Autorisatiebesluit voor Stichting Intervence in verband met de uitvoering van de jeugdreclassering zoals genoemd in artikel 1.1 van de Jeugdwet, Rijksdienst voor Identiteitsgegevens

Datum 24 september 2019

Kenmerk 2019-0000475579

In het verzoek van 26 augustus 2019, met kenmerk 2019-0000455617, heeft Stichting Intervence verzocht om autorisatie voor de systematische verstrekking van gegevens uit de basisregistratie personen in verband met de uitvoering van de jeugdreclassering zoals genoemd in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

Gelet op de artikelen 3.1 en 3.3 van de Wet basisregistratie personen en artikel 39 van het Besluit basisregistratie personen wordt op dit verzoek als volgt besloten.

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de gecertificeerde instelling:

Stichting Intervence;

b. de Wet BRP:

de Wet basisregistratie personen;

c. het Besluit BRP:

het Besluit basisregistratie personen;

d. de basisregistratie personen:

de basisregistratie personen, bedoeld in artikel 1.2 van de Wet BRP;

e. de systematische verstrekking:

de systematische verstrekking, bedoeld in artikel 1.1, onder g, van de Wet BRP;

f. de systeembeschrijving:

de systeembeschrijving, bedoeld in artikel 1 van het Besluit BRP;

g. de persoonslijst:

de persoonslijst, bedoeld in artikel 1.1, onder c, van de Wet BRP;

h. de ingeschrevene:

de ingeschrevene, bedoeld in artikel 1.1, onder e, van de Wet BRP;

i. autorisatietabelregel:

de tabel ten behoeve van de systematische verstrekking van gegevens, bedoeld in artikel 1.1, onder g, van de Wet BRP;

j. de afnemersindicatie:

de codering die de gecertificeerde instelling aanduidt in verband met de uitvoering van dit besluit en die is vermeld in de autorisatietabelregel;

k. de spontane verstrekking van gegevens:

de verstrekking van gegevens, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder a, van het Besluit BRP;

l. de verstrekking van gegevens op verzoek:

de verstrekking van gegevens, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder c, van het Besluit BRP, waarbij het aantal personen waarover informatie wordt verstrekt per verzoek ten hoogste tien bedraagt;

m. een actueel gegeven:

een gegeven dat overeenkomstig de systeembeschrijving als actueel gegeven in de basisregistratie personen is vermeld;

n. een infrastructurele wijziging:

een wijziging van de categorie Verblijfplaats die overeenkomstig de systeembeschrijving wordt beschouwd als een infrastructurele wijziging;

o. de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens:

de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

p. jeugdige:

de jeugdige als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

q. ouder:

de ouder als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

r. jeugdreclassering:

jeugdreclassering als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

Paragraaf 2. De spontane verstrekking van gegevens aan de gecertificeerde instelling

Artikel 2

  • 1. Zodra de afnemersindicatie bij de persoonslijst van een ingeschrevene is opgenomen worden aan de gecertificeerde instelling eenmaal de gegevens verstrekt die zijn opgenomen in bijlage I bij dit besluit voor zover deze gegevens zijn opgenomen op de persoonslijst van de ingeschrevene.

  • 2. Indien een gegeven dat is opgenomen in de bijlage op de persoonslijst van een ingeschrevene wordt gewijzigd, verwijderd of opgenomen en de afnemersindicatie als actuele aanduiding bij deze persoonslijst is vermeld, krijgt de gecertificeerde instelling deze wijziging, verwijdering of opname van het gegeven verstrekt.

  • 3. De verstrekking bevat bij de wijziging van een gegeven het gegeven zoals dit luidde voor de wijziging en het gegeven zoals dit luidt na de wijziging. Bij een verwijdering van een gegeven bevat de verstrekking het verwijderde gegeven. Bij een eerste opneming van een gegeven op de persoonslijst bevat de verstrekking het opgenomen gegeven. De verstrekking bevat tevens het administratienummer van de ingeschrevene, dat als actueel gegeven op de persoonslijst is vermeld.

  • 4. De verstrekking aan de gecertificeerde instelling naar aanleiding van de wijziging van het administratienummer van de ingeschrevene bevat een set identificerende gegevens en de ingangsdatum geldigheid met betrekking tot de elementen van de categorie Persoon. De verstrekking vindt plaats overeenkomstig hetgeen is bepaald in de systeembeschrijving.

Artikel 3

  • 1. De afnemersindicatie wordt op verzoek van de gecertificeerde instelling bij de persoonslijst van een ingeschrevene opgenomen. De gecertificeerde instelling verzoekt slechts om de opneming, indien het verzoek gericht is op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van jeugdreclassering.

  • 2. Onverminderd het eerste lid verzoekt de gecertificeerde instelling slechts om de opneming, indien het verzoek gericht is op het verkrijgen van gegevens over:

    • a. een jeugdige die in een traject van jeugdreclassering zit; en/of

    • b. de ouder die op hetzelfde adres woont als de jeugdige, bedoeld onder a, voor zover de jeugdige de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.

  • 3. De afnemersindicatie wordt niet bij de persoonslijst van een ingeschrevene opgenomen, indien de afnemersindicatie reeds als actuele aanduiding bij de persoonslijst van de ingeschrevene is vermeld.

Artikel 4

De afnemersindicatie wordt op verzoek van de gecertificeerde instelling verwijderd als actuele aanduiding bij de persoonslijst van een jeugdige. De gecertificeerde instelling verzoekt in ieder geval om de verwijdering, indien de spontane verstrekking van gegevens over de jeugdige niet meer noodzakelijk is voor de uitvoering van jeugdreclassering. De gecertificeerde instelling verzoekt daarom in ieder geval om verwijdering van de indicatie indien:

  • a) de jeugdige de leeftijd van 23 jaar bereikt; of

  • b) het traject van jeugdreclassering is beëindigd; of

  • c) zij de jeugdreclassering niet langer uitvoert.

