Onderhoud en reiniging in scheepvaart, industrie en milieu en aanverwante activiteiten (Orsima) 2019/2020

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 januari 2019 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de werknemers werkzaam in Onderhoud en reiniging in scheepvaart, industrie en milieu en aanverwante activiteiten

UAW Nr. 12054

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van Orsima, Paritaire organisatie voor onderhoud en reiniging in scheepvaart, industrie en milieu en aanverwante activiteiten namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partij ter ener zijde: Vereniging van Werkgevers in Scheeps-, Industrie-, Milieu- en Technische Onderhoudsactiviteiten (SITO);

Partijen ter andere zijde: FNV en CNV Vakmensen.nl.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III en IV is bepaald:

Artikel 1 Definities

1. Basis(uur)loon:

het bruto(uur)loon dat werknemer ontvangt exclusief toeslagen of andere vergoedingen

2. Cao:

de collectieve arbeidsovereenkomst Orsima

4. Feestdagen:

Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, de beide Kerstdagen, Koningsdag en 5 mei (eerstvolgende in 2020)

5. Werkgever:

onder de werkgever wordt verstaan: elke natuurlijke of rechtspersoon die haar hoofd- of nevenbedrijf maakt van het aanbieden en uitvoeren van werkzaamheden als omschreven in artikel 2.

6. Werknemer:

onder werknemer wordt verstaan:

  • a. de natuurlijke persoon (m/v) die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de werkgever en werkzaam is in een van de functies genoemd in bijlage II (productiepersoneel).

  • b. de natuurlijke persoon (m/v) die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de werkgever en werkzaam is in een andere functie dan genoemd in bijlage II. Op deze werknemer zijn niet van toepassing de artikelen 7 leden 2 voor zover relevant in relatie tot artikel 12, alsmede de artikelen 8, 9, 10, 11 leden 1 en 2 en leden 5 tot en met 8, 12, 13, 24 tot en met 31 (kantoor/stafpersoneel).

De natuurlijke persoon die jonger is dan 18 jaar mag niet te werk worden gesteld, met uitzondering van de persoon die in opleiding is voor een technische functie in het bedrijf.

Artikel 2 Werkingssfeer

  • 1. Onder de werkingssfeer van deze cao valt de onderneming die haar hoofd- of nevenbedrijf maakt van werkzaamheden zoals hieronder aangegeven, al dan niet in combinatie met elkaar.

  • 2. De werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid van dit onderdeel zijn:

    • a. Industriële reiniging, waaronder tenminste te verstaan het handmatig, mechanisch en chemisch reinigen, onderhouden en conserveren (= het aanbrengen van een eerste conserveringslaag), niet zijnde reparatie en vervangingswerkzaamheden, van veelal zware industriële installaties met het doel deze gebruiks- en bedrijfsklaar te houden, zijnde kapitaalgoederen zoals fabrieken, utiliteitsgebouwen, petrochemische installaties, industriële en openbare riolen, machines, bruggen, kranen, tanks, booreilanden en andere offshore installaties, alsmede zuigen van dakgrind en droge afvalstoffen;

    • b. Milieuonderhoud, waaronder tenminste te verstaan activiteiten als be- en verwerking van vaste en vloeibare afvalstoffen (inclusief activiteiten als legen van putten, silo’s en dergelijke en het afvoeren van het ingezamelde materiaal naar verwerkingsinstallaties en inzamelen van (soja)vetzuren, plantaardige (afval)olie en dergelijke en het afvoeren daarvan), bodemsanering.

    • c. Scheeps- en containeronderhoud, waaronder tenminste te verstaan het handmatig en mechanisch reinigen, onderhouden en conserveren (= het aanbrengen van een eerste conserveringslaag), van schepen, niet zijnde reparatie en vervangingswerkzaamheden, alsmede het opslaan, handmatig en mechanisch reinigen, onderhouden en conserveren (= het aanbrengen van een eerste conserveringslaag), van ledige containers waaronder begrepen koel/vriescontainers, classificeerwerkzaamheden en het verrichten van oliewerk;

    • d. Havenservices, waaronder tenminste te verstaan het verlenen van (ondersteunende) diensten bij havenactiviteiten, indien en voor zover deze niet worden verricht door stuwadoorsbedrijven en scheepsbemanningen;

    • e. Ondersteunende diensten, waaronder te verstaan het aan de opdrachtgever verlenen van aanvullende hand- en spandiensten van uiteenlopende aard, niet zijnde het repareren en vervangen van onderdelen, voortvloeiend uit of in combinatie met de onder a. tot en met d. genoemde werkzaamheden.

  • 3. Bedrijven en bedrijfstakken kunnen verzoeken om ontheffing (van één of meer bepalingen) van deze overeenkomst. Ontheffingen worden verleend door de Vaste Kommissie Orsima overeenkomstig het reglement dispensatieverzoek (bijlage X bij deze overeenkomst). Ontheffing kan worden verleend als:

    • de situatie (tijdelijk) zo afwijkend is van hetgeen in de bedrijfstak of in een van de segmenten gebruikelijk is dat in redelijkheid niet van een werkgever kan worden gevergd dat de CAO (bepalingen) onverkort word(t)(en) toegepast of

    • de situatie (tijdelijk) zo afwijkend is van hetgeen in de bedrijfstak of in een van de segmenten gebruikelijk is dat in redelijkheid niet van een werkgever kan worden gevergd dat de CAO (bepalingen) onverkort word(t)(en) toegepast, het afwijkende arbeidsvoorwaardenpakket tot stand is gekomen in samenspraak met een vakorganisatie die onafhankelijk is van de werkgever en het gehele arbeidsvoorwaardenpakket tenminste gelijkwaardig blijft aan deze CAO of

    • het een werkgever betreft die deze cao niet eerder toepaste en de werkgever gebruik wil maken van het in bijlage XI opgenomen ingroeimodel cao Orsima.

Artikel 5 Werkgelegenheid

  • 2. Bij voorgenomen ingrijpende reorganisaties of fusies, surseance van betaling, faillissement en/of sluiting van een onderneming, lid van de werkgeversorganisatie, waarbij 10 of meer werknemers zijn betrokken, worden de vakbonden tijdig door de betrokken onderneming ingelicht zodat er gelegenheid is om van advies te dienen en maatregelen ten behoeve van de betrokken werknemers te treffen.

  • 3. Indien als gevolg van afgesloten contracten werkzaamheden overgaan van de ene naar de andere werkgever en hierdoor mogelijk verlies van werkgelegenheid ontstaat, dan overleggen beide werkgevers over de mogelijkheid van overname of inhuur van werknemers.

  • 4. Indien werkgevers betrokken bij een contractwisseling bij ‘duurovereenkomsten’, er niet in slagen werkgelegenheidsbehoud te realiseren, worden vakbonden daarover geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld bij het overleg daarover verder betrokken te worden.

  • 5. De bedrijven waarvan uitzendkrachten worden betrokken dienen te beschikken over het certificaat NEN-4400. De uitzendkrachten dienen te worden beloond volgens de tussen representatieve organisaties gesloten uitzendcao’s. De werkgever is gehouden in de overeenkomst met de uitzendonderneming te bedingen dat de aan hem ter beschikking gestelde arbeidskrachten worden beloond volgens tussen representatieve organisaties gesloten uitzendcao’s. De werkgever dient zich ervan te vergewissen dat de uitzendonderneming zich aan de overeenkomst houdt.

  • 7.

    • a. In geval van weersomstandigheden, waaronder of ten gevolge waarvan niet kan worden gewerkte, geldt dat de werkgever in afwijking van artikel 7:628 BW het loon niet doorbetaalt. De werkgever kan namens de werknemer een uitkering volgens de wettelijke voorziening aanvragen.

    • b. Indien de werkgever gebruik maakt van de regeling, zal hij gedurende die periode het dienstverband met de werknemer – ondermeer wegens werkvermindering – tijdens vorst of de gevolgen van vorst niet beëindigen, met uitzondering van beëindiging wegens een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 BW.

    • c. De werkgever is gehouden aan de betrokken werknemer een aanvulling op de WW-uitkering te betalen tot 100% van het loon alsof er geen sprake is van onwerkbaar weer.

    • d. Het bepaalde in dit artikel geschiedt met in acht neming van de op dat moment geldende wettelijke regeling.

Artikel 6 Aanstelling en ontslag

  • 1. individuele arbeidsovereenkomst

    De werkgever sluit met de werknemer een schriftelijke arbeidsovereenkomst. Deze arbeidsovereenkomst bevat bepalingen omtrent de aard, aanvang, duur en de functie waarin de werknemer wordt aangesteld. De arbeidsovereenkomst bevat geen bepalingen in strijd met deze cao.

  • 2. Bij aanvang van de arbeidsovereenkomst geldt de wettelijke proeftijd.

  • 3. Het aantal werknemers met een arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd bedraagt maximaal 20 procent ten opzichte van de werknemers met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd.

  • 4. beëindiging

    Elke arbeidsovereenkomst eindigt zonder opzegging op de dag waarop de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.

  • 5. wijziging van de arbeidsovereenkomst

    De wijzigingen in de arbeidsovereenkomst worden schriftelijk bevestigd.

Artikel 7 Arbeids- en rusttijden

  • 1. toepasselijkheid Arbeidstijdenwet

    Terzake de arbeids- en rusttijden zijn de Arbeidstijdenwet en het daarop gebaseerde Arbeidstijdenbesluit van toepassing.

