Ontwerpregeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 18 juli 2019, nr. WJZ/ 19085872, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet in verband met de implementatie van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn

Ten geleide:

Op grond van artikel 43, eerste lid, onderdeel b, wordt het ontwerp van deze regeling in de Staatscourant bekendgemaakt en ter inzage gelegd bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Aan een ieder wordt de gelegenheid geboden om binnen 6 weken na de bekendmaking opmerkingen ter kennis van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te brengen. Op de website www.internetconsultatie.nl wordt het ontwerpbesluit eveneens geconsulteerd. U wordt verzocht uw inbreng via die website aan te leveren.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat;

Gelet op Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEU L 375) en artikel 11, tweede en derde lid, van de Meststoffenwet en artikel 21a, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van hoofdstuk 3, paragraaf 3, komt te luiden:

§ 3. Fosfaattoestand van de bodem en fosfaatgebruiksnormen

B

De artikelen 29a, 30, 31 en 32 komen te luiden:

Artikel 29a

  • 1. De indicator voor de fosfaattoestand van grasland is het PAL-getal en wordt uitgedrukt in milligrammen P2O5 per 100 gram grond.

  • 2. De indicator voor de fosfaattoestand van bouwland is het Pw-getal en wordt uitgedrukt in milligrammen P2O5 per liter grond.

Artikel 30

  • 1. De fosfaattoestand van grasland en bouwland wordt in afgeronde getallen gekwalificeerd volgens tabel I.

  • 2. Indien geen melding als bedoeld in artikel 103b, tweede lid, is gedaan of indien na afloop van de vier kalenderjaren, bedoeld in artikel 32, eerste lid, geen nieuwe melding is gedaan, wordt de fosfaattoestand van grasland en bouwland aangemerkt als hoog.

    Tabel I

    Fosfaattoestand

    PAL-grenzen (grasland)

    Pw-grenzen (bouwland)

    arm

    < 16

    < 25

    laag

    16 tot en met 26

    25 tot en met 35

    neutraal

    27 tot en met 40

    36 tot en met 45

    ruim

    41 tot en met 50

    46 tot en met 55

    hoog

    > 50 en niet vastgesteld

    > 55 en niet vastgesteld

Artikel 31

  • 1. De fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen, bedoeld in artikel 8, onderdeel c, van de wet voor grond met de fosfaattoestand arm bedraagt 120 kilogram fosfaat per hectare grasland of bouwland.

  • 2. De fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen, bedoeld in artikel 8, onderdeel c, van de wet voor grond met de fosfaattoestand laag bedraagt 105 kilogram fosfaat per hectare grasland of 80 kilogram per hectare bouwland.

  • 3. De fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen, bedoeld in artikel 8, onderdeel c, van de wet voor grond met de fosfaattoestand neutraal bedraagt 95 kilogram fosfaat per hectare grasland of 70 kilogram per hectare bouwland.

  • 4. De fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen, bedoeld in artikel 8, onderdeel c, van de wet voor grond met de fosfaattoestand ruim voldoende bedraagt 90 kilogram fosfaat per hectare grasland of 60 kilogram per hectare bouwland.

Artikel 32

  • 1. De fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen, bedoeld in artikel 31, eerste, tweede, derde en vierde lid, is uitsluitend van toepassing gedurende vier kalenderjaren, met ingang van het kalenderjaar waarin de melding, bedoeld in artikel 103b, tweede lid, is gedaan, en indien wordt voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 103b, derde lid.

  • 2. Indien de percelen dan wel de gewaspercelen, in de in het eerste lid bedoelde periode in gebruik zijn genomen door een andere landbouwer, is de desbetreffende fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen, bedoeld in artikel 31, eerste, tweede, derde of vierde lid, gedurende het restant van die periode van toepassing, indien de landbouwer de ingebruikneming van de percelen dan wel de gewaspercelen onder opgave van de oppervlakte en de ligging ervan uiterlijk de eerstvolgende 15 mei na de datum van ingebruikneming heeft gemeld aan de minister.

C

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Onverminderd artikel 32, eerste lid, is de fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen, bedoeld in artikel 31, eerste lid, slechts van toepassing indien de landbouwer uiterlijk op 15 mei van het eerste kalenderjaar van de in artikel 32, eerste lid, genoemde periode, de oppervlakte en de ligging van het perceel of gewasperceel waarop desbetreffende fosfaatgebruiksnorm wordt toegepast meldt bij de minister op basis van het analyserapport van een laboratorium dat:

    • a. blijkens accreditatie door de Raad aantoonbaar voldoet aan de norm NEN-EN-ISO/IEC 17025;

    • b. de fosfaattoestand van het perceel of het gewasperceel ten hoogste twaalf maanden voorafgaand aan de datum, bedoeld in de aanhef, heeft vastgesteld; en

    • c) de bemonstering en analyse van de bodem van de desbetreffende percelen dan wel de desbetreffende gewaspercelen overeenkomstig het in bijlage C opgenomen protocol verricht en het analyserapport opstelt.

2. In het derde lid wordt ‘artikel 30, eerste of tweede lid’ vervangen door ‘artikel 31, eerste lid’.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien niet is voldaan aan het eerste lid, terwijl op grond van artikel 103b, tweede lid, is gemeld dat de fosfaattoestand op basis van het analyserapport ‘arm’ is of indien na afloop van vier jaren na de melding, geen nieuwe melding is gedaan, geldt voor desbetreffend perceel of gewasperceel de fosfaatgebruiksnorm, bedoeld in artikel 31, tweede lid.

