Autorisatiebesluit Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten behoeve van Logius in verband met de ontwikkeling van een digitale machtigingsfunctie in het kader van rijks brede verbetering van de elektronische dienstverlening, Rijksdienst voor Identiteitsgegevens

Datum 24 september 2019

Kenmerk 2019-0000503776

In het verzoek van 23 augustus 2019, 2019-0000453169, heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten behoeve van Logius verzocht om autorisatie voor de systematische verstrekking van gegevens uit de basisregistratie personen in verband met de ontwikkeling van een digitale machtigingsfunctie in het kader van rijks brede verbetering van de elektronische dienstverlening.

Gelet op de artikelen 3.1 en 3.2 van de Wet basisregistratie personen wordt op dit verzoek als volgt besloten.

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de Minister van BZK:

de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten behoeve van Logius;

b. de Wet BRP:

de Wet basisregistratie personen;

c. het Besluit BRP:

het Besluit basisregistratie personen;

d. de basisregistratie personen:

de basisregistratie personen, bedoeld in artikel 1.2 van de Wet BRP;

e. de systematische verstrekking:

de systematische verstrekking, bedoeld in artikel 1.1, onder g, van de Wet BRP;

f. de systeembeschrijving:

de systeembeschrijving, bedoeld in artikel 1 van het Besluit BRP;

g. de persoonslijst:

de persoonslijst, bedoeld in artikel 1.1, onder c, van de Wet BRP;

h. de ingeschrevene:

de ingeschrevene, bedoeld in artikel 1.1, onder e, van de Wet BRP;

i. autorisatietabelregel:

de tabel ten behoeve van de systematische verstrekking van gegevens, bedoeld in artikel 1.1, onder g, van de Wet BRP;

j. de afnemersindicatie:

de codering die de Minister van BZK aanduidt in verband met de uitvoering van dit besluit en die is vermeld in de autorisatietabelregel;

k. de verstrekking van gegevens op verzoek:

de verstrekking van gegevens, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder c, van het Besluit BRP, waarbij het aantal personen waarover informatie wordt verstrekt per verzoek ten hoogste tien bedraagt;

l. een infrastructurele wijziging:

een wijziging van de Categorie Verblijfplaats die overeenkomstig de systeembeschrijving wordt beschouwd als een infrastructurele wijziging;

m. de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens:

de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

n. de pilot:

de pilot ‘ouderlijk gezag in de zorg’ in het kader van de ontwikkeling van een digitale machtigingsfunctie;

o. plateau 1:

eerste fase van de pilot waarbij de doelgroep beperkt is tot moeder en kind;

p. de moeder:

moeder met ouderlijk gezag die deelneemt aan de pilot en (een) kind(eren) heeft in de leeftijd 0 tot 12 die patiënt is/zijn bij één van de aan de pilot deelnemende ziekenhuizen;

q. het kind:

kind met de Nederlandse nationaliteit in de leeftijd van 0 tot 12 die patiënt is bij één van de aan de pilot deelnemende ziekenhuizen, waarvan de moeder deelneemt aan de pilot;

r. het ziekenhuis:

bij de pilot betrokken ziekenhuis zoals vastgesteld is in het programma Machtigen.

Paragraaf 2. De verstrekking van gegevens op verzoek aan de Minister van BZK

Artikel 2

  • 1. Aan de Minister van BZK wordt op zijn verzoek een gegeven verstrekt dat is vermeld op de persoonslijst van een ingeschrevene, indien het een gegeven betreft dat is opgenomen in bijlage I of II bij dit besluit.

  • 2. De Minister van BZK verzoekt slechts om een gegeven dat is opgenomen in bijlage I, indien de verstrekking van gegevens noodzakelijk is voor de uitvoering van de pilot in plateau 1 en het verzoek gericht is op het verkrijgen van gegevens over de moeder.

  • 3. De Minister van BZK verzoekt slechts om een gegeven dat is opgenomen in bijlage II, indien de verstrekking van gegevens noodzakelijk is voor de uitvoering van de pilot in plateau 1 en het verzoek gericht is op het verkrijgen van gegevens over het kind.