  • 2. arbeidstijd

    • a. De normale arbeidstijd bedraagt 40 uur per week.

    • b. De arbeid wordt verricht in diensten van 8 uur per dag.

    • c. Uiterlijk op de voorafgaande dag deelt de werkgever aan de werknemer mede op welke tijdstippen arbeid moet worden verricht.

    • d. Indien dit ter redelijke uitvoering van de werkzaamheden noodzakelijk is, is de werknemer verplicht ook arbeid te verrichten bovenop de in onderdeel b. van dit lid vastgesteld tijdsduur. Vanaf 10 jaar voor de voor de werknemer geldende AOW-gerechtigde leeftijd geldt dat hij niet kan worden verplicht meer arbeid te verrichten dan 40 uur per week. Voor de voor 1 januari 1965 geboren werknemer geldt dat hij niet vanaf 55 jaar kan worden verplicht meer arbeid te verrichten dan 40 uur per week. Overwerk wordt voor deze werknemer beschouwd over een periode per week.

    • e. Indien langdurig en regelmatig moet worden overgewerkt, streeft de werkgever ernaar dit volgens rooster te laten geschieden.

    • f. De werknemer kan maximaal 13 maal per jaar, met een maximum van 2 maal per maand, worden verplicht tot werken op zaterdag of consignatie; indien op zaterdag moet worden gewerkt, wordt dit zo vroeg mogelijk (indien mogelijk de woensdag daaraan voorafgaand) meegedeeld.

    • g. Indien in de onderneming van de opdrachtgever/hoofdaannemer de arbeidstijd met toestemming van de bevoegde autoriteiten wordt verkort, wordt de arbeidstijd van de werknemer die bij deze opdrachtgever/hoofdaannemer werkzaam is, voor dezelfde periode en dezelfde tijd verkort. In dat geval wordt het uurloon evenredig met de verkorting van de arbeidstijd verhoogd.

Artikel 8 Arbeidstijdverkorting

  • 1. Bij aanvang van het kalenderjaar worden 22 atv-dagen toegekend. Van deze dagen worden er ten hoogste 14 door de werkgever aangewezen. De aanwijzing geschiedt voor het einde van de werkdag, voorafgaande aan de atv-dag. De overige 8 dagen worden in overleg tussen werkgever en werknemer één keer per maand vastgesteld, behalve in de maanden juni, juli en augustus.

  • 2. Van de overeenkomstig lid 1 genoemde 14 door de werkgever aan te wijzen atv-dagen kunnen er maximaal 7 worden opgesplitst in blokken van minimaal 2 uur. De aanwijzing kan geschieden op de dag zelf, doch maximaal eenmaal per dag. Tijdens deze atv-uren mogen er op dezelfde locatie als waar de werknemer werkzaam was, geen inleenkrachten worden/zijn ingezet in een gelijkwaardige en/of uitwisselbare functie. Bij het aanwenden van atv overeenkomstig en het tijdsdeel van de tijd-voor-tijdregeling van artikel 12 lid 2 geldt dat per functiegroep eerst de atv wordt opgenomen.

  • 3. Tijdens arbeidsongeschiktheid worden geen atv-dagen toegekend.

  • 4. Aan het eind van het kalenderjaar heeft verrekening van atv-dagen plaats op basis van de volgende uitgangspunten en regels:

    • Het aantal atv-dagen wordt bepaald aan de hand van de volgende formule:

      22 atv-dagen -/- ((aantal ziektedagen : aantal werkbare dagen) x 22), waarbij het aantal werkbare dagen 260 of 261 bedraagt.

    • Een negatief saldo (meer opgenomen dan toegekend) komt in mindering op het aantal atv-dagen/uren van het daarop volgende kalenderjaar.

    • Een positief saldo (meer toegekend dan opgenomen) wordt aan het aantal atv-dagen/uren van het daarop volgende kalenderjaar toegevoegd.

    • In het algemeen geldt dat toekenning en opname van atv-dagen/uren zoveel als mogelijk gelijk dienen te zijn en dat het saldo aan het eind van het kalenderjaar de nul dicht dient te naderen.

  • 5.

    • a. Eénmaal per jaar heeft de werknemer het recht het saldo van de atv-dagen te verkopen.

    • b. De waarde van een atv-dag bedraagt 8 maal het basisuurloon van de individuele werknemer inclusief vakantietoeslag.

    • c. De werkgever maakt bekend op welk moment en op welke wijze de werknemer van dit recht gebruik kan maken. De werknemer geeft aan waarvoor hij de opbrengst wil aanwenden.

  • 6. Het aantal door de werkgever aan te wijzen dagen – inclusief de overeenkomstig artikel 20 lid 4 aangewezen snipperdagen – zal de 15 per jaar niet te boven gaan.

  • 7. Per bedrijf kan een afwijkende regeling ten opzichte van de uitroostering in atv-dagen worden overeengekomen, inhoudende een verkorting van de wekelijkse arbeidsduur onder in mindering brenging van een evenredig aantal atv-dagen. Deze regeling dient de goedkeuring te hebben van cao-partijen. Een besluit hierover zal worden genomen door de Vaste Kommissie. Deze goedkeuring zal worden verleend indien en nadat in het betreffende bedrijf over de regeling volledige overeenstemming is bereikt met de ondernemingsraad c.q. de personeelsvertegenwoordiging. De regeling gaat eerst in na goedkeuring door de Vaste Kommissie. De Vaste Kommissie heeft het recht de goedkeuring te onthouden indien naar de mening van de Vaste Kommissie de regeling een zodanige vorm heeft gekregen dat er voor het betrokken personeel geen merkbare verkorting van arbeidsduur optreedt.

Artikel 9 Ploegendiensten

  • 1.

    • a. Indien de omvang en de aard van de werkzaamheden daartoe aanleiding geven, wordt de werknemer afhankelijk van de duur van de werkzaamheden in een 2- of een 3-ploegendienst of een volcontinudienst ingedeeld.

    • b. Onder een 2- of een 3-ploegendienst wordt verstaan dat werknemers achtereenvolgens, in verschillende ploegen verdeeld, arbeid verrichten op eenzelfde locatie op verschillende tijdstippen in 2 respectievelijk 3 diensten. Deze diensten overlappen elkaar in de regel met niet meer dan 1 uur.

  • 2. Voor een 2-ploegendienst gelden de volgende regels:

    • a. Inroostering heeft plaats door middel van diensten van 8 uur.

    • b. Op zaterdag en zondag worden geen diensten gepland.

    • c. De werknemer ontvangt een toeslag van 15% over het bruto basisuurloon over alle in de ploegendienst ingeroosterde uren.

  • 3. Voor een 3-ploegendienst gelden de volgende regels:

    • a. Inroostering heeft plaats door middel van diensten van 8 uur

    • b. De laatste dienst van de vrijdag behoort tot de 3-ploegendienst

    • c. Op zaterdag en zondag worden geen diensten gepland

    • d. De werknemer ontvangt een toeslag van 20% over het bruto basisuurloon over alle in de ploegendienst ingeroosterde uren.

  • 4. Indien werkzaamheden als omschreven in de leden 2 en 3 van dit artikel gedurende een kortere tijd dan 2 weken respectievelijk 3 weken worden verricht, heeft vergoeding plaats overeenkomstig artikel 12.

  • 5. De vergoeding voor overwerk heeft plaats overeenkomstig artikel 12.

  • 6. Voor een volcontinudienst gelden de volgende regels:

    • a. Een volcontinudienst is gebaseerd op een gemiddelde werkweek van 33,6 uur. De werknemer ontvangt een toeslag van 25% over het bruto basisuurloon over alle in de volcontinudienst ingeroosterde uren.

    • b. Indien de werknemer overgaat naar een normale dienstregeling is artikel 13 van overeenkomstige toepassing.

  • 7. In overleg met de Ondernemingsraad kunnen per bedrijf nadere afspraken worden gemaakt over invulling en toepassing van de ploegendiensten.

Artikel 10 Functies

  • 1. De werkgever stelt de werknemer aan in een van de functies genoemd in bijlage II.

  • 2. Aan de werknemer wordt schriftelijk meegedeeld:

    • in welke functie met bijbehorende functieomschrijving hij wordt aangesteld;

    • in welke loongroep hij is ingedeeld en

    • welk ervaringsjaar is toegekend.

  • 3. In geval van verschil van mening over de functie-indeling is bijlage IV (Regeling functie-indeling) van toepassing.

  • 4.

    • a. Jaarlijks per 1 januari heeft een functiebeoordeling plaats waarmee wordt bepaald in welke mate een ervaringsjaar wordt toegekend. De functiebeoordeling heeft plaats overeenkomstig het protocol functiebeoordeling (bijlage V).

    • b. Per bedrijf dienen de kwalificaties voor tenminste 2/3 goed, zeer goed of uitstekend te zijn.

Artikel 11 Lonen

  • 1. De werknemer ontvangt als basisloon het uurloon behorend bij de loongroep en het ervaringsjaar van de functie waarin hij overeenkomstig artikel 11 is aangesteld. Deze basislonen zijn uitgewerkt in bijlage III (loontabel).