Artikel 5

De afnemersindicatie wordt op verzoek van de gecertificeerde instelling verwijderd als actuele aanduiding bij de persoonslijst van een ouder van de jeugdige. De gecertificeerde instelling verzoekt in ieder geval om de verwijdering, indien de spontane verstrekking van gegevens over de ouder niet meer noodzakelijk is voor de uitvoering van jeugdreclassering. De gecertificeerde instelling verzoekt daarom in ieder geval om verwijdering indien:

  • a) de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt; of

  • b) het traject van jeugdreclassering is beëindigd; of

  • c) zij de jeugdreclassering niet langer uitvoert; of

  • d) de ouder niet meer op hetzelfde adres woont als de minderjarige jeugdige die in een traject van jeugdreclassering zit.

Paragraaf 3. De verstrekking van gegevens op verzoek aan de gecertificeerde instelling

Artikel 6

  • 1. Aan de gecertificeerde instelling wordt op haar verzoek een gegeven verstrekt dat is vermeld op de persoonslijst van een ingeschrevene, indien het een gegeven betreft dat is opgenomen in bijlage II of III bij dit besluit.

  • 2. De gecertificeerde instelling verzoekt slechts om een gegeven dat is opgenomen in bijlage II of III bij dit besluit, indien het verzoek gericht is op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van jeugdreclassering

  • 3. Onverminderd het tweede lid verzoekt de gecertificeerde instelling slechts om een gegeven dat is opgenomen in bijlage II bij dit besluit, indien het verzoek gericht is op de verstrekking van gegevens over een jeugdige die in een traject van jeugdreclassering zit.

  • 4. Onverminderd het tweede lid verzoekt de gecertificeerde instelling slechts om een gegeven dat is opgenomen in bijlage III bij dit besluit, indien het verzoek gericht is op de verstrekking van gegevens over de ouder van de jeugdige, bedoeld in het derde lid.

  • 5. Aan de gecertificeerde instelling worden geen gegevens verstrekt, indien een of meer van de gegevens waarvan de gecertificeerde instelling bij haar verzoek gebruik heeft gemaakt, niet is opgenomen in bijlage II of III bij dit besluit.

Paragraaf 4. Overige verstrekkingen aan de gecertificeerde instelling

Artikel 7

  • 1. Indien de gegevensverstrekking die op grond van dit besluit aan de gecertificeerde instelling dient plaats te vinden niet of op onjuiste wijze is geschied, wordt dit overeenkomstig hetgeen hierover is geregeld in de systeembeschrijving hersteld. Indien de afnemersindicatie ten onrechte niet bij een persoonslijst is geplaatst, ten onrechte is verwijderd of ten onrechte niet is verwijderd wordt dit hersteld overeenkomstig hetgeen hierover is bepaald in de systeembeschrijving.

  • 2. Indien een verstrekking aan de gecertificeerde instelling op grond van dit besluit een gegeven betreft dat op juistheid wordt of is onderzocht, bevat de verstrekking naast dit gegeven tevens de gegevens over dat onderzoek. Indien de afnemersindicatie als actuele aanduiding bij de persoonslijst is vermeld worden tevens gegevens over het begin, de wijziging of de beëindiging van het onderzoek zelf verstrekt.

  • 3. Indien aan de gecertificeerde instelling gegevens worden verstrekt van een persoonslijst waarvan de bijhouding is opgeschort, bevat de verstrekking tevens de gegevens omtrent de reden en de datum van de opschorting, alsmede, voor zover deze gegevens zijn opgenomen op de persoonslijst, gegevens over de verificatie en de aanlevering van de verstrekte gegevens.

  • 4. Bij de afvoering van een persoonslijst uit de basisregistratie personen worden aan de gecertificeerde instelling, indien de code “fout” als omschrijving reden opschorting bijhouding op de persoonslijst is vermeld en de afnemersindicatie als actuele aanduiding bij de persoonslijst is vermeld, de volgende gegevens verstrekt:

    • a. A-nummer persoon;

    • b. omschrijving reden opschorting bijhouding;

    • c. datum opschorting bijhouding.

Paragraaf 5. De verzending en de ontvangst van berichten

Artikel 8

Indien als gevolg van infrastructurele wijzigingen aan de gecertificeerde instelling op grond van dit besluit gegevens moeten worden verstrekt, kan de gecertificeerde instelling met de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens overeenkomen dat de gegevens niet worden verstrekt. De overeenstemming tussen de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens en de gecertificeerde instelling wordt schriftelijk vastgelegd.

Artikel 9

Nadat schriftelijke overeenstemming is bereikt met de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens kan de gecertificeerde instelling gebruik maken van een alternatief medium als bedoeld in de systeembeschrijving bij verstrekking van gegevens als bedoeld in paragraaf 2 in geval van verstrekking van gegevens als gevolg van infrastructurele wijzigingen.

Paragraaf 6. Slotbepalingen

Artikel 10

  • 1. De gecertificeerde instelling verstrekt aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onverwijld alle nieuw gebleken informatie die betrekking heeft op hetgeen geregeld is in dit besluit.

  • 2. Deze informatie betreft in ieder geval wijzigingen in:

    • a. de taak of de wijze van uitvoering van de taak van de gecertificeerde instelling;

    • b. de regelgeving ten aanzien van de taak of de wijze van uitvoering van de taak van de gecertificeerde instelling;

    • c. de gegevens uit de basisregistratie personen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taak van de gecertificeerde instelling.

Artikel 11

De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens draagt er zorg voor dat slechts daartoe bevoegde functionarissen informatie kunnen verkrijgen over de verstrekking van gegevens aan de gecertificeerde instelling op basis van dit besluit.

Artikel 12

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 2019.

Het besluit en de bijlagen bij het besluit worden gepubliceerd in de Staatscourant.

