Call for proposals L•INT Lectorposities bij instituten (onderdeel van NWO), Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

1.

Inleiding

1

 

1.1

Achtergrond

1

 

1.2

Beschikbaar budget

2

 

1.3

Geldigheidsduur call for proposals

2

2.

Doel

2

3.

Richtlijnen voor aanvragers

2

 

3.1

Wie kan subsidie aanvragen?

2

 

3.2

Wanneer kan aangevraagd worden?

2

 

3.3

Hoe wordt de aanvraag opgesteld en ingediend?

2

 

3.4

Algemene subsidievoorwaarden

3

 

3.5

Specifieke subsidievoorwaarden

4

 

3.6

Financiële subsidievoorwaarden

5

4.

Procedure

6

 

4.1

Ontvankelijkheid

6

 

4.2

Beoordeling

6

 

4.3

Beoordelingscriteria

7

 

4.4

Besluitvorming

7

5.

Uitvoering

7

6.

Contact en overige informatie

8

Bijlage 1: Profiel van de lector

9

 

1

Onderzoek

9

 

1.1

Benoemingseisen

9

 

1.2

Karakteristieken van de onderzoeksactiviteiten

9

 

2

Beroepspraktijk

9

 

2.1

Benoemingseisen

9

 

3

Onderwijs

10

 

3.1

Benoemingseisen

10

 

4

Algemene (randvoorwaardelijke) kwaliteitseisen

10

 

4.1

Visie

10

 

4.2

Multidisciplinair

10

 

4.3

Aansturing van de onderzoekseenheid

10

 

4.4

Disseminatie van kennis, implementatie van verbeter- en innovatietrajecten, en valorisatie

11

 

4.5

Netwerkvorming in de driehoek

11

Bijlage 2: Overzicht van Instituten

12

1. Inleiding

1.1 Achtergrond

Het Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA (hierna te noemen Regieorgaan SIA), onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), heeft als taak de ontwikkeling van het praktijkgericht onderzoek van hogescholen te stimuleren en voert daartoe onder andere de L•INT-regeling uit.

Na de eerste L•INT-regeling waarin alleen NWO-instituten in aanmerking kwamen voor de lectorposities, bleek dat de wens om de samenwerking tussen hogescholen en instituten te versterken breder is. Deze nieuwe L•INT-regeling wordt daarom opengesteld om de samenwerking aan te gaan met andere onderzoeksinstituten.

Het gaat daarbij om de volgende instituten (zie bijlage 2 voor de officiële lijst met de volledige namen):

  • KNAW: DANS, Fryske Akademy, Rathenau Instituut, Hubrecht Instituut, Huygens ING, IISG, KITLV, Meertens Instituut, Nederlands Herseninstituut, NIOO, NIOD, NIDI, NIAS, Spinoza Centre en het Westerdijk Instituut

  • TO2: Deltares, MARIN, NLR, TNO en WR

  • Rijkskennisinstellingen: KNMI, RIVM, NFI, WODC, RKD, KiM, RWS, PBL, NVWA, SCP, CPB, CBS en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

  • Overige instituten: het Nederlands Kanker Instituut, het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek, de Dubble-bundellijn bij de ESRF, NCB Naturalis; ARCNL, Prinses Maxima Centrum

In het vervolg van de tekst worden deze instituten aangeduid als ‘de instituten’. Regieorgaan SIA stelt middelen ter beschikking ten behoeve van de (deel)financiering van tien lectorposities plus de hiermee gemoeide kosten van faciliteiten.

1.2 Beschikbaar budget

Het beschikbare budget voor deze call is € 2.000.000,-.

Per lectorpositie kan maximaal € 200.000,- worden aangevraagd.

1.3 Geldigheidsduur call for proposals

Deze call for proposals is geldig voor de indieningsronde L•INT 2019, met de sluitingsdatum en -tijd dinsdag 4 februari 2020, 14.00 uur Nederlandse tijd.

Aanvragen kunnen vanaf de publicatiedatum van de call doorlopend worden ingediend. Op de website van Regieorgaan SIA worden de data van de ophaalmomenten vermeld. Indien het beschikbaar gestelde budget is uitgeput voor de sluitingsdatum dan wordt deze call gesloten.