D

Artikel 33a komt te luiden:

Artikel 33a

  • 1. Een landbouwer kan in enig jaar een verhoging van de fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen op bouwland, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de wet of artikel 31, eerste, tweede, derde of vierde lid, van deze regeling toepassen, indien de hoeveelheid fosfaat waarmee de geldende fosfaatgebruiksnorm is overschreden, in het navolgende jaar volledig wordt gecompenseerd.

  • 2. De compensatie geschiedt door vermindering van de hoeveelheid fosfaat die ingevolge de in het navolgende jaar geldende fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen op of in de bodem kan worden gebracht met de hoeveelheid waarmee in het voorgaande jaar de fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen is overschreden.

  • 3. De hogere gebruiksnorm, bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten hoogste 20 kilogram fosfaat per hectare per jaar meer dan de fosfaatgebruiksnorm die geldt ingevolge artikel 11, eerste lid, van de wet of artikel 31, eerste, tweede, derde of vierde lid, van deze regeling.

  • 4. De landbouwer, bedoeld in het eerste lid, meldt het perceel of gewasperceel waarop de verhoging van de fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen, bedoeld in het eerste lid, wordt toegepast uiterlijk op 15 mei van het kalenderjaar waarin de verhoging wordt toegepast aan de minister.

E

Na artikel 33a wordt een artikel ingevoegd, luidende

Artikel 33b

  • 1. De fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen, bedoeld in artikel 8, onderdeel c, van de wet voor grond met de fosfaattoestand hoog bedraagt 45 kilogram fosfaat per hectare bouwland, indien de landbouwer op de desbetreffende percelen ten minste 20 kg fosfaat per hectare toepast die aantoonbaar afkomstig is van één of meer van de volgende mestvormen:

    • a. strorijke vaste mest van rundvee;

    • b. strorijke vaste mest van varkens;

    • c. strorijke vaste mest van schapen;

    • d. strorijke vaste mest van geiten;

    • e. strorijke vaste mest van paarden;

    • f. dikke fractie van meststoffen van rundvee;

    • g. champost;

    • h. gft-compost; of

    • i. groencompost.`

  • 2. De landbouwer, bedoeld in het eerste lid, meldt het perceel of gewasperceel waarop de verhoging van de fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen, bedoeld in het eerste lid, wordt toegepast uiterlijk op 15 mei van het kalenderjaar waarin de verhoging wordt toegepast aan de minister.

F

In het opschrift van hoofdstuk 3, paragraaf 4, vervalt ‘en fosfaatverrekening’.

G

Artikel 35 vervalt.

H

In artikel 103a, eerste lid, wordt ‘artikel 69a van het besluit’ vervangen door ‘artikel 21a, eerste lid, van het besluit’.

I

In artikel 122, eerste lid, wordt ‘32, eerste lid’ vervangen door: ‘33, eerste lid, 33a, vierde lid, 33b, tweede lid’.

J

In artikel 125 wordt ‘32, tweede lid’ vervangen door: ‘ 33, eerste lid’.

K

In artikel 127 wordt ‘voorwaarden 30, 35’ vervangen door: ‘voorwaarden, bedoeld in de artikelen 33, 33a, 33b’.

L

In het opschrift van bijlage C wordt ‘de artikelen 30 tot en met 33’ vervangen door ‘artikel 33’.

ARTIKEL II

De artikelen 29a en 30 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet komen te luiden:

Artikel 29a

De indicator voor de fosfaattoestand van grasland en bouwland is de combinatie van:

  • a. het P-CaCl2-getal dat wordt uitgedrukt in milligrammen P2O5 per liter grond; en

  • b. het P-AL-getal dat wordt uitgedrukt in milligrammen P2O5 per 100 gram grond.

Artikel 30

De fosfaattoestand van grasland wordt, overeenkomstig de indeling genoemd in artikel 21a, eerste lid, van het besluit, gekwalificeerd volgens tabel I en de fosfaattoestand van bouwland wordt gekwalificeerd volgens tabel II waarbij het P-AL-getal wordt afgerond in gehele getallen en het P-CaCl2-getal wordt afgerond in decimalen.

Tabel I Grasland

Indeling klassen P-CaCl2-getal (mg P/kg)

Fosfaatgebruiksnormen (kg P2O5/ha) grasland

Indeling klassen P-AL-getal (mg P2O5/100 g)

<21

21 tot en met 30

31 tot en met 45

46 tot en met 55

>55

<0,8

arm

laag

laag

neutraal

ruim

0,8 tot en met 1,4

arm

laag

neutraal

ruim

ruim

1,5 tot en met 2,4

laag

neutraal

ruim

ruim

hoog

2,5 tot en met 3,4

neutraal

ruim

ruim

hoog

hoog

>3,4

ruim

ruim

hoog

hoog

hoog

Tabel II Bouwland

Indeling klassen P-CaCl2-getal (mg P/kg)

Fosfaatgebruiksnormen (kg P2O5/ha) bouwland

Indeling klassen P-AL-getal (mg P2O5/100 g)

<21

21 tot en met 30

31 tot en met 45

46 tot en met 55

>55

<0,8

arm

arm

arm

laag

laag

0,8 tot en met 1,4

arm

arm

arm

laag

neutraal

1,5 tot en met 2,4

arm

arm

laag

neutraal

ruim

2,5 tot en met 3,4

arm

laag

neutraal

ruim

hoog

>3,4

laag

laag

neutraal

ruim

hoog

ARTIKEL III

Meldingen die zijn gedaan op grond van artikel 32, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet worden na de inwerkingtreding van artikel I van deze regeling aangemerkt als meldingen als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet.