's-Gravenhage, 24 september 2019

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, namens deze, F.G.A.M. Jacob Directeur Uitvoering Rijksdienst voor Identiteitsgegevens

Bezwaar

Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit daartegen per brief bezwaar maken bij de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Postbus 10451, 2501 HL Den Haag. Het bezwaarschrift moet zijn ondertekend, voorzien zijn van een datum alsmede de naam en het adres van de indiener en dient vergezeld te gaan van de gronden waarop het bezwaar berust en, zo mogelijk, een afschrift van het besluit waartegen het bezwaar is gericht.

BIJLAGE I GEGEVENSSET SPONTAAN

Bijlage bij artikel 2 van dit besluit.

RUBRIEK

OMSCHRIJVING

   

01

PERSOON

   

01.01.10

A-nummer persoon

01.01.20

Burgerservicenummer persoon

01.02.10

Voornamen persoon

01.02.20

Adellijke titel/predicaat persoon

01.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam persoon

01.02.40

Geslachtsnaam persoon

01.03.10

Geboortedatum persoon

01.61.10

Aanduiding naamgebruik

   

05

HUWELIJK/GEREGISTREERD PARTNERSCHAP

   

05.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam echtgenoot/geregistreerd partner

05.02.40

Geslachtsnaam echtgenoot/geregistreerd partner

05.06.10

Datum huwelijkssluiting/aangaan geregistreerd partnerschap

05.07.10

Datum ontbinding huwelijk/geregistreerd partnerschap

   

06

OVERLIJDEN

   

06.08.10

Datum overlijden

   

07

INSCHRIJVING

   

07.70.10

Indicatie geheim

   

08

VERBLIJFPLAATS

   

08.09.10

Gemeente van inschrijving

08.10.30

Datum aanvang adreshouding

08.11.10

Straatnaam

08.11.20

Huisnummer

08.11.30

Huisletter

08.11.40

Huisnummertoevoeging

08.11.50

Aanduiding bij huisnummer

08.11.60

Postcode

08.11.70

Woonplaatsnaam

08.12.10

Locatiebeschrijving

08.13.10

Land adres buitenland

08.13.20

Datum aanvang adres buitenland

08.13.30

Regel 1 adres buitenland

08.13.40

Regel 2 adres buitenland

08.13.50

Regel 3 adres buitenland

   

11

GEZAGSVERHOUDING

   

11.32.10

Indicatie gezag minderjarige

11.85.10

Ingangsdatum geldigheid

BIJLAGE II GEGEVENSSET JEUGDIGE OP VERZOEK

Bijlage bij artikel 5 van dit besluit.

RUBRIEK

OMSCHRIJVING

   

01

PERSOON

   

01.01.10

A-nummer persoon

01.01.20

Burgerservicenummer persoon

01.02.10

Voornamen persoon

01.02.20

Adellijke titel/predicaat persoon

01.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam persoon

01.02.40

Geslachtsnaam persoon

01.03.10

Geboortedatum persoon

01.03.20

Geboorteplaats persoon

01.03.30

Geboorteland persoon

01.04.10

Geslachtsaanduiding

01.61.10

Aanduiding naamgebruik

   

02

OUDER1

   

02.01.10

A-nummer ouder1

02.01.20

Burgerservicenummer ouder1

02.02.10

Voornamen ouder1

02.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam ouder1

02.02.40

Geslachtsnaam ouder1

02.03.10

Geboortedatum ouder1

   

03

OUDER2

   

03.01.10

A-nummer ouder2

03.01.20

Burgerservicenummer ouder2

03.02.10

Voornamen ouder2

03.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam ouder2

03.02.40

Geslachtsnaam ouder2

03.03.10

Geboortedatum ouder2

   

05

HUWELIJK/GEREGISTREERD PARTNERSCHAP

   

05.01.10

A-nummer echtgenoot/geregistreerd partner

05.01.20

Burgerservicenummer echtgenoot/geregistreerd partner

05.02.10

Voornamen echtgenoot/geregistreerd partner

05.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam echtgenoot/geregistreerd partner

05.02.40

Geslachtsnaam echtgenoot/geregistreerd partner

05.06.10

Datum huwelijkssluiting/aangaan geregistreerd partnerschap

05.07.10

Datum ontbinding huwelijk/geregistreerd partnerschap

   

06

OVERLIJDEN

   

06.08.10

Datum overlijden

   

07

INSCHRIJVING

   

07.70.10

Indicatie geheim

   

08

VERBLIJFPLAATS

   

08.09.10

Gemeente van inschrijving

08.10.30

Datum aanvang adreshouding

08.11.10

Straatnaam

08.11.20

Huisnummer

08.11.30

Huisletter

08.11.40

Huisnummertoevoeging

08.11.50

Aanduiding bij huisnummer

08.11.60

Postcode

08.11.70

Woonplaatsnaam

08.12.10

Locatiebeschrijving

08.13.10

Land adres buitenland

08.13.20

Datum aanvang adres buitenland

08.13.30

Regel 1 adres buitenland

08.13.40

Regel 2 adres buitenland

08.13.50

Regel 3 adres buitenland

   

09

KIND

   

09.01.10

A-nummer kind

09.01.20

Burgerservicenummer kind

09.02.10

Voornamen kind

09.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam kind

09.02.40

Geslachtsnaam kind

09.03.10

Geboortedatum kind

   

10

VERBLIJFSTITEL

   

10.39.10

Aanduiding verblijfstitel

10.39.20

Datum einde verblijfstitel

10.39.30

Ingangsdatum verblijfstitel

   

11

GEZAGSVERHOUDING

   

11.32.10

Indicatie gezag minderjarige

11.85.10

Ingangsdatum geldigheid

BIJLAGE III GEGEVENSSET OUDER OP VERZOEK

Bijlage bij artikel 5 van dit besluit.