2. Doel

De L•INT-regeling heeft als doel het versterken van de samenwerking tussen hogescholen en instituten door middel van:

  • het versterken van onderzoek in de innovatieketen;

  • het vergroten van de beschikbaarheid van goed opgeleid (technisch) talent.

Met de lectorpositie wordt een koppeling gemaakt tussen fundamenteel en praktijkgericht onderzoek, en tussen de wetenschap en de praktijk. Dit verrijkt en versterkt alle schakels in de kennisketen.

De ambitie van Regieorgaan SIA voor de lectorposities bij de instituten is hoog: de investering in lectorposities is gericht op een duurzame samenwerkingsrelatie rondom een gezamenlijk onderzoeksprogramma. Het eigenaarschap ligt hierbij zowel bij het instituut als de hogeschool. Maatschappelijke instellingen en (mkb-)bedrijven hebben een duidelijke rol in dit onderzoeksprogramma.

De samenwerking tussen hogeschool, instituut, maatschappelijke instellingen en bedrijven resulteert uiteindelijk in versterking van praktijkgericht onderzoek in de keten en een grotere beschikbaarheid van goed opgeleid (technisch) talent.

3. Richtlijnen voor aanvragers

3.1 Wie kan subsidie aanvragen?

De aanvrager dient een door de overheid bekostigde hogeschool te zijn, zoals bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW).

De persoon die de subsidieaanvraag (hierna te noemen aanvraag) indient in ISAAC wordt geacht hiertoe te zijn gemachtigd door het College van Bestuur van de aanvragende hogeschool. De aanvrager ontvangt alle correspondentie met betrekking tot de aangevraagde subsidie.

3.2 Wanneer kan aangevraagd worden?

Aanvragen kunnen worden ingediend tot uiterlijk dinsdag 4 februari 2020, 14.00 uur Nederlandse tijd. Aanvragen die na de deadline worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

3.3 Hoe wordt de aanvraag opgesteld en ingediend?

Een volledige aanvraag omvat de volgende documenten:

  • het volledig ingevulde en ondertekende aanvraagformulier;

  • het inhoudelijke plan, hierna genoemd ‘trajectvoorstel’;

  • de begroting in excel met aangevraagde subsidie, cofinanciering, kostenonderbouwing.

In het trajectvoorstel wordt het volgende opgenomen dan wel beschreven:

  • naam van de lector en cv;

  • de inpassing van de beoogde onderzoekslijn van de lector binnen de onderzoeksagenda’s van de hogeschool en het instituut;

  • de inpassing in een landelijke kennisagenda en de bijdrage van de lector hieraan;

  • de samenwerking tussen hogeschool en instituut;

  • de netwerken (van instituten en hogescholen) waarin de lector actief gaat zijn;

  • de kansen die er liggen in de verbinding van fundamenteel en/of beleidsgericht onderzoek met praktijkgericht onderzoek;

  • de kansen die er liggen in de verbinding met (mkb-)bedrijven en/of maatschappelijke instellingen;

  • de organisatie van de inbedding van de lector (dienstverband, detachering, verdeling verantwoordelijkheden);

  • de looptijd van het traject (start- en einddatum).

Het indienen van de aanvraag gebeurt via ISAAC.

Het is verplicht de via ISAAC beschikbare formulieren en formats te gebruiken.

De directe link naar deze call in ISAAC is:

https://www.isaac.nwo.nl/subsidieaanvraag?extref=LINT2019

De aanvrager is verplicht de aanvraag via zijn/haar ISAAC-account in te dienen. Indien de aanvrager nog geen ISAAC-account heeft, dient hij/zij dat minimaal één werkdag voor het indienen van de aanvraag aan te maken in verband met het tijdig kunnen verhelpen van eventuele aanmeldproblemen.

Het inlogscherm ISAAC is bereikbaar via: www.isaac.nwo.nl

De handleiding ISAAC is bereikbaar via: www.isaac.nwo.nl/help De ISAAC helpdesk is bereikbaar via: isaac.helpdesk@nwo.nl

3.4 Algemene subsidievoorwaarden

Voor alle aanvragen is de ‘NWO-subsidieregeling 2017’ van toepassing.