  • 2. Het uurloon van de werknemer die wordt aangesteld in de groepen 2 tot en met 7 en met wie voor de eerste maal een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan, bedraagt gedurende het eerste jaar 85% van het loon genoemd in de loontabel.1

  • 3. De lonen worden gedurende de cao periode als volgt aangepast:

    • b. per 1 november 2018: een structurele verhoging van 0,75%;

    • c. december 2018: eenmalige uitkering van € 350 bruto (uit te betalen met de decemberbetaling 2018), met dien verstande dat de werknemer die op 1 december 2018 korter dan een jaar in dienst is, de eenmalige uitkering pro rata ontvangt;

    • d. per 1 maart 2019: een structurele verhoging overeenkomstig artikel 11 lid 4 met een maximum van 2%;

    • e. indien de APC per 1 maart 2019 lager is dan 2% worden de lonen per 1 september 2019 structureel verhoogd met 2% minus de verhoging per 1 maart 2019;

    • f. indien de APC per 1 maart 2019 hoger is dan 2% voeren cao partijen tijdens de looptijd van de cao overleg over hoe moet worden omgegaan met het verschil;

    • g. in 2020 wordt de APC overeenkomstig artikel 11 lid 4 structureel uitbetaald.

  • 5. Werkonafhankelijke toeslagen die de werknemer structureel ontvangt, worden – voor de betrokken werknemer – als vast bestanddeel opgenomen in de lonen.

  • 6. Indien een bedrijf reeds een vervangend integraal functiebeoordeling- en beloningssysteem, op basis van met partijen aan werknemerszijde danwel met haar OR, was overeengekomen, die ook facetten geregeld in leden 3 en 4 insluit, zal in de hier bedoelde gevallen de totale loonbepaling van artikel 11 en de daarbij behorende bijlagen worden uitgezonderd.

  • 7. Indien de werknemer naar het oordeel van de werkgever werkzaamheden in een hoger ingeschaalde functie dient te verrichten, wordt hem het uurloon behorend bij die functie uitbetaald.

  • 8. Indien de werknemer naar het oordeel van de werkgever werkzaamheden in een lager ingeschaalde functie dient te verrichten, zonder dat de kwaliteit van zijn werk of zijn gedrag daartoe aanleiding heeft gegeven, behoudt hij het uurloon bij de functie waarin hij is aangesteld.

  • 9. De administratie van de werkgever dient zodanig te zijn ingericht, dat steeds op eenvoudige wijze is na te gaan welke berekening aan de uitbetaalde lonen ten grondslag ligt. Bij elke loonbetaling verstrekt de werkgever aan de werknemer een specificatie.

Artikel 12 Vergoedingen in verband met overwerk en onregelmatig werk

  • 1. Overwerk

    • a. Onder overwerk wordt verstaan arbeid verricht op maandag tot en met vrijdag boven 8 uur per dag.

    • b. Over het eerste overwerkuur verricht tussen 07.00 en 20.00 uur wordt 25% extra betaald boven het uurloon/basisloon en over ieder volgend overwerkuur 50%.

    • c. Over ieder overwerkuur verricht voor 07.00 uur en na 20.00 uur wordt 50% extra betaald boven het uurloon/basisloon.

  • 2. Tijd-voor-tijdregeling

    • a. de vergoeding voor het verrichten van overwerk geschiedt in een toeslagdeel en een tijdsdeel.

    • b. het toeslagdeel wordt altijd in geld uitbetaald; het tijdsdeel wordt vergoed overeenkomstig lid c. van dit lid.

    • c. Het tijdsdeel bestaat uit de helft van het aantal overuren met een maximum van 10 overuren per week. Het totale tijdsdeel per kalenderjaar bedraagt 40 uur. De werkgever bepaalt het moment waarop het tijdsdeel wordt opgenomen, met dien verstande dat deze bestaat uit blokken van minimaal 2 uur. Aan het eind van de maand december wordt het overschot van het tijdsdeel in geld vergoed of kan worden aangewend voor kortdurend zorgverlof. Bij het aanwenden van atv overeenkomstig artikel 8 lid 2 en het tijdsdeel geldt dat per functiegroep eerst de atv wordt opgenomen.

  • 3. Slaapurenregeling

    Indien overwerk aanvangt vóór of op middernacht en doorgaat tot na middernacht en op die dag de normale werktijd is gewerkt of die dag een zon- of feestdag is, behoeft het werk niet eerder dan na 11 uur na het beëindigen van het overwerk te worden hervat. Voorzover deze uren geheel of ten dele vallen tussen 07.00 en 20.00 uur op normale werkdagen en zaterdag worden zij tot maximaal 10 uur na het beëindigen van het overwerk als gewerkte uren vergoed.

  • 4. Onregelmatig werk

    De vergoeding voor onregelmatig werk heeft plaats overeenkomstig bijlage I bij deze overeenkomst.

  • 5. Samenloop vergoedingen

    De vergoedingen overeenkomstig de leden 1 en 4 worden niet gelijktijdig over dezelfde uren toegepast.

  • 6. Maaltijdregeling

    Indien de reguliere arbeidstijd met meer dan 2,5 uur wordt overschreden en de werktijd eindigt na 19.00 uur verstrekt de werkgever aan de werknemer een warme maaltijd. Indien de werkgever de warme maaltijd niet zelf kan verstrekken, dan wordt de werknemer in de gelegenheid gesteld zelf voor een warme maaltijd te zorgen. De werkgever vergoedt de warme maaltijd onder overlegging van de nota tot een maximum bedrag van € 16,17 netto. Dit bedrag wordt iedere twee jaar aangepast overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 lid 5.

  • 7. Besteld, doch niet tewerkgesteld

    Werknemers, welke zijn besteld, doch niet tewerkgesteld, zullen daarvoor de volgende vergoeding ontvangen:

    • a. Binnen de normale arbeidstijd: 2 uurlonen;

    • b. Buiten de onder a bedoelde tijdsgrenzen: 2 uurlonen plus 50% toeslag is 3 uurlonen;

    • c. Op zondagen en de in artikel 14 genoemde feestdagen: 2 uurlonen, plus 100% toeslag is 4 uurlonen;

    • d. Het bestellen zal zo mogelijk alleen tijdens arbeidstijd gebeuren. In ieder geval op vrijdag vóór 16 uur. Indien een werknemer ’s avonds thuis wordt medegedeeld dat hij op zaterdag waarvoor hij besteld is, niet behoeft te komen, krijgt hij een vergoeding genoemd onder besteld doch niet te werk gesteld.

  • 8. Extra opkomsten

    Niet aan het werk aansluitende opkomsten worden met minimaal 4 uren vergoed.

Artikel 13 Afbouwregeling vergoedingen

  • 1. Indien de werknemer permanent of voor langere tijd roostermatig vergoedingen voor onregelmatig werk heeft ontvangen, en deze vergoedingen vervallen als gevolg van het vervallen van activiteiten en/of gewijzigde bedrijfsomstandigheden, ontvangt de werknemer van het verschil tussen de genoten beloning en de bij de nieuwe situatie behorende beloning;

    • a. Indien hij de vergoeding onafgebroken heeft ontvangen gedurende meer dan een jaar maar minder dan twee jaar de eerste maand 100%, de tweede maand 66% en tenslotte een maand 33%;

    • b. Indien hij de vergoeding onafgebroken heeft ontvangen gedurende meer dan twee jaar maar minder dan drie jaar de eerste twee maanden 100%, de volgende twee maanden 66% en tenslotte twee maanden 33%;

    • c. Indien hij de vergoeding onafgebroken heeft ontvangen gedurende meer dan drie jaar de eerste vier maanden 100%, de volgende vier maanden 66% en tenslotte vier maanden 33%.

  • 2. Dit artikel is niet van toepassing op de werknemer die wegens onbekwaamheid, door eigen toedoen, in werkzaamheden wordt geplaatst waarvoor de toeslag niet van toepassing is.

Artikel 14 Algemeen erkende feestdagen

Op feestdagen zal als regel geen arbeid worden verricht. Op deze dagen kan echter wel op basis van vrijwilligheid arbeid worden verricht, met inachtneming van het gestelde in artikel 12 lid 4.

Artikel 15 Kort verzuim

  • 1. In de hierna te noemen gevallen en tot de daarbij vermelde duur heeft de werknemer recht op vrijaf, voor zover dit binnen de arbeidstijd noodzakelijk is en zal het voor hem rechtens geldende uurloon/basisloon worden doorbetaald:

    • a. Over vier dagen: bij overlijden van de echtgenote, echtgenoot of een inwonend kind, tenzij de echtgenote, echtgenoot duurzaam gescheiden leefde, in welk geval slechts over één dag het gederfde uurloon/basisuurloon wordt uitbetaald.

    • b. Over twee dagen:

      • 1) Bij huwelijk of geregistreerd partnerschap van de werknemer;

      • 2) Bij overlijden en voor het bijwonen van de begrafenis van één der ouders, en uitwonend kind;

      • 3) Bij bevalling van de echtgenote of geregistreerd partner (vanaf 1 januari 2019 op grond van de Wet WIEG vijf dagen in plaats van twee dagen).