  • 4. Aan de Minister van BZK worden geen gegevens verstrekt, indien een of meer van de gegevens waarvan de Minister van BZK bij zijn verzoek gebruik heeft gemaakt, niet is opgenomen in bijlage I of II bij dit besluit.

Paragraaf 3. Overige verstrekkingen aan de Minister van BZK

Artikel 3

  • 1. Indien een verstrekking aan de Minister van BZK op grond van dit besluit een gegeven betreft dat op juistheid wordt of is onderzocht, bevat de verstrekking naast dit gegeven tevens de gegevens over dat onderzoek.

  • 2. Indien aan de Minister van BZK gegevens worden verstrekt van een persoonslijst waarvan de bijhouding is opgeschort, bevat de verstrekking tevens de gegevens omtrent de reden en de datum van de opschorting, alsmede, voor zover deze gegevens zijn opgenomen op de persoonslijst, gegevens over de verificatie en de aanlevering van de verstrekte gegevens.

  • 3. Bij de afvoering van een persoonslijst uit de basisregistratie personen worden aan de Minister van BZK, indien de code “fout” als omschrijving reden opschorting bijhouding op de persoonslijst is vermeld en de afnemersindicatie als actuele aanduiding bij de persoonslijst is vermeld, de volgende gegevens verstrekt:

    • a. A-nummer persoon;

    • b. omschrijving reden opschorting bijhouding;

    • c. datum opschorting bijhouding.

Paragraaf 4. Slotbepalingen

Artikel 4

  • 1. De Minister van BZK verstrekt aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onverwijld alle nieuw gebleken informatie die betrekking heeft op hetgeen geregeld is in dit besluit.

  • 2. Deze informatie betreft in ieder geval wijzigingen in:

    • a. de taak of de wijze van uitvoering van de taak van de Minister van BZK;

    • b. de regelgeving ten aanzien van de taak of de wijze van uitvoering van de taak van de Minister van BZK;

    • c. de gegevens uit de basisregistratie personen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taak van de Minister van BZK.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 2019.

Het besluit en de bijlagen bij het besluit worden gepubliceerd in de Staatscourant.

's-Gravenhage, 24 september 2019

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, namens deze, F.G.A.M. Jacob Directeur Uitvoering Rijksdienst voor Identiteitsgegevens

Bezwaar

Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit daartegen per brief bezwaar maken bij de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Postbus 10451, 2501 HL Den Haag. Het bezwaarschrift moet zijn ondertekend, voorzien zijn van een datum alsmede de naam en het adres van de indiener en dient vergezeld te gaan van de gronden waarop het bezwaar berust en, zo mogelijk, een afschrift van het besluit waartegen het bezwaar is gericht.

BIJLAGE I

Bijlage bij artikel 2 lid 2 van dit besluit

RUBRIEK

OMSCHRIJVING

   

01

PERSOON

   

01.01.20

Burgerservicenummer persoon

01.02.10

Voornamen persoon

01.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam persoon

01.02.40

Geslachtsnaam persoon

01.03.10

Geboortedatum persoon

01.04.10

Geslachtsaanduiding

   

06

OVERLIJDEN

   

06.08.10

Datum overlijden

   

09

KIND

   

09.01.20

Burgerservicenummer kind

09.02.10

Voornamen kind

09.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam kind

09.02.40

Geslachtsnaam kind

09.03.10

Geboortedatum kind

   

11

GEZAGSVERHOUDING

   

11.33.10

Indicatie curateleregister

BIJLAGE II

Bijlage bij artikel 2 lid 3 van dit besluit

RUBRIEK

OMSCHRIJVING

   

01

PERSOON

   

01.01.20

Burgerservicenummer persoon

01.02.10

Voornamen persoon

01.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam persoon

01.02.40

Geslachtsnaam persoon

01.03.10

Geboortedatum persoon

   

02

OUDER1

   

02.01.20

Burgerservicenummer ouder1

02.02.10

Voornamen ouder1

02.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam ouder1

02.02.40

Geslachtsnaam ouder1

02.03.10

Geboortedatum ouder1

   

03

OUDER2

   