De subsidiegelden zijn uitsluitend bestemd voor de activiteiten van een lector in het kader van de samenwerking tussen instituut en hogeschool.

De maximaal aan te vragen subsidieomvang is € 200.000,-. De looptijd van het traject is 48 maanden. Inzet van subsidie buiten de looptijd is niet mogelijk.

Subsidiëring van (deel)trajectactiviteiten die reeds zijn gesubsidieerd vanuit andere bronnen, is niet mogelijk. Wel is het mogelijk om andere stimuleringsgelden als cofinanciering in te brengen in het traject mits duidelijk wordt aangegeven welke subsidie voor welke (deel)activiteit wordt ingezet en mits dit vanuit de andere regeling voor stimuleringsgelden is toegestaan.

De aanvrager is verantwoordelijk voor het opstellen van een samenwerkingsovereenkomst waarin onder meer afspraken worden gemaakt met de betrokkenen over de toegang tot en de rechten op onderzoeksresultaten en, indien van toepassing, over intellectueel eigendom. Daarnaast dienen afspraken te worden gemaakt over doorwerking naar praktijk en onderwijs, open access publicaties en datamanagement, en ethische aspecten, zoals hieronder weergegeven.

Doorwerking

Het traject dient aantoonbaar actief te zijn op de doorwerking van de onderzoeksresultaten in zowel de professionele praktijk als in het onderwijs. Onderzoeksresultaten tot stand gekomen met de L•INT -subsidie, dienen zo veel en zo spoedig mogelijk voor verder onderzoek publiek toegankelijk te zijn.

Open Access publicaties en datamanagement

Alle wetenschappelijke publicaties van onderzoek die zijn gefinancierd op basis van toekenningen voortvloeiend uit deze call for proposals dienen onmiddellijk (op het moment van publicatie) wereldwijd vrij toegankelijk te zijn (Open Access).

Er zijn verschillende manieren voor onderzoekers om Open Access te publiceren. Een uitgebreide toelichting hierop vindt u op www.nwo.nl/openscience.

Daarnaast streeft Regieorgaan SIA ernaar dat onderzoeksdata die voortkomen uit met publieke middelen gefinancierd onderzoek zo veel mogelijk vrij en duurzaam beschikbaar komen voor hergebruik door andere onderzoekers. Waar nodig dienen de deelnemers afspraken te maken over datamanagement.

Ethische aspecten

Voor bepaalde onderzoeksactiviteiten is een goedkeurende verklaring van een erkende Medisch Ethische Toetsingscommissie (METC) of een Dier Experimenten Commissie (DEC) nodig. Daarnaast is voor bepaalde onderzoeksactiviteiten een vergunning nodig op grond van de Wet Bevolkingsonderzoek (WBO). Meer informatie over de METC is beschikbaar bij de Centrale Commissie Mensgebonden onderzoek (CCMO). Bij de Nederlandse Vereniging voor Dierexperimentencommissies is informatie over DEC te vinden en bij o.a. de Gezondheidsraad is informatie over de WBO beschikbaar.

Aansluiting op landelijke onderzoeksthema’s

Regieorgaan SIA wenst geïnformeerd te worden tot welke landelijke onderzoeksthema’s de onderzoekseenheid – waarbinnen de lector zijn of haar activiteiten uitvoert – zich verhoudt. Op het aanvraagformulier dient daarom te worden aangegeven bij welke thema’s van Onderzoek met impact Strategische onderzoeksagenda hbo 2016 - 2020 van de Vereniging Hogescholen de activiteiten aansluiten.

Bijdrage aan Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid en NWA

Ter versterking van het Nederlandse kennis- en innovatiesysteem neemt Regieorgaan SIA deel aan het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid van de rijksoverheid. Daarnaast zet Regieorgaan SIA zich actief in om hogescholen optimaal mee te laten doen met praktijkgericht onderzoek binnen de verschillende routes van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA). Indien van toepassing dient daarom in de aanvraag te worden aangegeven bij welke topsector, missie en/of NWA-route het project aansluit. Voor meer informatie zie de NWO-pagina over het missiegedreven innovatiebeleid en de NWA-pagina voor de 25 routes.

