Call for Proposals ENW PPS-fonds 2019 2de ronde, Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Impuls voor publiek-private samenwerking binnen de Topsectoren Chemie, Energie, Hightech Systemen & Materialen, Agri&Food, en ICT

Exacte en Natuurwetenschappen

2019 2de ronde

Inhoud

1

Inleiding

1

 

1.1

Achtergrond

1

 

1.2

Beschikbaar budget

1

 

1.3

Geldigheidsduur call for proposals

2

2

Doel

2

3

Richtlijnen voor aanvragers

2

 

In het kort

2

 

3.1

Wie kan aanvragen

3

 

3.2

Wat kan aangevraagd worden

4

 

3.3

Wanneer kan aangevraagd worden

10

 

3.4

Het opstellen van de aanvraag

10

 

3.5

Subsidievoorwaarden

11

 

3.6

Het indienen van een aanvraag

13

4

Beoordelingsprocedure

13

 

4.1

Procedure

13

 

4.2

Criteria

15

5

Contact

15

 

5.1

Contact

15

6

Bijlage(n)

16

 

6.1

Intellectuele eigendomsrechten en kennistransfer; Project Agreement

16

 

6.2

In kind cofinanciering

19

1 Inleiding

1.1 Achtergrond

ENW PPS-fonds 2019

NWO draagt bij aan het Kennis- en Innovatiecontract 2018-2019 (KIC), onder meer door middel van publiek-private samenwerkingsprogramma’s. Het ENW PPS-fonds 2019 wordt uitgevoerd door het NWO Domein Exacte en Natuurwetenschappen (ENW) voor de topsectoren Chemie (incl. Biobased Economy), Energie, Hightech Systemen & Materialen (HTSM), Agri&Food en het doorsnijdend thema ICT. Het ENW PPS-fonds biedt voor deze topsectoren mogelijkheden voor bottom up indiening van onderzoeksprojecten door consortia van bedrijven en kennisinstellingen.

1.2 Beschikbaar budget

Het beschikbare budget voor deze call is na de eerste aanvraagronde geactualiseerd. Het subsidieplafond voor zowel de eerste ronde (deadline 4 juni 2019, aanvragen in behandeling), als voor de tweede aanvraagronde (deadline 8 oktober 2019) is hieronder aangegeven. Verder is het mogelijk dat bij de besluitvorming over de aanvragen in de tweede aanvraagronde resterend budget van een compartiment verschoven wordt naar een overvraagd compartiment.

Het subsidieplafond voor het ENW PPS-fonds 2019 betreft in totaal € 16.081.584,–. Dit bedrag is gecompartimenteerd naar de topsectoren Chemie incl. BBE (€ 6.590.466,–), Energie (€ 5.496.016,–), Agri&Food (€ 2.026.579,–), HTSM (€ 1.499.679-) en ICT (€ 468.844,–). Deze bedragen gelden voor de twee aanvraagrondes samen.

Voor de eerste aanvraagronde (deadline 4 juni 2019) is, mede naar aanleiding van de ontvangen aanvragen, het subsidieplafond op € 9.377.445,– vastgesteld. Dit bedrag is gecompartimenteerd naar de participerende topsectoren: € 5.233.850,– (Chemie); € 1.499.679,– (HTSM); € 1.020.985,– (Energie); € 468.844,– (ICT); € 611.140,– (Agri&Food).

Voor de tweede aanvraagronde (deadline 8 oktober 2019) is het subsidieplafond op € 7.247.085,– vastgesteld. Dit bedrag is gecompartimenteerd naar de topsectoren Chemie incl. BBE (€ 1.356.616,–), Energie (€ 4.475.031,–), Agri&Food (€ 1.415.439,–), HTSM (€ 0) en ICT (€ 0). Binnen de compartimenten HTSM en ICT is in de tweede aanvraagronde vooralsnog géén budget beschikbaar omdat deze compartimenten in de eerste aanvraagronde overvraagd zijn.

Alleen voorstellen die passen binnen (één of meer van) de Kennis- en Innovatie-agenda’s van de betrokken topsectoren (zie passendheidstoets in hoofdstuk 3) en die als 'zeer goed' of 'excellent' worden beoordeeld komen in aanmerking voor een subsidie. Voorstellen die passend zijn binnen een bepaalde topsector zijn in competitie met elkaar voor de middelen gecompartimenteerd voor die betreffende topsector.

Afhankelijk van het honoreringsresultaat van de eerste aanvraagronde kan het budget van de tweede aanvraagronde binnen dezelfde compartimenten aangevuld worden met resterende middelen uit de eerste aanvraagronde. Dit zal echter pas na de deadline van de tweede aanvraagronde bekend zijn.

In het geval in de tweede aanvraagronde het budget binnen een topsector-compartiment overvraagd wordt terwijl er in één of meer andere compartimenten budget resteert, kan het NWO Domeinbestuur ENW binnen de aanvraagronde besluiten het niet-aangevraagde budget van een compartiment te gebruiken om binnen een overvraagd compartiment voorstellen met een kwalificatie van ten minste ‘zeer goed’ te honoreren. Het is ook mogelijk dat het beschikbare budget voor deze call for proposals niet volledig wordt gebruikt.

1.3 Geldigheidsduur call for proposals

De deadline voor het indienen van aanvragen is 8 oktober 2019, om 14:00 uur CE(S)T.

2 Doel

Doel van het ENW PPS-fonds 2019 is:

  • a. het bevorderen van PPS in onderzoeksgebieden met goede perspectieven op innovaties én uitdagende wetenschappelijke vragen, in de vorm van excellent wetenschappelijk onderzoek in aansluiting op hetgeen in het huidige Kennis- en Innovatiecontract met de topsectoren is overeengekomen.

  • b. versterking van vraaggestuurd onderzoek, innovatie en valorisatie met het oog op strategische kansen voor economische groei en het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen.

3 Richtlijnen voor aanvragers

In het kort

Passendheidsverklaring

Let op! Het onderwerp van uw aanvraag moet passen binnen de Kennis- en Innovatieagenda van een of meer topsectoren. Hiertoe vraagt u een passendheidsverklaring aan bij een topsector/TKI, dat toetst of het onderwerp van uw voorstel past binnen de roadmaps die in de huidige Kennis- en Innovatieagenda’s van de deelnemende topsectoren uitgewerkt zijn. Zie verderop in deze Call for Proposals hoe het aanvragen van een passendheidsverklaring in zijn werk gaat. Aanvragen zonder passendheidsverklaring zijn niet ontvankelijk bij NWO en worden niet in behandeling genomen. U wordt verzocht tijdig contact op te nemen met één van de contactpersonen (zie hoofdstuk 3.4).

Projectvormen

Het ENW PPS-fonds kent vier projectvormen, waarvan drie worden aangeboden binnen de kaders van deze call. De projectvormen worden hieronder kort toegelicht. De uitgebreide toelichting is te vinden verderop in deze Call for Proposals.

Industrial Partnership Project (IPP): samenwerking tussen één of meer bedrijven en één of meer kennisinstellingen. Projecten worden voor 50% gefinancierd door NWO en voor 50% in cash door het bedrijfsleven. De minimum NWO-bijdrage aan een IPP is € 500.000, de maximum NWO-bijdrage is € 1.000.000.

Technology Area (TA): consortia van minimaal twee bedrijven en minimaal twee kennisinstellingen. NWO betaalt 70% van de projectkosten, de deelnemende bedrijven gezamenlijk 30%. De private bijdrage mag gedeeltelijk in kind zijn. De minimum NWO-bijdrage aan een TA is € 525.000, de maximum NWO-bijdrage is € 1.050.000.

Launchpad for Innovative Future Technology (LIFT): samenwerking tussen ten minste één bedrijf en ten minste één kennisinstelling. Projecten worden gemiddeld voor 20% gefinancierd door het bedrijfsleven in cash en voor 80% door NWO. Een LIFT-project wordt meestal in twee fases uitgevoerd en gefinancierd, maar het hele project wordt in één keer aangevraagd. De minimum NWO-bijdrage aan een LIFT project bedraagt € 120.000, de maximum bijdrage € 240.000.

Voor de werkvorm Kennis Innovatie Mapping (KIEM) is een aparte call for proposals ingericht, te vinden op de website www.nwo.nl/enwppsfonds. KIEM is bedoeld voor projecten van een mkb-bedrijf samen met één of meer kennisinstellingen. Het deelnemende MKB is gevestigd in Nederland en betaalt 20% van de projectkosten, NWO 80%. De NWO-bijdrage aan een KIEM project bedraagt minimaal € 16.000 tot maximaal € 40.000. De projectvorm KIEM maakt dus geen deel uit van deze call.

In de tabel hieronder is samengevat welke projectvorm voor welke topsector beschikbaar is binnen de kaders van deze call:

Topsector

IPP

TA

LIFT

Chemie (incl. BBE)

X

X

X

Energie

X

X

X

HTSM

X

   

Agri&Food

X

X

X

ICT

   

X

3.1 Wie kan aanvragen

Hoogleraren, universitair (hoofd)docenten en andere onderzoekers1 met een vergelijkbare aanstelling kunnen een aanvraag indienen als zij:

  • in dienst zijn (i.e. een bezoldigde aanstelling hebben) bij één van de onderstaande organisaties:

    • Nederlandse universiteiten;

    • Universitaire medische centra

    • KNAW- en NWO-instituten;

    • het Nederlands Kanker Instituut;

    • het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek te Nijmegen;

    • onderzoekers van de Dubble-bundellijn bij de ESRF te Grenoble;

    • NCB Naturalis;

    • Advanced Research Centre for NanoLithography (ARCNL);

    • Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie.

  • ten minste beschikken over een doctoraal- of ingenieursdiploma – of op gelijkwaardige wijze zijn gekwalificeerd;

  • én een dienstverband (aanstellingsduur) hebben voor ten minste de looptijd van het onderzoek waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Personeel met een 0-uren aanstelling is uitgesloten van indiening.

Een uitzondering op de vereiste aanstellingsduur kan gemaakt worden voor:

  • hoofdaanvragers met een “tenure track” of vergelijkbare tijdelijke aanstelling die tenminste de helft van de vereiste duur beslaat.