ARTIKEL IV

Indien het bij koninklijke boodschap van 27 juni 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met de implementatie van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn (Kamerstukken 35 233) tot wet is verheven en die wet in werking treedt, treedt deze regeling op hetzelfde moment in werking, met uitzondering van artikel II dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 18 juli 2019

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Doel en aanleiding

Deze regeling wijzigt de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (hierna: Urm). Het Urm bevat voorschriften over onder meer verhandeling, gebruik, opslag, productie, vervoer en verwerking van mest. Samen met het stelsel van gebruiksvoorschriften draagt de Meststoffenwet en de daarop gebaseerde regelgeving, waaronder de Urm, bij aan het verwezenlijken van de doelen van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEG 1991, L 375; hierna Nitraatrichtlijn). Ook draagt het gebruiksnormenstelsel bij aan het realiseren van andere uit Europese regelgeving voortvloeiende doelen en verplichtingen. Het gaat dan vooral om richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327).

In het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn 2018-2021 (Bijlage bij Kamerstukken II, 33 037, nr. 250) (hierna: zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn) zijn de maatregelen beschreven die Nederland gedurende de looptijd van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn zal nemen om onder andere de nitraatuitspoeling uit landbouwgrond naar het grond- en oppervlaktewater in Nederland te verminderen. Twee maatregelen voorzien in wijzigingen in het stelsel van fosfaatgebruiksnormen voor de jaren 2020 en 2021. Deze beogen een betere aansluiting van de fosfaatgebruiksnormen op de stijgende gewasopbrengsten en beogen op langere termijn een fosfaattoestand van de bodem te bewerkstelligen die op of rond de fosfaattoestand normaal ligt. De uitvoering daarvan vergt wijziging van de Urm. De onderhavige regeling strekt daartoe.

De wijzigingen worden hierna beschreven en toegelicht.

1.1 Waardering van de fosfaattoestand van bouwland en grasland tot 1 januari 2021

Door het Besluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met de implementatie van het zesde actieprogramma (p.m.) is in het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (hierna: Ubm) een verfijnde klassenindeling voor de fosfaattoestand vastgesteld, te weten de klassen arm, laag, neutraal, ruim en hoog. De redenen hiertoe zijn nader toegelicht in de nota van toelichting bij het desbetreffende wijzigingsbesluit en de memorie van toelichting van het wetsvoorstel tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met de implementatie van het zesde actieplan Nitraatrichtlijn (Kamerstukken II 2018/19, 35 233, nr. 3). De klasse ruim is toegevoegd om meer onderscheid te kunnen maken binnen de groep gronden die voor de inwerkingtreding van deze regeling tot de klasse neutraal behoorden. Daarnaast geldt voor de klasse arm, waaronder de fosfaat fixerende gronden, dat deze niet meer worden gezien als een subklasse binnen klasse ‘laag’. In deze regeling wordt de classificering nader geregeld door aan de hand van de indicatoren de grenzen van de onderscheiden klassen vast te stellen (zie artikel I, onderdeel B, het nieuwe artikel 30).

Tot 1 januari 2021 dezelfde indicatoren van de fosfaattoestand van de bodem voor grasland en voor bouwland gehanteerd als nu het geval is. De indicator voor de fosfaattoestand van bouwland blijft het Pw-getal, uitgedrukt in milligrammen P2O5 per 100 ml. Indicator voor de waarde voor de fosfaattoestand van grasland blijft het P-AL-getal, uitgedrukt in milligrammen P2O5 per 100 gram grond. In plaats van de huidige regeling van de indicatoren in de Meststoffenwet, vindt – op grond van artikel 35, eerste lid, van de Meststoffenwet en artikel 21a, tweede lid, van het Ubm – door onderhavige wijzigingsregeling de aanwijzing van de indicator van de fosfaattoestand van de bodem in de Urm plaats.

1.2 Waardering van de fosfaattoestand van bouwland en grasland vanaf 1 januari 2021

In overeenstemming met het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn wordt op grond van artikel II van deze wijzigingsregeling met ingang van 1 januari 2021, een gecombineerde indicator van de fosfaattoestand van kracht voor zowel grasland als bouwland om de fosfaattoestand te bepalen. De gecombineerde indicator voor de fosfaattoestand van bouwland en grasland wordt uitgedrukt in een combinatie van het P-CaCl2-getal en het P-AL-getal.

Deze indicator is een combinatie van een intensiteitsindicator voor de meer directe beschikbaarheid voor fosfaat (P-CaCl2) en een capaciteitsindicator voor de meer op termijn totaal beschikbare hoeveelheid fosfaat (P-AL-getal). De intensiteitsindicator heeft een aantal voordelen. Hij is eenvoudig, geeft snel een indicatie van de beschikbare hoeveelheid fosfaat in de bodem, kan snel worden toegepast, kan (door in combinatie met het P-AL-getal toe te passen) positief bijdragen aan het milieu en kan goed worden gebruikt om tevens een beeld te krijgen van de hoeveelheid andere mineralen in de bodem. De gecombineerde indicator kan op zowel bouwland als grasland worden toegepast om in de bemestingsadviezen voor fosfaat en de fosfaatgebruiksnormen meer rekening te houden met de mate van beschikbaarheid van fosfaat in de bodem gedurende het groeiseizoen.

De invoering van de gecombineerde indicator leidt tot een aangepaste waardering van de fosfaattoestand van grasland en bouwland (zie daartoe artikel II, onder artikel 30 (nieuw). De wijziging is op basis van het advies van de Commissie Deskundigen Meststoffenwet1 uit 2019 zo neutraal mogelijk ingevoerd.