3.5 Specifieke subsidievoorwaarden

Aanvraag

De aanvraag dient te zijn opgesteld onder verantwoordelijkheid van een lector, of een aan het instituut verbonden senior onderzoeker.

Lector

De beoogde L•INT-lector:

  • 1. kan een docent-onderzoeker of senior onderzoeker bij een hogeschool en/of instituut zijn, maar kan ook externe onderzoeker of expert zijn;

  • 2. kan zowel afkomstig zijn van een hogeschool, om zich ook aan een insitituut te verbinden, als van een instituut, om zich ook aan een hogeschool te verbinden;

  • 3. dient een dienstverband te hebben van minimaal 80% (0,8-1,0 fte). In het kader van de samenwerking wordt de lector 50% van zijn/haar dienstverband tewerkgesteld bij de hogeschool en 50% bij het instituut. De helft van de loonkosten is subsidiabel.

Het profiel van de lector voldoet aan het landelijk functieprofiel beschreven door het Forum voor Praktijkgericht Onderzoek, zie bijlage 1.

Deelnemers

In het kader van het traject gaat de hogeschool een samenwerkingsverband aan met één instituut en eventueel ook met andere hogescholen. De beoogde lector wordt ondersteund door een actief betrokken netwerk met voldoende kennis en kunde om de onderzoekslijn uit te voeren. Er dienen private partijen te worden betrokken die actief bijdragen aan de uitvoering van de onderzoekslijn. In de aanvraag wordt in het trajectvoorstel aangegeven op welke wijze de kansen die er liggen in de verbinding met (mkb-)bedrijven en/of maatschappelijke instellingen worden gerealiseerd tijdens het traject.

Regieorgaan SIA streeft naar een evenwichtige spreiding van lectorposities over de instituten en hogescholen. Er worden daarom maximaal drie aanvragen bij één instituut gehonoreerd. Per specifieke combinatie van een hogeschool en een instituut zal maximaal één aanvraag worden gehonoreerd.

Cofinanciering

De verschillende deelnemers dragen allen bij aan het traject, zoals hieronder toegelicht.

Hogeschool

De bijdrage door de aanvragende hogeschool dient in totaal minimaal € 200.000,- te bedragen. De gemiddelde bijdrage per jaar bedraagt minstens € 50.000,-. Deze bijdrage kan in cash en/of in kind (op geld waardeerbare zaken, uren, natura) zijn.

Instituut

De bijdrage door het instituut dient in totaal minimaal € 150.000,- te bedragen.

De gemiddelde bijdrage per jaar bedraagt minstens € 37.500,-. Deze bijdrage bestaat ten minste uit het ter beschikking stellen van onderzoeksfaciliteiten (zowel personeel als materieel) door het instituut t.b.v. de onderzoeksactiviteiten van de lector.

Private partijen

De bijdrage door private partijen dient in totaal minimaal € 80.000,- te bedragen. De gemiddelde bijdrage per jaar bedraagt minstens € 20.000,-. Deze bijdrage kan zowel in cash als in kind plaatsvinden.

De omvang van de bijdragen van alle partijen dienen bij de aanvraag opgegeven te worden (via de begroting).

3.6 Financiële subsidievoorwaarden

De kosten die met deze subsidie gefinancierd kunnen worden, betreffen de gemaakte en/of betaalde loonkosten en materiële kosten van hogeschool of instituut, gebaseerd op kostprijs, inclusief eventuele niet verrekenbare btw, voor de uit hoofde van de samenwerking bij hogeschool en instituut aangestelde lector.

Loonkosten hogescholen

Voor de loonkosten worden de tarieven conform de Handleiding Overheidstarieven (HOT) uit het jaar 2017 gehanteerd. De tarieven van 2017 worden voor de gehele looptijd van de subsidie toegepast. De toegestane tarieven in de HOT betreffen uitsluitend de tarieven zoals weergegeven in de tabel op de volgende pagina.

Schaal

Kostendekkend tarief in € per uur

1

43

2

46

3

48

4

53

5

53

6

56

7

59

8

63

9

68

10

72

11

79

12

87

13

95

14

103

15

111

16

119

17

127

18

136

Tabel (bedragen in euro’s): Integrale loonkosten per salarisschaal 2017

Deze tarieven zijn integraal toepasbaar en het hanteren van deze tarieven is zonder toelichting of berekening toegestaan.