  • medeaanvragers.

De betreffende aanvragers dienen dan middels een brief aan te tonen dat adequate begeleiding voor de volledige duur van het onderzoek gegarandeerd wordt voor alle uitvoerders voor wie subsidie wordt aangevraagd.

Aanvragen worden altijd ingediend door een academische onderzoeker namens een consortium van bedrijven en onderzoekers.

Aanvullende voorwaarden/criteria
  • In ieder projectconsortium participeert minstens één (IPP, LIFT) of twee (TA) bedrijven met een volledig private bijdrage én een directe kennis- en/of innovatievraag. Daarnaast mogen ook andere organisaties meedoen als co-financier (zie paragraaf 3.5)

  • Bedrijven en andere co-financierende partijen komen niet in aanmerking voor NWO-financiering, maar dragen in cash (en/of indien van toepassing in kind) bij aan het onderzoek.

  • De in cash-bijdragen worden via NWO en als onderdeel van de subsidie verstrekt aan de aanvragende universiteit(en) / onderzoeksinstitu(u)t(en). Reeds bij het indienen van de aanvraag moet duidelijk zijn dat er commitment aan NWO is van de deelnemende private partijen middels een “letter of commitment” (zie paragraaf 3.4). Private partijen treden in de aanvraag op als cofinancier.

  • De vertegenwoordiger(s) van de private partij(en) in het consortium (i.e. personen die namens een Private Participant in het voorstel worden genoemd), dient/dienen geen (bezoldigd of onbezoldigd) academisch dienstverband te hebben in een academische onderzoeksgroep die deel uit maakt van het aanvragende consortium.

  • Private partijen dienen aan de volgende voorwaarden te voldoen om mee te tellen als deelnemende partij in een aanvraag/project:

    • Een bedrijf dient te zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (of een vergelijkbare instantie in het buitenland indien het een buitenlands bedrijf betreft);

    • Een private partij dient een directe, relevante kennis- en/of innovatievraag te hebben en in cash bij te dragen;

    • De in cash-bijdrage dient van private oorsprong te zijn (de bijdrage kan bijvoorbeeld geen elders verkregen subsidie zijn of uit andere overheidsmiddelen bestaan).

  • Met name voor kleinere/jongere bedrijven/startups geldt dat:

    • Het niet voor de gelegenheid van het project dient te zijn opgericht. Richtlijn is daarom dat het bedrijf minstens een jaar bestaat;

    • Op verzoek een jaarrekening moet worden overlegd;

    • De academische aanvragers c.q. bij het project betrokken onderzoekers uit de onderzoeksgroep van een aanvrager géén aanstelling mogen hebben bij het bedrijf dat in de betreffende aanvraag participeert; adviesfuncties “op afstand” zijn echter niet op voorhand uitgesloten.

In het aanvraagformulier worden de deelnemende private partijen gevraagd bovenstaande punten te adresseren. Mogelijk wordt om aanvullende informatie gevraagd. Aanvragen waarin bedrijven participeren die niet voldoen aan bovengenoemde voorwaarden komen niet in aanmerking voor subsidie.

Het niet-universitaire deel van WUR, de TO2-federatie2, RIVM en KNMI kunnen als kennisinstelling lid zijn van een consortium. Op deze wijze dragen hun onderzoekers bij aan een project en hebben toegang tot de kennis. In tegenstelling tot de door NWO erkende onderzoeksinstituten komen deze organisaties echter niet in aanmerking voor subsidiëring door NWO.

Daarnaast kunnen het niet-universitaire deel van WUR, de TO2-federatie, RIVM en KNMI, alsook andere typen (maatschappelijke) organisaties die niet voor NWO-financiering in aanmerking komen, participeren als EXTRA private partij. Daarbij dragen zij in cash (en indien van toepassing in kind) bij aan het project, en hun bijdrage telt mee bij de berekening van de NWO-subsidie (echter niet voor ‘PPS-toeslag’ en de bepaling van het minimaal benodigde aantal private partijen in een bepaalde werkvorm, tenzij kan worden aangetoond welke private oorsprong de bijdrage heeft, en welke private kennis- en/of innovatievraag er is). Zie paragraaf 3.5 voor details.

Het ENW PPS-fonds zet in op een grote deelname van MKB3 aan de projecten en programma’s. MKB’s worden dan ook van harte uitgenodigd om in de consortia deel te nemen.

De vertegenwoordiging en doorstroom van vrouwen in de wetenschap loopt sterk achter bij die van mannen. Vrouwen worden daarom nadrukkelijk uitgenodigd voorstellen in te dienen.

3.2 Wat kan aangevraagd worden

3.2.1 Projectvormen ENW PPS-fonds

Industrial Partnership Project (IPP)

Een IPP kan worden aangevraagd voor de Topsectoren Chemie, Energie, HTSM en Agri&Food. In een IPP werken één of meer bedrijven en minstens één (aanvragende) kennisinstelling met elkaar samen (zie paragraaf 3.1 voor de voorwaarden voor deelname). De co-financierende partij(en samen) en NWO betalen ieder 50% van de projectkosten in cash. De minimum NWO-bijdrage aan een IPP is € 500.000; de maximum NWO-bijdrage is € 1.000.000. Bij 50% cofinanciering geldt voor een bedrijf maximaal IE-categorie III (minimale individuele cofinanciering 31% of hoger) (zie Bijlage 6.1).

Samenvattende tabel IPP

IPP

≥1 bedrijf + ≥ 1 kennisinstellingen bedragen in cash k€

 

Bedrijf

PPS-Fonds

Totaal

Min.

500

500

1.000

Max.

1.000

1.000

2.000

Technology Area (TA)

Een TA kan worden aangevraagd voor de topsector Chemie, Energie en Agri&Food. In TA’s werken minstens twee bedrijven en minstens twee (aanvragende) kennisinstellingen met elkaar samen (zie paragraaf 3.1 voor de voorwaarden voor deelname). Daarnaast mogen ook andere al dan niet private partijen participeren (zie paragraaf 3.5).

  • De deelnemende co-financierende partijen dragen gezamenlijk 30% van de projectkosten, NWO via het PPS-Fonds 70%. In TA is het voor co-financierende partijen mogelijk om deels in kind bij te dragen. Dit is met name voor het MKB interessant, samen met het feit dat er in grotere bedrijfsconsortia mag worden deelgenomen, waardoor de (in cash) inleg per bedrijf relatief laag kan zijn.

  • De minimum NWO-bijdrage aan een TA bedraagt € 525.000; de maximum NWO-bijdrage is € 1.050.000.

  • Co-financierende partijen dragen in cash en/of in kind bij aan het project.4

  • Uitsluitend bedrijven die (ook) in cash bijdragen aan het consortium, tellen mee voor het bepalen van het aantal benodigde bedrijven (minimaal twee);

  • Uitsluitend private partijen die (ook) in cash bijdragen aan het consortium, tellen mee voor de berekening van de bijdrage vanuit het PPS-fonds.

  • Naast de cash telt een deel van de private in kind-inbreng mee voor de berekening van de bijdrage vanuit het Fonds:

    • Als een MKB5 in kind inbrengt, telt hiervan 2x de cash-inleg mee voor de berekening van de bijdrage uit het Fonds. Dus van een MKB dat € 3.000 in cash bijdraagt aan een project, telt maximaal (2* € 3.000 =) € 6.000 in kind, en daarmee maximaal € 9.000 totaal, mee voor de berekening van de Fondsbijdrage. Wordt er door het MKB minder in kind ingebracht dan maximaal toegestaan, dan telt uiteraard het lagere, gecommitteerde bedrag mee voor de berekening van de Fonds-bijdrage.

    • Als een niet-MKB in kind inbrengt, telt hiervan 0,5 x de cash-inleg mee voor de berekening van de Fonds-bijdrage. Dus van een niet-MKB dat € 3.000 in cash bijdraagt aan een project, telt maximaal (€ 3.000/2 =) € 1.500 in kind, en daarmee maximaal € 4.500 totaal, mee voor de berekening van de Fonds-bijdrage.

    • In kind-bijdragen moeten essentieel zijn voor het project en zijn opgenomen in de begroting van de onderzoekskosten van de projectaanvraag. In kind bijdragen zijn bijvoorbeeld: personeel (maximum tarief € 125/uur)

    • materialen

    • (gebruik van) apparatuur.

Zie bijlage 6.2 voor de voorwaarden waaraan de in kind-bijdragen moeten voldoen.

  • Bij 30% cofinanciering geldt voor een deelnemend bedrijf maximaal IE-categorie II (minimale individuele cofinanciering 11% of hoger) (zie Bijlage 6.1).

Samenvattende tabel TA

TA: ≥ 2 bedrijven + ≥ 2 kennisinstellingen, bedragen in k€

   

Bedrijven

Fonds

Totaal

Totale projectkosten

Min

225

525

750

 

Max

450

1.050

1.500

Cash per bedrijf

 

alles telt mee

   

In kind-inbreng per MKB-bedrijf die meetelt voor bijdrage uit het Fonds

Max

per bedrijf 2*cash-inleg

   

In kind-inbreng per niet-MKB-bedrijf die meetelt voor bijdrage uit het Fonds

Max

per bedrijf

cash-inleg/2

   

Voorbeeld van een TA

In het onderstaande voorbeeld doen drie bedrijven mee in het consortium, twee MKB’s en één groter bedrijf.

Bedrijf 1 (niet-MKB) draagt aan het project k€ 110 bij in cash en k€ 70 in kind. Van de in kind-bijdrage telt k€ 55 mee voor de berekening van de bijdrage uit het Fonds, namelijk de cash-bijdrage gedeeld door 2.

Bedrijf 2, een MKB, draagt k€ 5 in cash en k€ 20 in kind bij. Van de in kind telt 2x de cash-inleg van k€ 5 = k€ 10 mee in de berekening.

Bedrijf 3, eveneens een MKB, draagt k€ 20 in cash en k€ 25 in kind bij. Deze inbreng telt in z’n geheel mee in de berekening. Het bedrijf had desgewenst tot (2 x k€ 20 =) k€ 40 aan in kind-inspanningen in het project kunnen inbrengen om te laten meetellen voor de hoogte van de bijdrage uit het Fonds.

