Call for proposals Praktijkkennis voor Voedsel en Groen: Duurzame veehouderij, Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Handleiding Praktijkkennis voor Voedsel en Groen:

Duurzame veehouderij

Indieningsronde: 2019

Utrecht, april 2019

Nationaal Regieorgaan

Praktijkgericht Onderzoek SIA

(onderdeel van NWO)

Inhoud

1.

Inleiding

1

 

1.1

Achtergrond

1

 

1.2

Beschikbaar budget

2

 

1.3

Geldigheidsduur call for proposals

2

2.

Doel

2

3.

Richtlijnen voor aanvragers

2

 

3.1

Wie kan subsidie aanvragen

2

 

3.2

Wanneer kan aangevraagd worden

3

 

3.3

Hoe wordt de aanvraag opgesteld en ingediend

3

 

3.4

Algemene subsidievoorwaarden

3

 

3.5

Specifieke subsidievoorwaarden

5

 

3.6

Financiële subsidievoorwaarden

5

4.

Procedure

7

 

4.1

Ontvankelijkheid

7

 

4.2

Beoordeling

7

 

4.3

Beoordelingscriteria

8

 

4.4

Besluitvorming

9

 

4.5

Indicatief tijdpad

9

5.

Uitvoering

9

6.

Contact en overige informatie

9

1. Inleiding

1.1 Achtergrond

Het Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA (hierna te noemen Regieorgaan SIA), onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), heeft als taak de ontwikkeling van het praktijkgericht onderzoek van hogescholen te stimuleren en voert daartoe onder andere het programma Praktijkkennis voor Voedsel en Groen uit waartoe de regeling duurzame veehouderij behoort.

Duurzame veehouderij

De praktijkgerichte projecten in het kader van deze call dragen bij aan het LNV- beleidsprogramma Duurzame Veehouderij en de visie van de minister van LNV. Het hoofddoel van het gehele LNV-beleidsprogramma is de verduurzaming van de veehouderij en omslag naar kringlooplandbouw.

De subdoelen van het gehele LNV-beleidsprogramma zijn:

  • Mens: een gezonde en veilige leef- en werkomgeving.

  • Dieren: gezondheid, welzijn en integriteit van dieren zijn op orde.

  • Natuur: behoud en herstel van biodiversiteit.

  • Milieu en klimaat: goede bodem-, lucht- en waterkwaliteit; klimaatdoelen (reductie van 3,5 megaton CO2-equivalent voor landgebruik en landbouw in 2030) worden gehaald.

  • Economie: grondstoffen blijven beschikbaar en de veehouders hebben een verdienmodel.

Om deze subdoelen te bereiken zijn er de volgende opgaven:

  • Minimaliseren van de aanwezigheid van zoönosen; verantwoord gebruik van diergeneesmiddelen.

  • Verbeteren van diergezondheid en -welzijn: verminderen sterfte jonge dieren, huisvesting en management aanpassen aan behoefte dier, diertransporten beperken en verbeteren, en ingrepen terugdringen.

  • Verminderen van uitstoot van schadelijke emissies (broeikasgassen, ammoniak, geur en fijnstof), zo mogelijk brongericht.

  • Sluiten van nutriëntenkringlopen op een zo laag mogelijk niveau en hergebruik van waardevolle ingrediënten in mest.

  • Investeringen hebben marktperspectief: afnemers en consumenten zijn bereid te betalen voor de toegevoegde waarde van de producten.

Opdracht

De twee te honoreren onderzoeksprojecten binnen deze thematische call moeten aansluiten op het hierboven beschreven kader. De twee onderzoeksprojecten moeten daarnaast elk werken aan één van de twee afzonderlijke deelopdrachten, zodat beide invulling krijgen. De deelopdrachten zijn:

  • 1. Preventie diergezondheidszorg

    Welke preventieve maatregelen kunnen veehouders nemen voor een optimale diergezondheid op hun bedrijf?

    Maatregelen die daarnaast bijdragen aan het terugdringen van de sterfte van jonge dieren? Het gaat bijvoorbeeld om maatregelen m.b.t. de verbetering van het stalklimaat of van de weerbaarheid van de dieren.