    • c. Over één dag:

      • 1) Bij 25- of 40-jarig huwelijk of geregistreerd partnerschap van de werknemer;

      • 2) Bij huwelijk of geregistreerd partnerschap van een kind;

      • 3) Bij overlijden of voor het bijwonen van de begrafenis van een der grootouders, zusters, broers, schoonouders, zwagers, schoonzusters, schoonzoons, schoondochters of kleinkinderen;

      • 4) Bij huwelijk of geregistreerd partnerschap van een der ouders, broers, zusters, zwagers, schoonzusters of kleinkinderen;

      • 5) Bij ondertrouw van de werknemer;

      • 6) Voor het afleggen van een vakexamen in het belang van het bedrijf;

      • 7) Bij verhuizing van de werknemer (maximaal 1 maal per 2 jaar).

      Het bepaalde onder b.1. en c.1. is echter uitsluitend van toepassing op werknemers, die onmiddellijk aan het verzuim voorafgaande tenminste 2 aaneengesloten maanden bij dezelfde werkgever werkzaam zijn geweest.

    • d. Over een naar redelijkheid te bepalen tijd tot ten hoogste één dag bij de vervulling van een bij wettelijk voorschrift of door de overheid zonder geldelijke vergoeding opgelegde verplichting, voor zover deze persoonlijk moet worden nagekomen en dit niet in vrije tijd kan geschieden, en het niet betreft oproepingen van de voogdijraad, sociale diensten, belastinginstanties en dergelijke of een rechtsgeding waarbij de werknemer als verdachte is opgeroepen.

    • e. Over twee uren bij uitoefening van de kiesbevoegdheid.

    • f.

      • Over de tijd benodigd voor het bezoek aan een medisch specialist.

      • Over ten hoogste 15 uren per jaar (of in overleg tussen werkgever en werknemer langer indien de behandeling in een ziektegeval dit met zich meebrengt) voor overig doktersconsult en medische behandeling mits tevoren aan de werkgever meegedeeld. Het doktersconsult of de medische behandeling moet de werknemer zelf betreffen en alleen door persoonlijk bezoek kunnen geschieden. De werknemer draagt er zorg voor dat tijdsduur en tijdstip van het doktersconsult of de medische behandeling zo worden ingericht dat daardoor zo min mogelijk verzuimuren ontstaan. Indien de werkgever daarom verzoekt, overlegt de werknemer een schriftelijke bevestiging van het doktersconsult of de medische behandeling.

  • 2. Van de bepalingen van de Wet arbeid en zorg kan niet in negatieve zin worden afgeweken door afspraken te maken met de ondernemingsraad of bij het ontbreken daarvan met de personeelsvertegenwoordiging.

  • 3. De werknemer kan aan de werkgever om verlof vragen voor het uitvoeren van mantelzorgactiviteiten. De werkgever en de werknemer treden in overleg over de mogelijkheden hiervoor. Indien verlof wordt gegeven, ontvangt de werknemer over deze periode geen loon.

Artikel 17 Scholing

  • 1. Indien op initiatief van de werkgever of met schriftelijke toestemming van de werkgever een bedrijf- of bedrijfstak-vakopleiding wordt gevolgd, geldt de volgende regeling:

    • a. De cursus- en examenkosten komen voor rekening van de werkgever. Indien de arbeidsovereenkomst binnen twee jaar na de opleiding wordt beëindigd, heeft gedeeltelijke verrekening plaats overeenkomstig de in het bedrijf geldende regeling. Verrekening heeft niet plaats, indien de arbeidsovereenkomst buiten de schuld van de werknemer wordt beëindigd;

    • b. De cursus wordt voor zover mogelijk in de reguliere arbeidstijd gevolgd;

    • c. Bij cursussen die voor de eerste maal worden gevolgd, kunnen voor de helft van het aantal opleidingsdagen atv-dagen worden aangewezen tot een maximum van 5 atv-dagen per jaar;

    • d. De cursusuren worden beschouwd als arbeidstijd, waarbij geen overwerk- en onregelmatigheidstoeslag van toepassing is;

    • e. De werknemer kan niet worden verplicht op meer dan vijf zaterdagen per jaar een cursus te volgen;

    • f. Artikel 24 is van overeenkomstige toepassing.

    • g. Lid 1 is van toepassing op cursussen/opleidingen die de nieuwe werknemer volgt en op cursussen/opleidingen die de werknemer voor de eerste maal volgt. Lid 1 is eveneens van toepassing op activiteiten in het kader van duurzame inzetbaarheid die de werknemer volgt. Lid 1 is niet van toepassing op verplichte- en herhaalcursussen.

  • 3. Ten behoeve van de verplichte bijscholing in het kader van Code 95 stelt Kenniscentrum Cosi (m.i.v. 1 januari 2019 de Vaste Kommissie Orsima) een lijst op van opleidingen die in dit kader worden aanbevolen. Het volgen van deze opleidingen valt onder artikel 17. Totdat de lijst van opleidingen is vastgesteld, blijft het huidige beleid gehandhaafd.

  • 4. Vooruitlopend op het in het voorgaande lid genoemde op te stellen opleidingsprogramma worden aan de werknemer 2 scholingsdagen toegekend. Deze scholingsdagen zijn bestemd voor opleidingen in het kader van het in voorgaande lid bedoelde opleidingsprogramma. Zolang dit programma ontbreekt kan de werknemer voor scholing direct verbonden aan zijn functie toch gebruik maken van deze scholingsdagen en daartoe een verzoek bij de werkgever indienen. De werknemer ontvangt over deze scholingsdagen het basisdagloon. Tevens wordt gewerkt aan het inrichten van stageplaatsen.

Artikel 18 Arbeidsongeschiktheid

algemeen

  • 1. Dit artikel is van toepassing indien de werknemer arbeidsongeschikt is door ziekte of gebrek, zwangerschap of bevalling daaronder begrepen.

  • 2. De werknemer handelt overeenkomstig de in het bedrijf geldende voorschriften terzake arbeidsongeschiktheid.

  • 3. loondoorbetaling

    • a. De werknemer die tenminste gedurende 13 weken onmiddellijk voorafgaand aan zijn arbeidsongeschiktheid bij de werkgever werkzaam is ontvangt gedurende het eerste jaar van de arbeidsongeschiktheid 100% van het basisloon (exclusief overwerk en inclusief werkonafhankelijke toeslagen).

    • b. De werknemer die bij aanvang van de arbeidsongeschiktheid tenminste 2 jaar onafgebroken in dienst is van de werkgever, ontvangt gedurende het tweede jaar 70% van het basisloon (exclusief overwerk en inclusief werkonafhankelijke toeslagen). Het percentage wordt verhoogd tot 100% wanneer de werknemer meewerkt aan de afspraken die hij en zijn werkgever maken om zijn (versnelde) reïntegratie en deelname aan het arbeidsproces te stimuleren.

wachtdagen

  • 4. Voor de eerste en tweede ziekmelding per kalenderjaar wordt een atv-dag aangewend van de door de werkgever aan te wijzen atv-dagen. Indien de arbodienst of de bedrijfsarts vaststelt dat het een ziektebeeld met een zelfde oorzaak betreft, wordt er geen atv-dag aangewezen. Indien de werknemer het niet eens is met de vaststelling van de arbodienst of de bedrijfsarts dat het geen ziektebeeld met een zelfde oorzaak betreft, kan hij een deskundigenoordeel aanvragen bij het UWV. Dit deskundigenoordeel geldt als bindend. Dit lid is niet van toepassing indien de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een bedrijfsongeval.

  • 5. Gedurende het derde en vier jaar van de arbeidsongeschiktheid vult de werkgever de loongerelateerde uitkering die de werknemer in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) ontvangt, met 10% van de loongerelateerde uitkering aan met dien verstande dat het totaal van de loongerelateerde uitkering en de aanvulling niet meer bedraagt dan het vaste brutoloon dat de werknemer voor zijn arbeidsongeschiktheid als laatste ontving. Indien de arbeidsovereenkomst gedurende deze periode eindigt, wordt de nog resterende aanvulling in één keer uitbetaald.

  • 7. reïntegratie

    • a. Werkgever zal zich substantieel inspannen om (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemers terug te laten keren in het arbeidsproces (in de bestaande arbeidsplaats dan wel elders) door middel van:

      • Aanpassing van de arbeidsplaats;

      • Aanvullende scholing;

      • Andere noodzakelijke dan wel gewenste aanpassingen.

      De werkgevers rapporteren periodiek aan de vakbonden over de toepassing van deze afspraak.

    • b. Indien aanpassing van de arbeidsplaats niet mogelijk is, zal, rekening houdend met belemmeringen vanwege het uitvoeren van werkzaamheden op locatie bij de opdrachtgever/hoofdaannemer, de werkgever, voor zover dat redelijkerwijs in zijn vermogen ligt, een andere passende arbeidsplaats aanbieden. Vacatures worden in eerste instantie aangeboden aan de (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemer. Bij de bepaling van vacatures wordt ook het uitbesteden van werk betrokken.

    • c. De werknemer zal, voor zover dat redelijkerwijs in zijn vermogen ligt, al datgene doen dat het herstel van zijn arbeidsongeschiktheid alsmede zijn herplaatsingsmogelijkheid in positieve zin kan beïnvloeden. Een geneeskundig onderzoek is hierbij niet uitgesloten.

    • d. De werknemer is gehouden zijn medewerking te verlenen aan maatregelen die de werkgever neemt in relatie tot de onderdelen a. en b. van dit lid en passende werkzaamheden te aanvaarden, een deeltijdfunctie daarbij niet uitgesloten.