1.3 bemonstering fosfaatklasse ‘arm’

Als gevolg van de verfijning van de indeling van de fosfaatklassen, is de fosfaatklasse ‘arm’ niet langer een subklasse van fosfaatklasse ‘laag’. Deze regeling wijzigt de wijze van bemonstering van de bodem van een perceel waarvan de fosfaatklasse vastgesteld wordt evenwel niet. Dit betekent dat in geval van de fosfaatklasse `laag’ een laboratorium twee maal moet bemonsteren en hiervan een analyse moet verrichten. Daarbij past het laboratorium de bemonsteringsprotocollen in de bijlages C en L van de Urm toe. Van beide analyses doet de landbouwer mededeling aan de minister via de website van RVO.nl.

1.4 Fosfaatgebruiksnorm

Bij het eerder aangehaalde wetsvoorstel tot implementatie van het zesde actieprogramma in de Meststoffenwet wordt de laagste fosfaatgebruiksnorm in artikel 11 van die wet vastgelegd en is in dat artikel de bevoegdheid opgenomen hogere fosfaatgebruiksnormen bij ministeriële regeling vast te stellen. De keuze voor deze systematiek is toegelicht in de eerder aangehaalde memorie van toelichting bij het hierboven genoemde wetsvoorstel. Deze regeling voorziet in het opnemen van fosfaatgebruiksnormen voor fosfaatklassen arm, laag, neutraal en ruim in artikel 31 van de Urm. Conform het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn veranderen de fosfaatgebruiksnormen op grond van deze wijzigingsregeling bij diverse fosfaatklassen. Voor de fosfaattoestand van een bodem geclassificeerd in de nieuwe fosfaatklasse ‘arm’ geldt een fosfaatgebruiksnorm van 120 kilogram fosfaat per hectare grasland of bouwland. Voor de fosfaattoestand van de bodem geclassificeerd in fosfaatklasse ‘laag’ geldt een fosfaatgebruiksnorm van 105 kilogram fosfaat per hectare grasland of 80 kilogram per hectare bouwland.

Voor de fosfaattoestand van de bodem geclassificeerd in fosfaatklasse ‘neutraal’ geldt een fosfaatgebruiksnorm van 95 kilogram fosfaat per hectare grasland of 70 kilogram per hectare bouwland. De fosfaatgebruiksnormen voor de klasse ‘laag’ en voor de klasse ‘neutraal’ zijn in beperkte mate verhoogd om tegemoet te komen aan de gemiddeld gestegen onttrekking door de gewassen als gevolg van gemiddeld hogere gewasopbrengsten. Voor de fosfaattoestand van de bodem geclassificeerd in fosfaatklasse ‘ruim’ geldt een fosfaatgebruiksnorm van 90 kilogram fosfaat per hectare grasland of 60 kilogram per hectare bouwland. In het nieuwe artikel 31 van de Urm wordt geregeld welke fosfaatgebruiksnorm geldt voor welke fosfaatklasse.

In de onderstaande tabel a staan de fosfaatgebruiksnormen gerelateerd aan de fosfaatklassen voor grasland en bouwland op basis van het P-AL-getal respectievelijk Pw-getal per 1 januari 2020 en in de tabellen b1 en b2 staan ze gerelateerd aan de fosfaatklassen voor grasland respectievelijk bouwland op basis van de gecombineerde indicator P-AL-getal en P-CaCl2-getal per 1 januari 2021.

Tabel a Fosfaatgebruiksnormen bij verschillende fosfaatklassen op basis van het P-AL-getal op grasland en op basis van het PW-getal op bouwland per 1 januari 2020

Fosfaatklasse

Grasland

Bouwland

 

P-AL-getal

Fosfaat-gebruiksnorm (kg P2O5/ha)

Pw-getal

Fosfaat-gebruiksnorm (kg P2O5/ha)

arm

<16

120

<25

120

laag

16 tot en met 26

105

25 tot en met 35

80

neutraal

27 tot en met 40

95

36 tot en met 45

70

ruim

41 tot en met 50

90

46 tot en met 55

60

hoog

>50

75

>55

50

Tabel b1 Fosfaatgebruiksnormen bij verschillende fosfaatklassen op basis van de gecombineerde indicator P-AL en P-CaCl2 op grasland per 1 januari 2021

Indeling klassen P-CaCl2-getal (mg P/kg)

Fosfaatgebruiksnormen (kg P2O5/ha) grasland

Indeling klassen P-AL-getal (mg P2O5/100 g)

<21

21 tot en met 30

31 tot en met 45

46 tot en met 55

>55

<0,8

120

105

105

95

90

0,8 tot en met 1,4

120

105

95

90

90

1,5 tot en met 2,4

105

95

90

90

75

2,5 tot en met 3,4

95

90

90

75

75

>3,4

90

90

75

75

75

Tabel b2 Fosfaatgebruiksnormen bij verschillende fosfaatklassen op basis van de gecombineerde indicator P-AL en P-CaCl2 op bouwland per 1 januari 2021

Indeling klassen P-CaCl2-getal (mg P/kg)

Fosfaatgebruiksnormen (kg P2O5/ha) bouwland

Indeling klassen P-AL-getal (mg P2O5/100 g)

<21

21 tot en met 30

31 tot en met 45

46 tot en met 55

>55

<0,8

120

120

120

80

80

0,8 tot en met 1,4

120

120

120

80

70

1,5 tot en met 2,4

120

120

80

70

60

2,5 tot en met 3,4

120

80

70

60

40

>3,4

80

80

70

60

40

Conform het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn komen de equivalente maatregelen opbrengstafhankelijke fosfaatgebruiksnormen in de Urm te vervallen. De verhoging van de fosfaatgebruiksnormen voor fosfaattoestanden ‘neutraal’ en ‘laag’ en de verfijning in de klassengrenzen met toevoeging van een nieuwe klasse ‘ruim’ maken deze maatregelen overbodig.