  • 2. Duurzaamheid op veehouderijbedrijven: meting en communicatie naar de zakelijke afnemers en consumenten

    Hoe kan duurzaamheid op een bedrijf worden gemeten en worden vermarkt? Bijvoorbeeld via een integraal keurmerk. Kunnen bestaande methoden zoals de life-cycle (cost) analysis worden aangepast of uitgebreid om de duurzaamheid van (veehouderij)bedrijven te meten? Kunnen dit soort metingen worden gebruikt in vergunningverlening of in bestaande of nieuwe keurmerken voor een goede communicatie naar zakelijke afnemers en consumenten over de productie van dierlijke producten, waardoor ze een duurzamere keuze kunnen maken?

1.2 Beschikbaar budget

Het beschikbare budget voor deze call is € 600.000. Per subsidieaanvraag (verder te noemen aanvraag) binnen dit thema kan maximaal € 300.000 worden aangevraagd. Maximaal twee aanvragen worden gehonoreerd.

1.3 Geldigheidsduur call for proposals

Deze call for proposals is geldig voor de indieningsronde Programma Praktijkkennis voor Voedsel en Groen, Duurzame veehouderij 2019 met de sluitingsdatum en -tijd: dinsdag 28 mei 2019, 14.00 uur Nederlandse tijd.

2. Doel

De uitkomsten van de gehonoreerde projecten zullen niet alleen nieuwe kennis opleveren, maar vooral ook een bijdrage leveren aan het groene onderwijs en ervoor zorgen dat de toekomstige agrarische ondernemers/veehouders de kennis kunnen toepassen in hun bedrijf (Innovatie op het boerenerf).

Een integrale (interdisciplinaire) aanpak is belangrijk om de uitdagingen in de veehouderij in hun geheel te bevatten en maakbare oplossingen te ontwikkelen.

Om zoveel mogelijk studenten en ondernemers te bereiken wordt het op prijs gesteld als hogescholen met bereik in verschillende regio’s een gezamenlijke aanvraag (onderzoeksvoorstel) indienen.

3. Richtlijnen voor aanvragers

3.1 Wie kan subsidie aanvragen

De aanvrager dient een door de overheid bekostigde HAO-instelling (hierna te noemen aanvrager) te zijn, zoals bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

(WHW). De vier HAO-instellingen zijn: Aeres Hogeschool, Hogeschool Van Hall Larenstein, Inholland en HAS Hogeschool.

De persoon die de aanvraag indient in ISAAC wordt geacht hiertoe te zijn gemachtigd door het College van Bestuur van de aanvragende hogeschool. Het College van Bestuur van de aanvragende hogeschool doet dit in afstemming met de Colleges van Bestuur van de andere drie HAO-instellingen.

De aanvrager ontvangt alle correspondentie met betrekking tot de aangevraagde subsidie.

3.2 Wanneer kan aangevraagd worden

Aanvragen kunnen worden ingediend tot uiterlijk dinsdag 28 mei 2019, 14.00 uur Nederlandse tijd. Aanvragen die na de deadline worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

3.3 Hoe wordt de aanvraag opgesteld en ingediend

Een volledige aanvraag omvat de volgende documenten:

  • het volledig ingevulde en ondertekende aanvraagformulier;

  • het projectvoorstel;

  • de begroting in Excel met aangevraagde subsidie, cofinanciering en kostenonderbouwing.

Het indienen van een aanvraag gebeurt via het aanvraag- en rapportagesysteem ISAAC. Het is verplicht de via ISAAC beschikbare formulieren en formats te gebruiken.

De directe link naar deze call(ronden) in ISAAC is: https://www.isaac.nwo.nl/subsidieaanvraag?extref=dzvee

De aanvrager is verplicht de aanvraag via zijn/haar ISAAC-account in te dienen. Indien de aanvrager nog geen ISAAC-account heeft, dient hij/zij dit minimaal één werkdag voor het indienen van de aanvraag aan te maken in verband met het tijdig kunnen verhelpen van eventuele aanmeldproblemen.

Het inlogscherm van ISAAC is bereikbaar via: www.isaac.nwo.nl

De handleiding van ISAAC is bereikbaar via: www.isaac.nwo.nl/helpDe helpdesk van ISAAC is bereikbaar via: isaac.helpdesk@nwo.nl

3.4 Algemene subsidievoorwaarden

Voor alle aanvragen geldt de NWO-subsidieregeling 2017.

De maximaal aan te vragen subsidieomvang is € 300.000. De looptijd van de subsidieperiode is maximaal 24 maanden. Inzet van subsidie buiten de looptijd is niet mogelijk. Het beoogde project dient te starten tussen 1 augustus 2019 en 1 december 2019. De subsidiegelden zijn uitsluitend bestemd voor het uitvoeren van praktijkgericht onderzoek conform de gehonoreerde aanvraag.