RUBRIEK

OMSCHRIJVING

   

01

PERSOON

   

01.01.10

A-nummer persoon

01.01.20

Burgerservicenummer persoon

01.02.10

Voornamen persoon

01.02.20

Adellijke titel/predicaat persoon

01.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam persoon

01.02.40

Geslachtsnaam persoon

01.03.10

Geboortedatum persoon

01.04.10

Geslachtsaanduiding

01.61.10

Aanduiding naamgebruik

   

05

HUWELIJK/GEREGISTREERD PARTNERSCHAP

   

05.01.10

A-nummer echtgenoot/geregistreerd partner

05.01.20

Burgerservicenummer echtgenoot/geregistreerd partner

05.02.10

Voornamen echtgenoot/geregistreerd partner

05.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam echtgenoot/geregistreerd partner

05.02.40

Geslachtsnaam echtgenoot/geregistreerd partner

05.03.10

Geboortedatum echtgenoot/geregistreerd partner

05.06.10

Datum huwelijkssluiting/aangaan geregistreerd partnerschap

05.07.10

Datum ontbinding huwelijk/geregistreerd partnerschap

   

06

OVERLIJDEN

   

06.08.10

Datum overlijden

   

07

INSCHRIJVING

   

07.70.10

Indicatie geheim

   

08

VERBLIJFPLAATS

   

08.09.10

Gemeente van inschrijving

08.10.30

Datum aanvang adreshouding

08.11.10

Straatnaam

08.11.20

Huisnummer

08.11.30

Huisletter

08.11.40

Huisnummertoevoeging

08.11.50

Aanduiding bij huisnummer

08.11.60

Postcode

08.11.70

Woonplaatsnaam

08.12.10

Locatiebeschrijving

08.13.10

Land adres buitenland

08.13.20

Datum aanvang adres buitenland

08.13.30

Regel 1 adres buitenland

08.13.40

Regel 2 adres buitenland

08.13.50

Regel 3 adres buitenland

   

09

KIND

   

09.01.10

A-nummer kind

09.01.20

Burgerservicenummer kind

09.02.10

Voornamen kind

09.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam kind

09.02.40

Geslachtsnaam kind

09.03.10

Geboortedatum kind

TOELICHTING

1. Algemeen

Inleiding

De Wet basisregistratie personen (Wet BRP) vormt de juridische basis voor de basisregistratie personen. In de basisregistratie personen zijn persoonsgegevens opgeslagen in de vorm van persoonslijsten.

De basisregistratie personen bevat gegevens over personen die zijn ingeschreven bij een van de gemeenten in Nederland. De gemeenten houden deze gegevens bij.

Verder zijn in de basisregistratie personen gegevens opgenomen van personen die buiten Nederland woonachtig zijn, zogenoemde niet-ingezetenen. Gegevens van niet-ingezetenen worden bijgehouden door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze registratie van niet-ingezetenen in de basisregistratie personen wordt aangeduid als de Registratie Niet-Ingezetenen (RNI). Over niet-ingezetenen wordt een beperkter aantal gegevens bijgehouden dan over ingezetenen. De gegevens in de RNI zijn niet aangemerkt als authentieke gegevens. Gegevens over niet-ingezetenen kunnen namelijk minder gemakkelijk actueel gehouden worden dan gegevens over ingezetenen.

De Wet BRP biedt de grondslag voor systematische gegevensverstrekking over ingezetenen en niet-ingezetenen aan overheidsorganen en daartoe aangewezen andere organisaties. Bij de systematische verstrekking worden vanuit een centraal bestand op geautomatiseerde wijze persoonsgegevens uit de basisregistratie personen verstrekt.

Organisaties die in aanmerking komen voor systematische gegevensverstrekking

Allereerst komen overheidsorganen in aanmerking voor systematische gegevensverstrekking uit de basisregistratie personen. Daarnaast kunnen ook organisaties die werkzaamheden verrichten met een gewichtig maatschappelijk belang daarvoor in aanmerking komen, indien deze werkzaamheden en deze organisaties op grond van artikel 3.3 van de Wet BRP zijn aangewezen. Voorts voorziet artikel 3.13 Wet BRP in systematische gegevensverstrekking aan onderzoeksinstellingen. Waar in het vervolg van deze toelichting zal worden gesproken over "de afnemer" worden daarmee zowel overheidsorganen als derden als onderzoeksinstellingen bedoeld.

Het autorisatiebesluit

Afnemers die systematisch gegevens verstrekt willen krijgen uit de basisregistratie personen dienen hiertoe een verzoek in bij de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het verzoek wordt gedaan in de vorm van een autorisatieaanvraagformulier. In dit formulier is aangegeven welke gegevens, over welke personen en voor welke taken de aanvrager op systematische wijze verstrekt wenst te krijgen. Het verzoek wordt getoetst, waarbij wordt uitgegaan van de beoordelingscriteria zoals deze zijn neergelegd in de Wet BRP en het Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP). Onder meer bepalend is of en in hoeverre de verstrekking van de gegevens noodzakelijk is voor de goede vervulling van de taak van de aanvrager. Hierbij wordt steeds de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen, van wie de aanvrager gegevens verstrekt wenst te krijgen, gewaarborgd.

Na toetsing van het autorisatieverzoek wordt door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een autorisatiebesluit ten behoeve van de aanvrager genomen. In dit autorisatiebesluit wordt bepaald welke gegevens over welke categorieën van personen en in welke gevallen aan de afnemer worden verstrekt. Aan het autorisatiebesluit kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van een zorgvuldige en doelmatige gegevensverstrekking.

Het autorisatiebesluit wordt voor zover mogelijk technisch vertaald in een zogenoemde autorisatietabelregel. Aan de hand van de autorisatietabelregel wordt de geautoriseerde afnemer herkend en kan de gegevensverstrekking vanuit de basisregistratie personen geautomatiseerd afgewikkeld worden.