1.5 Hogere fosfaatgebruiksnorm bij toepassing meststoffen die organischestofgehalte verhogen in fosfaatklasse ‘hoog’ op bouwland

Op percelen met fosfaattoestand ‘hoog’ wordt de mogelijkheid geboden 5 kilogram fosfaat per hectare per jaar extra te geven bij het gebruik van een meststof die het gehalte aan de organische stof (OS) in de bodem positief beïnvloedt. Deze aanvullende hoeveelheid kan alleen gegeven worden als daarbij minimaal 20 kilogram fosfaat per hectare in de vorm van mestsoorten met een hoog gehalte aan effectieve organische stof (EOS) en een laag gehalte aan stikstof (en fosfaat) per eenheid EOS toegediend wordt. De volgende criteria zijn met in achtneming van het CDM-advies ‘Criteria voor organischestofrijke meststoffen’2 uit 2017 gebruikt om vast te stellen welke meststoffen in aanmerking komen: minimaal 150 g OS en 250 g EOS per kg per kg droge stof en de hoeveelheid EOS is per gram minerale stikstof (N-mineraal) hoger dan 19 gram en per gram organisch gebonden stikstof (N-org) hoger dan 9 gram. Op basis van de vermelde criteria zijn de volgende meststoffen aangewezen, waarbij is uitgegaan van gemiddelde gehalten die in de praktijk bekend zijn (Born: Bemestingsadvies Grasland en Voedergewassen): strorijke vaste mest van runderen, varkens, schapen, geiten en paarden, dikke fractie van runderdrijfmest (na bewerking), champost, gft-compost en groencompost.

Uit de administratie moet kunnen worden aangetoond dat de hogere fosfaatgebruiksnorm is toegepast. Hierbij moet geadministreerd worden: de percelen met de oppervlakte waarop het is toegepast, het type gebruikte OS-rijke meststoffen en de hoeveelheden gebruikte OS-rijke meststoffen. Hiertoe kunnen aanvoerbewijzen worden gebruikt indien ze niet van eigen bedrijf komen.

1.6 Fosfaatverrekening

De voorziening van de fosfaatverrekening die gold tot de inwerkingtreding van deze regeling wordt vervangen door een hogere fosfaatgebruiksnorm onder voorwaarden. Deze wijziging beoogt geen inhoudelijke wijziging van de bestaande mogelijkheid voor de compensatie van een overschrijding van de toepassing van een hogere fosfaatgebruiksnorm op bouwland. Hierbij vindt de compensatie plaats door vermindering van de hoeveelheid fosfaat die ingevolge de in het navolgende jaar geldende fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen op of in de bodem kan worden gebracht met de hoeveelheid waarmee in het voorgaande jaar de fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen is overschreven. De afwijkende gebruiksnorm, bedoeld in de eerste volzin, bedraagt ten hoogste 20 kilogram fosfaat per hectare.

In verband met het toezicht op de naleving van de gebruiksnormen blijft de verplichting voor de landbouwer bestaan melding te doen van het voorgenomen gebruik van de compensatieregeling. Hiertoe meldt de landbouwer zijn bedrijf uiterlijk 31 december van het desbetreffende jaar aan bij de minister. De melding vindt plaats door indiening van het volledig en naar waarheid ingevulde en ondertekende daartoe bestemde formulier, dat door de minister wordt verstrekt.

2. Effecten bedrijfsleven en overheid

2.1 Bedrijfseffecten
2.1.1 Regeldruk

Ten behoeve van het fosfaatgebruiksnormenstelsel is het nodig dat RVO.nl beschikt over de fosfaattoestanden van de verschillende percelen. Die worden echter niet altijd doorgegeven door de agrariërs. Dat zijn ze ook niet verplicht, maar heeft wel tot gevolg dat de percelen waarvan geen fosfaattoestand bekend is, deze automatisch de classificatie fosfaattoestand ‘hoog’ krijgen; dat was zo en blijft zo. In sommige gebieden van Nederland loopt het percentage ‘onbekend’ op tot boven 50%. Daar niet op bedrijfsniveau de exacte fosfaattoestand van alle percelen in Nederland is vastgesteld en/of bekend is, zijn de wijzigingen op bedrijfsniveau niet te kwantificeren. Dat heeft ertoe geleid dat in het eerder genoemde advies uit 2019 van de Commissie Deskundigen Meststoffenwet waarin is aangegeven wat de veranderingen in plaatsingsruimte zijn, er gebruik is gemaakt van een databestand van Eurofins om tot meer realistische inschatting te komen. Daarin is een inschatting gemaakt wat de veranderingen zijn voor grasland en bouwland in lijn met hetgeen in het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn is opgenomen.

