Onderhoud en reiniging in scheepvaart, industrie en milieu en aanverwante activiteiten, Fonds Bevordering Arbeidsverhoudingen Orsima 2019/2023

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 augustus 2019 tot wijziging van het besluit tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Bevordering Arbeidsverhoudingen Orsima voor de werknemers werkzaam in onderhoud en reiniging in scheepvaart, industrie en milieu en aanverwante activiteiten

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek Orsima, Paritaire organisatie voor onderhoud en reiniging in scheepvaart, industrie en milieu en aanverwante activiteiten namens de partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeenverbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partij ter ener zijde: Vereniging van Werkgevers in Scheeps-, Industrie-, Milieu- en Technische Onderhoudsaktiviteiten (SITO);

Partijen ter andere zijde: FNV en CNV Vakmensen.nl.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Het besluit tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst1 wordt met inachtneming van dictum II als volgt gewijzigd:

A

De onder dictum I opgenomen bepalingen worden als volgt gewijzigd:

Na bijlage 4 worden nieuwe bijlagen 5 en 6 toegevoegd die komen te luiden:

‘BIJLAGE 5 CONTROLEREGLEMENT

Artikel 1 Toezicht op naleving CAO

  • 1. De Stichting Fonds Bevordering Arbeidsverhoudingen Orsima, handelend onder de naam Vaste Kommissie heeft ex artikel 3 van de statuten jo. artikel 2 sub h van het reglement Stichting FBA ten doel het houden van toezicht op de naleving van de cao’s één en ander in samenwerking met de daarvoor geëigende instanties.

  • 2. De werkgever is verplicht te allen tijde medewerking te verlenen aan de controles. De werkgever (hieronder wordt in dit kader ook verstaan het uitzendbureau en/of payrollbedrijf waar de werkgever gebruik van maakt) is verplicht zijn volledige en voortvarende medewerking te verlenen aan onderzoek door de Vaste Kommissie gericht op naleving van de cao’s. Binnen een door de Vaste Kommissie gestelde termijn dient de gevraagde informatie door de werkgever aan de Vaste Kommissie ter beschikking te worden gesteld.

Artikel 2 Controle

  • 1. De Vaste Kommissie oefent haar controletaak uit met inachtneming van de zorgvuldigheid, die controlerende instanties in gelijksoortige situaties in acht dienen te nemen.

  • 2. De Vaste Kommissie onthoudt zich met name van het opvragen van gegevens die niet direct betrekking hebben op de statutaire taken van De Vaste Kommissie.

  • 3. Met betrekking tot geconstateerde inbreuken op de cao’s kan niet worden volstaan met een opsomming van artikelnummers, doch dient tenminste een korte beschrijving van de desbetreffende inbreuk te worden aangegeven. Daarnaast wordt een bedrijfsoordeel ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’ afgegeven over de naleving van de cao door het bedrijf over de periode van de controle.

  • 4. De bedrijfsoordelen worden door de Vaste Kommissie op de website van Orsima bekend gemaakt. De Vaste Kommissie zal hierbij de zorgvuldigheid in acht nemen die in het maatschappelijk verkeer wordt betaamd hetgeen met zich meebrengt dat de Vaste Kommissie in beginsel niet onnodig de eer en goede naam van de bedrijven beschadigd.

Artikel 3 Gegegevensverstrekking

  • 1. Het aantonen dat de cao’s getrouwelijk worden nageleefd moet ondermeer blijken uit de door of namens werkgever gevoerde inzichtelijke en deugdelijke loon- en arbeidstijdenadministratie. Bij aanvang van de controle moeten onderstaande stukken volledig en sluitend klaarliggen:

    • a. personeelslijst waarop de naam, functie, schaal en geboortedatum van elke werknemer is aangegeven, tevens aangeven of het een fulltimer, parttimer, een oproepkracht betreft;

    • b. arbeidsovereenkomsten;

    • c. verzamelloonstaat voorgaand kalenderjaar en verzamelloonstaat tot datum controle;