Artikel 19 Duurzame Inzetbaarheid

  • 1. De werknemer van 45 jaar en ouder ondergaat periodiek een Keuring duurzame inzetbaarheid (KDI).

  • 2. Voor de werknemer van 45 tot 50 jaar wordt de KDI na 2,5 jaar herhaald, voor de werknemer van 50 tot 55 jaar heeft de KDI iedere 2 jaar plaats en voor de werknemer van 55 jaar en ouder heeft de KDI jaarlijks plaats.

  • 3. Voor deze keuring is de arbeidsgeschiktheid van de werknemer op langere termijn het uitgangspunt. Het resultaat van de KDI wordt besproken en geëvalueerd met de werknemer. Indien de KDI aanleiding geeft tot aanpassing van de persoonlijke werksituatie van de werknemer, dan wordt een daarop gericht vervolgtraject afgesproken tussen de werkgever en de werknemer. Eén van de aanpassingen kan zijn de overgang naar een vierdaagse werkweek als bedoeld in lid 5. Bij het maken van de afspraken voor het vervolgtraject kunnen deskundigen worden ingeschakeld.

  • 4. Het FBA Orsima vergoedt de kosten voor de KDI aan de werkgever tot maximaal € 150 per keuring. Het bedrag van alle declaraties van alle werkgevers gezamenlijk bedraagt maximaal € 75.000 per kalenderjaar. Partijen betrokken bij deze overeenkomst bespreken jaarlijks de voortgang en resultaten van de KDI.

  • 5. Vierdaagse werkweek

    • a. Dit onderdeel is van toepassing op de werknemer van wie de KDI aangeeft dat een vierdaagse werkweek noodzakelijk is en op de werknemer van 55 jaar en ouder die daarom zelf verzoekt.

    • b. De werknemer en de werkgever overleggen jaarlijks hoeveel dagen er gekocht moeten worden om de vierdaagse werkweek te realiseren. De waarde van een in te kopen atv-dag bedraagt 8 maal het uurloon van de individuele werknemer inclusief vakantietoeslag. Dagen die éénmaal zijn verkocht, kunnen in hetzelfde kalender- of boekjaar niet meer worden ingekocht.

    • c. De arbeidsduur bedraagt inclusief overwerk maximaal 40 uur per week.

  • 6. Partijen betrokken bij deze overeenkomst vinden de verkoop van atv-dagen door werknemers van 55 jaar en ouder contraproductief. De verkoop van deze dagen door deze groep werknemers zou dan ook niet moeten geschieden. De werkgever zal voor deze groep werknemers zo veel mogelijk bevorderen dat aan het einde van het jaar het saldo van de atv-dagen minimaal is.

Artikel 20 Vakantie- en snipperdagen, vakantietoeslag

  • 1. Het vakantiejaar komt overeen met het kalenderjaar en loopt van januari tot en met december.

  • 2. De werknemer heeft per vol vakantiejaar recht op 24 vakantiedagen met behoud van loon. De werknemer die geen vol kalenderjaar heeft gewerkt dan wel korter werkt dan de normale arbeidstijd heeft recht op vakantiedagen naar evenredigheid.

  • 3. De werknemer heeft het recht drie aaneengesloten weken vakantie op te nemen. Deze drie weken worden zo veel mogelijk opgenomen tussen 30 april en 1 oktober. De werkgever stelt de tijdstippen van aanvang en einde van deze vakantie vast overeenkomstig de wensen van de werknemer, tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten. Indien de werkgever niet binnen twee weken nadat de werknemer zijn wensen schriftelijk heeft kenbaar gemaakt, schriftelijk aan de werknemer gewichtige redenen heeft aangevoerd, is de vakantie vastgesteld overeenkomstige de wensen van de werknemer.

  • 4. Voor de overige vakantiedagen geldt het volgende:

    • de werkgever stelt deze vast overeenkomstig het verzoek van de werknemer, tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten; dit verzoek geschiedt uiterlijk 3 dagen van tevoren

    • vier van deze dagen – eventueel aaneengesloten – kan de werkgever vaststellen.

  • 5. De werkgever kan, indien daartoe gewichtige redenen zijn, na overleg met de werknemer, de vastgestelde vakantie wijzigen. De schade die de werknemer lijdt ten gevolge van de wijziging van de vakantie, wordt door de werkgever vergoed.

  • 6. In afwijking van artikel 7:640a BW kunnen in overleg tussen werkgever en werknemer van de opgebouwde vakantiedagen maximaal 5 vakantiedagen per vakantiejaar gedurende een nader overeen te komen periode worden meegenomen voor het aanwenden van een langer gewenste aaneengesloten vakantie.

  • 7. De vakantietoeslag bedraagt 8% over de contracturen, de meeruren, de overuren en de op zaterdag en zondag gewerkte uren, waarbij geldt dat uren niet dubbel tellen. De grondslag is het basisuurloon plus de vaste toeslag voor bijzondere omstandigheden (artikel 27). Deze wordt uitbetaald met de loonbetaling over de periode mei. Meeruren is van toepassing bij parttimecontracten en zijn uren die uitgaan boven de contractueel overeengekomen uren maar die liggen onder de normale arbeidstijd per week (= 40 uur).

  • 8. De werknemer kan verzoeken om onbetaald verlof. Daarbij geldt het volgende:

    • a. de werkgever heeft de vrijheid de aanvraag al of niet te honoreren;

    • b. de financiële en verzekeringstechnische gevolgen zijn voor rekening van de werknemer;

    • c. gedurende het onbetaald verlof mag de werknemer niet tegen betaling arbeid verrichten;

    • d. de periode van onbetaald verlof bedraagt minimaal één week en maximaal één maand. De werkgever stelt in overleg met de Ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging nadere regels vast.

Artikel 21 Extra vakantiedagen

  • 1. Aan de werknemer, die onafgebroken in dienst is van dezelfde werkgever worden de volgende extra vakantiedagen door deze gegeven en betaald:

    • bij langer dan 5 jaar dienstverband 1 dag;

    • bij langer dan 10 jaar dienstverband 2 dagen;

    • bij langer dan 15 jaar dienstverband 3 dagen;

    • bij langer dan 20 jaar dienstverband 4 dagen;

  • 2. Aan de werknemer geboren op of na 1 januari 1965 worden door de werkgever de volgende extra doorbetaalde vakantiedagen gegeven:

    • vanaf 10 jaar voor de voor werknemer geldende AOW-gerechtigde leeftijd: 1 dag;

    • vanaf 9 jaar voor de voor werknemer geldende AOW-gerechtigde leeftijd: 2 dagen totaal;

    • vanaf 8 jaar voor de voor werknemer geldende AOW-gerechtigde leeftijd: 3 dagen totaal;

    • vanaf 7 jaar voor de voor werknemer geldende AOW-gerechtigde leeftijd: 4 dagen totaal;

    • vanaf 6 jaar voor de voor werknemer geldende AOW-gerechtigde leeftijd: 5 dagen totaal;

    • vanaf 5 jaar voor de voor werknemer geldende AOW-gerechtigde leeftijd tot de AOW-gerechtigde leeftijd: 6 dagen totaal.

  • 3. Aan de werknemer geboren voor 1 januari 1965 worden door de werkgever de volgende extra doorbetaalde vakantiedagen gegeven:

    • 55 jaar 1 dag;

    • 56 jaar 2 dagen totaal;

    • 57 jaar 3 dagen totaal;

    • 58 jaar 4 dagen totaal;

    • 59 jaar 5 dagen totaal;

    • 60 tot de AOW-gerechtigde leeftijd 6 dagen totaal.

  • 4. De in dit artikel gegeven extra vakantiedagen gaan in met ingang van het nieuwe vakantiejaar.

Artikel 22 Uitkering op basis van resultaten

  • 1. De werknemer ontvangt een winstuitkering voorzover de winst voor belasting uitgaat boven 2% van de bruto omzet.

  • 2. De werknemer dient in het jaar waarover de uitkering wordt gedaan tenminste 15 werkdagen onafgebroken in dienst te zijn.

  • 3. De winstuitkering geldt voor iedere gewerkte dag met een maximum van de arbeidstijd als bedoeld in artikel 7., met uitzondering van de dagen als bedoeld in artikel 14. De winstuitkering wordt ook gedaan over de verletdagen ontstaan door bedrijfsongevallen tijdens het verrichten van arbeid (met uitsluiting van reistijden) in opdracht van de werkgever. Onder gewerkte dag wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan iedere dag waarop daadwerkelijk werkzaamheden zijn verricht. Onder gewerkte dag wordt niet begrepen een vakantiedag of een atv-dag. Onder gewerkte dag wordt evenmin begrepen een ziektedag met uitzondering van ziektedagen ontstaan door bedrijfsongevallen tijdens het verrichten van arbeid.

  • 4. De winstuitkering bedraagt 2% over het basisloon van de dagen als genoemd in lid 3.

  • 5. Indien de arbeidsovereenkomst eindigt om redenen als bedoeld in artikel 7:678 lid 2 sub c, d, g. en j. BW, bij het niet in acht nemen van de voorgeschreven opzegtermijn of bij ontslag op eigen verzoek binnen drie maanden na de datum van indiensttreding vervalt de aanspraak op de winstuitkering.

  • 6.