Vervolgens is met dezelfde database berekend wat de gevolgen in plaatsingsruimte zijn in 2020 na de uitbreiding van het aantal fosfaatklassen en de verandering van de fosfaatgebruiksnormen in de onderscheiden klassen en in 2021 na de veranderingen in de fosfaatklassenindeling door de gecombineerde indicator. De totale fosfaatplaatsingsruimte blijkt in 2020 iets toe te nemen: van 139,3 miljoen kg (grasland 83,5 miljoen kg en bouwland 55,8 miljoen kg) tot 140,7 miljoen kg (grasland 84,1 miljoen kg en bouwland 56,6 miljoen kg) en in 2021 neemt deze in Nederland iets toe tot 141,2 miljoen kg (grasland 84,1 miljoen kg en bouwland 57,1 miljoen kg). Door ook de gelegenheid te geven om op bouwland 5 kg fosfaat per hectare extra te geven indien (bepaalde) organischestofrijke meststoffen op percelen met fosfaattoestand ‘hoog’ te gebruiken, stijgt de plaatsingsruimte.

De verfijning in de indeling van fosfaatklassen en – vanaf 1 januari 2021 – de invoering van de gecombineerde indicator kunnen voor individuele bedrijven betekenen dat zij in een andere klasse terechtkomen. Dit resulteert in een andere fosfaatgebruiksnorm die mag worden toegepast. Dit kan dan weer gevolgen hebben voor de mestplaatsingsruimte op een bedrijf. Omdat de totale plaatsingsruimte in Nederland licht stijgt; kan dit zelfs leiden tot een licht dalende druk op de prijzen van mestafzet, wat voor akkerbouwers tot een lagere vergoeding kan leiden bij afname van dierlijke mest.

Op basis van het bovenstaande is voor de berekening van de administratieve lasten ervan uitgegaan dat er op (maximaal) 40% van de bedrijven met percelen sprake is van een verandering. Dat betreft 21.700 bedrijven. Deze moeten veranderingen doorgeven. De kosten daarvan bedragen € 200.000. Hierbij is uitgegaan dat een landbouwer 15 minuten zal aan besteden aan het kennis nemen van deze wijziging en nagaat welke gevolgen dit voor zijn bedrijf heeft, en dit is vermenigvuldigd met € 37 euro per uur.

Het aantonen in de administratie van de toepassing van 5 kilogram fosfaat per hectare op percelen met fosfaattoestand ‘hoog’ op bouwland als daarbij minimaal 20 kilogram houdt geen aanvullende administratieve last in, omdat landbouwers door middel van het bemestingsplan deze gegevens reeds bijhouden. Ook de toepassing van de hogere fosfaatgebruiksnorm onder voorwaarden (eerder de voorzien tot fosfaatverrekening) houdt geen aanvullende administratieve last in, omdat landbouwers hiervan eerder ook melding doen.

PM ATR-advies

2.1.2 Overige bedrijfseffecten

Veranderingen in de fosfaatgebruiksnormen kunnen gevolgen hebben voor de mate van grondgebondenheid. Dit geldt met name voor melkveebedrijven. Er zijn in totaal ruim 20.000 melkveebedrijven. Ook hier wordt ervan uit te gaan dat 40% van deze bedrijven een berekening uitvoert om na te gaan hoe ze moeten reageren op de veranderingen in de plaatsingsruimte op het bedrijf. De kosten daarvan bedragen € 100.000. Hierbij is er vanuit gegaan dat landbouwers 20 minuten zullen besteden aan het kennis nemen van deze wijziging en nagaan welke gevolgen dit voor zijn bedrijf heeft vermenigvuldig met € 37 euro per uur.

Er wordt ingeschat dat er op diverse bedrijven nog extra fosfaatplaatsingsruimte is, omdat het onwaarschijnlijk is dat alle bedrijven met fosfaatklasse ‘onbekend’ werkelijk de fosfaattoestand ‘hoog’ hebben. Hoe hoog die extra ruimte is, kan niet worden aangegeven, omdat niet bekend is wat de werkelijke fosfaattoestand van die percelen is.

2.2 Uitvoerings- en handhavinglasten

Bij de opstelling van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn heeft een beoordeling plaatsgevonden door RVO.nl en NVWA op de uitvoering en handhaafbaarheid van de maatregel die ziet op aanpassing in het kader van fosfaatgebruiksnormen. In de memorie van toelichting in de Meststoffenwet is aangegeven dat de aanpassing in het stelsel van fosfaatgebruiksnormen geen wezenlijke gevolgen heeft voor de uitvoering en handhaving. In het kader van de voorgeschreven uitvoerings- en handhavingstoets bevestigen RVO.nl en NVWA deze beoordeling. Voor de uitvoering en de handhavingslasten betekent de aanpassing in het stelsel van fosfaatgebruiksnormen door wijziging in de fosfaatklasse-indeling dat de interne instructies van RVO.nl en NVWA aangepast moeten worden. Voor zowel de uitvoering als de handhaving zal de inhoud van de administratieve en fysieke controle niet wezenlijk wijzigen ten opzichte van de huidige controle. De inhoudelijke en administratieve controle in door RVO.nl en NVWA veranderen niet bij gewijzigde normen en klassen. Daarnaast dient RVO.nl eenmalig de voorlichting en de communicatie over de gewijzigde normen en klassen aan te passen.

De extra toediening van 5 kilogram fosfaat per hectare per jaar op percelen met fosfaattoestand ‘hoog’ bij het gebruik van een meststof die het gehalte aan de organische stof in de bodem positief beïnvloedt leidt tot een toename van uitvoerings- en handhavingslasten. Bij controle dienen bewijzen te worden overgelegd door landbouwers, om aan te tonen dat deze maatregel juist is uitgevoerd. Beoordeling vindt plaats door de NVWA.

De uitvoerings- en handhavingslasten die zien op de equivalente maatregel ‘opbrengstafhankelijke fosfaatgebruiksnorm’ voor fosfaattoestanden ‘neutraal’ en ‘laag’ vervallen.

