaartuig van een aangewezen luchtvaartmaatschappij blijven, alleen op het grondgebied van de andere partij mogen worden uitgeladen met toestemming van de douaneautoriteiten van die partij.

Artikel 11 (Capaciteit)

Artikel 11 bepaalt dat frequentie en capaciteit worden vastgesteld op basis van commerciële marktoverwegingen en dat er in beginsel geen eenzijdige beperkingen worden opgelegd ten aanzien van capaciteit, frequentie en type luchtvaartuig.

Artikel 12 (Prijzen)

Artikel 12 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen de prijzen zelfstandig kunnen vaststellen. Ingeval van oneerlijke concurrentie kunnen de luchtvaartautoriteiten van beide partijen in overleg treden in overeenstemming met artikel 19 van het verdrag.

Artikel 13 (Mededinging)

Artikel 13 bepaalt dat partijen, op verzoek, informatie moeten verschaffen met betrekking tot mededingingswetgeving, -beleid en -praktijken of wijzigingen daarvan.

Artikel 14 (Omwisseling van valuta en overmaking van inkomsten)

Artikel 14 bevat bepalingen over omwisseling van valuta en overmaking van inkomsten. Het vierde lid bepaalt dat in geval van een bijzondere overeenkomst ter voorkoming van dubbele belastingen of een bijzondere overeenkomst waarin de overdracht van gelden wordt geregeld, de bepalingen van dergelijke overeenkomsten zullen voorgaan.

Artikel 15 (Commerciële activiteiten)

Artikel 15 bevat bepalingen over commerciële activiteiten (waaronder verkoop en op de markt brengen van internationale luchtdiensten) inclusief het vestigen van kantoren, zowel online als offline, op het grondgebied van de andere partij. Het derde, vierde en vijfde lid bevatten bepalingen over het recht dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen hebben op het verblijf van gespecialiseerd personeel op het grondgebied van de andere partij.

Artikel 16 (Operationele flexibiliteit)

Artikel 16 bevat bepalingen over de operationele flexibiliteit van het gebruik van eigen of geleasede luchtvaartuigen.

Artikel 17 (Statistieken)

Artikel 17 bepaalt dat op verzoek van de luchtvaartautoriteiten van elk der partijen periodieke of andere statistische gegevens kunnen worden verstrekt.

Artikel 18 (Goedkeuring van schema’s)

Artikel 18 regelt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van elke partij tenminste 30 dagen voor aanvang van de exploitatie van de overeengekomen diensten ter goedkeuring een vluchtschema moeten indienen bij de luchtvaartautoriteiten van de andere partij. Deze procedure geldt ook voor elke wijziging van het vluchtschema.

Artikelen 19 tot en met 26 (Procedurele en slotbepalingen)

De artikelen 19 tot en met 26 bevatten louter procedurele standaardbepalingen met betrekking tot onder meer overleg (artikel 19), regeling van geschillen (artikel 20), wijzigingen (artikel 21), multilaterale verdragen (artikel 22), beëindiging (artikel 23), registratie bij de ICAO (artikel 24), toepasselijkheid (artikel 25) en inwerkingtreding (artikel 26).

II.2 Bijlage

De bijlage bij het verdrag vormt een integrerend onderdeel van het verdrag. In de routetabel wordt bepaald dat gevlogen kan worden van, naar en via elkaars grondgebied. Ingevolge opmerking 2 van de bijlage kunnen de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van partijen vijfde vrijheidsrechten uitoefenen. In opmerking 3 is geregeld dat de door Brazilië aangewezen luchtvaartmaatschappijen geen commerciële verkeersrechten uitoefenen tussen Sint Maarten en Nederland (inclusief Saba, Sint Eustatius en Bonaire), tussen Sint Maarten en Curaçao, en tussen Sint Maarten en Aruba.

De bijlage is, voor zover het de routetabel betreft, aan te merken als zijnde van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van de bijlage, voor wat betreft de routes, behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.

III. Koninkrijkpositie

Het verdrag zal voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen voor Sint Maarten gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Naar boven