De totale co-financiering bedraagt k€ 225, waarvan k€ 135 in cash. Vanuit NWO is k€ 525 beschikbaar. Van het totale cash-bedrag (k€ 660) is 95% beschikbaar voor directe financiering van het project (aanstelling promovendi, aanschaf materialen, etc.) en 5% voor NWO-uitvoeringskosten (respectievelijk k€ 627 en k€ 33).

Inleg in k€

cash

in kind

in kind die meetelt voor bijdrage uit PPS-fonds

cash + in kind die meetelt voor bijdrage uit PPS-fonds

Bedrijf1 (niet-MKB)

110

70

55

165

Bedrijf2 (MKB)

5

20

10

15

Bedrijf3 (MKB)

20

25

25

45

Totaal bedrijven

135

115

90

225

Bijdrage Fonds

525

     

Totaal cash

660

     

voor project

627

     

voor NWO-management

33

     

Launchpad for Innovative Future Technology (LIFT)

LIFT kan worden aangevraagd voor de topsectoren Chemie, Energie, Agri&Food en ICT. In LIFT werken minstens één bedrijf en minstens één (aanvragende) kennisinstelling met elkaar samen (zie paragraaf 3.1 voor de voorwaarden voor deelname). De co-financierende partij(en) betalen gemiddeld 20% van de projectkosten (in cash), NWO betaalt 80%. Bij 20% cofinanciering geldt voor een deelnemend bedrijf maximaal IE-categorie II (minimale individuele cofinanciering 11% of hoger) (zie Bijlage 6.1). LIFT kent twee verschillende vormen:

Twee fasen LIFT

Dit type LIFT-project bestaat uit twee fases, die tegelijk worden aangevraagd. Beide fases moeten worden doorlopen.

  • In de eerste fase is de private cash-bijdrage 12,5% van de projectkosten, in de tweede 22,7%.

  • De private partij(en) hoe(ft/ven) bij het indienen van de aanvraag alleen voor fase 1 een ‘hard’ commitment af te geven. De aanvraag moet een plan bevatten waarin wordt aangegeven hoe het consortium fase 2 wil gaan financieren.

  • Na goedkeuring van het project (= fase 1 + 2) stelt het ENW PPS-fonds de subsidie voor fase 1 beschikbaar en maakt een reservering voor fase 2.

  • De subsidie voor fase 2 wordt beschikbaar gesteld als (a) fase 1 positief is beoordeeld door de private partij(en) en (b) de private partij(en) teken(t/en) voor de cash-bijdrage aan fase 2.

Dit type LIFT-project maakt het mogelijk dat een project snel van start kan gaan, ook al is er bij het begin nog geen harde commitment voor de gehele private cash-bijdrage. In een twee fasen LIFT kan geen promovendus worden aangevraagd.

Complete LIFT

Wanneer een consortium in één keer een heel project wil aanvragen dat kan dat met middels dit type LIFT. In een complete LIFT dient het projectbudget minimaal k€ 150 te bedragen. In dit geval dient bij het indienen van de aanvraag wél een hard privaat commitment te worden afgegeven voor het gehele project. De private cash-bijdrage bedraagt dan 20% van de projectkosten en is er geen sprake meer van twee fases. In een complete LIFT is het wel mogelijk om een promovendus aan te vragen.

Samenvattende tabel LIFT

LIFT

≥ 1 private partij + ≥ 1 kennisinstelling

bedragen in cash k€

   

Private partij(en)

PPS-fonds

Totaal

Fase 1

ondergrens

5

35

40

 

bovengrens

10

70

80

Fase 2

ondergrens

25

85

110

 

bovengrens

50

170

220

Totaal

ondergrens

30

120

150

 

bovengrens

60

240

300

3.2.2 Financiële bouwstenen (modules)

U bouwt de begroting op aan de hand van NWO-breed gestandaardiseerde financiële bouwstenen, de zogenaamde modules. In deze call kunnen de modules “Personeel”, “Materieel krediet, “Investeringen” en “Money follows Cooperation” zo vaak worden aangevraagd als nodig is voor het beoogde onderzoek; uiteraard binnen het maximaal toegestane subsidiebedrag.

Alles wat u aanvraagt (posities, materieel budget, investeringen) moet in verhouding tot het onderzoek staan. Vraag gemotiveerd alleen datgene aan wat essentieel is om het onderzoek uit te voeren.

Budgetmodule

Maximaal bedrag

Promovendus

XX posities, volgens VSNU-tarieven of NFU-tarieven1

Professional Doctorate in engineering

(PDeng)

XX posities, in combinatie met promovendi en/of postdoc(s), volgens VSNU-tarieven of NFU-tarieven2

Postdoc

XX posities, volgens VSNU-tarieven of NFU-tarieven1

Niet-wetenschappelijk personeel (NWP) bij universiteiten

€ 100.000, volgens VSNU-tarieven of NFU-tarieven1, in combinatie met promovendi en/of postdoc(s)

Materiële kosten

€ 15.000 per jaar per fte wetenschappelijke positie

Money follows Cooperation

minder dan 50% van het totale aangevraagde budget

X Noot
1

Voor personeel in het buitenland worden de lokale tarieven vergoed tot maximaal de VSNU-tarieven.

Toelichting op budgetmodules voor personeel

Voor personeel dat een substantiële bijdrage levert aan het onderzoek kan subsidie voor de salariskosten worden aangevraagd. Subsidiëring van deze salariskosten is afhankelijk van het type aanstelling en de organisatie waar het personeel is/wordt aangesteld.

  • Voor universitaire instellingen worden salariskosten gefinancierd conform de op het moment van subsidieverlening geldende VSNU-salaristabellen

    (www.nwo.nl/salaristabellen).

  • Voor universitair medisch centra worden salariskosten gefinancierd conform de op het moment van subsidieverlening geldende NFU-salaristabellen

    (www.nwo.nl/salaristabellen).

  • Voor personeel van hogescholen en andere instellingen worden salariskosten gefinancierd op basis van de cao inschaling van de betreffende medewerker, gebaseerd op de Handleiding Overheidstarieven 2017.

  • Voor de Nederlandse Cariben geldt dat de rijksoverheid in Caribisch Nederland ambtenaren op de BES-eilanden onder andere voorwaarden in dienst neemt dan in Europees Nederland.

    https://www.rijksdienstcn.com/werken-bij-rijksdienst-caribisch-nederland/arbeidsvoorwaarden.

De tarieven voor alle budgetmodules zijn verwerkt in het begrotingsformat bij het aanvraagformulier. Voor de budgetmodules ‘Promovendus’, ‘PDEng’ en ‘Postdoc’ komt bovenop de salariskosten een eenmalige persoonsgebonden benchfee van € 5.000 ter stimulering van de wetenschappelijke carrière van de door NWO gefinancierde projectmedewerker. Vergoedingen voor promotiestudenten/beursalen aan een Nederlandse universiteit komen niet in aanmerking voor subsidie van NWO.

Hieronder volgt een toelichting op de beschikbare budgetmodules.

Promovendus (inclusief MD-Ph D)

Een promovendus wordt 48 maanden voor 1,0 fte aangesteld. Het equivalent van 48 voltijdsmaanden, bijvoorbeeld een aanstelling van 60 maanden voor 0,8 fte, is ook mogelijk. Indien voor de uitvoering van het voorgestelde onderzoek een afwijkende aanstellingsduur noodzakelijk wordt geacht, kan, mits goed gemotiveerd, hier van afgeweken worden. De aanstellingsduur moet wel altijd minimaal 48 maanden zijn.

Professional Doctorate in Engineering (PDEng)

Financiering voor de aanstelling van een PDEng kan alleen aangevraagd worden als er ook financiering voor een promovendus of postdoc wordt aangevraagd.

De aanstelling voor een PDEng-positie is maximaal 1,0 fte voor 24 maanden. De PDEng-trainee is in dienst van de aanvragende instelling en kan voor bepaalde tijd werkzaamheden binnen het onderzoek bij een industriële partner uitvoeren. Bij honorering van het onderzoeksvoorstel moet met de betrokken industriële partner(s) een overeenkomst afgesloten worden. In de subsidieaanvraag dient het achterliggende ‘Technological Designer Programme’ beschreven te worden.

Postdoc

De omvang van de aanstelling van een postdoc is minimaal 6 voltijdsmaanden en maximaal 48 voltijdsmaanden. De inzet kan naar eigen inzicht worden ingericht, maar is altijd minstens 0,5 fte óf de looptijd is minstens 12 maanden. Het product van fte x looptijd dient altijd minimaal 6 voltijdsmaanden te zijn.

Voor een beperktere inzet van een postdoc staat het materieel budget ter beschikking.

Niet-wetenschappelijk personeel (NWP) bij universiteiten

Financiering voor de aanstelling van niet-wetenschappelijk personeel dat noodzakelijk is voor de uitvoering van het onderzoeksproject kan alleen worden aangevraagd als er ook financiering voor een promovendus of postdoc wordt aangevraagd. Voor NWP kan maximaal € 100.000 aangevraagd worden. Het kan hier gaan om student-assistenten, programmeurs, technisch assistenten of analisten. Afhankelijk van het functieniveau kan worden gekozen uit de salaristabellen NWP MBO, NWP HBO en NWP Academisch.

De omvang van de aanstelling is minimaal 6 voltijdsmaanden en maximaal 48 voltijdsmaanden. De inzet kan naar eigen inzicht worden ingericht, maar is altijd minstens 0,5 fte óf de looptijd is minstens 12 maanden. Het product van fte x looptijd dient altijd minimaal 6 voltijdsmaanden te zijn.

Voor een beperktere inzet van NWP staat het materieel budget ter beschikking. In een twee fasen LIFT mag van deze voorwaarden afgeweken worden.

Toelichting op budgetmodule Materieel

Per fte aangevraagde wetenschappelijke positie (promovendus, postdoc, PDEng) kan per jaar van de aanstelling maximaal € 15.000 materieel budget worden aangevraagd. Materieel budget voor kleinere aanstellingen wordt naar rato aangevraagd en door NWO beschikbaar gesteld6.