3. Milieueffecten

De verhoging van de fosfaatgebruiksnormen bij fosfaattoestand ‘laag’ en ‘neutraal’ leidt ertoe dat het gewas de hogere behoefte aan fosfaat kan dekken. Er is minder risico op daling van de fosfaattoestand op percelen met klasse ‘neutraal’ naar klasse ‘laag’. Verwachting is dat de tijd die nodig is van groei van percelen met fosfaattoestand ‘laag’ naar fosfaattoestand ‘neutraal’ niet veranderd. Tegelijkertijd vindt verlaging van de fosfaatgebruiksnorm ‘hoog’ plaats. Dit leidt ertoe dat percelen sneller in de klasse ‘ruim’ en vervolgens in de klasse ‘neutraal’ komen waarin sprake is van evenwichtsbemesting.

Het eerder genoemde advies uit 2019 van de Commissie Deskundigen Meststoffenwet geeft aan dat de effecten van de invoering van de gecombineerde indicator op het milieu gering zijn, met name omdat de veranderingen in fosfaatplaatsingsruimte klein zijn. De waardering van de fosfaattoestand en de daarbij behorende fosfaatgebruiksnormen zal er toe leiden dat de fosfaattoestand zal dalen bij fosfaattoestand ‘hoog’ en zal toenemen bij de fosfaattoestanden ‘neutraal’ en ‘laag’.

Daarnaast wordt door de toepassing van de gecombineerde indicator het beter mogelijk de hoogte van de fosfaatgebruiksnorm af te stemmen op de verhouding tussen de meer direct beschikbare en de op termijn totaal beschikbare hoeveelheid fosfaat in de bodem. Met het geheel aan veranderingen is er geen sprake van een hoger risico voor uit- en afspoeling naar het oppervlaktewater. Wel geldt voor de langere termijn dat op de gronden met fosfaattoestand ‘hoog’ door geleidelijke uitmijning het risico op uitspoeling naar het grondwater en de afspoeling naar het oppervlaktewater vermindert.

De extra toediening van 5 kilogram fosfaat per hectare per jaar op percelen met fosfaattoestand ‘hoog’ bij het gebruik van een meststof met een hoog gehalte aan organische stof draagt bij aan de aanvoer van organische stof waar op bouwland meer behoefte aan is en daardoor ook aan de bodemkwaliteit. Daarbij neemt de fosfaatplaatsingsruimte beperkt toe.

4. Consultatie

Het ontwerpbesluit is aangeboden ter internetconsultatie in de periode van ... PM

5. Inwerkingtreding en vaste verandermomenten

Deze regeling, met uitzondering van artikel II dat met ingang van 1 januari 2021 in werking treedt, treedt in werking indien en zodra het eerder genoemde wetsvoorstel in verband met de implementatie van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn tot wet wordt verheven en in werking treedt. De beoogde inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel is 1 januari 2020. Indien de wet na 31 december 2019 wordt in het Staatsblad komt, treedt de wet daags na de bekendmaking in werking. Daarmee kan ook de inwerkingtreding van deze regeling (uitgezonderd artikel II) afwijken van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten voor regelgeving. Ook wordt afgeweken van de volgens dat beleid geldende minimale termijn tussen publicatie van de regeling en het moment van inwerkingtreding. Deze afwijkingen zijn gerechtvaardigd omdat het hier gaat om de implementatie van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn, en de uitvoering van het actieprogramma een verplichting is op grond van de Nitraatrichtlijn.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Artikel 1 wijzigt de Urm op verschillende onderdelen, die hieronder worden beschreven.

Artikel I, onderdeel A

Dit onderdeel wijzigt het opschrift van paragraaf 3 uit hoofdstuk, zodat in de titel beter wordt weergegeven wat sinds de inwerkingtreding van deze regeling in de paragraaf wordt geregeld.

Artikel I, onderdeel B

Op grond van onderdeel B van artikel I worden in de Urm de artikelen 29a, 30, 31 en 32 vervangen. Voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze regeling werden in deze artikelen de fosfaatgebruiksnormen voor de fosfaattoestand ‘laag’ en voor de subklasse ‘arm’, alsmede de eisen waaronder de fosfaatgebruiksnorm voor de subklasse laag kan worden toegepast, geregeld.

In artikel 29a (nieuw) worden de indicatoren voor de waarde van de fosfaattoestand voor zowel grasland als bouwland. De indicatoren komen overeen met de huidige indicatoren, geregeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen s en t, van de Meststoffenwet, zoals deze luidden voordat het eerder genoemde wetsvoorstel tot wet is verheven en in werking is getreden.

In artikel 30, eerste lid, en tabel I, is neergelegd welke waarden met betrekking tot de fosfaattoestand van de bodem behoren bij de verschillende klassen voor de fosfaattoestand. In het tweede lid is een voorziening opgenomen voor het geval bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit niet bekend is, omdat een melding ontbreekt, tot welke klasse een bepaalde oppervlakte grasland of bouwland behoort. In dat geval wordt verondersteld dat sprak is van de fosfaatklasse ‘hoog’.

In artikel 31 zijn de fosfaatgebruiksnormen, passend bij de fosfaatklassen ‘arm’, ‘laag’, ‘neutraal’ en ‘ruim’ neergelegd, in overeenstemming met het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn. Zie daartoe ook onderdeel 1.4 van het algemeen deel van deze toelichting. De voorwaarden waaronder deze ‘hogere’ fosfaatgebruiksnormen mogen worden toegepast, zijn opgenomen in artikel 32, eerste lid. Het betreft de verplichting op grond van artikel 103b, tweede lid, om de fosfaattoestand van een perceel die is gebaseerd op een analyse van een geaccrediteerd laboratorium te melden en de verplichting om het bijbehorende analyserapport te bewaren als onderdeel van de mestadministratie.