Loonkosten instituten

aio’s en postdocs

VSNU-akkoord

overige functies

Handleiding Overheidstarieven 2017

Loonkosten private partijen

Het uurtarief van in-kind bijdragen van private partijen is maximaal € 130 per uur exclusief btw.

Materiële kosten

De aan de uitvoering van het traject verbonden kosten als verbruik van materialen, hulpmiddelen, prototypes, testopstellingen en overige kosten zoals dienstreizen en publicaties.

Aanschaffingen van machines en apparatuur worden niet tot de trajectkosten gerekend. Voor machines en apparatuur kunnen slechts de aan het traject toe te rekenen afschrijvingskosten of leasetermijnen worden opgevoerd.

Afschrijvingstermijnen worden berekend op basis van de historische aanschafprijs exclusief financieringskosten, een lineaire afschrijvingsmethode en een levensduur van vijf jaar. Opvoering van kosten voor gebruik van apparatuur ouder dan vijf jaar is dus niet mogelijk.

De aangevraagde subsidiebedragen in de ingediende begroting voor loonkosten en materiële kosten gelden als maxima.

4. Procedure

4.1 Ontvankelijkheid

De L•INT 2019-regeling kent diverse ophaalmomenten. De ophaalmomenten worden bekendgemaakt via de website van Regieorgaan SIA.

De aanvragen worden na het ophaalmoment in volgorde van binnenkomst behandeld.

Iedere via ISAAC ingediende aanvraag wordt direct geregistreerd door middel van een dossiernummer. Dit dossiernummer geldt als vast kenmerk voor alle verdere correspondentie.

Indien een hogeschool in deze call een aanvraag doet voor een lectorpositie bij een instituut waarvan ofwel al eerder een aanvraag met de aanvragende hogeschool is gehonoreerd, ofwel al drie aanvragen met andere hogescholen zijn gehonoreerd, zal deze aanvraag niet ontvankelijk worden verklaard.

De aanvraag wordt gecontroleerd op de juistheid ten aanzien van volledigheid en vormvereisten. Indien de aanvraag hieraan voldoet, wordt deze ontvankelijk verklaard en in behandeling genomen. De aanvrager krijgt daarvan bericht.

Voldoet de aanvraag niet aan de volledigheid en vormvereisten, dan wordt de aanvrager de mogelijkheid geboden de ontbrekende gegevens binnen een daartoe gestelde termijn te verstrekken. Indien de ontbrekende gegevens binnen de gestelde termijn worden aangeleverd en akkoord worden bevonden, wordt de aanvraag alsnog ontvankelijk verklaard en in behandeling genomen.

De aanvrager krijgt daarvan bericht.

Indien de ontbrekende gegevens niet binnen de gestelde termijn zijn verstrekt, wordt de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard en buiten behandeling gesteld. De aanvrager krijgt daarvan bericht.

4.2 Beoordeling

Wanneer een aanvraag in behandeling is genomen, wordt de aanvraag voorgelegd aan en beoordeeld door een onafhankelijke beoordelingscommissie. Deze bestaat uit experts afkomstig uit de onderzoekswereld en uit de praktijk.

Voor alle bij de beoordeling en/of besluitvorming betrokken personen is de NWO code Belangenverstrengeling van toepassing.

De beoordelingscommissie beoordeelt elke aanvraag afzonderlijk op basis van de beoordelingscriteria die zijn beschreven in paragraaf 4.3.

De beoordelingscommissie beoordeelt de aanvraag eerst schriftelijk. Deze initiële beoordeling wordt schriftelijk aan de aanvrager medegedeeld.

De beoordelingscommissie nodigt de aanvrager en het betrokken instituut uit voor een interview over de aanvraag, waarin ook de initiële beoordeling aan de orde komt (hoor en wederhoor).

De beoordelingscommissie stelt haar definitieve beoordeling voor de aanvraag vast, op basis van de aanvraag, de initiële beoordeling en het interview. In voorkomende gevallen kan de beoordelingscommissie de aanvrager verzoeken nadere informatie aan te leveren, voorafgaand aan de definitieve beoordeling.