De verdeling van het totaalbedrag aan materieel budget over de door NWO gesubsidieerde personeelsposities ligt bij de aanvrager. Het aan te vragen materieel budget is gespecificeerd naar de onderstaande drie posten:

Projectgebonden goederen/ diensten

  • verbruiksgoederen (glaswerk, chemicaliën, cryogene vloeistoffen, etc.)

  • apparatuur en/of software (bijv. lasers, specialistische computers of computerprogramma's, etc.)

  • meet- en rekentijd (bijv. supercomputertoegang, etc.),

  • kosten voor aanschaf of gebruik van dataverzamelingen (bijv. van het CBS), waarvoor het totaalbedrag niet meer dan € 25.000 per aanvraag bedraagt.

  • toegang tot grote (inter)nationale faciliteiten (bijv., cleanroom, synchrotron, etc.)

  • werk door derden (bijv. laboratoriumanalyses, dataverzameling, etc.)

  • personele kosten voor een aanstelling van een postdoc en/of niet-wetenschappelijk personeel voor een kleinere omvang dan aangeboden onder deze personele budgetmodules.

Reis- en verblijfskosten ten behoeve van de aangevraagde personeelsposities

  • reis- en verblijfskosten

  • congresbezoek (maximaal 2 per jaar per aangevraagde wetenschappelijke personeelspositie)

  • veldwerk

  • werkbezoek

Uitvoeringskosten

  • zelf te organiseren binnenlands symposium/conferentie/workshop

  • kosten voor Open Access-publiceren (uitsluitend in full gold Open Access tijdschriften, geregistreerd in de ‘Directory of Open Access Journals’ https://doaj.org/)

  • kosten datamanagement

  • kosten voor vergunningaanvragen (bijv. dierproeven)

  • auditkosten (alleen voor instellingen die niet onderworpen zijn aan het onderwijsaccountantsprotocol van OCW), maximaal € 5.000 per aanvraag; voor projecten van drie jaar of korter maximaal € 2.500 per aanvraag.

Niet aangevraagd kunnen worden:

  • basisvoorzieningen binnen de instelling (bijvoorbeeld laptop, kantoormeubilair etc.)

  • onderhouds- en verzekeringskosten

Indien het maximumbedrag van € 15.000 per jaar per fte per aangevraagde wetenschappelijke positie niet toereikend is voor het uitvoeren van het onderzoek, kan, mits goed gemotiveerd in de aanvraag, daarvan afgeweken worden.

Toelichting op budgetmodule Investeringen (t/m € 150.000)

In deze budgetmodule kan financiering worden aangevraagd tot maximaal € 150.000 voor investeringen in apparatuur, dataverzamelingen en/of software (bijv. lasers, specialistische computers of computerprogramma's).

Toelichting op budgetmodule Money follows Cooperation (Mf C)

De module Money follows Cooperation geeft de mogelijkheid om een deel van het project aan een kennisinstelling met een publieke taak buiten Nederland uit te voeren.

De aanvrager moet overtuigend onderbouwen op welke wijze de onderzoeker van de buitenlandse kennisinstelling specifieke expertise aan het onderzoeksproject bijdraagt die in Nederland niet op het voor het project noodzakelijke niveau beschikbaar is.

Deze voorwaarde geldt niet wanneer NWO een bilaterale overeenkomst omtrent Money follows Cooperation heeft gesloten met de nationale onderzoeksfinancier van het land waar de buitenlandse kennisinstelling zich bevindt.

Het aangevraagde budget binnen deze module moet minder dan 50% van het totale aangevraagde budget bedragen.

Een onderzoeker van de buitenlandse kennisinstelling dient aan de in paragraaf 3.1 van deze call for proposals gestelde vereisten voor medeaanvragers te voldoen, met uitzondering van de voorwaarde dat de medeaanvrager binnen het Koninkrijk der Nederlanden gevestigd dient te zijn.

De aanvrager ontvangt de subsidie en is verantwoordelijk voor het overmaken aan de buitenlandse kennisinstelling en het verantwoorden van het MfC-deel van de subsidie.

Het wisselkoersrisico ligt bij de aanvrager. Baten of lasten door wisselkoersen zijn derhalve niet subsidiabel. De aanvrager is verantwoordelijk voor:

  • de financiële verantwoording van alle kosten in zowel Euro’s als de lokale munteenheid, waarbij de gehanteerde wisselkoers zichtbaar moet zijn;

  • een redelijke vaststelling van de hoogte van de wisselkoersen. Op aanvraag van NWO moet de aanvrager een beschrijving van deze redelijke vaststelling te allen tijde kunnen geven.

NWO verstrekt geen subsidie aan medeaanvragers in het buitenland die vallen onder (inter-)nationale sanctiewet- en regelgeving. De EU Sanctions map (https://www.sanctionsmap.eu) is hiervoor richtinggevend.

Module PPS/cofinanciering

De werkvormen IPP, TA en LIFT kennen verschillende vormen van publiek-private samenwerking en co-financieringseisen, zoals beschreven in paragraaf 3.2.1.

3.3 Wanneer kan aangevraagd worden

De deadline voor het indienen van aanvragen is 8 oktober 2019, om 14:00 uur CE(S)T.

Bij het indienen van uw aanvraag in ISAAC dient u ook online nog gegevens in te voeren. Begin daarom ten minste één dag vóór de deadline van deze call for proposals met het indienen van uw aanvraag. Aanvragen die na de deadline worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

3.4 Het opstellen van de aanvraag

Voor alle aanvragen geldt dat er géén vooraanmelding nodig is. U dient meteen een volledige aanvraag in. U moet uw aanvraag in het Engels schrijven met behulp van het bijgevoegde aanvraagformulier. Voor elk ingediend voorstel gaat NWO ervan uit dat de aanvrager de gastinstelling heeft geïnformeerd en dat de universiteit of het instituut de financieringsvoorwaarden van dit programma heeft aanvaard.

Onderdelen van de aanvraag

Het applicatiepakket bestaat uit vier delen. Het volgende moet in het aanvraagpakket worden opgenomen en in ISAAC worden ingediend voor alle soorten partnerschappen:

  • 1. een aanvraagformulier met het onderzoeksvoorstel

  • 2. een letter of commitment van elke deelnemende medefinancierende partij

  • 3. een lijst met 10 referentensuggesties

  • 4. een passendheidsverklaring afgegeven door het betreffende TKI

Aanvraagformulier

Aanvraagsjablonen zijn beschikbaar op de website www.nwo.nl/enwppsfonds of via ISAAC (www.ISAAC.nwo.nl). Vul het aanvraagformulier in en sla het formulier op als pdf voordat u het upload in ISAAC.

Format voor een letter of commitment

Het format voor een letter of commitment is te vinden op de website www.nwo.nl/enwppsfonds of via ISAAC. Steunbrieven moeten tegelijk met de aanvraag via ISAAC als aparte PDF-documenten worden ingediend.

Referentensuggesties

Het is verplicht voor aanvragers van IPP-, TA- en LIFT-projecten om tien suggesties te doen voor mogelijk te raadplegen buitenlandse referenten. Vul hiervoor de referentenlijst volledig in. Het formulier voor het aanleveren van referentensuggesties is te vinden op de website www.nwo.nl/enwppsfonds of via ISAAC (www.ISAAC.nwo.nl). Om de vertrouwelijkheid te waarborgen wordt de hoofdaanvrager verzocht deze namen in een aparte bijlage als PDF-document bij te voegen in ISAAC. De lijst met referentensuggesties mag geen namen van onderzoekers bevatten waarmee de aanvragers in de laatste drie jaar hebben samengewerkt, op dit moment samenwerken, of zullen gaan samenwerken. Dit betreft niet alleen co-auteurs, maar ook andere vormen van samenwerking. Alleen referenten zonder betrokkenheid7 bij het aanvragende onderzoeksteam en de aanvraag zijn bruikbaar. De gesuggereerde referenten mogen niet in Nederland werkzaam zijn. Uit deze mogelijke deskundigen wordt een aantal onafhankelijke referenten aangeschreven. Naast de suggesties van de aanvragers kunnen ook altijd andere deskundigen worden ingeschakeld als referent.

Indien u wilt dat NWO bepaalde personen uitsluit als referent van uw aanvraag kunt u NWO hierom per e-mail verzoeken, onder opgaaf van redenen. U kunt maximaal drie non-referenten opgeven. Leden van het ENW Domeinbestuur kunt u niet als non-referent aanmerken. Stuur uw e-mail naar enwppsfonds@nwo.nl. De e-mail moet uiterlijk op de dag dat u ook uw aanvraag bij NWO indient door NWO ontvangen zijn.

Passendheidsverklaring

Let op! Het onderwerp van uw aanvraag moet passen binnen de Kennis- en Innovatieagenda van een of meer topsectoren. De passendheidsverklaring van het onderwerp van uw aanvraag ontvangt u van het betreffende TKI. Deze verklaring moet tegelijk met de aanvraag via ISAAC als een apart PDF-document worden ingediend.

Aanvragen zonder passendheidsverklaring zijn niet ontvankelijk bij NWO en worden niet in behandeling genomen.

Voor de Topsector Chemie moet het onderwerp passen binnen één of meer van de roadmaps van de agenda en/of de Onderzoeksagenda Biobased Economy 2015–2027. U dient daartoe een passendheidsverklaring te verkrijgen bij het TKI Chemie. Het formulier kunt u hier downloaden. Voor meer informatie, of bij twijfel of uw onderwerp past, kunt u terecht bij het TKI Chemie (tkichemie@tkichemie.nl, tel. 070 344 05 86).

Voor de Topsector Energie moet het onderwerp moet passen binnen de agenda’s van één of meer TKI’s binnen de Topsector Energie. U dient daartoe een passendheidsverklaring te verkrijgen vanuit deze topsector. Het formulier kunt u hier downloaden. Voor meer informatie kunt u terecht bij NWO-contactpersoon voor Energie Dr. Marcel Hoek, via energie@nwo.nl(tel. 030 600 13 82).