In artikel 32, tweede lid, is een voorziening opgenomen voor de toepassing van de ‘hogere’ fosfaatgebruiksnorm in het geval een perceel wordt overgedragen aan een andere landbouwer dan de landbouwer die de melding met betrekking tot de fosfaattoestand van de bodem heeft verricht. Deze bepaling komt overeen met artikel 31, tweede lid, van de Urm zoals deze luidde tot de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling.

Artikel I, onderdeel C

Op grond van onderdeel I, onderdeel C, is het eerste lid van artikel 33 Urm vervangen. Het onderdeel regelt dat om in aanmerking te komen voor de verhoogde fosfaatgebruiksnorm, behorende bij de fosfaattoestand in de klasse ‘arm’, een aanvullend onderzoek door een laboratorium moet worden verricht, volgens het in bijlage C van de Urm opgenomen protocol. De verplichtingen komen overeen met het aanvullende onderzoek voor de subklasse ‘arm’, zoals dat van kracht was voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling.

Artikel I, onderdeel D

Door artikel I, onderdeel D, wordt artikel 33a van de Urm vervangen. In laatstgenoemd artikel werden de equivalente maatregelen geregeld, die bij onderhavige regeling komen te vervallen. Zie daartoe ook onderdeel 1.4 van het algemeen deel van deze toelichting. Thans worden in artikel 33a de hogere fosfaatgebruiksnorm in geval van verrekening en de voorwaarden waaronder deze fosfaatgebruiksnorm mag worden toegepast, geregeld. Zie daartoe ook onderdeel 1.6 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel I, onderdeel E

Artikel I, onderdeel E, voegt een nieuw artikel 33b toe aan de Urm. In dit artikel wordt, overeenkomstig het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn, de hogere fosfaatgebruiksnorm neergelegd voor landbouwers die mestvormen gebruiken die het organischestofgehalte van de bodem verhogen. Zie voor een nadere toelichting onderdeel 1.4 van het algemeen deel van deze toelichting

Artikel I, onderdelen F en G

Op grond van deze onderdelen vervallen de bepalingen inzake de fosfaatverrekening in hoofdstuk 3, paragraaf 4, van de Urm en de verwijzing naar de fosfaatverrekening in het opschrift van de paragraaf. Hiervoor in de plaats wordt de hogere fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen bij verrekening opgenomen in voorgesteld artikel 33a van de Urm. Zie ook de toelichting op artikel I, onderdeel D.

Artikel I, onderdeel H

Artikel I, onderdeel H, wijzigt artikel 103a van de Urm. Artikel 69a van de Ubm is komen te vervallen. De regeling van de fosfaattoestand van de bodem waar in artikel 103a, eerste lid, wordt verwezen is nu neergelegd in artikel 21a van het Ubm.

Artikel I, onderdeel I

Onderdeel I van artikel I wijzigt het eerste lid van artikel 122 van de Urm. In dit artikel staan de vormvoorschriften voor meldingen die op grond van de Urm dienen te worden gedaan. De verwijzingen worden door dit onderdeel in overeenstemming gebracht met wijzingen die op grond van de artikelen I, onderdelen C, D en E van deze regeling in de Urm worden aangebracht.

Artikel I, onderdeel J

Artikel I, onderdeel J, wijzigt artikel 125 van de Urm. In dit artikel wordt geregeld dat laboratoria uit de Europese Unie en bepaalde andere staten onder voorwaarden gelijkgesteld worden met in Nederland gevestigde laboratoria. De verwijzingen worden in overeenstemming gebracht met de in onderhavige regeling aangepaste wijzigingen.

Artikel I, onderdeel K

Artikel 127 Urm schrijft voor dat de landbouwer desgevraagd het voldoen aan de voorwaarden uit bepaalde artikelen van de Urm met bewijsstukken dient te staven. De verwijzingen worden in overeenstemming gebracht met de in onderhavige regeling aangepaste wijzigingen.

Artikel I, onderdeel L

Artikel I, onderdeel L, wijzigt het opschrift van Bijlage C. Hierin is het protocol voor de monstername en analyse neergelegd in verband met de vaststelling van de klasse ‘arm’ van de fosfaattoestand van de bodem. De verwijzing is in overeenstemming gebracht met Artikel I, onderdelen B en C van deze wijzigingsregeling.

Artikel II

Op grond van II dat met ingang van 1 januari 2021 in werking treedt, wordt de Urm per 1 januari 2021 opnieuw gewijzigd in verband met de implementatie van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn. Op grond van dit artikel wordt overeenkomstig het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn in artikel 29a van de Urm de nieuwe gecombineerde indicator geregeld en in artikel 30 en de tabellen I en II de kwalificatie van de fosfaattoestand van grasland en bouwland neergelegd. Zie voor een nadere toelichting onderdeel 1.2 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel III

Artikel III regelt overgangsrecht. Dit overgangsrecht is met name van belang ten aanzien van percelen grasland of bouwland uit de fosfaatklasse ‘arm’. Het artikel regelt dat meldingen inzake de subklasse ‘arm’ die zijn gedaan op grond van artikel 32, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet na inwerkingtreding van artikel I van deze regeling aangemerkt worden als meldingen met betrekking tot de fosfaatklasse ‘arm’.

Artikel IV

Artikel IV regelt de inwerkingtreding. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar onderdeel 5 van het algemeen deel van de toelichting.

Naar boven