03.01.20

Burgerservicenummer ouder2

03.02.10

Voornamen ouder2

03.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam ouder2

03.02.40

Geslachtsnaam ouder2

03.03.10

Geboortedatum ouder2

   

04

NATIONALITEIT

   

04.05.10

Nationaliteit

04.65.10

Aanduiding bijzonder Nederlanderschap

   

06

OVERLIJDEN

   

06.08.10

Datum overlijden

   

11

GEZAGSVERHOUDING

   

11.32.10

Indicatie gezag minderjarige

TOELICHTING

1. Algemeen

Inleiding

De Wet basisregistratie personen (Wet BRP) vormt de juridische basis voor de basisregistratie personen. In de basisregistratie personen zijn persoonsgegevens opgeslagen in de vorm van persoonslijsten.

De basisregistratie personen bevat gegevens over personen die zijn ingeschreven bij een van de gemeenten in Nederland. De gemeenten houden deze gegevens bij.

Verder zijn in de basisregistratie personen gegevens opgenomen van personen die buiten Nederland woonachtig zijn, zogenoemde niet-ingezetenen. Gegevens van niet-ingezetenen worden bijgehouden door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze registratie van niet-ingezetenen in de basisregistratie personen wordt aangeduid als de Registratie Niet-Ingezetenen (RNI). Over niet-ingezetenen wordt een beperkter aantal gegevens bijgehouden dan over ingezetenen. De gegevens in de RNI zijn niet aangemerkt als authentieke gegevens. Gegevens over niet-ingezetenen kunnen namelijk minder gemakkelijk actueel gehouden worden dan gegevens over ingezetenen.

De Wet BRP biedt de grondslag voor systematische gegevensverstrekking over ingezetenen en niet-ingezetenen aan overheidsorganen en daartoe aangewezen andere organisaties. Bij de systematische verstrekking worden vanuit een centraal bestand op geautomatiseerde wijze persoonsgegevens uit de basisregistratie personen verstrekt.

Organisaties die in aanmerking komen voor systematische gegevensverstrekking

Allereerst komen overheidsorganen in aanmerking voor systematische gegevensverstrekking uit de basisregistratie personen. Daarnaast kunnen ook organisaties die werkzaamheden verrichten met een gewichtig maatschappelijk belang daarvoor in aanmerking komen, indien deze werkzaamheden en deze organisaties op grond van artikel 3.3 van de Wet BRP zijn aangewezen. Voorts voorziet artikel 3.13 Wet BRP in systematische gegevensverstrekking aan onderzoeksinstellingen. Waar in het vervolg van deze toelichting zal worden gesproken over "de afnemer" worden daarmee zowel overheidsorganen als derden als onderzoeksinstellingen bedoeld.

Het autorisatiebesluit

Afnemers die systematisch gegevens verstrekt willen krijgen uit de basisregistratie personen dienen hiertoe een verzoek in bij de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het verzoek wordt gedaan in de vorm van een autorisatieaanvraagformulier. In dit formulier is aangegeven welke gegevens, over welke personen en voor welke taken de aanvrager op systematische wijze verstrekt wenst te krijgen. Het verzoek wordt getoetst, waarbij wordt uitgegaan van de beoordelingscriteria zoals deze zijn neergelegd in de Wet BRP en het Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP). Onder meer bepalend is of en in hoeverre de verstrekking van de gegevens noodzakelijk is voor de goede vervulling van de taak van de aanvrager. Hierbij wordt steeds de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen, van wie de aanvrager gegevens verstrekt wenst te krijgen, gewaarborgd.

Na toetsing van het autorisatieverzoek wordt door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een autorisatiebesluit ten behoeve van de aanvrager genomen. In dit autorisatiebesluit wordt bepaald welke gegevens over welke categorieën van personen en in welke gevallen aan de afnemer worden verstrekt. Aan het autorisatiebesluit kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van een zorgvuldige en doelmatige gegevensverstrekking.

Het autorisatiebesluit wordt voor zover mogelijk technisch vertaald in een zogenoemde autorisatietabelregel. Aan de hand van de autorisatietabelregel wordt de geautoriseerde afnemer herkend en kan de gegevensverstrekking vanuit de basisregistratie personen geautomatiseerd afgewikkeld worden.