    • d. betalingsbewijzen loon (batchbetalingen, bankafschriften of (ondertekende kwitanties);

    • e. de loonstroken (bij voorkeur hardcopy) over de voornoemde onderzoeksperiode van alle werknemers die in deze periode in dienst;

    • f. de registratie gewerkte diensten en diensttijden per loonperiode (roosters) inclusief (alle) wijzigingen op de roosters;

    • g. de registratie gewerkte uren per loonperiode;

    • h. registratie arbeidstijdverkorting;

    • i. overzicht van werknemers die ziek zijn geweest in de onderzoeksperiode;

    • j. overzicht van werknemers die gewerkt hebben op een feestdag;

    • k. specificatie uitbetaalde reiskosten-/reisurenvergoeding;

    • l. registratie compensatieoverwerk en onregelmatig werk;

    • m. verlofdagenregistratie (inclusief de extra vakantiedagen);

    • n. specificatie uitkering op basis van resultaten;

    • o. specificatie vergoeding maaltijd;

    • p. De pensioengegevens van de werknemers waarvoor pensioen wordt opgebouwd.

  • 2. Indien de hiervoor genoemde stukken niet volledig of niet aansluitend klaar liggen, kan de controle worden verdaagd en kunnen er voor het vervolg van het onderzoek kosten in rekening worden gebracht. Jaarlijks stelt het bestuur van de Vaste Kommissie de hoogte van de door te berekenen kosten vast indien en voor zover daarin niet is voorzien in de fonds-cao.

Artikel 4 Werkwijze

  • 1. Selectie van te controleren bedrijven vindt in eerste instantie op een aselecte wijze plaats. In geen geval mag de keuze afhankelijk zijn van het feit of de werkgever al dan niet lid is van een werkgeversorganisatie. De keuze kan wel afhankelijk gesteld worden van het wel of niet verstrekken van informatie en, onder voorbehoud van uitermate grote zorgvuldigheid, van verkregen aanwijzingen dat de cao niet wordt nageleefd. In dat laatste geval zal het vermoeden van of de melding van niet naleven zijn gedocumenteerd.

  • 2. De Vaste Kommissie controleert daarnaast op basis van een gegrond vermoeden van overtreding van de cao’s.

    Van een gegrond vermoeden is sprake indien de Vaste Kommissie kennis neemt van signalen in de branche dat het bedrijf de bepalingen van de cao’s overtreden en deze signalen concreet zijn onderbouwd.

  • 3. De te controleren werkgevers zullen ruimschoots van tevoren telefonisch benaderd worden om een datum vast te stellen waarop de controle kan plaatsvinden. De datum en de plaats van het onderzoek worden schriftelijk bevestigd. In de bevestiging wordt aangegeven welke gegevens zullen worden onderzocht. De aangeschreven werkgevers dienen de te onderzoeken administratieve bescheiden, zoals genoemd in artikel 3 lid 1, op het bezoekadres voor controle beschikbaar te houden.

  • 4. Het binnentreden, geschiedt alleen met instemming van de werkgever. Indien de werkgever geen toestemming geeft, zal de controle administratief afgewerkt worden. De werkgever stuurt hiervoor op verzoek alle stukken toe.

  • 5. Indien een aangeschreven werkgever weigert medewerking te verlenen aan de controle op de naleving van de cao’s, zal de werkgever schriftelijk in gebreke worden gesteld. Daarnaast ontvangt de werkgever het bedrijfsoordeel ‘onvoldoende’.

  • 6. Binnen 4 weken nadat de onderzochte werkgever de gevraagde controledocumenten volledig heeft getoond ontvangt de werkgever een rapport, waarin is aangegeven of en zo ja, op welke onderdelen van de administratie omissies zijn geconstateerd. Tevens worden correcties en bewijsstukken van de correcties opgevraagd waarbij een termijn wordt gesteld waarbinnen de verbeteringen dienen te zijn uitgevoerd en de nabetalingen te zijn voldaan.