4.3 Beoordelingscriteria

De aanvragen worden door een beoordelingscommissie beoordeeld aan de hand van twee beoordelingscriteria:

Kwaliteit invulling lectorpositie:

  • aansluiting bij bestaand lectoraat;

  • netwerk van de lector in het bedrijfsleven en/of maatschappij, of ambitie en vermogen om dit te ontwikkelen;

  • ervaring met programmeren van onderzoek.

Kwaliteit onderzoeksactiviteiten:

  • samenwerking rond de lectorpositie tussen instituut en hogeschool, ook vastgelegd in een overeenkomst;

  • medefinanciering door hogeschool, instituut en private en/of maatschappelijke partijen;

  • strategische inbedding in onderzoeksprogramma van zowel hogeschool als van instituut;

  • in geval van een tweede of derde L•INT-lector bij het instituut: de toegevoegde waarde van de tweede of derde L•INT-lector.

Elk van de twee hoofdcriteria wordt door de beoordelingscommissie beoordeeld met een voldoende of onvoldoende. Een aanvraag krijgt alleen een positief advies als op beide hoofdcriteria voldoende wordt gescoord.

4.4 Besluitvorming

De beoordelingscommissie brengt verslag uit van haar werkwijze en brengt advies uit aan het bestuur van Regieorgaan SIA.

Het bestuur van Regieorgaan SIA toetst de gevolgde procedure en besluit op basis van het advies van de beoordelingscommissie. De beschikbaarheid van middelen is bepalend voor het aantal aanvragen met een positief oordeel dat voor subsidie in aanmerking komt. Daarnaast zijn de voorwaarden ten aanzien van het maximaal aantal honoreringen per instituut en per combinatie hogeschool-instituut hiervoor bepalend.

Het subsidiebesluit van het bestuur van Regieorgaan SIA wordt schriftelijk meegedeeld.

Regieorgaan SIA streeft er naar het subsidiebesluit uiterlijk 13 weken na het ophaalmoment bekend te maken. In een bezwaar- en beroepsprocedure is voorzien. Informatie hierover vindt u op de website van NWO.

5. Uitvoering

De aanvrager is verantwoordelijk voor de uitvoering van het traject. De aanvrager van de L•INT-subsidie treedt op als penvoerder.

De aanvrager benoemt de (beoogd) contactpersoon.

Uiterlijk binnen zes maanden na de start van het traject wordt het onderzoeksprogramma van de lector beschreven en wordt dit voorgelegd aan het bureau van Regieorgaan SIA.

Monitoring

Regieorgaan SIA wenst geïnformeerd te worden over de voortgang van activititeiten binnen het traject.

Binnen vier weken na afloop van het eerste jaar van de looptijd, te rekenen vanaf de startdatum van het traject, dient de penvoerder bij Regieorgaan SIA de voortgangsrapportage in. Na twee jaar vindt een midterm evaluatie plaats.

Na afloop van de subsidieperiode wenst Regieorgaan SIA geïnformeerd te worden over de resultaten van het traject.

De wijze waarop Regieorgaan SIA geïnformeerd wenst te worden, zal kenbaar gemaakt worden in het subsidiebesluit dat volgt bij toekenning van subsidie.

Regieorgaan SIA toetst het onderzoeksprogramma op de volgende punten:

  • voldoende mate van praktijkgerichtheid;

  • vraagarticulatie/mate van verbinding met bedrijven;

  • mate van inbedding in het instituut en verbinding met het onderzoek van het instituut;

  • mate van inbedding in de hogeschool en verbinding met het praktijkgericht onderzoek en het onderwijs.

Wijzigingsverzoeken

Voor iedere substantiële wijziging in het gesubsidieerde trajectvoorstel is schriftelijke toestemming van Regieorgaan SIA vereist. Wat verstaan wordt onder substantiële wijzigingen wordt kenbaar gemaakt in het subsidiebesluit dat volgt bij toekenning van subsidie.

6. Contact en overige informatie

Inhoudelijke vragen

Op de pagina L•INT 2019 op de website van Regieorgaan SIA is de meest recente informatie te vinden. Hier vindt u ook de gegevens van de aangewezen contactpersoon voor aanvullende informatie over de indieningsprocedure en – voorwaarden. Het aanvraagformulier, inclusief het model trajectvoorstel, en het begrotingsformat worden via ISAAC beschikbaar gesteld.