    • a. De uitkering wordt gedaan in januari van het opvolgende kalenderjaar. Indien in januari geen duidelijkheid bestaat over de mogelijkheid tot uitbetaling, dient er uiterlijk 1 juli daaropvolgend duidelijkheid te worden gegeven.

    • b. Indien niet tot uitbetaling wordt overgegaan, doet de werkgever hiervan onderbouwd met cijfers mededeling aan de werknemers en aan cao partijen.

    • c. De accountant van cao partijen beoordeelt op basis van de overgelegde cijfers of inderdaad niet tot uitbetaling kan worden overgegaan.

  • 7. Indien de onderneming van de werkgever deel uitmaakt van een concern, wordt voor de vraag of tot winstuitkering kan worden overgegaan uitsluitend gekeken naar het resultaat van de onderneming(en) waarop de cao van toepassing is (zijn).

Artikel 24 Reiskosten

  • 1. De werknemer ontvangt voor het reizen naar de operationele vestigingsplaats van de werkgever (woon-werkverkeer) een reiskostenvergoeding van € 0,60 per dag.

  • 2. Voor het werk-werkverkeer geldt de volgende reiskostenregeling:

    • a. De werkgever bepaalt het middel en de klasse van vervoer.

    • b. De werkelijke reiskosten worden vergoed.

    • c. Indien de werknemer reist met een door de werkgever beschikbaar gesteld middel van vervoer heeft geen reiskostenvergoeding plaats.

  • 3. Indien de werknemer rechtstreeks reist tussen zijn feitelijke woonplaats en het object waar de werkzaamheden moeten worden verricht geldt de volgende reiskostenregeling:

    • a. Indien de afstand tussen zijn feitelijke woonplaats en het object waar de werkzaamheden moeten worden verricht korter is dan de afstand tussen de vestigingsplaats van de werkgever en het object waar de werkzaamheden moeten worden verricht, ontvangt de werknemer de vergoeding overeenkomstig lid 1 van dit artikel.

    • b. Indien de afstand tussen zijn feitelijke woonplaats en het object waar de werkzaamheden moeten worden verricht langer is dan de afstand tussen de vestigingsplaats van de werkgever en het object waar de werkzaamheden moeten worden verricht, ontvangt de werknemer – naast de vergoeding overeenkomstig lid 1 van dit artikel – voor de langere afstand een vergoeding overeenkomstig lid 2 van dit artikel.

Artikel 25 Reisuren

  • 1. Dit artikel is uitsluitend van toepassing op de vergoeding van reisuren binnen de Benelux en zegt dus niets over de reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer en werk-werkverkeer.

  • 2. Als reisuren worden beschouwd de uren die de werknemer direct voorafgaand of direct aansluitend aan de dienst reist van de operationele vestigingsplaats van de werkgever naar het object waar de werkzaamheden moeten worden verricht of vice versa indien en voor zover dit geschiedt met een door de werkgever beschikbaar gesteld vervoermiddel. Reisuren worden niet beschouwd als arbeidstijd. De operationele vestigingsplaats van de werkgever is de verzamelplaats voor twee of meer werknemers vanwaar zij onder de invloedsfeer van de werkgever gezamenlijk reizen naar het object waar de werkzaamheden moeten worden verricht.

  • 3. De reisuren van de chauffeur van rijdend materieel zoals vacuümwagens worden vergoed tegen loon op basis van de feitelijke reistijd. Dit betekent, indien aan de orde, onder toepassing van artikel 12 leden 1, 3 en 6.

  • 4. In de overige gevallen geldt het volgende;

    • 4.1.a. Het aantal reisuren voor de werknemer die het voertuig, zoals bedoeld in artikel 25 lid 2, bestuurt wordt vastgesteld op basis van onderstaande tabel.

      Aantal kilometers enkele reis

       

      tot en met 60 kilometer

      1 minuut per kilometer

      vanaf 61 kilometer

      45 seconden per kilometer

    • 4.1.b. Voor de overige gevallen alsmede voor de werknemers anderen dan bedoeld onder 4.1.A wordt het aantal reisuren vastgesteld op basis van onderstaande tabel:

      Aantal kilometers enkele reis

       

      tot en met 60 kilometer

      40 seconden per kilometer

      vanaf 61 kilometer

      30 seconden per kilometer

      De bepaling van de afstand in kilometers geschiedt aan de hand van door de ANWB gehanteerde tabellen.

    • 4.2. Reisuren worden vergoed overeenkomstig het basisuurloon.

    • 4.3. Reisuren tellen niet mee voor de toepassing van artikel 12 leden 1, 3 en 6.

  • 5. Indien de werknemer rechtstreeks reist tussen zijn feitelijke woonplaats en het object waar de werkzaamheden moeten worden verricht gelden de volgende regels:

    • a. Indien de afstand tussen zijn feitelijke woonplaats en het object waar de werkzaamheden moeten worden verricht korter is dan de afstand tussen de operationele vestigingsplaats van de werkgever en het object waar de werkzaamheden moeten worden verricht, dan geldt voor de toepassing van dit artikel deze kortere afstand en worden geen reisuren toegekend.

    • b. Indien de afstand tussen zijn feitelijke woonplaats en het object waar de werkzaamheden moeten worden verricht langer is dan de afstand tussen de operationele vestigingsplaats van de werkgever en het object waar de werkzaamheden moeten worden verricht, dan geldt voor de toepassing van dit artikel als afstand het verschil in kilometers tussen enerzijds de feitelijke woonplaats van de werknemer en het object waar de werkzaamheden moeten worden verricht en anderzijds de vestigingsplaats van de werkgever en het object waar de werkzaamheden moeten worden verricht.

Artikel 26 Overnachtingsvergoeding

  • 1. Dit artikel is van toepassing indien de werknemer in opdracht van de werkgever in een hotel of pension verblijft.

  • 2. De kosten van het hotel of pension worden vergoed.

  • 3. Voor de overige onkosten ontvangt de werknemer een vergoeding van € 22,69 per dag.

Artikel 27 Vaste toeslag voor bijzondere omstandigheden

  • a. De werknemer werkzaam in de functie corveeër (B.1), machinist vacuümwagen (D.2), machinist hogedrukwagen (D.3) en allround machinist (D.4) ontvangt een vaste toeslag van € 0,07 per uur op het basisloon.

  • b. De werknemer werkzaam in de functie cleaner handmatig (B.2), cleaner (B.3), zelfstandig cleaner (B.4), algemeen medewerker/matroos (C.1), hulpmachinist (D.1), medewerker industriële reiniging/sjorren (E.1) en hulpmachinist rioolreiniging (I.3) ontvangt een vaste toeslag van € 0,11 per uur op het basisloon.

  • c. De werknemer werkzaam in de functie straler-coater (A1), straler-coater/cleaner (A.2), classificeerder (A.3) en allroundmedewerker asbestverwijdering (B.5) ontvangt een vaste toeslag van € 0,16 per uur op het basisloon.

  • d. Dit artikel is niet van toepassing op de werknemer die langer dan 6 maanden arbeidsongeschikt is en in het geheel geen werkzaamheden verricht.

Artikel 28 Stikstoftoeslag

De werknemer ontvangt een toeslag van € 6,81 bruto per uur gewerkt onder perslucht. De toeslag wordt verleend bij daadwerkelijke perslucht, dat wil zeggen in inerte omstandigheden of bij het dragen van beschermende gaspakken, gecombineerd met persluchtmaskers.

Artikel 29 Asbesttoeslag

De werknemer die incidenteel met behulp van daartoe voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen asbestsaneringswerkzaamheden verricht, ontvangt een asbesttoeslag. De toeslag bedraagt € 1,82 per uur in die omstandigheden gewerkt uur. De toeslag is niet van toepassing op de Deskundig Asbestverwijderaar I, II en III en op de Deskundig Toezichthouder Asbestverwijderaar I,II en III.

Artikel 30 Consignatietoeslag

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder consignatie verstaan een periode tussen twee elkaar opeenvolgende diensten of tijdens een pauze, waarin de werknemer uitsluitend verplicht is bereikbaar te zijn om in geval van onvoorziene omstandigheden op oproep zo spoedig mogelijk arbeid te verrichten.

  • 2. De werknemer ontvangt een consignatietoeslag:

    • a. Van maandag tot en met vrijdag: € 0,70 bruto per uur

    • b. Van vrijdag 18.00 uur tot maandag 06.00 uur: € 1,15 bruto per uur

  • 3. De werknemer van 52 jaar en ouder kan niet worden verplicht tot consignatie. Voor de werknemer geboren op of na 1 januari 1970 treedt deze bepaling op 1 januari 2020 in werking.

  • 4. De uren na 24.00 die de werknemer in consignatie heeft gewerkt, worden in mindering gebracht op de te werken uren op de volgende dag.

Artikel 31 Jubileumtoeslag

Indien de werknemer 25 respectievelijk 40 jaar in dienst is bij de werkgever, verstrekt de werkgever aan de werknemer een uitkering overeenkomstig hetgeen wettelijk fiscaal is toegestaan.

Artikel 32 Werkkleding

De werkgever stelt naar redelijkheid, zijn eigendom blijvende, werkkleding ter beschikking, welke de werknemer tijdens het werk verplicht dient te dragen en na afloop van het dienstverband weer bij de werkgever inlevert. Bij in gebreke blijven kan de werkgever daarvoor een redelijke vergoeding eisen en compenseren met het laatste loon.