Het is wenselijk om in projectvoorstellen een verband te leggen met landelijke programma’s van de topsectoren Tuinbouw en Uitgangsmaterialen en Agri & Food.

Financiering vanuit de topsector Agri & Food

Een goede aansluiting van de twee te honoreren onderzoeksprojecten binnen deze thematische call bij het lopende onderzoek en de Publiek-Private Samenwerking (PPS) van de topsectoren (bijvoorbeeld koeien en kansen) is van groot belang.

De topsector Agri & Food heeft € 100.000 budget beschikbaar gesteld ten behoeve van de financiering van de betrokkenheid van onderzoekers vanuit de relevante onderzoeksprogramma’s en Publieke-Private Samenwerkingen. In het projectvoorstel moet een aparte paragraaf zijn opgenomen die kort de inzet en meerwaarde daarvan beschrijft. Het onderzoeksvoorstel moet ook zonder deze additionele financiering minimaal een voldoende scoren. Tevens moet het gevraagde bedrag apart worden opgenomen in de begrotingsopstelling en geschreven te zijn door de onderzoekers zelf. De gehele aanvraag, inclusief de aanvraag voor de vergoeding van de betrokken onderzoeker(s) wordt voorgelegd aan de Topsector Agri & Food. Na goedkeuring van het voorstel wordt het gehonoreerde bedrag door de topsector uitbetaald aan de (instelling van de) onderzoeker.

Kennisdoorstroom naar beleidsondersteunend onderzoek (BO) kan door BO-budget gefinancierd worden als dat past binnen de werkzaamheden van de BO-onderzoeksprogramma’s. Zowel de bijdragen vanuit de topsector als van BO tellen niet mee als 25% cofinanciering.

Subsidiëring van (deel)activiteiten die reeds zijn gesubsidieerd vanuit andere bronnen, is niet mogelijk.

Uitgesloten zijn aanvragen die zich uitsluitend richten op deskundigheidsbevordering van personeel, het ontwikkelen van een nieuwe opleiding/nieuw curriculum voor de hogeschool en/of behoren tot reguliere activiteiten van een hogeschool.

De aanvrager is verantwoordelijk voor het maken van afspraken met de betrokkenen over de toegang tot en de rechten op onderzoeksresultaten en, indien van toepassing, over intellectueel eigendom. Daarnaast dienen afspraken te worden gemaakt over open access publicaties, ethische aspecten en datamanagement, zoals hieronder weergegeven.

Doorwerking

Het project dient aantoonbaar actief te zijn op de doorwerking van de onderzoeksresultaten in zowel de professionele praktijk als in het onderwijs. Onderzoeksresultaten tot stand gekomen met deze Programma Praktijkkennis voor Voedsel en Groen-subsidie dienen zo veel en zo spoedig mogelijk voor verder onderzoek publiek toegankelijk te zijn via Groen Kennisnet.

Open Access publicatie

Alle wetenschappelijke publicaties van onderzoek die zijn gefinancierd op basis van toekenningen voortvloeiend uit deze call for proposals dienen onmiddellijk (op het moment van publicatie) wereldwijd vrij toegankelijk te zijn (Open Access).

Er zijn verschillende manieren voor onderzoekers om Open Access te publiceren. Een uitgebreide toelichting hierop vindt u op www.nwo.nl/openscience.

Ethische aspecten

Voor bepaalde onderzoeksprojecten is een goedkeurende verklaring van een erkende Medisch Ethische Toetsingscommissie (METC) of een Dierexperimentencommissie (DEC) nodig. Daarnaast is voor bepaalde onderzoeksprojecten een vergunning nodig op grond van de Wet Bevolkingsonderzoek (WBO). Meer informatie over de METC is beschikbaar bij de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO). Bij de Nederlandse Vereniging voor Dierexperimentencommissies is informatie over DEC te vinden en bij o.a. de Gezondheidsraad is informatie over de WBO beschikbaar.

Let op: is voor uw onderzoeksproject goedkeuring van een ethische toetsingscommissie of anderszins noodzakelijk? In dat geval wordt uw aanvraag voorwaardelijk toegekend. Pas wanneer Regieorgaan SIA een kopie van de goedkeuring heeft ontvangen, wordt de toekenning definitief.