Voor de Topsector HTSM moet het onderwerp passen binnen één of meer van de roadmaps van de topsector HTSM. U dient daartoe een passendheidsverklaring te verkrijgen van de trekker van de betreffende roadmap. Het formulier kunt u hier downloaden. Voor meer informatie kunt u terecht bij het TKI HTSM: info@hollandhightech.nl.

Voor de Topsector ICT moet het onderwerp passen binnen de KIA van ICT. U dient daartoe een passendheidsverklaring te verkrijgen vanuit deze topsector. Het formulier kunt u hier downloaden. Voor meer informatie kunt u terecht bij Dutch Digital Delta, info@dutchdigitaldelta.nl.

Voor de Topsector Agri & Food moet het onderwerp passen binnen de KIA van de Topsector Agri & Food. U dient daartoe een passendheidsverklaring te verkrijgen vanuit deze topsector. Contact en aanvraag passendheidstoets gaat via het TKI Agri&Food, Dr. Kees de Gooijer, kees.degooijer@tki-agrifood.nl, tel. 031 748 05 93.

Voor alle (in deze call participerende) Topsectoren geldt dat de TKI’s ernaar streven om u binnen twee weken uitsluitsel te verschaffen. Indien u twijfelt of uw beoogde onderzoek past binnen een topsector, wordt u aangeraden contact op te nemen met een TKI.

3.5 Subsidievoorwaarden

Op alle aanvragen zijn de NWO-subsidieregeling 2017 en het Akkoord bekostiging wetenschappelijk onderzoek van toepassing.

  • Projecten dienen binnen negen maanden na dagtekening van het subsidiebesluit van start te gaan. NWO kan overgaan tot intrekking van de subsidie niet indien aan deze voorwaarde wordt voldaan.

  • NWO rekent voor NWO-uitvoeringskosten (overhead) 5% van het totale cash-budget voor IPP, TA en LIFT. Dit bedrag dekt deels de organisatie en uitvoering van de Fonds-activiteiten. Tevens worden er onder andere netwerkbijeenkomsten van georganiseerd.

  • De projectpartners (de betrokken kennisinstellingen en de private en andere co-financierende partijen) moeten vóór de start van het project met elkaar en met NWO een consortium agreement of project agreement ondertekenen, waarin afspraken worden gemaakt over onder meer IE, kennisoverdracht en een aantal andere zaken (zie verder bijlage 6.1). De projectpartners wordt aangeraden om nog vóór het indienen van een aanvraag een concept agreement klaar te hebben. Dit bevordert een snelle start van het project na de subsidieverlening. NWO stelt voor de verschillende werkvormen een model agreement beschikbaar.

Cash en in kind cofinanciering

Het ENW PPS-fonds is voor NWO Exacte en Natuurwetenschappen een praktische vertaling van het topsectorenbeleid. Het is een middel om bedrijven te stimuleren te investeren in onderzoek en innovatie, in lijn met de Kennis- en Innovatieagenda’s. Centraal staat de wens en behoefte van bedrijven om hun kennisbasis te versterken en/of hun innovatie te versnellen. Het ENW PPS-fonds helpt daarbij door, afhankelijk van de private investering in een project, een deel van de projectkosten te financieren. Zo maakt het Fonds het mogelijk dat grotere projecten sneller tot stand komen en verkleint het Fonds voor bedrijven het risico dat inherent is aan wetenschappelijk onderzoek.

Iedere private partij die participeert in een aanvraag, draagt in cash – en in Technology Area’s desgewenst ook in kind – bij aan het project dat het consortium wil uitvoeren. Voor de berekening van de Fonds-bijdrage is de totale inleg van alle deelnemende private partijen gezamenlijk van belang. Het consortium bepaalt zelf in onderling overleg wat ieders bijdrage is.

PPS-toeslag 6F8

Ook het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) kan bijdragen aan het projectbudget van een publiek-privaat samenwerkingsproject. Op basis van de cash-inleg van bedrijven kan een TKI bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO, een agentschap van het Ministerie van EZ) een zogenoemde PPS-projecttoeslag aanvragen. De PPS-toeslag bedraagt maximaal 30% van de cash-bijdrage van de bedrijven.9 De PPS-projecttoeslag wordt door een TKI (via NWO) ingezet in het project dat de toeslag ‘genereert’. Extra cash-inzet van het bedrijfsleven loont dus!

Het PPS-fonds zet projecttoeslag in in IPP en TA projecten. Door de inzet van PPS-toeslag kunnen deze projecten, na verrekening van kosten voor projectmanagement door het NWO-bureau, doorgaans over meer budget beschikken dan de som van de NWO-bijdragen en de cofinanciering. De berekening van het projectbudget is te maken met behulp van de tabellen in de betreffende aanvraagformulieren.

Co-financiering door andere organisaties dan bedrijven

Het is gebleken dat naast bedrijven tal van andere organisaties (privaat, publiek) bereid zijn om met cash en in kind bij te dragen aan innovatief onderzoek in het kader van de topsectoren. Ook NWO vindt de bijdragen van deze maatschappelijke organisaties belangrijk voor het draagvlak van innovatie. Deze bijdragen tellen daarom mee bij de berekening van de hoogte van de bijdrage uit het Fonds, mits in de consortia ook minstens één bedrijf (IPP, LIFT) of minstens twee bedrijven (TA) met een kennis- en/of innovatievraag in cash meebetalen aan de projectkosten. In veel gevallen tellen de cash-bijdragen van deze andere organisaties echter niet mee voor de berekening van PPS-projecttoeslag. De onderstaande tabel geeft een samenvattend overzicht van de mogelijkheden:

 

Kan de organisatie rechtstreeks uit PPS-fonds subsidie ontvangen?

Telt de cash-bijdrage van de organisatie mee voor berekening hoogte van bijdrage uit...

   

PPS-fonds

PPS-toeslag

Bedrijven

Nee

Ja

Ja

Universiteiten en door NWO erkende onderzoeksinstellingen

Ja

Nee

Nee

HBO

Nee

Nee

Nee

Niet-universitair deel WUR

Nee

Ja

Nee

TO2-federatie

Nee

Ja

Nee1

RIVM

Nee

Ja

Nee

KNMI

Nee

Ja

Nee

Openbare lichamen, zoals waterschappen

Nee

Ja

Nee

Instellingen zonder ANBI-status2

Nee

Ja

Nee

Instellingen met ANBI-status

Nee

Ja

Ja3

X Noot
1

Tenzij aangetoond kan worden dat de bijdrage een private oorsprong heeft.

X Noot
2

Algemeen nut beogende instellingen (ANBI's) worden aangewezen door de belastingdienst. Zij kunnen gebruikmaken van bepaalde belastingvoordelen, zie http://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/zakelijk/bijzondere_regelingen/goede_doelen/algemeen_nut_beogende_instellingen/

X Noot
3

Een TKI mag per jaar over maximaal M€ 8 aan cash-bijdragen van ANBI-instellingen TKI-toeslag aanvragen.

Open Access

Alle wetenschappelijke publicaties van onderzoek dat is gefinancierd op basis van toekenningen voortvloeiend uit deze call for proposals dienen onmiddellijk (op het moment van publicatie) wereldwijd vrij toegankelijk te zijn (Open Access). Er zijn verschillende manieren voor onderzoekers om Open Access te publiceren. Een uitgebreide toelichting hierop vindt u op www.nwo.nl/openscience.

Datamanagement

Bij goed onderzoek hoort verantwoord datamanagement. NWO wil dat onderzoeksdata die voortkomen uit met publieke middelen gefinancierd onderzoek zo veel mogelijk ‘vrij’ en duurzaam beschikbaar komen voor hergebruik door andere onderzoekers. NWO wil bovendien het bewustzijn bij onderzoekers over het belang van verantwoord datamanagement vergroten. Aanvragen dienen daarom te voldoen aan het datamanagementprotocol van NWO. Dit protocol bestaat uit twee stappen:

1. Datamanagementparagraaf

De datamanagementparagraaf maakt deel uit van de onderzoeksaanvraag. Onderzoekers dienen vier vragen te beantwoorden over datamanagement binnen hun beoogde onderzoeksproject. Hij of zij wordt dus gevraagd reeds voor aanvang van het onderzoek te bedenken hoe de verzamelde data geordend en gecategoriseerd moeten worden zodat zij vrij beschikbaar kunnen worden gesteld. Vaak zullen al bij het tot stand komen van de data en de analyse daarvan maatregelen getroffen moeten worden om opslag en deling later mogelijk te maken.

Onderzoekers kunnen zelf aangeven welke onderzoeksdata zij voor opslag en hergebruik relevant achten.

2. Datamanagementplan

Na honorering van een aanvraag dient de onderzoeker de datamanagementparagraaf uit te werken tot een datamanagementplan. Het datamanagementplan is een concrete uitwerking van de datamanagementparagraaf. De onderzoeker beschrijft in het plan of gebruik gemaakt wordt van bestaande data of dat het om een nieuwe dataverzameling gaat en hoe de dataverzameling dan FAIR: vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar gemaakt wordt. Uiterlijk 4 maanden na honorering van de aanvraag moet dat plan via ISAAC zijn ingediend bij NWO. NWO keurt het plan zo snel mogelijk goed. Goedkeuring van het datamanagementplan door NWO is voorwaarde voor de subsidieverlening. Het plan kan tijdens het onderzoek worden bijgesteld.

Meer informatie over het datamanagementprotocol van NWO staat op: www.nwo.nl/datamanagement.

Nagoya Protocol

Het Nagoya Protocol is op 12 oktober 2014 van kracht gegaan en zorgt voor een eerlijke en billijke verdeling van voordelen voortvloeiende uit het gebruik van genetische rijkdommen (Access and Benefit Sharing; ABS).

Onderzoekers die voor hun onderzoek gebruikmaken van genetische bronnen in/uit het buitenland dienen zich op de hoogte te stellen van het Nagoya Protocol (www.absfocalpoint.nl). NWO gaat er vanuit dat zij de noodzakelijke acties ten aanzien van het Nagoya Protocol nemen.

3.6 Het indienen van een aanvraag

Het indienen van een aanvraag kan alleen via het online aanvraagsysteem ISAAC. Aanvragen die niet via ISAAC zijn ingediend, worden niet in behandeling genomen.

