Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat

In deze richtlijn zijn de uitgangspunten vastgelegd van de kamers voor het notariaat bij een kostenveroordeling, opgelegd bij uitspraak van de kamer in een klacht tegen een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris (hierna: de notaris).

De wet: regels vanaf 1 januari 2018

Vanaf 1 januari 2018 gelden voor klachten die worden ingediend bij de kamer voor het notariaat nieuwe regels. Voordat de kamer een klacht in behandeling neemt, moet de klager binnen vier weken na bericht van de secretaris een griffierecht betalen van € 50.

In het geval dat een klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard, dient de notaris het door de klager betaalde griffierecht aan klager te vergoeden. Als de kamer daarbij ook een maatregel oplegt, kan de kamer de notaris daarnaast veroordelen in de (overige) kosten van klager en de kosten van de behandeling van de zaak bij de kamer. De wetgever gaat uit van het principe dat de kosten van de tuchtprocedure zoveel mogelijk worden gedragen door degene die ertoe aanleiding heeft gegeven dat die procedure noodzakelijk was. De klager kan niet in de kosten worden veroordeeld.

Richtlijn, afwijken mogelijk

Voor de toepassing van de nieuwe regels in de praktijk hebben de kamers voor het notariaat, voor eenduidigheid en voorspelbaarheid, besloten tot deze gezamenlijke richtlijn. Het is een richtlijn, dat wil zeggen dat de tuchtrechter ervan kan afwijken als hij dat nodig vindt.

Kostenveroordeling, ja tenzij

De wetgever heeft het oordeel over de hoogte van de kostenveroordeling bij de tuchtrechter gelaten. Het uitgangspunt daarbij is: een kostenveroordeling uitspreken, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn om ervan af te wijken. Dat betekent dat als aan de wettelijke voorwaarde is voldaan dat de klacht (gedeeltelijk) gegrond is en aan de notaris een maatregel is opgelegd, de kamer in beginsel altijd de in deze richtlijn genoemde kostenveroordeling oplegt, ook in het geval dat de klager daarom niet heeft gevraagd (ambtshalve). Uit eigen beweging of op verzoek van de notaris kan de kamer echter geen of een lager bedrag aan kosten opleggen als bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven (bij voorbeeld: geringe ernst van het feit, draagkracht van de notaris, en/of diens opstelling in de aanloop naar en tijdens de tuchtprocedure).

Twee soorten kostenveroordelingen

Er zijn twee soorten kostenveroordelingen: 1. ten gunste van de klager en 2. ten behoeve van de kamer.

Ad 1. de kosten van de klager:

De kamer kan beslissen dat de notaris de kosten, of een deel daarvan, die de klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, aan de klager dient te vergoeden.

Op grond van deze richtlijn geldt: de notaris dient aan de klager (naast het griffierecht) te vergoeden:

  • a. de kosten van de klager (bij voorbeeld aan reis- en verletkosten) vastgesteld op een forfaitair bedrag van € 50;

  • b. de kosten van de klager in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (bij voorbeeld een advocaat), vastgesteld door het toekennen van punten aan de verrichte proceshandelingen (bij voorbeeld het indienen van een klacht of het bijwonen van een zitting), met een maximum van twee, (tenzij naar het oordeel van de kamer sprake is van een bijzondere proceshandeling waaraan een nader punt kan worden toegekend). De kamer stelt de waarde per punt vast op € 500.

Ad 2. de kosten van behandeling van de klacht door de kamer:

Naast de kosten van de klager kan de kamer beslissen dat de notaris de kosten, of een deel daarvan, die ten laste van de kamer komen voor de behandeling van de klacht, aan de kamer dient te vergoeden. Deze kosten zien op onder andere de kosten van het gebruik van de zittingszaal en werkruimtes, en op de kosten van de leden en de ondersteuning van de kamer.

Op grond van deze richtlijn geldt: de notaris dient aan de kamer te vergoeden: de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, vastgesteld op € 3.500. Dat is iets minder dan de daadwerkelijke kostprijs.

Evaluatie tijdelijke richtlijn

Deze richtlijn geldt in beginsel tot 1 januari 2021. In de eerder gepubliceerde richtlijn (Staatscourant 12 december 2017, nr. 70892) is vermeld dat de kamers de (tijdelijke) richtlijn na een jaar zouden evalueren en zonodig bijstellen.

Gebleken is dat na een jaar nog onvoldoende informatie voorhanden is om tot een gedegen evaluatie te komen, maar dat er geen aanwijzing is voor een noodzakelijke aanpassing. De kamers schorten daarom de evaluatie op tot na drie jaar.

Inwerkingtreding en publicatie richtlijn

Deze richtlijn treedt in werking op 1 juli 2019.

De richtlijn, vastgesteld door de voorzitters van de kamers voor het notariaat in het ressort Amsterdam, Arnhem-Leeuwarden, Den Haag en ’s-Hertogenbosch, wordt ter voorlichting gepubliceerd in de Staatscourant en op Rechtspraak.nl. Er kunnen geen rechten of verplichtingen aan worden ontleend.

Naar boven