    Bij niet-ernstige overtredingen dient herstel en nabetaling over de controleperiode (een jaar) plaats te vinden. Bij ernstige en zeer ernstige overtredingen moet er hersteld en nabetaald worden over de hele controleperiode tot het moment van de vorige controle (dus maximaal rond de drie jaar).

  • 7. Op het moment dat de rapportage naar aanleiding van de controle naar de werkgever wordt gezonden, wordt separaat het bedrijfsoordeel naar de werkgever gestuurd met vermelding van de kernbepaling waarop een ernstige of zeer ernstige overtreding is begaan. Vanaf dat moment krijgt de onderzochte werkgever 10 werkdagen de tijd om hierop schriftelijk en deugdelijk beargumenteerd te reageren alvorens het bedrijfsoordeel definitief wordt vastgesteld.

  • 8. Nadien aangebrachte verbeteringen zijn niet van invloed op het bedrijfsoordeel omdat het bedrijfsoordeel de stand van de cao naleving weergeeft op het moment van de uitgevoerde cao controle.

  • 9. Het bedrijf waarop het bedrijfsoordeel betrekking heeft kan tegen een bedrijfsoordeel bezwaar maken bij de onafhankelijke bezwarencommissie. De bezwaarprocedure is opgenomen in bijlage 6.

  • 10. De voor het toezien op de naleving van de cao’s ontvangen bescheiden worden op verzoek binnen 4 weken na afronding van het onderzoek retour gezonden.

Artikel 5 Kosten controle

  • 1. De kosten voor de reguliere controle zijn € 1.250,– en komen voor rekening van de Vaste Kommissie.

  • 2. In een aantal gevallen komen de kosten van een controle voor rekening van de onderneming, namelijk:

    • a. voor het uitvoeren van reguliere controles bij werkgevers met een bedrijfsoordeel ‘onvoldoende’

    • b. voor het uitvoeren van hercontroles (controles na 6 maanden bij een werkgever die een bedrijfsoordeel ‘onvoldoende’ kreeg)

    • c. bij bedrijven die een bedrijfsoordeel ‘voldoende’ kregen, maar wel 1 of 2 ernstige overtredingen hadden en bij de eerstvolgende reguliere controle opnieuw op dezelfde bepaling een ernstige overtreding begaan (recidive)

    • d. Voor het afzeggen van een gemaakte en schriftelijk bevestigd controlebezoek als deze afzegging binnen veertien kalenderdagen tevoren plaatsvindt 50% van € 1.250,– en bij afzegging binnen 7 kalenderdagen het volledige bedrag.

    De ter dezer zake verkregen middelen worden toegevoegd aan de geldmiddelen van de Vaste Kommissie (als bedoeld in artikel 10 van de Statuten Fonds Bevordering Arbeidsverhoudingen Orsima) en besteed aan de bestedingsactiviteit aangegeven in artikel 3 van de Statuten de Vaste Kommissie.

Artikel 6 Ingebrekestelling en schadevergoeding

  • 1. Partijen bij de cao’s dragen hun bevoegdheid tot het instellen van vorderingen als bedoeld in artikel 15 van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst en artikel 3, vierde lid, van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten met inachtneming van het gestelde in artikel 8 over aan de Vaste Kommissie voor zover het betreft de vorderingen ter zake van de schade, die zij zelf lijden.

  • 2. Indien een werkgever na ingebrekestelling door of namens de Vaste Kommissie gedurende ten minste 14 dagen nalatig blijft de vanwege de Vaste Kommissie verzochte gegevens met betrekking tot de wijze waarop hij de cao naleeft te verstrekken, dan wel onjuiste gegevens verstrekt, is hij verplicht door dat enkele feit aan de Vaste Kommissie een forfaitaire schadevergoeding te betalen. De Vaste Kommissie kan besluiten geheel of gedeeltelijk af te zien van het innen van deze schadevergoeding indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.