2. Toelichting op de wijzen van verstrekken

De systematische gegevensverstrekking uit de basisregistratie personen kan op verschillende wijzen plaatsvinden. Op grond van dit besluit vindt de verstrekking op de volgende manieren plaats:

De verstrekking op verzoek

Een afnemer kan op verzoek een set gegevens van een persoonslijst verstrekt krijgen. In het autorisatiebesluit is opgenomen welke gegevens van welke categorieën personen mogen worden opgevraagd.

Overige verstrekkingen

Door technische problemen kan het voorkomen dat het berichtenverkeer in een bepaalde periode niet of niet juist heeft plaatsgevonden. Indien een onderzoek is ingesteld of afgerond naar een gegeven of een verzameling van gegevens, wordt hiervan melding gedaan.

Indien gegevens worden opgevraagd van een persoonslijst die is opgeschort, hetgeen onder meer gebeurt indien een ingeschrevene is overleden of geëmigreerd, worden de reden en datum opschorting bijhouding van de persoonslijst meeverstrekt. Bij verstrekking van gegevens van een persoonslijst van een niet-ingezetene, is het van belang om aan te geven wanneer de gegevens op de persoonslijst geverifieerd zijn en welke organisatie de in een categorie opgenomen gegevens heeft aangeleverd. Om dit te bereiken, worden de verificatiegegevens of de gegevens over de aanleverende organisatie, voor zover die gegevens zijn opgenomen op de persoonslijst, meeverstrekt als er gegevens worden verstrekt uit een categorie waarin die gegevensgroepen voorkomen.

3. De Minister van BZK

De geadresseerde van dit autorisatiebesluit is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten behoeve van Logius (in deze toelichting genoemd: de Minister van BZK). Logius is de dienst digitale overheid en onderdeel van het Ministerie van BZK.

De Minister van BZK is een overheidsorgaan als bedoeld in artikel 1. 1, onder t, van de Wet BRP.

3.1. Taken van de Minister van BZK

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het beheer, de doorontwikkeling en de overheidsbrede toepassingen van diensten en standaarden. In het regeerakkoord van kabinet Rutte-III ‘Vertrouwen in de toekomst’ is opgenomen dat er in het kader van de verbetering van de elektronische dienstverlening, een (digitale) machtigingsfunctie komt. Mede gelet op artikel X van de Wet elektronisch verkeer Belastingdienst is de Minister van BZK verantwoordelijk voor de realisatie van deze machtigingsfunctie. De ontwikkeling van deze (digitale) machtigingsfunctie wordt door de Minister van BZK uitgevoerd binnen het Programma Machtigen.

Binnen het Programma Machtigen worden oplossingen uitgewerkt die erin voorzien dat wettelijke vertegenwoordigers met het eigen inlogmiddel digitaal zaken kunnen doen voor een ander. Een van de vormen van wettelijke vertegenwoordiging is ouderlijk gezag.

In het kader van de (digitale) ontwikkeling van een machtigingsfunctie start de Minister van BZK een pilot ouderlijk gezag in de zorg. De eerste fase van deze pilot, plateau 1, heeft betrekking op moeders met ouderlijk gezag en hun kinderen met de Nederlandse nationaliteit in de leeftijd van 0 tot 12 jaar. De doelgroep van de pilot bestaat uit kinderen die patiënt zijn bij één van de bij de pilot betrokken ziekenhuizen en hun moeders, zoals in het Programma Machtigen vastgesteld.

Om uitvoering te kunnen geven aan de pilot in plateau 1 is het nodig dat de Minister van BZK, gedurende de looptijd van plateau 1, gegevens van betrokken moeders en kinderen verstrekt krijgt uit de basisregistratie personen. Op basis van verstrekte BRP-gegevens zal de Minister van BZK vaststellen of de moeder, die inlogt met haar DigiD bij één van de deelnemende ziekenhuizen, ouderlijk gezag heeft en dientengevolge bevoegd is om het patiëntendossier van haar minderjarige kind te raadplegen.