2. Toelichting op de wijzen van verstrekken

De systematische gegevensverstrekking uit de basisregistratie personen kan op verschillende wijzen plaatsvinden. Op grond van dit besluit vindt de verstrekking op de volgende manieren plaats:

De spontane verstrekking van gegevens

Met behulp van de spontane verstrekking van gegevens kan een afnemer zijn eigen bestand actueel houden. De afnemer wordt met behulp van deze gegevensverstrekking op de hoogte gehouden van mutaties in de gegevens van de personen die tot de doelgroep van de afnemer behoren. Om de spontane verstrekking mogelijk te maken moeten de persoonslijsten van deze personen worden gemarkeerd. De markering vindt plaats door het opnemen van de afnemersindicatie van de afnemer bij de betreffende persoonslijst.

De spontane verstrekking betreft een vastgestelde (sub)set van gegevens van een persoonslijst. Zodra de afnemersindicatie van een afnemer bij een persoonslijst is geplaatst krijgt deze afnemer eenmalig de gehele set gegevens verstrekt. Hierna krijgt de afnemer, indien een van de in de set opgenomen gegevens wijzigt, het oude en het nieuwe gegeven verstrekt. Bij opname van een gegeven bevat de verstrekking het nieuwe gegeven, bij verwijdering van een gegeven bevat de verstrekking het verwijderde gegeven.

Afnemersindicaties kunnen op drie verschillende wijzen bij een persoonslijst worden geplaatst. In de eerste plaats op verzoek van een afnemer. Ten tweede door middel van een selectie: eenmalig of periodiek worden afnemersindicaties geplaatst bij persoonslijsten die aan een bepaalde voorwaarde voldoen. Ten derde door middel van sleutelrubrieken, waarbij een afnemersindicatie bij de persoonslijst wordt opgenomen indien een bepaald gegeven op de persoonslijst van een persoon wordt opgenomen of gewijzigd en de desbetreffende persoonslijst na die wijziging of opneming aan één of meer gestelde voorwaarden voldoet.

De afnemersindicatie wordt niet bij een persoonslijst geplaatst als dezelfde afnemersindicatie reeds als actuele aanduiding bij de persoonslijst is opgenomen.

In het geval dat een ingeschrevene over wie gegevens verstrekt worden niet (meer) behoort tot de doelgroep dient bij de persoonslijst van die ingeschrevene geen afnemersindicatie (meer) voor te komen. Dit betekent dat de afnemer de verplichting heeft de eerder geplaatste afnemersindicatie te laten verwijderen. De afnemersindicatie blijft als historische aanduiding bij de persoonslijst van de ingeschrevene staan.

De verstrekking op verzoek

Een afnemer kan op verzoek een set gegevens van een persoonslijst verstrekt krijgen. In het autorisatiebesluit is opgenomen welke gegevens van welke categorieën personen mogen worden opgevraagd.

Overige verstrekkingen

Door technische problemen kan het voorkomen dat het berichtenverkeer in een bepaalde periode niet of niet juist heeft plaatsgevonden. Ook kan voorkomen dat afnemersindicaties ten onrechte zijn verwijderd of niet zijn opgenomen. Om dit te herstellen wordt een zogenaamd “herstelbericht” verstuurd. Tevens worden de ontbrekende afnemersindicaties (opnieuw) geplaatst of verwijderd.

Indien een onderzoek is ingesteld of afgerond naar een gegeven of een verzameling van gegevens, wordt hiervan bij het verstrekte gegeven melding gedaan.

Op een persoonslijst kan bij historische gegevens de indicatie “onjuist dan wel strijdigheid met de openbare orde” geplaatst worden. Deze gegevens zijn foutief en worden daarom in principe niet verstrekt. Uitzondering hierop is de spontane verstrekking die het gevolg is van de correctie van het foutieve gegeven. Deze spontane verstrekking vindt wel plaats, waarbij met het oude gegeven dat wordt verstrekt tevens de indicatie “onjuist dan wel strijdigheid met de openbare orde” wordt meeverstrekt.

Indien gegevens worden opgevraagd van een persoonslijst die is opgeschort, hetgeen ondermeer gebeurt indien een ingeschrevene is overleden of geëmigreerd, worden de reden en datum opschorting bijhouding van de persoonslijst meeverstrekt. Bij verstrekking van gegevens van een persoonslijst van een niet-ingezetene, is het van belang om aan te geven wanneer de gegevens op de persoonslijst geverifieerd zijn en welke organisatie de in een categorie opgenomen gegevens heeft aangeleverd. Om dit te bereiken, worden de verificatiegegevens of de gegevens over de aanleverende organisatie, voor zover die gegevens zijn opgenomen op de persoonslijst, meeverstrekt als er gegevens worden verstrekt uit een categorie waarin die gegevensgroepen voorkomen.

Een persoonslijst die ten onrechte in de basisregistratie personen is opgenomen, wordt afgevoerd. Bij afvoering worden de reden en datum opschorting bijhouding van de persoonslijst en het administratienummer van de ingeschrevene verstrekt.

3. De verzending en ontvangst van berichten

Onder infrastructurele wijziging wordt verstaan een gemeentenaamswijziging, een samenvoeging van gemeenten, een opdeling van een gemeente in een aantal nieuwe gemeenten of een gemeentedeelwijziging. Door een infrastructurele wijziging kan een groot aantal persoonslijsten gewijzigd worden met als gevolg dat aan de afnemer gegevens worden verstrekt. Het is mogelijk dat de afnemer geen behoefte heeft aan de ontvangst van deze gegevens of deze gegevens op andere wijze verstrekt wenst te krijgen. Om de verstrekking van overbodige gegevens te voorkomen, maakt het besluit het mogelijk dat schriftelijk overeengekomen wordt dat deze gegevens niet of op andere wijze worden verstrekt.

Over de verstrekking van gegevens anders dan via alternatieve media, al dan niet naar aanleiding van infrastructurele wijzigingen, de leverings- en selectiedata en over andere relevante onderwerpen dient overeenstemming te zijn met de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens.