Artikel 33 Veiligheid, milieu, arbeidsomstandigheden, drank- en drugsgebruik en relatie met de opdrachtgever

  • 1. De werkgever treft voor de uitvoering van de werkzaamheden van de werknemer alle maatregelen die noodzakelijk zijn voor de naleving van de wettelijke voorschriften op het gebied van veiligheid, arbeidsomstandigheden en milieu. De werkgever stelt hiertoe met inachtneming van de geldende arbocatalogus een beleid op. Onderdeel van dit beleid kan een zero tolerancebeleid zijn voor drank- en drugsgebruik.

  • 2. Onderdelen van het in lid 1 genoemde beleid zijn in ieder geval het verstrekken van alle informatie die benodigd is voor het uitvoeren van de werkzaamheden, het ter beschikking stellen van alle vereiste beschermingsmiddelen en de controle van het gebruik van deze beschermingsmiddelen.

  • 3. De werknemer leeft bij de uitvoering van zijn werkzaamheden alle wettelijke voorschriften en het door de werkgever gevoerde beleid na, draagt steeds de voorgeschreven beschermingsmiddelen en brengt de relatie met de opdrachtgever niet in gevaar. Indien de werknemer hierbij in gebreke blijft, wordt de werknemer geacht de bedongen arbeid niet te willen verrichten en kan de werkgever alle wettelijke maatregelen nemen.

  • 4. Indien de werkgever in gebreke blijft om de voor het uitvoeren van de werkzaamheden benodigde informatie en de vereiste beschermingsmiddelen te verstrekken, is de werknemer niet verplicht om de bedongen arbeid te verrichten.

Artikel 34 Sociaal statuut

  • 1. Antidiscriminatie

    Met inachtneming van objectieve functie-eisen wijzen partijen discriminatie bij tewerkstelling op grond van factoren als leeftijd, sekse, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, samenlevingsvorm, levens- of geloofsovertuiging, huidskleur, ras of etnische afkomst, nationaliteit en politieke keuze af en verklaren gelijke kansen voor mannen en vrouwen in het arbeidsproces te willen bevorderen.

  • 2. Ongewenste intimiteiten

    Partijen erkennen het recht van iedere werknemer op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de onaantastbaarheid van het lichaam. In hun gedrag jegens elkaar dienen zowel werkgever al werknemer onderling dit recht te respecteren en tevens te handelen overeenkomstig de algemene regels van moraal en fatsoen. In dit kader kunnen opmerkingen of gedragingen van seksuele aard of met een seksuele ondertoon, die voor de wederpartij vernederend en/of belastend zijn, binnen de arbeidsverhoudingen niet worden toegestaan en kunnen tot sancties leiden voor degene die zich daaraan schuldig maakt.

Artikel 35 Financiering activiteiten op sectorniveau

  • 1. Er is een Fonds Bevordering Arbeidsverhoudingen Orsima (FBA Orsima) en een Kenniscentrum Cosi (dit Kenniscentrum Cosi wordt per 1 januari 2019 opgeheven), waaruit activiteiten op sectorniveau worden bekostigd.

Artikel 38 Recht op deeltijdarbeid

  • 1. De werkgever honoreert in beginsel een schriftelijk verzoek van de werknemer tot aanpassing van zijn arbeidstijd. Een eventuele afwijzing van het verzoek dient met redenen te zijn omkleed en kan slechts geschieden op grond van zodanige zwaarwegende redenen van organisatorisch- of bedrijfsbelang, dat inwilliging van de werkgever niet kan worden gevergd.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder aanpassing zowel een vermindering als een vermeerdering van de arbeidstijd verstaan. Bij vacatures heeft de werknemer die te kennen heeft gegeven een vermeerdering van zijn arbeidstijd te wensen, de voorkeur. Vacatures worden eerst aangeboden aan deze werknemers voordat de vacature wordt gepubliceerd.

  • 3. De werknemer kan aan deze overeenkomst als zodanig geen recht op deeltijdarbeid in een concrete situatie ontlenen.

Artikel 40 Algemene en slotbepalingen

  • 4. Naleving van deze overeenkomst

    • 1. Deze bepaling heeft tot doel de naleving van deze overeenkomst te bevorderen. Er wordt vanuit gegaan dat alvorens een beroep op dit artikel wordt gedaan, voor zover van toepassing, het betreffende geschil tussen betrokken werknemer(s) en werkgever binnen de gebruikelijke omgang aan de orde is gesteld.

    • 2. De werkgever is gehouden binnen vier weken na het schriftelijk verzoek van belanghebbende, daaronder mede begrepen de werknemersorganisaties die partij zijn bij deze overeenkomst, aan te tonen dat deze overeenkomst op de in geding zijnde punten correct is nageleefd.

    • 3. Indien uit ad-hocmatig dan wel periodiek onderzoek is komen vast te staan, dat de werkgever deze overeenkomst niet of niet juist naleeft, kunnen de volgende sancties al dan niet in combinatie worden getroffen:

      • a) Waarschuwing met gunning van een termijn voor herstel, welke waarschuwing niet openbaar wordt gemaakt;

      • b) Waarschuwing met gunning van een termijn van herstel, welke waarschuwing openbaar wordt gemaakt;

      • c) Het instellen van een schadevergoedingsactie als bedoeld in artikel 15 Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst en artikel 3 lid 4 Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomst. De schadevergoedingsactie kan slechts worden ingesteld nadat een waarschuwing als bedoeld onder a. of b. is gegeven en in geen effect heeft geresulteerd in de periode die daarbij is aangegeven;

      • d) Het vaststellen van een boete welke bij een eerste overtreding 10% van het in het geding zijnde bedrag bedraagt, bij een tweede overtreding 25% en bij een derde overtreding 100%.

    • 4. Buiten het in de voorgaande leden bepaalde hebben de werknemersorganisaties die partij zijn bij deze overeenkomst, zelfstandig de bevoegdheid naleving van de algemeen verbindend verklaarde bepalingen te vorderen.

BIJLAGE I – MATRIX ONREGELMATIGHEIDSTOESLAG

Van:

Tot:

ZO

MA

DI

WO

DO

VR

ZA

0:00

1:00

100

100

50

50

50

50

50

1:00

2:00

100

100

50

50

50

50

50

2:00

3:00

100

100

50

50

50

50

50

3:00

4:00

100

100

50

50

50

50

50

4:00

5:00

100

100

50

50

50

50

50

5:00

6:00

100

100

50

50

50

50

50

6:00

7:00

100

100

50

50

50

50

50

7:00

8:00

100

0

0

0

0

0

50

8:00

9:00

100

0

0

0

0

0

50

9:00

10:00

100

0

0

0

0

0

50

10:00

11:00

100

0

0

0

0

0

50

11:00

12:00

100

0

0

0

0

0

50

12:00

13:00

100

0

0

0

0

0

50

13:00

14:00

100

0

0

0

0

0

50

14:00

15:00

100

0

0

0

0

0

50

15:00

16:00

100

0

0

0

0

0

50

16:00

17:00

100

0

0

0

0

0

50

17:00

18:00

100

0

0

0

0

0

50

18:00

19:00

100

0

0

0

0

0

50

19:00

20:00

100

0

0

0

0

0

50

20:00

21:00

100

50

50

50

50

50

100

21:00

22:00

100

50

50

50

50

50

100

22:00

23:00

100

50

50

50

50

50

100

23:00

0:00

100

50

50

50

50

50

100

NB. Een feestdag wordt gelijk gesteld met een zondag en vangt voor de toepassing van deze matrix aan om 20:00 uur op de voorafgaande dag en eindigt om 7:00 uur op de volgende dag.

Over deze uren ontvangt de werknemer een vergoeding overeenkomstig dezelfde uren op zaterdag en zondag.

BIJLAGE II – OVERZICHT FUNCTIES

(voor de functiebeschrijvingen zie de website www.orsima.nl)

Loongroep 1

< 40 ORBA

ARTIKEL Loongroep 2

40 t/m 49 ORBA

Loongroep 3

50 t/m 64 ORBA

Loongroep 4

65 t/m 69 ORBA

Loongroep 5

70 t/m 95 ORBA

Loongroep 6

96 t/m 109 ORBA

Loongroep 7

110 t/m 124 ORBA

Corveeër

• Cleaner (handmatig)

• Magazijnmedewerker

• Algemeen medewerker/matroos

• Cleaner

• Heftruckchauffeur

• Hulpmachinist

• Medewerker sjorren

• Deskundig

asbestverwijderaar III

• Allround cleaner

• Straler/(verf)spuiter

• Operator

• Meewerkend voorman

cleaning

• Automonteur

• Machinist

• Meewerkend voorman

• Allround Monteur

• Schipper

BIJLAGE IIIB

Loongebouw cao Orsima (0,75% verhoging)

Volwassen 22 jaar en ouder

             

Loongroep

1

2

3

4

5

6

7

Ervaringsjaren

             

0 jaar

€ 12,85

€ 13,50

€ 13,91

€ 14,19

€ 14,51

€ 15,07

€ 15,50

1 jaar

€ 12,97

€ 13,65

€ 14,05

€ 14,36

€ 14,80

€ 15,35

€ 15,78

2 jaar

 

€ 13,80

€ 14,18

€ 14,50

€ 15,11

€ 15,66

€ 16,13

3 jaar

     

€ 14,63

€ 15,40

€ 15,98

€ 16,43

4 jaar

       

€ 15,70

€ 16,29

€ 16,76

5 jaar

         

€ 16,62

€ 17,11

6 jaar

         

€ 16,96

€ 17,44

7 jaar

           

€ 17,78

8 jaar

           

€ 18,18

Loongebouw cao Orsima (0,75% verhoging)

Jeugdlonen

             

Loongroep

1

2

3

4

5

6

7

17-18 jaar

€ 10,59

€ 11,13

€ 11,43

€ 11,68

€ 11,81

€ 12,23

€ 12,62

19-20 jaar

€ 11,38

€ 11,99

€ 12,37

€ 12,56

€ 12,76

€ 13,20

€ 13,59

21-22 jaar

€ 12,30

€ 12,97

€ 13,37

€ 13,62

€ 13,76

€ 14,27

€ 14,68

Vanaf 1 juli 2019 gelden de jeugdlonen nog tot 21 jaar.