3.2. Wijzen van verstrekken aan de Minister van BZK

De Minister van BZK krijgt de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vervulling van de hierboven beschreven taken op systematische wijze verstrekt uit de basisregistratie personen. De systematische verstrekking aan de Minister van BZK vindt plaats door middel van gegevensverstrekking op verzoek.

De verstrekking van gegevens op verzoek aan de Minister van BZK

De Minister van BZK mag op verzoek gegevens opvragen uit de basisregistratie personen. Het betreft de gegevens die zijn opgenomen in de bijlage I en II. De Minister van BZK mag gegevens opvragen over moeders en kinderen die deelnemen aan de pilot in plateau 1.

3.3. Toelichting te verstrekken gegevens

Om gebruik te kunnen maken van de machtigingsvoorziening zal een gebruiker ingelogd moeten zijn met diens DigiD. Als de gebruiker inlogt met diens DigiD, krijgt de machtigingsvoorziening het Burgerservicenummer van de gebruiker. Met dit Burgerservicenummer (rubriek 01.01.20) wordt de basisregistratie personen bevraagd. Daarbij verzoekt de Minister van BZK de “Voornamen persoon” (rubriek 01.02.10), het “Voorvoegsel geslachtsnaam persoon” (rubriek 01.02.30) en de “Geslachtsnaam persoon” (rubriek 01.02.40) van de persoonslijst van de ingelogde gebruiker, om deze aan de gebruiker te tonen.

De pilot in plateau 1 is beperkt tot moeders (en niet vaders). Om vast te stellen of de gebruiker binnen de scope van de pilot valt, verzoekt de Minister van BZK de “Geslachtsaanduiding” (rubriek 01.04.10) van de gebruiker, waarmee het systeem vaststelt of de ingelogde gebruiker een vrouw is.

Indien een moeder onder curatele staat, kan zij geen ouderlijk gezag hebben over het kind. Daarnaast ligt in Nederland de wettelijke meerderjarigheidsgrens op 18 jaar. Mocht de moeder jonger zijn, dan krijgt zij ook niet van rechtswege het ouderlijk gezag. Daarom wordt verzocht om de verstrekking van de “Indicatie curatele register” (rubriek 11.33.10) om vast te stellen of de moeder onder curatele staat en om de “Geboortedatum persoon” (rubriek 01.03.10) om de leeftijd van de moeder vast te stellen. Daarnaast vindt controle plaats of de moeder niet overleden is, daartoe wordt de “Datum overlijden” (rubriek 06.08.10) van moeder verzocht.

Ter controle van de relatie tussen kind en moeder worden Burgerservicenummers en namen en geboortedatums over en weer vergeleken tussen de persoonslijsten van het kind en de moeder.

Om die controle te doen, verzoekt de Minister van BZK van de persoonslijst van het kind “Burgerservicenummer Ouder1” (rubriek 02.01.20), “Voornamen Ouder1” (rubriek 02.02.10), “Voorvoegsel geslachtsnaam Ouder1” (rubriek 02.02.30), “Geslachtsnaam Ouder1” (rubriek 02.02.40), “Geboortedatum Ouder1” (rubriek 02.03.10), “Burgerservicenummer Ouder2” (rubriek 03.01.20), “Voornamen Ouder2” (rubriek 03.02.10), “Voorvoegsel geslachtsnaam Ouder2” (rubriek 03.02.30), “Geslachtsnaam Ouder2” (rubriek 03.02.40) en “Geboortedatum Ouder2” (rubriek 03.03.10). Deze worden vergeleken met de gegevens op de persoonslijst van moeder. Daartoe verzoekt de Minister van BZK tevens het “Burgerservicenummer persoon” (rubriek 01.01.20) van de persoonslijst van de moeder.

Het systeem bepaalt aan de hand van de lijst met kinderen op de persoonslijst van de moeder welke kinderen getoond kunnen worden. Het systeem toont de lijst met kinderen aan de moeder. Om de namen van de kinderen aan de moeder te kunnen tonen, dienen van de persoonslijst van moeder de “Voornamen Kind” (rubriek 09.02.10), het “Voorvoegsel geslachtsnaam Kind” (rubriek 09.02.30) en de “Geslachtsnaam Kind” (rubriek 09.02.40) opgevraagd te worden.