4. Gevoelige gegevensverstrekking

Op basis van dit besluit vindt de gegevensverstrekking plaats onder een zogenoemd gevoelig regime.

Gevoelige gegevensverstrekking

Het feit dat er gegevensverstrekking aan een bepaalde afnemer plaatsvindt kan stigmatiserend werken voor de ingeschrevene. In die situatie wordt in het autorisatiebesluit bepaald dat de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens beveiligingsmaatregelen treft tegen onnodige kennisname van gegevensverstrekking aan de gecertificeerde instelling door functionarissen die deze gegevens niet nodig hebben voor hun taak.

5. Stichting Intervence

Dit besluit is een autorisatiebesluit dat is genomen ten behoeve van Stichting Intervence (in deze toelichting genoemd: de gecertificeerde instelling) ten behoeve van de uitvoering van jeugdreclassering op grond van de Jeugdwet.

Een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet is een rechtspersoon die in het bezit is van een certificaat of een voorlopig certificaat als bedoeld in artikel 3.4 derde lid van de Jeugdwet. Ingevolge artikel 3.3. van de Wet BRP en artikel 39 van het Besluit BRP zijn de werkzaamheden van gecertificeerde instellingen in het kader van de jeugdreclassering aangewezen als werkzaamheden waarvoor systematische gegevensverstrekking uit de basisregistratie personen noodzakelijk is.

Een gecertificeerde instelling is ter uitvoering van de jeugdreclassering een derde als bedoeld in artikel 1.1, onder u, van de Wet BRP.

5.1. Taak van de gecertificeerde instelling

Op grond van artikel 3.2. van de Jeugdwet wordt jeugdreclassering uitsluitend uitgevoerd door een gecertificeerde instelling.

De jeugdreclasseringswerkzaamheden betreffen:

  • het houden van toezicht op en het begeleiden van de jeugdige op grond van de artikelen 77f en 77j van het Wetboek van Strafrecht. Dit traject kan maximaal 2 jaar duren;

  • het bieden van een scholings- en trainingsprogramma op grond van artikel 3, derde lid, Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen juncto artikel 4, tweede lid, van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen. Dit traject kan ingezet worden gedurende de laatste drie maanden van de detentie.

  • het uitvoeren van een gedragsbeïnvloedende maatregel op grond van artikel 77w, lid 5, 9 en 10, van het Wetboek van Strafrecht. Dit traject duurt minimaal een half jaar tot maximaal een jaar. Verlenging kan één keer, maximaal voor de periode dat de maatregel was opgelegd.

De bovengenoemde trajecten starten nadat de opdracht tot jeugdreclassering is gegeven aan de gecertificeerde instelling. De gecertificeerde instelling krijgt de opdracht via de officier van justitie, de Raad voor Kinderbescherming, de kinderrechter of de directeur van een justitiële inrichting. Het houden van toezicht op de naleving van de voorwaarden wordt vaak opgenomen in de opdracht tot jeugdreclassering. Met de betreffende trajecten wordt de jeugdige geholpen, begeleid en gecontroleerd. Het doel van begeleiding en de gedragsbeïnvloedende maatregel is het voorkomen van recidive en het realiseren van een gedragsverandering bij de betrokken jeugdige. Binnen het scholings- en trainingsprogramma wordt een intensief begeleidingstraject ingezet, welke uitgevoerd wordt in de omgeving waar de jeugdige naar terugkeert.

Op grond van artikel 3.5 van de Jeugdwet bepaalt de gecertificeerde instelling ook of en, zo ja, welke jeugdhulp is aangewezen in het kader van de uitvoering van de jeugdreclassering (tenzij dit rechtstreeks voortvloeit uit een strafbeschikking of een rechterlijke beslissing), en overlegt hierover met het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft.

Ten slotte heeft de gecertificeerde instelling in het kader van haar jeugdreclasseringstaak de verplichting gegevens verstrekken aan het college van burgemeester en wethouders, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Minister van Justitie en Veiligheid inzake jeugdreclassering voor het uitvoeren van een zorgvuldig en samenhangend jeugdbeleid. In het kader daarvan maakt de gecertificeerde instelling gebruik van de Verwijsindex Risicojongeren voor tijdige hulpverlening en om daadwerkelijke bedreiging van de noodzakelijke voorwaarden voor een gezonde en veilige ontwikkeling naar volwassenheid te voorkomen, te beperken of weg te nemen.

Om bovengenoemde taken goed uit te kunnen voeren heeft de gecertificeerde instelling persoonsgegevens nodig vanaf het moment dat zij verantwoordelijk is voor de uitvoering van de jeugdreclassering. Het gaat hier onder meer om het in kaart brengen van de leefsituatie van de jeugdige ter versterking van het opvoedkundige klimaat en om multiproblematiek in het gezin aan te pakken (artikel 2.1 en 2.4 van de Jeugdwet), de kans op recidive te bepalen (zie p. 34 en 38 MvT op de Jeugdwet, kst-33684-3), een plan van aanpak op te stellen (zie artikel 4.1.1. e.v. van de Jeugdwet), persoonsgegevens vast te leggen in een dossier als bedoeld in paragraaf 7.3 van de Jeugdwet, controle en aanmelding in de Verwijsindex Risicojongeren en de jeugdige te kunnen benaderen en te lokaliseren om toezicht mogelijk te maken op naleving van voorwaarden van jeugdreclassering. Om te kunnen beschikken over de actuele persoonsgegevens is systematische gegevensverstrekking uit de basisregistratie personen noodzakelijk.

5.2. Wijzen van verstrekken aan de gecertificeerde instelling

De gecertificeerde instelling heeft ten behoeve van de uitvoering van de hiervoor beschreven taken systematische gegevensverstrekking nodig uit de basisregistratie personen. De gecertificeerde instelling krijgt hiervoor spontane gegevensverstrekking en gegevensverstrekking op verzoek uit de basisregistratie personen. Tot de doelgroep van de gecertificeerde instelling behoren zowel ingezetenen als niet-ingezetenen.