Datamanagement

Bij goed onderzoek hoort verantwoord datamanagement. Regieorgaan SIA streeft ernaar dat onderzoeksdata, die voortkomen uit onderzoek gefinancierd met publieke middelen, zo veel mogelijk duurzaam beschikbaar komen voor hergebruik door andere onderzoekers. Regieorgaan SIA wil bovendien het bewustzijn bij onderzoekers over het belang van verantwoord datamanagement vergroten. De datamanagementparagraaf maakt daarom deel uit van het projectvoorstel.

In deze datamanagementparagraaf beantwoordt u vier vragen over de data, de opslag en de beschikbare voorzieningen. Zo wordt u gevraagd om voor aanvang van het onderzoek al te bedenken hoe de verzamelde data moeten worden geordend en gecategoriseerd, zodat deze vrij beschikbaar kunnen worden gesteld. Vaak moet u al bij het tot stand komen van de data maatregelen treffen voor latere opslag en beschikbaarstelling. Aanvragers kunnen zelf aangeven welke onderzoeksdata zij voor opslag en hergebruik relevant achten. De resultaten van het onderzoek, zijnde de (meta)data maar ook de ontwikkelde materialen, dienen te worden gedeeld via Groen Kennisnet. De penvoerder dient zich bij aanvang van het project bekend te maken bij Groen kennisnet.

Echter, de datamanagementparagraaf wordt niet meegenomen in de beoordeling en wordt dus ook niet meegewogen in de beslissing om een aanvraag al dan niet te honoreren. De beoordelingscommissie kan wel advies geven met betrekking tot de datamanagementparagraaf.

Datamanagementplan

Na honorering van een aanvraag dient de penvoerder de datamanagement- paragraaf uit te werken tot een datamanagementplan. Uiterlijk 4 maanden na honorering van de aanvraag moet dat plan via ISAAC zijn ingediend bij Regieorgaan SIA. Pas na goedkeuring van het datamanagementplan door Regieorgaan SIA kan het project gestart worden.

In het subsidiebesluit wordt deze voorwaarde expliciet aangegeven.

Meer informatie over het datamanagementprotocol van NWO staat op de datamanagement pagina van NWO.

Bijdrage aan topsectoren en NWA

Ter versterking van het Nederlandse kennis- en innovatiesysteem neemt Regieorgaan SIA deel aan het topsectorenbeleid van de overheid. Daarnaast zet Regieorgaan SIA zich actief in om hogescholen optimaal aan te laten haken op de verschillende routes van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA). Indien van toepassing dient daarom in de aanvraag te worden aangegeven bij welke topsector en/of NWA-route het project aansluit. Voor meer informatie zie de NWO-pagina over de topsectoren.

3.5 Specifieke subsidievoorwaarden

Consortium

De aanvraag wordt ondersteund door een actief betrokken consortium met partners die voldoende kennis en kunde hebben om het onderzoek uit te voeren. Bij aanvang van het beoogde project heeft het consortium zich door ondertekening van de aanvraagformulieren verzekerd van deelname van minimaal zes mkb-ondernemingen, aangevuld met een brancheorganisatie of andere organisatie die het stimuleren van innovatie in het mkb in haar doelstellingen heeft staan.

Van de deelnemende mkb-ondernemingen moeten er minimaal vijf in Nederland gevestigd te zijn.

Het betrokken personeel van een hogeschool onderhoudt geen directe familiebanden met en/of heeft geen zakelijke belangen bij de betrokken mkb-ondernemingen.

Mkb-ondernemingen die participeren in de aanvraag behoren aan de volgende criteria te voldoen:

  • Er is sprake van een onderneming, te weten: een eenheid, ongeacht haar rechtsvorm, die een economische activiteit uitvoert.

  • De onderneming staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

  • De deelname is gericht op het bewerkstelligen van innovatie en/of economische groei van de betreffende onderneming.

  • Er is sprake van een onderneming met minder dan 250 werknemers en een jaarlijkse omzet van minder dan € 50 miljoen.

Zzp’ers kunnen deelnemen aan het consortium wanneer zij deel uitmaken van een collectief dat zich aantoonbaar richt op innovatie en/of economische groei.

Cofinanciering

De consortiumpartners dragen bij aan de uitvoering van het project. Deze cofinanciering moet ten minste 25% van de totale projectkosten te bedragen. De cofinanciering kan zowel in cash als in kind (op geld waardeerbare zaken, uren, natura) plaatsvinden. De omvang van de cofinanciering dient bij de aanvraag opgegeven te worden.