Ter controle van de relatie tussen moeder en kind wordt tevens “Burgerservicenummer Kind” (rubriek 09.01.20) van de persoonslijst van moeder opgevraagd. De opgevraagde gegevens over het kind van de persoonslijst van moeder, worden vergeleken met die op de persoonslijst van het kind. Daartoe worden van de persoonslijst van het kind het “Burgerservicenummer persoon” (rubriek 01.01.20), de “Voornamen persoon” (rubriek 01.02.10), het “Voorvoegsel geslachtsnaam persoon” (rubriek 01.02.30) en de “Geslachtsnaam persoon” (rubriek 01.02.40) opgevraagd.

Het systeem toont alleen minderjarige kinderen, waarvan de moeder minimaal 18 jaar oud was bij de geboorte. Daartoe wordt op de persoonslijst van moeder de “Geboortedatum Kind” (rubriek 09.03.10) opgevraagd. De scope van de pilot in plateau 1 is nog verder beperkt tot kinderen jonger dan 12 jaar met een Nederlandse nationaliteit. De eventuele bevoegdheid van de moeder tot het inzien van een patiëntendossier is namelijk afhankelijk van de leeftijd van het kind. Om de leeftijd van het kind vast te stellen wordt van het kind de “Geboortedatum persoon” (rubriek 01.03.10) opgevraagd.

Daarnaast wordt de “Datum overlijden” (rubriek 06.08.10) van het kind verzocht. Wanneer een ouder al voor het overlijden van het kind recht op inzage in het medisch dossier had, werkt dit namelijk na het overlijden van het kind door. Dat is dus het geval bij moeders van kinderen tot 12 jaar oud die voorafgaand aan het overlijden recht op inzage hadden. Om ook in die gevallen ook de moeder een mogelijkheid te geven het medisch dossier in te zien, wordt de datum van overlijden vergeleken met de geboortedatum van het kind.

Tevens wordt de “Nationaliteit” (rubriek 04.05.10) van het kind opgevraagd. Nationaliteit is bepalend voor het van toepassing zijnde recht. Consequentie is dat alleen voor kinderen met een Nederlandse nationaliteit het gezag kan worden afgeleid uit de basisregistratie personen. Daarnaast wordt “Aanduiding bijzonder Nederlanderschap” (rubriek 04.65.10) van de persoonslijst het kind opgevraagd, aangezien dat is gelijkgesteld aan Nederlanderschap. Omdat in dergelijke gevallen de status van het kind qua rechten en plichten gelijk gesteld is aan een Nederlandse nationaliteit, zal deze categorie meegenomen moeten worden in deze pilot.

Tevens wordt “Indicatie gezag minderjarige” (rubriek 11.32.10) van de persoonslijst van het kind opgevraagd. Daarmee stelt het systeem vast of er gezagsmutaties rond het ouderlijk gezag staan geregistreerd bij het kind, na een gerechtelijke uitspraak of besluit van de griffie. Afhankelijk van de inhoud van deze indicatie, zal het ouderlijk gezag worden afgeleid uit de basisregistratie personen.

4. Inlichtingenplicht

Teneinde de autorisatie actueel te houden dient de Minister van BZK tijdig inlichtingen te verschaffen over wijzigingen die zich voordoen in zijn taak, in de regelingen waarop die taak is gebaseerd of wijzigingen in de gegevens uit de basisregistratie personen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van die taak. Het is de uitdrukkelijke verantwoordelijkheid van de Minister van BZK om deze informatie onverwijld kenbaar te maken aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Eventuele gevolgen van onjuistheden in de autorisatie als gevolg van het niet of niet tijdig doorgeven van dergelijke wijzigingen komen voor de verantwoordelijkheid van de Minister van BZK.

5. Publicatie

Dit besluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Het besluit wordt tevens geplaatst op de internetpagina van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens, publicaties.rvig.nl.

Naar boven