De spontane verstrekking van gegevens aan de gecertificeerde instelling

De gecertificeerde instelling krijgt spontane verstrekking van gegevens die zijn opgenomen in bijlagen I en II. In het kader van jeugdreclassering is spontane gegevensverstrekking noodzakelijk over de jeugdige en de ouder van de minderjarige jeugdige als bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet. Het is van belang om tijdens de duur van jeugdreclassering de jeugdige en zijn ouders niet uit het oog te verliezen. Mochten gegevens wijzigen die in bijlage I genoemd worden, dan krijgt de gecertificeerde instelling deze gegevens spontaan verstrekt. Hierdoor kan een jeugdige gedurende de gehele periode dat jeugdreclassering van kracht is door de gecertificeerde instelling begeleid, geschoold en/of getraind worden, zonder dat bijvoorbeeld een eventuele verhuizing teweegbrengt dat de voortgang van positieve gedragsverandering belemmerd wordt en de kans op recidive vergroot wordt. Toezicht op de naleving van de aan de jeugdige opgelegde voorwaarden kan daarbij eveneens goed uitgevoerd worden.

De afnemersindicaties kunnen worden geplaatst op verzoek. De gecertificeerde instelling mag slechts een afnemersindicatie plaatsen bij de persoonslijsten van jeugdigen die in een traject van jeugdreclassering zitten; of de ouder van die jeugdige voor zover die jeugdige de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en op hetzelfde adres woont als zijn/haar ouder. De afnemersindicatie wordt op verzoek van de gecertificeerde instelling verwijderd als actuele aanduiding bij de persoonslijst van een jeugdige of diens ouder als de jeugdreclassering is beëindigd voor de personen die in artikel 3 van dit autorisatiebesluit staan opgesomd. Zodra de jeugdige meerderjarig wordt en/of het reclasseringstraject is beëindigd, verwijdert de gecertificeerde instelling de afnemersindicatie. De gecertificeerde instelling verwijdert de afnemersindicatie bij overdracht van het dossier (aan een andere gecertificeerde instelling), bijvoorbeeld in de situaties van ontbinding van de rechtspersoon of verlies van het (voorlopig) certificaat. De afnemersindicatie op de persoonslijst van de ouder wordt eveneens verwijderd als de minderjarige jeugdige niet meer op het adres van de betreffende ouder woont. In een situatie dat meerdere jeugdigen in een gezin voorkomen, verwijdert de gecertificeerde instelling de afnemersindicatie als jongste jeugdige die in een traject van jeugdreclassering zit, de leeftijd van 18 jaar bereikt.

In het geval dat een ingeschrevene over wie gegevens verstrekt worden niet of niet meer behoort tot de doelgroep of de gecertificeerde instelling de taak waarvoor de gegevens verstrekt worden niet meer uitvoert, dient bij de persoonslijst van die ingeschrevene geen afnemersindicatie (meer) voor te komen van de gecertificeerde instelling.

De verstrekking van gegevens op verzoek aan de gecertificeerde instelling

De gecertificeerde instelling mag tevens op verzoek gegevens opvragen uit de basisregistratie personen. Het betreft de gegevens die zijn opgenomen in bijlage II en III van dit besluit. Uitsluitend de in deze bijlagen opgenomen gegevens kunnen – op verzoek van de gecertificeerde instelling – aan de gecertificeerde instelling verstrekt worden. De gecertificeerde instelling beperkt zijn vragen om persoonsgegevens tot de persoonslijsten van de ingeschrevenen in verband met de uitvoering van jeugdreclassering op grond van de Jeugdwet.

Naast deze taakomschrijving is ook de groep personen waarop het verzoek van de gecertificeerde instelling gericht mag zijn, beperkt. De gecertificeerde instelling mag de gegevens opgenomen in bijlage II opvragen over een jeugdige als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet. De gegevens opgenomen in bijlage III mogen worden opgevraagd over de ouder als bedoeld in artikel 1.1 van Jeugdwet van de voornoemde jeugdige. Hierbij mogen alleen gegevens worden opgevraagd over de ouders van de jeugdige.

De verstrekking van gegevens op verzoek is noodzakelijk voor de start en/of tijdens de uitvoering van het jeugdreclasseringstraject. Ad hoc gegevensverstrekking is eveneens noodzakelijk voor dossiervorming en de informatieplicht van gecertificeerde instellingen inzake een zorgvuldig en samenhangend jeugdbeleid.

De gegevensset voor verstrekking op verzoek is uitgebreider dan die voor spontane verstrekkingen. Er kunnen aanvullende gegevens noodzakelijk zijn om de leefsituatie van de jeugdige voor de start of tijdens het traject beter in kaart te brengen. Deze gegevens kunnen op het moment dat het noodzakelijk is, worden opgevraagd.

5.3. Toelichting te verstrekken gegevens

Categorie 01 persoon

Het A-nummer, burgerservicenummer, voornamen, voorvoegsel en geslachtsnaam zijn nodig ter identificatie van de jeugdige en de ouder. De geboortedatum wordt voor identificatie gebruikt en is noodzakelijk om te bepalen of de jeugdige wat betreft zijn leeftijd onder het criterium van jeugdige kan worden geschaard.

Het gebruik van de geslachtsaanduiding is op grond van de artikelen 7.4.1 en 7.4.3 van de Jeugdwet in verband met artikel 7.3.1 van het Besluit Jeugdwet noodzakelijk, omdat de gecertificeerde instelling verplicht is gegevens inzake jeugdreclassering te verstrekken aan het college van burgemeester en wethouders, de Minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport en de Minister van Veiligheid en Justitie voor het uitvoeren van een zorgvuldig en samenhangend jeugdbeleid. De geslachtsaanduiding is eveneens nodig voor aanmelding en controle in de Verwijsindex Risicojongeren.

