Besluit ot het vaststellen van een tijdelijk kader voor aanstelling in een executieve functie zonder initiële opleiding

De Korpschef van politie overwegende:

  • dat dit kader is bedoeld om te komen tot een eenduidige wijze van handelen bij het aanstellen van medewerkers bij de politie die worden aangesteld in een functie voor de uitvoering van de politietaak (hierna: executieve functie), terwijl zij geen politieopleiding als bedoeld in artikel 2c, eerste of tweede lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (hierna: Barp) hebben afgerond;

  • dat op 1 juli 2018 de medewerker aangesteld voor de uitvoering van de politietaak met specifieke inzetbaarheid in de rechtspositie is geïntroduceerd;

  • dat met ingang van 1 juli 2019 op de functies in de door de Minister van JenV op grond van artikel 2c, tweede lid, Barp aangewezen vakgebieden uitsluitend nog medewerkers kunnen worden geplaatst die ten minste de in dat artikellid genoemde opleiding hebben afgerond;

  • dat in verband hiermee met ingang van 1 juli 2019 dit tijdelijk kader alleen nog van toepassing is op de functies binnen het vakgebied Beveiliging (en de Operationeel Specialisten die worden ingezet binnen het vakgebied Beveiliging), daar waar uitsluitend sprake is van werkzaamheden in het kader van arrestantenverzorging, arrestantenvervoer en/of toezicht en beveiliging objecten;

  • dat de uitgangspunten van dit tijdelijk kader eveneens gelden voor medewerkers in het vakgebied Beveiliging die door de reorganisatie Politiewet 2012 op één van de hiervoor genoemde functies (met de genoemde werkzaamheden en inzet) zijn geplaatst. Dit betekent dat zij van toepassing zijn op functievolgers die onder het 'Overgangsbeleid overgang LFNP en plaatsing in de reorganisatie' vallen en herplaatsingskandidaten voor zover die functievolgers of herplaatsingskandidaten uitsluitend met voornoemde werkzaamheden en inzet zijn belast.

  • dat het tijdelijk kader uitsluitend kan worden toegepast op de in dit kader limitatief genoemde doelgroepen;

  • dat de inhoud van dit kader is overeengekomen in het Georganiseerd Overleg Politie (hierna: GOP);

Besluit het volgende:

Tijdelijk kader voor aanstelling in een executieve functie zonder initiële opleiding

Aanstelling

  • De medewerker die wordt geplaatst in één van de hierboven genoemde functies (met de genoemde werkzaamheden en inzet) en die geen afgeronde politieopleiding als bedoeld in artikel 2c, eerste of tweede lid, Barp heeft, wordt of blijft aangesteld als ambtenaar voor de uitvoering van technische administratieve en andere taken ten dienste van de politie.

  • Bij een eerste aanstelling geldt een proeftijd van één jaar op grond van artikel 4, eerste lid, van het Barp.

  • De aanstelling wordt gecombineerd met een aanwijzing als Buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA).

Aanstellings- en opleidingseisen

Voor de kandidaten zijn de volgende aanstellings- en opleidingseisen van toepassing:

  • a. De kandidaat ambtenaar voldoet aan de vereiste competenties, de vereiste opleidingen, eventuele specifieke kennis en vaardigheden, behorende bij de LFNP-functie (inclusief werkterrein en aandachtsgebied) waarop de aanstelling plaatsvindt.

  • b. Indien de functie daarom vraagt, kan van de kandidaat ambtenaar worden verlangd dat deze op het moment van zijn aanstelling in het bezit is van het rijbewijs B.

  • c. Indien de functie is aangewezen als vertrouwensfunctie dan geldt dat in deze specifieke situatie aan de kandidaat ambtenaar de aanvullende eis wordt gesteld dat de kandidaat ambtenaar Nederlander is.

  • d. Aanstelling is slechts mogelijk, indien op grond van een ten aanzien van de betrokkene ingesteld onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid geen bezwaar blijkt te bestaan tegen diens aanstelling (artikel 8a Barp).

Opleidingseis

Voor het uitoefenen van de opsporingsbevoegdheden dient de ambtenaar minimaal in het bezit te zijn van een BOA-certificaat met, indien van toepassing, aanvullende modules gericht op het bekwamen in relatie tot de opsporingsbevoegdheid.

Rechtspositionele aanspraken

De medewerker wordt in rechtspositioneel opzicht gelijk gesteld aan een medewerker in dezelfde functie met een aanstelling voor de uitvoering van de politietaak.

Uitrusting

Voor medewerkers aangesteld op een functie in het vakgebied Beveiliging geldt dat indien nodig een uniform wordt verstrekt. In het geval door de Minister van JenV toestemming is verleend om voor de uitoefening van de functie de beschikking te hebben over de bewapening als bedoeld in artikel 6 van het Besluit bewapening en uitrusting politie, kan deze worden verstrekt, mits de medewerker aan de daarvoor geldende bekwaamheids- en geschiktheidseisen voldoet.

Medische keuring

In de Wet op de Medische Keuringen is bepaald dat aanstellingskeuringen slechts worden verricht indien aan de vervulling van de functie, waarop de arbeidsverhouding of aanstelling in openbare dienst betrekking heeft, bijzondere eisen op het punt van de medische geschiktheid moeten worden gesteld. De Korpsmedisch adviseur stelt vast of hier sprake van is.

Overgangsbeleid

Indien nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van het vakgebied Beveiliging leiden tot aanpassing van wet- en regelgeving, wordt nader bezien wat dit betekent voor dit kader en de wijze waarop de betreffende medewerkers zijn aangesteld. Indien noodzakelijk wordt overgangsbeleid opgesteld.

Doorstroom naar ander werkterrein in het Domein Uitvoering

Indien de medewerkers, die conform dit kader zijn aangesteld, op enig moment solliciteren naar een andere functie dan wel een ander werkterrein of inzet in het Domein Uitvoering waaraan de aanstelling voor uitvoering van de politietaak is gekoppeld, geldt dat zij moeten voldoen aan alle daarbij geldende vereisten, zoals een diploma van een politieopleiding als bedoeld in artikel 2c, eerste of tweede lid, Barp en de aanstellingseisen zoals vastgelegd in het Barp, de Regeling aanstellingseisen politie 2002 en (indien van toepassing) de Beleidsregel rijbewijs eis voor de ambtenaar in opleiding en de Beleidsregel medische keuring executieve functies met specifieke inzetbaarheid.

Tijdelijk kaders september 2016 en februari 2018

  • Dit tijdelijk kader vervangt met ingang van 1 juli 2019 het Besluit tijdelijk kader aanstelling zonder initiële opleiding van 28 september 2016.

  • Het Besluit wijziging tijdelijk kader aanstelling zonder initiële opleiding van 1 februari 2018 wordt met ingang van 1 juli 2019 ingetrokken.

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit tijdelijk kader aanstelling zonder initiële opleiding versie juli 2019.

Aldus vastgesteld te Den Haag, 17 juni 2019

De korpschef van politie, E.S.M. Akerboom

Naar boven