Vragen van technische aard

Hiertoe verzoeken wij u contact op te nemen met de ISAAC helpdesk. Wij raden u aan eerst de ISAAC handleiding door te nemen voordat u contact opneemt met de ISAAC helpdesk.

Bereikbaarheid ISAAC helpdesk: van maandag t/m vrijdag van 10.00 uur tot 17.00 uur, telefoonnummer 020 – 346 71 79. U kunt ook uw vraag per e-mail sturen naar isaac.helpdesk@nwo.nl

BIJLAGE 1: PROFIEL VAN DE LECTOR1

Dit profiel formuleert de kwaliteitseisen voor lectoren. Met dit profiel wordt duidelijk welke kwaliteiten personen met de titel van lector in huis moeten hebben. Dit profiel moet gezien worden als een handreiking waarmee elke instelling richting kan geven aan het formuleren van kwaliteitseisen voor de eigen lector.

Onderzoek is de kern van het werk van de lector, daarop ligt het zwaartepunt. Onderzoek wordt gevoed door vragen vanuit de beroepspraktijk en vanuit het onderwijs. Onderwijs en beroepspraktijk worden gevoed door de kennis die het onderzoek genereert. Er is een voortdurende wisselwerking die wordt uitgedrukt in het volgende plaatje:

Onderzoek voedt de bijdrage die de lector levert aan onderwijsontwikkeling of praktijkinnovatie (pijlen naar beneden). Tegelijkertijd is de lector op een onderzoeksmatige manier bezig met die onderwijsontwikkeling en praktijkinnovatie en dat levert nieuwe onderzoeksvragen, data en op basis daarvan algemene kennis op (pijlen omhoog).

1 Onderzoek

1.1 Benoemingseisen

Een lector:

  • beschikt over bewezen wetenschappelijke kwalificaties en is gepromoveerd;

  • heeft actuele kennis en ervaring op het terrein van wetenschappelijk (praktijkgericht) onderzoek.

1.2 Karakteristieken van de onderzoeksactiviteiten

Een lector:

  • beschikt over theoretisch en praktisch gefundeerde domein- en/of beroepsinhoudelijke kennis;

  • verricht onderzoek binnen de kaders die gesteld zijn in de gedragscode onderzoek voor het hbo;

  • geeft leiding aan onderzoek dat geworteld is in de beroepspraktijk en in het onderwijs voor die beroepspraktijk;

  • maakt een vertaalslag van de generieke kennis uit eigen of door anderen verricht wetenschappelijk onderzoek naar toepassingen in de praktijk;

  • beschrijft en innoveert systematisch werkwijzen en ontwikkelingen binnen de beroepspraktijk, vertaalt deze in concepten en methodieken en komt op die manier tot generieke kennis; deze kennis komt weer ten goede aan de beroepspraktijk en het hoger beroepsonderwijs;

    maakt doelgroepgericht de resultaten van onderzoek bekend in de vorm van publicaties in zowel de wetenschappelijke literatuur als in de beroepsgerichte vakliteratuur, lezingen, workshops, demonstraties, modellen, etc.;

  • draagt bij aan het ontwikkelen van een onderzoekscultuur zowel binnen de hbo-instelling als geheel, als binnen het onderwijs en de beroepspraktijk;

  • beschikt over een zekere ‘pioniersmentaliteit’ om het praktijkgericht onderzoek ‘op de kaart te zetten’.

2 Beroepspraktijk

2.1 Benoemingseisen

Een lector voert waar mogelijk en zinvol het onderzoek uit in samenwerking met de beroepspraktijk, en ontwikkelt specifieke kennis voor afzonderlijke bedrijven en instellingen, maar vooral generieke kennis die in tal van situaties toepasbaar is.