  • 3. Indien een werkgever na ingebrekestelling door of namens de Vaste Kommissie gedurende ten minste 14 dagen volhardt bij het niet naleven van de cao op de in de ingebrekestelling vermelde punten, is hij onverminderd het gestelde onder 2 verplicht aan de Vaste Kommissie een door deze stichting te bepalen schadevergoeding te betalen. Bij het bepalen van de schadevergoeding wordt in ieder geval rekening gehouden met de aard, de omvang en de duur van de niet-naleving, alsmede met de loonsom van de onderneming van de betrokken werkgever. Daarnaast kan rekening gehouden worden met de mate waarin die werkgever alsnog achterstallige verplichtingen jegens zijn personeel nakomt dan wel zekerheid stelt voor een correcte naleving van de cao.

  • 4. De ingebrekestelling overeenkomstig de leden 2 en 3 gebeurt schriftelijk, waarbij zowel de gronden als de omvang van de forfaitaire schadevergoeding worden vermeld.

  • 5. De Vaste Kommissie handelt bij de toepassing van de leden 2 en 3 de vaststelling van de schadevergoeding daaronder begrepen overeenkomstig het in artikel 8 gestelde.

  • 6. De door de Vaste Kommissie verkregen bedragen uit hoofde van toepassing van de leden 2 en 3, worden toegevoegd aan de geldmiddelen van de Vaste Kommissie.

Artikel 7 Instellen vordering

  • 1. De bevoegdheid tot het instellen van een schadevergoedingsactie (zoals beschreven in artikel 6 lid 1) is in beginsel gedelegeerd aan de Vaste Kommissie.

  • 2. Voordat de Vaste Kommissie een ingebrekestelling aan een bepaalde werkgever stuurt inzake een niet-naleving van materiële cao-bepalingen, stelt zij cao-partijen hiervan in kennis.

  • 3. Elk der cao-partijen kan afzonderlijk binnen veertien dagen kenbaar maken dat zij ten aanzien van de betreffende onderneming zelf het recht op vordering van schadevergoeding wenst te hanteren, waardoor de delegatie als bedoeld in artikel 6 lid 1 ten aanzien van desbetreffende vordering vervalt voordat de Vaste Kommissie zelf de actie reeds in gang gezet heeft.

  • 4. Als partijen niet binnen veertien dagen reageren, is de Vaste Kommissie nog steeds bevoegd de actie in te stellen, zonder dat partijen dat nog kunnen doorkruisen.

  • 5. Indien één of meer van de partijen besluiten zelfstandig een vordering in te stellen, dienen zij de Vaste Kommissie te melden dat ten aanzien van de betreffende onderneming een actie wordt ingesteld, waardoor de delegatie als bedoeld in artikel 6 lid 1, ten aanzien van de desbetreffende vordering vervalt.

  • 6. De Vaste Kommissie behoeft ten aanzien van het voornemen een ingebrekestelling te doen uitgaan ter zake van de verplichting van de onderneming om informatie te verschaffen niet vooraf melding te doen aan cao-partijen. De melding aan cao-partijen als bedoeld in lid 2 ziet aldus uitdrukkelijk op een vordering tot naleving van de materiële cao-bepalingen.

  • 7. Bovenstaande laat onverlet de mogelijkheid van de individuele werknemer een vordering jegens de werkgever bij de daarbij bevoegde rechter in te dienen.

Artikel 8 Forfaitaire schadevergoeding

  • 1. De forfaitaire schadevergoeding genoemd in artikel 6 lid 2 bedraagt € 50.000,–.

  • 2. De forfaitaire schadevergoeding genoemd in artikel 6 lid 3 bedraagt 1% van de loonsom van het premiejaar met een minimum van € 1.500. Elke week dat de onderneming in gebreke blijft, loopt de schadevergoeding op met het bepaalde in de eerste zin van dit lid.

  • 3. Tot aanpassing van de schadevergoeding kan door de Vaste Kommissie worden besloten aan de hand van de factoren genoemd in artikel 6 lid 3, dit ter beoordeling van de Vaste Kommissie.