Een hoofdaanvrager is verplicht zijn/haar aanvraag via zijn/haar eigen ISAAC-account in te dienen. Indien de hoofdaanvrager nog geen ISAAC-account heeft, dient hij/zij dat minimaal een dag voor het indienen aan te maken. Dit om eventuele aanmeldproblemen op tijd te kunnen verhelpen. Indien de hoofdaanvrager al een account bij NWO heeft, hoeft deze geen nieuw account aan te maken om een nieuwe aanvraag in te dienen.

Voor vragen van technische aard verzoeken wij u contact op te nemen met de ISAAC-helpdesk, zie paragraaf 5.1.2.

4 Beoordelingsprocedure

4.1 Procedure

NWO heeft in haar subsidieregeling opgenomen dat al het onderzoek dat NWO financiert uitgevoerd moet worden in overeenstemming met de nationaal en internationaal aanvaarde normen van wetenschappelijk handelen zoals neergelegd in de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit (2018). Meer informatie over het NWO-beleid wetenschappelijke integriteit is te vinden op de website: www.nwo.nl/integriteit.

Voor alle bij de beoordeling en/of besluitneming betrokken personen en betrokken NWO-medewerkers is de Gedragscode belangenverstrengeling NWO van toepassing.

Ontvankelijkheid

De eerste stap in de beoordelingsprocedure is een toets of de aanvraag in behandeling genomen kan worden. Er wordt getoetst of de aanvraag voldoet aan de voorwaarden zoals beschreven in hoofdstuk 3 van deze Call for Proposals. Het projectconsortium kan daarbij gevraagd worden om extra documentatie/informatie over deelnemende bedrijven aan te leveren. Alleen aanvragen die aan de voornoemde voorwaarden voldoen, zijn ontvankelijk en worden door NWO in behandeling genomen. De aanvrager van wie de aanvraag niet voldoet, wordt per brief van dit besluit op de hoogte gesteld.

Hoor en Wederhoor

Alle IPP-, TA- en LIFT-aanvragen worden ter beoordeling aan ten minste twee onafhankelijke, internationale referenten voorgelegd. Vervolgens krijgt de aanvrager de mogelijkheid om op de geanonimiseerde commentaren/adviezen te reageren (‘weerwoord’). Aanvragers van een LIFT krijgen de gelegenheid een schriftelijk weerwoord aan te leveren, waarna deze worden behandeld door een daartoe in te stellen beoordelingscommissie. Aanvragers van een IPP of TA worden door de beoordelingscommissie uitgenodigd voor een interview. Afhankelijk van het aantal aanvragen en de inhoudelijke focus van de aanvragen worden aanvragen mogelijk verdeeld over meerdere beoordelingscommissies, of beoordeeld door één brede commissie. Houdt hier rekening mee in het schrijven van uw aanvraag.

Prioritering en honoreringsadvies

Het NWO Domeinbestuur ENW laat zich voor de bepaling van de kwaliteit en de prioritering van de aanvragen adviseren door beoordelingscommissies bestaande uit deskundigen uit de wetenschap en het bedrijfsleven. De procedure wordt hieronder nader omschreven.

De beoordelingscommissies bediscussiëren en rangschikken de aanvragen. De commissies beschikken over de aanvragen, referentenrapporten en weerwoorden. De commissies wegen de argumenten van de referenten (ook onderling) en die van het weerwoord en stelt het definitieve oordeel en een prioriteitsvolgorde vast. Indien een commissie bij zijn afweging nieuwe informatie betrekt over een aspect van de aanvraag waarover de referenten geen of een niet afdoende oordeel hebben gegeven, koppelt zij terug naar de aanvrager (wederhoor; bij IPP en TA gebeurt dit mondeling tijdens het interview, bij LIFT schriftelijk), en dient de commissie de reactie van de aanvrager bij haar oordeelsvorming mee te wegen. Bij LIFT kan dit leiden tot een langer beoordelings- en besluitvormingstraject.

De commissie gebruikt de argumenten van de referenten en het weerwoord van de aanvrager om te komen tot een eigenstandig oordeel over de aanvraag. De rol van de commissie wijkt daarbij af van die van de referenten, omdat:

  • de commissie het weerwoord van de aanvrager meeweegt, terwijl de referent dat niet kent en dus niet kan meewegen;

  • de commissie alle aanvragen, rapporten en wederhoor in zijn beschouwing kan betrekken, terwijl de referent in de regel nooit meer dan één voorstel ziet en de referenten onderling hun oordeel niet afstemmen.

De commissie kan daardoor tot een andere beoordeling kan komen dan de referenten.

Besluitvorming

Het NWO Domeinbestuur ENW neemt een besluit over honorering en afwijzing van onderzoeksaanvragen op basis van het honorerings-/prioriteringsadvies van de beoordelingscommissies. Alleen aanvragen die met de NWO-kwalificatie excellent of zeer goed zijn beoordeeld komen in aanmerking voor honorering. Aanvragen met een NWO-kwalificatie goed komen niet in aanmerking voor honorering, zelfs niet wanneer hiervoor voldoende budget beschikbaar is. Voor meer informatie over de kwalificaties zie: http://www.nwo.nl/kwalificaties.

Voor de aanvragen ingediend voor de deadline van 8 oktober 2019 zal de besluitvorming in maart 2019 plaatsvinden.

Procedurestappen IPP, TA- of LIFT-aanvraag
  • 1. De hoofdaanvrager vergewist zich ervan dat het onderwerp past binnen de hoofdlijnen van één of meer topsectoren door een (verkorte) aanvraag aan het/de betreffende TKI(‘s) voor te leggen. Aanvragers kunnen ook al eerder contact opnemen met een TKI indien zij vragen hebben over de passendheid van hun beoogde aanvraag.

  • 2. De hoofdaanvrager dient de aanvraag, voorzien van de passendheidsverklaring van een TKI en committmentbrieven van co-financierende projectpartners, in in het ENW PPS-fonds via het online aanvraagsysteem ISAAC.

  • 3. NWO toetst de ontvankelijkheid van de aanvraag.

  • 4. Indien de aanvraag ontvankelijk is verklaard, stuurt het ENW-bureau de aanvraag voor commentaar naar internationale experts (‘referenten’).

  • 5. Aanvragers van een LIFT-voorstel worden in de gelegenheid gesteld te reageren op de referentenrapporten door een schriftelijk weerwoord in te dienen.

  • 6. De beoordelingscommissie nodigt IPP- en TA-aanvragers uit om hun aanvraag en de referentencommentaren mondeling toe te lichten.

  • 7. Een beoordelingscommissie beoordeelt de voorliggende dossiers, bestaande uit de aanvraag, referentenrapporten, het weerwoord (LIFT) en de input verkregen uit de mondelinge toelichting (IPP en TA), en brengt daarin een prioritering aan en komt tot een honoreringsadvies.

  • 8. De beoordelingscommissie stuurt de beargumenteerde prioritering/honoreringsadvies naar het NWO Domeinbestuur ENW.

  • 9. Het NWO Domeinbestuur ENW toetst de beoordelingsprocedure en besluit, op basis van het advies van de beoordelingscommissie(s) en van de beschikbare middelen, welke aanvragen te honoreren en welke af te wijzen.

  • 10. Het NWO Domeinbestuur ENW stelt de aanvragers op de hoogte van het besluit over hun aanvraag.

4.2 Criteria

Voor IPP, TA en LIFT gelden de volgende beoordelingscriteria:

  • 1. Wetenschappelijke kwaliteit

    • a. vernieuwing in het onderzoek;

    • b. wetenschappelijke benadering;

    • c. wetenschappelijke relevantie;

    • d. helderheid van focus en doelstellingen;

    • e. haalbaarheid;

  • 2. Innovatie, impact en kennisbenutting

    • a. Perspectief op innovatie en/of toepassing van resultaten: wat is de (verwachte) vraag naar de beoogde toepassing en de producten/processen, dan wel hoe vindt kennisopbouw plaats? Op welke termijn kan, in geval van een toepassing, deze toepassing plaatsvinden? Is de verwachte haalbaarheid realistisch? Wat is de slaagkans dat de beoogde innovatie dan wel kennisopbouw gerealiseerd wordt? Wordt aangegeven wat daarvoor nodig is, tijdens het project of daarna? Zijn mogelijke bottlenecks geïdentificeerd? Welke eventuele vervolggebruikers heeft men op het oog en hoe worden deze betrokken?

    • b. (Inhoudelijke) bijdrage aan en betrokkenheid van de private partner(s) bij het project (relevante kennis- en innovatievraag) en het (daadwerkelijke) commitment (cash en in kind)

  • 3. Programmatische criteria en kwaliteit van het consortium

    • a. track record van de academische partners en de private partners;

    • b. complementariteit en meerwaarde in de samenwerking;

    • c. effectiviteit van de organisatiestructuur en het project/programmamanagement;

    • d. balans tussen doelen en beschikbare middelen (budget, personeel);

    • e. beschikbaarheid van infrastructuur binnen het consortium.

Naar aanleiding van haar evaluatie van een aanvraag op bovengenoemde criteria op basis van de referentenrapporten, eventueel haar eigen oordeel, en het weerwoord van de aanvragers, komt de beoordelingscommissie tot drie scores; één voor de wetenschappelijke kwaliteit, één voor kennisbenutting/impact en één voor programmatisch/consortium. Om voor subsidie in aanmerking te komen dienen alle scores < 3,5 te zijn op een schaal van 1 t/m 9, waarbij 1 = excellent en 9 = ondermaats. De gemiddelde score bepaalt zowel de NWO-kwalificatie als de plaats in de ranking.

5 Contact

5.1 Contact

5.1.1 Inhoudelijke vragen

Voor inhoudelijke vragen over ENW PPS-fonds 2019 en deze call for proposals neemt u contact op met:

Dr. Silke Diedenhofen

Telefoon: 070 349 4261

E-mail: enwppsfonds@nwo.nl

5.1.2 Technische vragen over het elektronisch aanvraagsysteem ISAAC

Bij technische vragen over het gebruik van ISAAC kunt u contact opnemen met de ISAAC-helpdesk. Raadpleeg eerst de handleiding voordat u de helpdesk om advies vraagt. De ISAAC-helpdesk is bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 10.00 tot 17.00 uur op telefoonnummer +31 (0)20 346 71 79. U kunt uw vraag ook per e-mail stellen via isaac.helpdesk@nwo.nl. U ontvangt dan binnen twee werkdagen een reactie.