2.2 Karakteristieken van de activiteiten in of gerelateerd aan de beroepspraktijk

Een lector:

  • draagt bij aan de verbetering en innovatie van de beroepspraktijk;

  • maakt door middel van vraagarticulatie een (latente) vraag in de beroepspraktijk expliciet; dé ‘beroepspraktijk’ is afhankelijk van het vakgebied: het kan gaan om professionals (en hun beroepsorganisaties), bedrijven (incl. mkb en de achterliggende branche-organisaties), de overheid (lokaal, provinciaal, landelijk), etc.;

  • richt zich naast het ontwikkelen van kennis ook op het implementeren en evalueren van verbeter- en innovatietrajecten in de beroepspraktijk, bijvoorbeeld in de vorm van handelings- of actieonderzoek.

3 Onderwijs

3.1 Benoemingseisen

Een lector heeft kennis en aantoonbare belangstelling voor het ontwikkelen en uitvoeren van onderwijsactiviteiten.

3.2 Karakteristieken van de activiteiten in of gerelateerd aan het onderwijs.

Een lector:

  • draagt bij aan de verhoging van de kwaliteit van het hbo ten aanzien van vakinhoud én onderzoeksvaardigheden, en richt zich daarbij op zowel docenten en studenten als op scholing van mensen uit het praktijkveld;

  • laat de bijdrage aan het onderwijs op verschillende manieren tot uiting komen, zoals bijv. door het ontwikkelen van curriculum(onderdelen), doceren, begeleiden, coachen en is daarbij met name gericht op het borgen van academische vaardigheden door bijvoorbeeld het invlechten van academische leerlijnen in curricula of onderzoeksbegeleiding op bachelor- en masterniveau;

  • spant zich in om studenten en docenten in het hbo zowel inhoudelijk te scholen op hun vakgebied als bij hen onderzoekskennis, onderzoeksvaardigheden en een onderzoekende houding te ontwikkelen, en hen bij het doen van onderzoek te begeleiden; daarmee wordt een bijdrage geleverd aan de gewenste ontwikkeling van hbo-professionals naar reflective practitioners.

4 Algemene (randvoorwaardelijke) kwaliteitseisen

4.1 Visie

Een lector:

  • is een autoriteit op zijn vakgebied en is een visionair maar realistisch denker;

  • heeft zicht op de ontwikkelingen in het eigen vakgebied en zet van daaruit lijnen uit naar de toekomst.

4.2 Multidisciplinair

Een lector analyseert, onderzoekt en lost vraagstukken op in multidisciplinaire samenwerkingsverbanden, waar dat nuttig en nodig is.

4.3 Aansturing van de onderzoekseenheid2

Voor zover het tot de taak van de lector behoort richt deze de onderzoekseenheid in, ontwikkelt die verder en genereert zo nodig een substantiële tweede en derde geldstroom.

Een lector:

  • ontwikkelt in samenspraak met beroepspraktijk en onderwijs een relevant, aantrekkelijk, uitdagend en herkenbaar onderzoeksprogramma, al dan niet ingebed in een grotere onderzoekseenheid zoals bijvoorbeeld een expertisecentrum, met voldoende massa en focus;

  • bewaakt en verbetert op een systematische wijze de kwaliteit van de activiteiten;

  • geeft op een inspirerende en motiverende wijze leiding aan een onderzoeksteam.

4.4 Disseminatie van kennis, implementatie van verbeter- en innovatietrajecten, en valorisatie

Een lector:

  • implementeert, daar waar mogelijk en relevant, de ontwikkelde kennis in de onderwijs- en beroepspraktijk;

  • handelt diplomatiek, zowel als adviseur en als veranderingsmanager;

  • zorgt voor valorisatie, dat wil zeggen voor het ontplooien van nieuwe maatschappelijke en economische activiteiten.

4.5 Netwerkvorming in de driehoek

Een lector:

  • beschikt over een relevant (inter)nationaal en regionaal netwerk in de onderzoekswereld, de beroepspraktijk en de onderwijspraktijk en weet per project de juiste mensen en organisaties bij elkaar te brengen;

  • is nieuwsgierig naar ontwikkelingen in andere disciplines en staat open voor gezamenlijke initiatieven.

BIJLAGE 2: OVERZICHT VAN INSTITUTEN

KNAW:

TO2:

RKI: Rijkskennisinstellingen

Overige instituten:


X Noot
2

Een onderzoekseenheid/onderzoekscentrum kan zowel bestaan uit één lector met een kenniskring, als uit meerdere lectoren die bij elkaar in een onderzoekseenheid zitten.

Naar boven