  • 4. De schadevergoeding dient ter dekking van de kosten die de Vaste Kommissie maakt en de te dezer zake verkregen middelen worden toegevoegd aan de geldmiddelen van de Vaste Kommissie (als bedoeld in artikel 10 van de Statuten Stichting Fonds Bevordering Arbeidsverhoudingen Orsima), tot dekking van de kosten die de Vaste Kommissie moet maken als gevolg van haar toezichthoudende taak ten aanzien van de wijze waarop de cao wordt nageleefd. De Vaste Kommissie behoeft niet aan te tonen dat zij de schade in de omvang als door haar gevorderd ook daadwerkelijk heeft geleden.

Artikel 9 Geheimhouding

Ten aanzien van in dossiers opgeslagen informatie is de Vaste Kommissie verplicht tot geheimhouding.

Artikel 10 Hardheidsclausule

In de gevallen, waarin de toepassing van dit reglement tot onvoorziene onbillijkheden leidt, kan het bestuur een beslissing nemen in afwijking van de bepalingen in dit reglement.

BIJLAGE 6 BEZWAARPROCEDURE

Artikel 1 Bezwaarcommissie

Er bestaat een Bezwaarcommissie binnen de Stichting Fonds Bevordering Arbeidsverhoudingen Orsima (handelend onder de naam Vaste Kommissie). De taak van de bezwaarcommissie is het, op gezamenlijk verzoek van betrokken partijen, doen van bindende uitspraken (bij meerderheid van stemmen) over voorgelegde geschillen betreffende het bedrijfsoordeel zoals genoemd in artikel 2 van het controlereglement in het kader van een onderzoek naar de naleving van de cao's.

Artikel 2 Samenstelling Bezwaarcommissie

De Bezwaarcommissie bestaat uit ten minste drie leden, één namens de werkgeversorganisatie, één namens de werknemersorganisaties en één onafhankelijk voorzitter.

  • De leden van de Bezwaarcommissie worden voor een periode, gelijk aan de looptijd van de cao Orsima, benoemd door de Vaste Kommissie op voordracht van de respectievelijke organisaties. De voorzitter wordt benoemd door de Vaste Kommissie.

  • Op dezelfde wijze als onder b wordt per functie een vervanger benoemd.

  • Leden van de Vaste Kommissie kunnen niet worden benoemd tot lid van de Bezwaarcommissie.

Artikel 3 Werkwijze Bezwaarcommissie

  • a. Binnen de Bezwaarcommissie hebben de leden, met uitzondering van de voorzitter, ieder een stem. Indien stemmen staken, is bepaald dat de voorzitter ook stemrecht krijgt. Dit komt neer op een totaal van twee (en in uitzonderingsgevallen drie) stemmen.

  • b. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen.

  • c. De leden, plaatsvervangende leden, evenals de voorzitter zijn gehouden geheimhouding te bewaren ten aanzien van al datgene wat hen uit hoofde van het lidmaatschap respectievelijk functie ter kennis komt.

  • d. Een lid of plaatsvervangend lid van de Bezwaarcommissie dat rechtstreeks bemoeienis heeft of heeft gehad met het voorliggende geschil, mag aan de behandeling daarvan niet deelnemen.

  • e. De commissie doet een uitspraak door middel van een gemotiveerd besluit. Er vindt geen verslaglegging plaats.

Artikel 4 Aanhangig maken geschil betreffende bedrijfsoordeel

  • a. Een verzoek tot het doen van een uitspraak in een geschil, betreffende het door de Vaste Kommissie afgegeven definitieve bedrijfsoordeel, kan door het bedrijf, waarop het bedrijfsoordeel betrekking heeft, worden gedaan. De bezwaarcommissie is niet bevoegd in een geschil betreffende het voorgenomen besluit tot een onvoldoende bedrijfsoordeel. De termijn voor het indienen van een verzoek tot het doen van een uitspraak in een geschil betreffende het bedrijfsoordeel bedraagt 4 weken na de dagtekening van de schriftelijke bekendmaking van het bedrijfsoordeel aan het bedrijf.