6 Bijlage(n)

6.1 Intellectuele eigendomsrechten en kennistransfer; Project Agreement

Voor omgang met intellectueel eigendom (IE) volgt het ENW PPS-fonds het NWO-beleid, dat ruimte laat voor de projectpartijen om afspraken op maat te maken, bijvoorbeeld afhankelijk van de samenstelling van de consortia en de hoogte van de (financiële) inbreng. Deze afspraken dienen te passen binnen de Europese regels inzake staatssteun opdat geen sprake is van ‘verboden staatssteun’. Van belang is met name het ‘Framework for State Aid for Research & Development & Innovation’, dat de voorwaarden aangeeft waaronder geen sprake is van staatssteun.

Dit ‘Framework for State Aid for Research & Development & Innovation’ geeft twee mogelijkheden:

  • a) vooraf afspraken maken over de verdeling van IE-rechten op resultaten, mits zo’n verdeling een ‘passende afspiegeling’ vormt van de inspanningen, bijdragen en respectievelijke belangen van de partijen in het project, of

  • b) de IE-rechten laten toevallen aan de projectpartij die de betreffende resultaten heeft gegenereerd; in geval een andere projectpartij (exclusieve) rechten wenst te verwerven met het oog op commercialisatie – doorgaans zal dit een private partij zijn –, zal deze hiervoor een marktconforme vergoeding moeten betalen aan de genererende partij.

Projectpartijen zullen met elkaar en met NWO vóór de aanvang van een onderzoeksproject een Project Agreement afsluiten waarin afspraken worden gemaakt over IE, kennisoverdracht en een aantal andere zaken (zie verder toegelicht hieronder). Het afsluiten van een Project Agreement is één van de voorwaarden voor subsidieverlening aan het desbetreffende project. Goedkeuring van NWO is noodzakelijk voordat een project kan starten. Het Model Project Agreement dient te worden gebruikt. Dit is te downloaden via www.nwo.nl/enwppsfonds.

Project Agreement

Het Project Agreement bevat afspraken over:

  • (Private) financiering van het project;

  • Eigendom kennis en IE-rechten: achtergrondkennis (inbreng, toegang en gebruik); voorgrondkennis (aanspraakrechten, toegang en gebruik);

  • Rapportageverplichtingen en uitwisseling van resultaten;

  • Publicatie;

  • Vertrouwelijkheid/geheimhouding;

  • Geschillenregeling;

  • Vrijwaring/aansprakelijkheid.

Minimum voorwaarden Project Agreement

Er is een aantal minimum voorwaarden voor afspraken waaraan ieder Project Agreement moet voldoen.

(Private) financiering van het project

NWO verplicht zich middels een subsidieverlening aan de (universitaire) hoofdaanvrager tot het verstrekken van de subsidie aan het desbetreffende project. In het Project Agreement committeert (committeren) de deelnemende private partij(en) zich aan de toegezegde cofinanciering aan NWO en eventuele in kind bijdragen.

Eigendom kennis en IE-rechten

Achtergrondkennis: Inbreng van, toegang tot en gebruik van deze kennis

  • Projectpartijen zullen vóór de aanvang van het project nagaan of en overeenkomen welke relevante achtergrondkennis zij willen inbrengen voor de uitvoering van het project. Tijdens het project kan aanvullende achtergrondkennis worden ingebracht.

  • Ingebrachte achtergrondkennis blijft eigendom van de verstrekkende projectpartij. De kennis mag door de ontvangende projectpartij(en) gebruikt worden in het kader van het onderzoeksproject. De verstrekkende projectpartij zal de benodigde achtergrondkennis, op een desbetreffend schriftelijk verzoek, kosteloos beschikbaar stellen aan de verzoekende projectpartij door middel van een niet-overdraagbare niet-exclusieve licentie voor de duur van het project.

  • Indien een projectpartij toegang wenst te krijgen tot achtergrondkennis van een andere projectpartij ten behoeve van commerciële exploitatie van de resultaten, zal deze projectpartij, voor zover dit juridisch mogelijk is, een licentie verleend worden door de verstrekkende projectpartij op marktconforme voorwaarden.

Voorgrondkennis: Eigendom resultaten en IE-rechten

  • Voorgrondkennis (de projectresultaten) moet(en) voor alle projectpartijen vrij toegankelijk zijn voor niet-commercieel gebruik. Projectpartijen verstrekken elkaar hiertoe royalty-vrije licenties.

  • Met betrekking tot het eigendom van resultaten en de IE-rechten daarop dienen de projectpartijen één van de volgende twee opties te kiezen:

    Optie 1: passende afspiegeling

    Vertrekpunt bij deze Optie 1 is, dat de aanspraak op het claimen van IE-rechten op de resultaten van het onderzoek toekomt aan alle projectpartijen. Vervolgens maken de projectpartijen in een projectovereenkomst (Project Agreement) afspraken over welke projectpartij welke rechten daadwerkelijk toekomen.

    Van belang is dat uit de projectovereenkomst moet blijken dat de IE-rechten aan projectpartijen zijn toegekend op een wijze die een passende afspiegeling is van hun inspanningen binnen, bijdragen aan en respectieve belangen in het project, om te bewerkstelligen dat in overeenstemming met staatsteunregelgeving wordt gehandeld. Bij deze toekenning van IE-rechten dienen tevens afspraken te worden gemaakt over een aanvullende marktconforme vergoeding in het geval de gewenste verdeling geen of een niet geheel passende afspiegeling is, bijvoorbeeld als bij de verdeling een private partij die een beperkte bijdrage levert aan het project toch een substantieel IE-recht krijgt toebedeeld.

    Optie 2: rechten op eigen resultaten

    De aanspraak op het claimen van IE-rechten op de resultaten van het onderzoek komt in Optie 2 toe aan de projectpartij(en) die de resultaten heeft (hebben) gegenereerd. Daarbij gelden de door NWO gehanteerde percentage-categorieën. Achtergrond van deze categorieën is, dat bedrijven meer rechten krijgen naarmate zij meer bijdragen. Als een bedrijf relatief veel bijdraagt (i.e. 11 tot 30%), maakt het bijvoorbeeld aanspraak op een optierecht voor exclusief commercieel gebruik (right of first refusal). Voor uitoefening van dit optierecht moet dan wel een marktconforme vergoeding worden onderhandeld. Indien een bedrijf een beperkte bijdrage heeft gedaan (10% of minder) heeft het op voorhand géén exploitatierechten.

    De percentage-categorieën zien er als volgt uit:

    • 1. Vanaf 0% tot en met 10% private bijdrage krijgt het bedrijf géén rechten op de resultaten van de uitvoerende onderzoekspartij. Bedrijven kunnen wel de tijdens het onderzoek gegenereerde resultaten intern, niet-commercieel gebruiken;

    • 2. Vanaf 11% tot en met 30% private bijdrage krijgt het bedrijf een optierecht voor een exclusief commercieel gebruiksrecht op de al dan niet gepatenteerde resultaten van de uitvoerende onderzoekspartij. Indien dit optierecht wordt uitgeoefend door het bedrijf, dient hiervoor een marktconforme vergoeding te worden betaald;

    • 3. Vanaf 31% tot en met 50% private bijdrage, krijgen bedrijven – in aanvulling op het optierecht uit categorie 2 – een niet-exclusief, royalty-vrij commercieel gebruiksrecht.

Berekening percentage private bijdrage

Voor de grondslag van de berekening van de percentages, geldt dat wordt uitgegaan van de marginale kosten (d.w.z. de NWO-bijdrage + cash/in kind private bijdrage(n)). Verder is het mogelijk om private bijdragen op te tellen om gezamenlijk in een hogere percentage-categorie te komen. Voorwaarde daarbij is dat het optierecht ook gezamenlijk wordt uitgeoefend en dat er afspraken worden gemaakt over een verdeling van toepassingsgebieden. Indien een optie voor (exclusief) gebruik of eigendom wordt uitgeoefend, dan betaalt de betreffende private partner marktconforme financiële compensatie.

(Niet)exclusieve rechten en “knowhow”

Bij het verlenen van rechten op het gebruik van resultaten kan sprake zijn van

  • 1) reeds geoctrooieerde resultaten waarop rechten in licentie worden gegeven, of

  • 2) niet geoctrooieerde resultaten, waarvan door projectpartijen wordt overeengekomen deze:

    • a) te octrooieren

      • i) door de rechthebbende partij (de partij die de resultaten heeft gegenereerd), die de rechten vervolgens in exclusieve of niet-exclusieve licentie geeft aan de geïnteresseerde partij, of

      • ii) door de geïnteresseerde partij (onder vermelding van de namen van de uitvinders), die in dat geval dus het (exclusieve) eigendomsrecht op de resultaten verwerft, of

    • b) (enkel in geval de betreffende resultaten niet voor publicatie in aanmerking komen:) niet te octrooieren, in welk geval er aanvullende afspraken dienen te worden gemaakt over een langere periode van geheimhouding van de betreffende resultaten en de verdere voorwaarden daarbij; in dat geval is er sprake van een licentie op “knowhow”.

Vergoedingen voor exclusieve gebruiks-/eigendomsrechten

Bij hun onderhandeling over en vaststelling van de marktconforme vergoeding voor de verwerving van exclusieve gebruiks-/eigendomsrechten, kunnen de onderhandelende partijen de volgende insteken kiezen: een ‘market-based approach’ (marktvergelijking); een ‘income-based approach’ (welke inkomsten worden verwacht); of een ‘cost-based approach’ (wat heeft het gekost om tot het onderzoeksresultaat te komen). Ook kunnen de partijen ervoor kiezen om gebruik te maken van een taxatie door een onafhankelijke expert. Verder kunnen ook de kosten van het vestigen en het onderhouden van octrooirechten een rol spelen. Tenslotte mogen de financiële bijdragen die de bedrijven hebben geleverd aan het onderzoek dat tot de resultaten heeft geleid, in de onderhandelingen worden meegenomen. De penvoerder van het projectconsortium dient de onderhandeling over en de vaststelling van de marktconforme vergoeding te documenteren.