Het gegeven over de geboorteplaats en geboorteland is op grond van de artikelen 3.5 en 2.3, vierde lid, onderdeel b, van de Jeugdwet nodig voor het in kaart brengen van de leefsituatie wat betreft de culturele achtergrond van de jeugdige om te bepalen welke jeugdhulp onder meer aangewezen is naast jeugdreclassering.

Categorie 02/03 ouder 1 en 2

De gegevens uit deze rubriek zijn nodig omdat de ouders benaderd en geïnformeerd moeten worden over de in te zetten jeugdreclassering voor hun kind. De gegevens van de ouders zijn ook nodig voor het in kaart brengen van de leefsituatie van de jeugdige en om adequate maatregelen te kunnen nemen voor de uitvoering van jeugdreclassering.

Categorie 05 Huwelijk/geregistreerd partnerschap

Aan de hand van gegevens over huwelijk en geregistreerd partnerschap en ‘aanduiding naamgebruik’ kan de juiste aanschrijving worden bepaald. De gegevens over het huwelijk en partnerschap zijn ook nodig voor het in kaart brengen van de leefsituatie van de jeugdige en om adequate maatregelen te kunnen nemen voor de uitvoering van jeugdreclassering. Voorts is het van belang om te weten of het huwelijk van de ouder is beëindigd, omdat een jeugdige in dat geval geacht wordt de woonplaats van de ouder te volgen bij wie hij feitelijk verblijft dan wel laatstelijk heeft verbleven.

Categorie 06 overlijden

De datum overlijden wordt gebruikt om te controleren of de jeugdige en ouder nog in leven zijn. Tevens is dit gegeven noodzakelijk ter voorkoming van het aanschrijven van de overleden jeugdige of ouder.

Categorie 07 inschrijving

De gecertificeerde instelling heeft de mogelijkheid het gegeven “07.70.10 Indicatie geheim” op te vragen. Met dit gegeven wordt aangeduid of een ingeschrevene de gemeente heeft verzocht om zijn of haar gegevens niet te verstrekken aan bepaalde derden. Indien dit het geval is, kan de gecertificeerde instelling aanvullende maatregelen treffen om de privacy van de ingeschrevene te waarborgen.

Categorie 08 verblijfplaats

Bij aanvang en tijdens het reclasseringstraject is het noodzakelijk dat de gecertificeerde instelling weet waar de jeugdige en zijn ouders zich bevinden, om het traject na verhuizing zonder problemen voort te kunnen zetten en in overleg te kunnen gaan met de juiste gemeente over het inzetten van de jeugdhulp.

De adresgegevens van de ouders zijn nodig omdat zij zijn betrokken bij het reclasseringstraject. Ouders worden bijvoorbeeld benaderd voor de voorbereiding op hun verplichte aanwezigheid tijdens voorgeleidingen, zittingen in het algemeen en zittingen inzake tenuitvoerleggingen. De rol van de gecertificeerde instelling hierin is om de ouder voor te bereiden op zijn/haar rol tijdens de zittingen op het gebied van ouderlijk toezicht en in hoeverre zijn hun pedagogisch rol kunnen inzetten bij de naleving van voorwaarden van jeugdreclassering.

De gecertificeerde instelling kan in bijzondere gevallen de jeugdige in het buitenland begeleiden, bijvoorbeeld in de grensstreken. Regel is dat als de jongeren verder weg woont, de zaak overgedragen wordt (als dat mogelijk is) of dat aan het Openbaar Ministerie gevraagd wordt de zaak af te sluiten als de begeleiding niet te realiseren is.

Categorie 09 Kind

De gecertificeerde instelling heeft gegevens van het kind van de jeugdige en gegevens over de kinderen van de ouders van de jeugdige nodig om de gezinssituatie in kaart te brengen en te beoordelen of het gezin hulp nodig heeft op basis van de Jeugdwet, en om adequate maatregelen te kunnen nemen voor de uitvoering van jeugdreclassering.

Categorie 10 verblijfstitel

Aan de hand van gegevens uit categorie 10 kan de gecertificeerde instelling vaststellen welke verblijfstitel de ingeschrevene heeft, wanneer de verblijfstitel is ingegaan en beëindigd. Het is noodzakelijk om over de actuele gegevens te beschikken, omdat een wijziging in de verblijfstitel een ingrijpende wijziging in de leefsituatie van een jeugdige vormt.

Categorie 11 gezagsverhouding

Aan de hand van gegevens uit categorie 11 kan de gecertificeerde instelling vaststellen of de ingeschrevene onder gezag valt van ouders of voogd. Het is noodzakelijk om over de actuele gegevens te beschikken, omdat een wijziging in het gezag bepalend kan zijn voor inzet van de gecertificeerde instelling.

6. Inlichtingenplicht

Teneinde de autorisatie actueel te houden dient de gecertificeerde instelling tijdig inlichtingen te verschaffen over wijzigingen die zich voordoen in haar taak, in de regelingen waarop die taak is gebaseerd of wijzigingen in de gegevens uit de basisregistratie personen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van die taak. Het is de uitdrukkelijke verantwoordelijkheid van de gecertificeerde instelling om deze informatie onverwijld kenbaar te maken aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Eventuele gevolgen van onjuistheden in de autorisatie als gevolg van het niet of niet tijdig doorgeven van dergelijke wijzigingen komen voor de verantwoordelijkheid van de gecertificeerde instelling.

7. Bijzonderheden

De gecertificeerde instellingen voeren ook kinderbeschermingsmaatregelen uit. Voor wat betreft het uitvoeren van die werkzaamheden zijn de gecertificeerde instellingen bestuursorgaan. De gecertificeerde instellingen zijn ten behoeve van de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen geautoriseerd voor het verkrijgen van gegevens uit de basisregistratie personen via een afzonderlijke autorisatietabelregel.

8. Publicatie

Dit besluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Het besluit wordt tevens geplaatst op de internetpagina van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens, publicaties.rvig.nl.

Naar boven