  • b. Het verzoek wordt schriftelijk ingediend bij de Vaste Kommissie, p/a Bezwaarcommissie Vaste Kommissie, Postbus 693, 4200 AR te Gorinchem.

  • c. Verzoeker is een bedrag van € 1.250,– aan kosten voor de behandeling van het geschil verschuldigd aan de Vaste Kommissie.

  • d. De behandeling van de zaak wordt opgeschort totdat verzoeker het hiervoor vermelde bedrag heeft voldaan.

  • e. Als verzoeker in het gelijk wordt gesteld dan wordt € 1.250,– aan hem gerestitueerd.

  • f. Daarnaast komen de aantoonbaar gemaakte juridische kosten van de in het gelijk gestelde verzoeker voor vergoeding in aanmerking voor maximaal € 1.250,–.

  • g. Het verzoek bevat een beknopt overzicht van feiten en een beargumenteerde omschrijving van de beslissing die de indiener wenst.

  • h. De voorzitter zendt een ontvangstbevestiging naar de verzoeker en een kopie van het verzoek naar de Vaste Kommissie.

  • i. De Vaste Kommissie wordt in de gelegenheid gesteld binnen 2 weken nadat het geschil aan haar is voorgelegd te reageren op het verzoek, alvorens de commissie een uitspraak doet.

  • j. Indien de Bezwaarcommissie van mening is dat het geen geschil betreft dat wordt genoemd in artikel 1, dan wel verzoeker niet als belanghebbende kan worden aangemerkt op basis van lid 1 van dit artikel, wordt het verzoek niet ontvankelijk verklaard. De Bezwaarcommissie zal de Vaste Kommissie en cao-partijen informeren over de reden van de niet-ontvankelijk verklaring en de inhoud van de betreffende zaak.

  • k. Indien de Bezwaarcommissie dat nodig acht, kan zij besluiten tot het vragen van een nadere schriftelijke reactie.

  • l. De Bezwaarcommissie kan besluiten tot het houden van een hoorzitting. Ieder der partijen kan zich bij de hoorzitting laten bijstaan door getuigen, deskundigen evenals zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Indien een partij zich wil laten bijstaan of vertegenwoordigen, stelt zij de voorzitter ten minste zeven dagen voor de zitting daarvan schriftelijk op de hoogte. Kosten voortvloeiend uit de vertegenwoordiging door derden zijn voor de respectievelijke partijen.

  • m. De Bezwaarcommissie beslist over het geschil zonder nadere schriftelijke reactie of hoorzitting, binnen 6 weken na dagtekening van het ontvangst van het verzoekschrift. Als een nadere schriftelijke reactie wordt gevraagd of een hoorzitting wordt ingepland gaat de beslistermijn van 6 weken lopen na het verstrijken van de termijn voor het indienen van de nadere schriftelijke reactie, dan wel vanaf de datum van de hoorzitting. In het belang van de zaak kan de Bezwaarcommissie de beslissingstermijn met twee keer 2 weken verlengen.

  • n. De voorzitter kan indien gewenst getuigen-deskundigen oproepen om te raadplegen en te horen.

  • o. De voorzitter deelt de uitspraak, voorzien van een toelichting, binnen 2 weken, nadat de Bezwaarcommissie een beslissing heeft genomen, schriftelijk aan partijen mede.

  • p. Deze geschillenprocedure laat onverlet dat verzoeker het geschil alsnog aan de bevoegde rechter voorlegt.

Artikel 5 Jaarverslag en rapportage

De Bezwaarcommissie brengt een verslag uit met de afgehandelde geschillen en verzorgt tevens de rapportage voor de Vaste Kommissie en cao-partijen.’

Dictum II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 8 augustus 2019

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes


X Noot
1

Stcrt. 18 december 2018, nr. 66008

Naar boven