Rapportage/uitwisseling van resultaten

De projectpartijen maken onderling afspraken over de rapportage en uitwisseling van resultaten. Dit staat los van de rapportages die NWO en het Ministerie van EZK (in verband met de inzet van PPS-toeslag) uit hoofde van hun rol als onderzoeksfinancier verlangen.

Projectcommissie

Er wordt een projectcommissie ingesteld, waarin de projectleider (doorgaans de universitaire hoofdaanvrager), eventuele medeprojectleiders en de cofinanciers zitting hebben. In de projectcommissie wordt de voortgang van het project op regelmatige basis besproken. Naast de projectleider wordt een zgn. projectmanager aangewezen uit een van de deelnemende bedrijven. De projectleider is, uit hoofde van zijn/haar rol als subsidiebegunstigde, verantwoordelijk voor de wetenschappelijke en algehele voortgang van het project, de projectmanager draagt zorg voor het valorisatieproces.

Publicatie

  • Uitgangspunt is openbaarheid van de resultaten en publicatie daarvan in de vakliteratuur, waarvoor partijen in de Project Agreement een publicatieprocedure kunnen afspreken.

  • Publicaties kunnen ten hoogste negen maanden worden opgehouden om de octrooieerbaarheid van resultaten veilig te stellen. In geval van verder te ontwikkelen knowhow kan de geheimhoudingsperiode langer zijn (altijd expliciet schriftelijk afspreken) met een maximale geheimhoudingsperiode van 5 jaar. Onderzoeksresultaten mogen in elk geval niet ‘op de plank blijven liggen’.

Vertrouwelijkheid van informatie en geheimhouding

  • Projectpartijen beloven elkaar informatie die op vertrouwelijke basis is verstrekt (waaronder achtergrondkennis), geheim te zullen houden en alleen in het kader van het project te zullen gebruiken.

Geschillenregeling

Projectpartijen zullen een geschillenregeling overeenkomen. In geval van geschillen spannen de partijen zich in om naar een amicale oplossing te zoeken. NWO wordt gekend in enig geschil dat ontstaat en neemt in gevallen die direct met het onderzoek en de subsidie verband houden een bindend besluit.

Vrijwaring

NWO en de kennisinstelling(en) dienen te worden gevrijwaard van aanspraken van een betrokken private partij en/of derden wegens schade door gebruik van onderzoeksresultaten en/of IP door laatstgenoemde(n).

6.2 In kind cofinanciering

Bepalingen

  • 1. Mogelijkheid tot deelname in projecten gefinancierd met een ENW PPS-fonds subsidie door co-financierende partijen met in kind bijdragen:

    In programma’s gefinancierd met een ENW PPS-fonds subsidie kunnen cofinancierende partijen, voor zover aangegeven bij de desbetreffende werkvorm, participeren met een in kind-bijdrage. Zie hiervoor paragraaf 3.5. In aanvulling op en voor zover niet opgenomen in de NWO-Subsidieregeling 2017 gelden de volgende bepalingen.

    In kind-bijdragen/inspanningen moeten:

    • essentieel zijn voor het project;

    • opgenomen zijn in de door NWO goedgekeurde begroting van de onderzoekskosten van de projectaanvraag waarin de cofinancierende partij participeert (zie voor in te brengen in kind-bijdragen bepaling 3) en vallen binnen één van de onder 3 a t/m c vermelde kostencategorieën.

  • 2. Committering

    Indien een co-financierende partij zal participeren in het onderzoeksproject met een gedeeltelijke in kind-bijdrage zoals hierboven omschreven, zal deze partij zich voor de betreffende in kind-bijdrage plus de financiële (cash) bijdrage aan NWO committeren middels een Project Agreement. De toegezegde financiële (cash) bijdrage zal door NWO worden gefactureerd.

  • 3. In te brengen in kind-cofinanciering

    In een onderzoeksproject mogen door co-financierende partijen als in kind-bijdragen worden ingebracht de volgende rechtstreeks aan het onderzoeksproject toe te rekenen en door de betreffende partij gemaakte kosten (zie ook bepaling 1):

    • a. In het kader van het project gewerkte uren:

      • loonkosten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van een uurloon, berekend op basis van het jaarloon bij een volledige dienstbetrekking volgens de kolom «loon voor de loonbelasting» van de loonstaat, verhoogd met de wettelijke dan wel de op grond van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, en van 1650 productieve uren per jaar. Hierover mag een opslag worden opgevoerd voor overige algemene kosten, groot ten hoogste 50% van de hierboven bedoelde loonkosten. Het hieruit volgende aan het project toe te schrijven uurtarief, inclusief de genoemde 50% opslag voor algemene kosten, is gemaximeerd op € 125. Inbreng van kosten voor begeleiding of voor projectmanagement worden niet geaccepteerd.

    • b. Kosten van te verbruiken materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op de oorspronkelijke aanschafprijzen.

    • c. Gebruik van apparatuur, machines en software

      • Kosten van aanschaf en gebruik van machines en apparatuur, met dien verstande dat wordt uitgegaan van de aan het project toe te rekenen afschrijvingskosten, berekend op basis van de oorspronkelijke aanschafprijzen en een afschrijvingstermijn van tenminste vijf jaar; kosten van consumables en onderhoud tijdens de gebruiksperiode.

      • Kosten van aanschaf en gebruik van machines en apparatuur die niet uitsluitend voor het project zijn aangeschaft, worden slechts als projectbijdragen op de voet van het hier bovenstaande naar rato in aanmerking genomen, indien een door middel van een sluitende tijdschrijving vastgestelde urenverantwoording per machine respectievelijk van de apparatuur aanwezig is.

    Niet toelaatbaar als in kind cofinanciering:

    • Cofinanciering afkomstig van de onderzoeksinstelling van de (mede)aanvrager(s) van een project.

    • Kortingen op commerciële tarieven, o.a. op materialen, apparaten en diensten.

    • Kosten m.b.t. overhead, begeleiding, projectmanagement, deelname aan een projectcommissie, consultancy.

  • 4. Verantwoording van in kind-bijdragen

    Co-financierende partijen dienen hun in kind-bijdragen aan NWO te verantwoorden middels een opgave van ingebrachte kosten, te verstrekken aan NWO binnen drie maanden na afloop van het onderzoeksproject waaraan de in kind-bijdrage is geleverd. De aanvraag tot vaststelling van de in kind-bijdrage dient tegelijkertijd met de aanvraag tot subsidievaststelling door de projectleider te worden ingediend, vergezeld van een gezamenlijke eindrapportage. Indien de te verantwoorden in kind-bijdrage van een partner hoger is dan k€ 125 dient een controleverklaring te worden aangeleverd; in andere gevallen volstaat een schriftelijke verklaring van de projectleider en van de procuratiehouder van de co-financierende partij dat de ingebrachte in kind-inspanningen daadwerkelijk aan het project zijn toe te schrijven. NWO is gerechtigd de opgave van kosten te (laten) controleren.

Indien de co-financierende partij die zich met een in kind-bijdrage aan een onderzoeksproject heeft gecommitteerd (een deel van) deze in kind-bijdrage uiteindelijk niet inbrengt dan wel niet kan verantwoorden, kan NWO de hoogte van de subsidie navenant lager vaststellen.


X Noot
1

In deze Call for Proposals worden met ‘onderzoekers’ zowel vrouwen als mannen aangeduid.

X Noot
2

De leden van de TO2-federatie zijn: TNO, DLO en de Grote Technologische Instituten (GTI’s) Deltares, Energieonderzoekscentrum Nederland (ECN), Maritiem Research Instituut Nederland (MARIN) en het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR).

X Noot
3

Om te bepalen of een projectdeelnemer een MKB-ondernemer is, wordt uitgegaan van de MKB-definitie van de Europese Commissie. Zie http://ec.europa.eu/growth/smes/business-friendly-environment/sme-definition/index_en.htm. Echter, in het geval van bedrijven/startups voortkomend uit een universiteit zal soepel worden omgegaan met het in de definitie gestelde maximale participatieplafond (≤50%) van de universiteit.

X Noot
4

Zie voor de voorwaarden voor in kind-bijdragen Annex 6.2.

X Noot
5

Om te bepalen of een projectdeelnemer een MKB-ondernemer is, wordt uitgegaan van de MKB-definitie van de Europese Commissie. Zie http://ec.europa.eu/growth/smes/business-friendly-environment/sme-definition/index_en.htm. Echter, in het geval van bedrijven/startups voortkomend uit een universiteit zal soepel worden omgegaan met het in de definitie gestelde maximale participatieplafond (≤50%) van de universiteit.

X Noot
6

Per 0.2 fte aangevraagde wetenschappelijk medewerker hogeschool (junior-, medior- en seniorniveau, met minimale aanstelling van 0.2 fte gedurende 12 maanden) kan per jaar van de aanstelling maximaal € 15.000 materieel budget worden aangevraagd.

X Noot
7

Mogelijke betrokkenheden staan vermeld in de code belangenverstrengeling; deze is te vinden op de website van NWO: http://www.nwo.nl/gedragscode.

X Noot
8

De PPS-toeslagregeling is een regeling van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO). Alles wat in deze call erover wordt opgemerkt, is gebaseerd op de artikelen zoals gepubliceerd in de Staatscourant. Bij een conflict is de officiële bewoording in de Staatscourant leidend. Deze call gaat uit van de veronderstelling dat de regeling nog bestaat op het moment dat een subsidie uit het fonds wordt toegekend, en dat het desbetreffende project voldoet aan de voorwaarden van de PPS-regeling.

X Noot
9

De precieze hoogte van de PPS-toeslag is afhankelijk van verschillende factoren. Een toeslagpercentage van maximaal 30% geeft echter een goede indicatie. Ook hier geldt weer dat de publicatie van de regeling in de Staatscourant bepalend is. In een projectaanvraag waarin PPS-projecttoeslag wordt aangevraagd, moet de inzet van die toeslag apart worden aangegeven. Ook zonder die inzet moet het project uitvoerbaar zijn.

Naar boven