BIJLAGE IV REGELING FUNCTIE-INDELING

  • 1. Iedere werknemer wordt aangesteld in een van de functies genoemd in bijlage II.

  • 2. Aan de werknemer wordt schriftelijk meegedeeld in welke functie met bijbehorende functieomschrijving hij wordt aangesteld en in welke loongroep hij is ingedeeld.

  • 3. Indien de werknemer het niet (meer) eens is met de functie-indeling, of indien hij van mening is dat zijn functie zodanig gewijzigd is dat de indeling moet worden herzien, dan dient de werknemer – alvorens hij bezwaar indient – eerst te trachten in goed overleg met zijn werkgever tot een oplossing te komen. Dit overleg geschiedt via de gebruikelijke kanalen binnen het bedrijf.

  • 4.

    • a. Indien het overleg niet leidt tot een oplossing, kan de werknemer bezwaar indienen tegen de functie-indeling bij het College van Deskundigen. Het College van Deskundigen bestaat uit een door de werkgeversorganisatie en de vakorganisaties aangewezen deskundige. Het College wordt bijgestaan door de secretaris van de Vaste Kommissie.

    • b. Het bezwaar dient schriftelijk te worden ingediend bij de secretaris van de Vaste Kommissie en bevat tenminste

      • een omschrijving van de werkzaamheden die worden verricht;

      • een gemotiveerde omschrijving van de beslissing die wordt gewenst;

      • een afschrift van de mededeling van de functie-indeling.

    • c. Het bezwaar dient te worden ingediend binnen maximaal 6 maanden nadat de bezwaren tegen de functie-indeling zijn ontstaan.

  • 5. Het College van Deskundigen doet binnen 6 weken uitspraak over het bezwaar.

  • 6. De kosten verbonden aan de bezwaarprocedure bedragen € 34,03.

  • 7. Indien de werknemer het niet eens is met de uitspraak van het College van Deskundigen kan de werknemer binnen twee weken na de uitspraak van het College van Deskundigen om een bindend advies verzoeken van de Vaste Kommissie. Deze procedure geschiedt overeenkomstig het Reglement Bindend Advies Vaste Kommissie.

BIJLAGE V PROTOCOL FUNCTIEBEOORDELING

  • 1. Het systeem functiebeoordeling is gekoppeld aan het gedifferentieerd kunnen toepassen van de ervaringsjaar verhogingen zoals gemeld in de cao onder artikel 10 lid 4.

  • 2. Functiebeoordeling is alleen van toepassing op de werknemer die zijn functie gedurende 6 maanden van een beoordelingsperiode heeft uitgeoefend.

  • 3. De leidinggevende die de werknemer beoordeelt dient tenminste een periode van 3 maanden als leidinggevende van de betrokken werknemer te functioneren.

  • 4. De beoordelingsperiode is maximaal 1 jaar.

  • 5. Het beoordelingssysteem zal tenminste 3 en ten hoogste 7 beoordelingscriteria kennen.

  • 6. De werknemers worden vooraf schriftelijk op de hoogte gesteld van de criteria in het vorige punt bedoeld waarop zij worden beoordeeld.

  • 7. De beoordeling zal worden gekwalificeerd als onvoldoende, voldoende, goed, zeer goed of uitstekend:

    • bij beoordeling onvoldoende betekent dit toekeninning van 0 ervaringsjaar;

    • bij beoordeling voldoende leidt dat tot de toekenning van ½ ervaringsjaar;

    • bij beoordeling goed leidt dat tot toekenning van 1 ervaringsjaar;

    • bij beoordeling zeer goed leidt dat tot toekenning van 1½ ervaringsjaar;

    • bij beoordeling uitstekend leidt dat tot toekenning van 2 ervaringsjaren.

  • 8. De beoordeling wordt in een schriftelijke weergave voor gezien getekend door de beoordelaar en de beoordeelde en bewaard in het personeelsdossier van de betrokken werknemer.

  • 9. De werknemer kan beroep instellen tegen de gevolgde procedure bij de beoordeling. Het beroep staat open bij de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging. Het beroep dient te worden ingesteld binnen 6 maanden na de beoordeling. De ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging doet binnen 6 weken uitspraak.

  • 10. Indien de werknemer van mening is dat dit protocol niet of onjuist is toegepast staat beroep open bij de Vaste Kommissie Orsima. Niet of onjuiste toepassing van dit protocol leidt tot dezelfde gevolgen als bij niet beoordeling, dus de toekenning van enig ervaringsjaar.

BIJLAGE X REGLEMENT DISPENSATIEVERZOEK (UITWERKING ARTIKEL 2 LID 3)

  • 1. Het verzoek wordt door of namens betreffende werkgever, werknemer of bedrijfstak (hierna te noemen: de indiener) schriftelijk ingediend bij het secretariaat van de Vaste Kommissie Orsima, Postbus 4200 AR Gorinchem.

  • 2. Het verzoek omvat tenminste:

    • a. de bepaling(-en) waarop het verzoek zich richt;

    • b. een beknopt overzicht van feiten en argumenten waarom dispensatie zou moeten worden verleend.

  • 3. De secretaris van de Vaste Kommissie stuurt de indiener een ontvangstbevestiging en vermeldt daarin tevens wanneer cao partijen het verzoek behandelen.

  • 4. In beginsel behandelen cao partijen verzoeken in de eerstvolgende reguliere vergadering van de Vaste Kommissie. Indien het verzoek een spoedeisend karakter heeft, kan de secretaris van de Vaste Kommissie, na consultatie van de eerste onderhandelaars van cao partijen, op verzoek van de indiener besluiten cao partijen te vragen het verzoek eerder (eventueel via een schriftelijke ronde) te behandelen.

  • 5. Indien (de secretaris van) de Vaste Kommissie dat nodig acht, kan worden besloten tot het vragen van een nadere schriftelijke reactie.

  • 6. De Vaste Kommissie kan besluiten tot het houden van een hoorzitting. Indiener kan zich bij de hoorzitting laten bijstaan door deskundigen evenals zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Indien een partij zich wil laten bijstaan of vertegenwoordigen, stelt zij de secretaris van de Vaste Kommissie tenminste 7 dagen voor de zitting daarvan schriftelijk op de hoogte. Kosten voortvloeiend uit de vertegenwoordiging door derden zijn voor de indiener.

  • 7. De Vaste Kommissie kan besluiten om, indien gewenst, deskundigen op te roepen om te raadplegen en te horen.

  • 8. Indien de Vaste Kommissie van mening is dat het geen verzoek betreft zoals genoemd in artikel 2 lid 3 van de cao, wordt het verzoek niet ontvankelijk verklaard.

  • 9. De Vaste Kommissie doet uitspraak binnen 8 weken nadat het verzoek aan de secretaris van de Vaste Kommissie is voorgelegd. Als een nadere schriftelijke reactie wordt gevraagd of een hoorzitting wordt gepland kan de Vaste Kommissie besluiten om de beslissingstermijn met 2 x 2 weken te verlengen.

  • 10. Uiterlijk 2 weken na behandeling van het verzoek door de Vaste Kommissie informeert de secretaris van de Vaste Kommissie de indiener en de Vaste Kommissie over het besluit. Dit geschiedt schriftelijk per aangetekend schrijven. Het besluit bevat de motieven die tot de uitspraak hebben geleid.

BIJLAGE XI INGROEIMODEL CAO ORSIMA (UITWERKING ARTIKEL 2 LID 3)

  • 1. Binnen een kalenderjaar na aansluiting moet het bedrijf op het minimum niveau van de cao zitten op het gebied van lonen, toeslagen en vergoedingen.

  • 2. ATV: er moet sprake zijn van ingroei binnen 5 jaar.

  • 4. Als vast komt te staan dat deze maatregelen tot een negatief resultaat leiden bij het bedrijf, kan overleg plaats vinden met cao-partijen over een regeling op maat.

Dictum II

De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 maart 2020.

Dictum III

Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. Dit betekent in het licht van de gelijke behandelingswetgeving dat ten aanzien van bepalingen waarin onderscheid wordt gemaakt terwijl daarvoor een objectieve rechtvaardiging vereist is, partijen in de uitvoeringspraktijk moeten zorgen voor een legitiem doel waarbij de ingezette middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.

Dictum IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 april 2020 en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 14 januari 2019

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes


X Noot
1

Onverminderd het bepaalde in de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag

Naar boven