3.6 Financiële subsidievoorwaarden

De kosten die met deze subsidie gefinancierd kunnen worden, betreffen de gemaakte en/of betaalde loonkosten en materiële kosten, gebaseerd op kostprijs, inclusief eventuele niet-verrekenbare btw.

Loonkosten hogescholen

Voor de loonkosten worden de tarieven conform de Handleiding Overheidstarieven (HOT) uit het jaar 2017 gehanteerd. De tarieven 2017 mogen voor de gehele looptijd van de subsidie worden toegepast.

De toegestane tarieven in de HOT betreffen uitsluitend de tarieven conform de volgende tabel, kolom ‘Kostendekkend tarief per uur’. Deze tarieven zijn als volgt:

Schaal

Kostendekkend tarief per uur

1

43

2

46

3

48

4

53

5

53

6

56

7

59

8

63

9

68

10

72

11

79

12

87

13

95

14

103

15

111

16

119

17

127

18

136

Tabel (bedragen in euro’s): Integrale loonkosten per salarisschaal 2017

Deze tarieven zijn integraal toepasbaar en het hanteren van deze tarieven is zonder toelichting of berekening toegestaan.

Het tarief van een medewerker wordt bepaald op basis van de cao hbo inschaling van de betreffende medewerker. Hogere tarieven dan de HOT zijn niet toegestaan. Lagere tarieven dan de HOT zijn wel toegestaan, maar mogen niet willekeurig worden opgevoerd.

Eventuele lagere tarieven moeten kunnen worden onderbouwd, bijvoorbeeld op basis van een interne kostprijsberekening. De instellingsaccountant hoeft hier geen accountantscontrole toe te passen; tarieven lager dan de HOT zijn voor Regieorgaan SIA altijd akkoord. Alleen consistente toepassing is vereist.

Kosten studenten

Het is toegestaan studenten, verbonden aan de hogeschool, in te zetten voor het project en de kosten hiervan binnen het project op te voeren.

Per subsidiejaar kan het volgende worden opgevoerd:

  • Inzet van uren van studenten waarbij geldt dat deze geschiedt als onderdeel van de opleiding (de studenten dienen in dat geval ook studiepunten te krijgen voor hun activiteiten). Alleen de stagevergoeding zoals gebruikelijk binnen de instelling is declarabel. Aan het aantal in te zetten uren per student is een maximum verbonden van 1.650 uur.

  • Inzet van uren van studenten die extra-curriculair worden ingezet in het project. Per student kan maximaal 250 uur per subsidiejaar ten laste van het project worden gebracht.

In beide situaties geldt dat uitsluitend de werkelijke aan de student uitbetaalde bedragen met een maximaal uurtarief van € 25 als kosten kunnen worden opgevoerd. Uren en uurtarieven boven de genoemde maxima kunnen niet als kosten worden opgevoerd.

Loonkosten consortiumpartners

Bepaling van het uurtarief van de partners is gebaseerd op:

Universiteiten: aio’s en postdocs

VSNU-akkoord

Universiteiten: overige wetenschappelijke functies

Handleiding Overheidstarieven 2017

TO2-instituten

Handleiding Overheidstarieven 2017

Overige partners

Bepaling uurtarief is vrij, met een maximum van € 130 per uur, exclusief btw

Onder ‘overige partners’ worden ook verstaan:

  • onderwijsinstellingen anders dan een door de overheid bekostigde hogeschool zoals gedefinieerd in par. 3.1;

  • projectmedewerkers die gedetacheerd zijn bij een hogeschool en die alleen voor dit project worden ingeleend. Een uitzondering geldt voor projectmedewerkers die een detacheringsovereenkomst hebben met een hogeschool die niet alleen betrekking heeft op detachering binnen dit project; de kosten van deze projectmedewerkers mogen onder de loonkosten van de hogeschool worden opgevoerd.

In totaal mag maximaal 25% van het subsidiebedrag ten bate komen aan de loonkosten van de consortiumpartners.

Projectmanagement

In de HOT zit een opslag voor overhead. Voor projectmanagement mag daarom maximaal 10% van de totale projectkosten in de begroting als kosten worden opgevoerd en uiteindelijk ook besteed worden.

Materiële kosten

Onder materiële kosten wordt verstaan de aan de uitvoering van het project verbonden kosten als verbruik van materialen, hulpmiddelen, prototypes, testopstellingen en overige kosten zoals dienstreizen en publicaties.

Aanschaffingen van machines en apparatuur worden niet tot de projectkosten gerekend. Voor machines en apparatuur kunnen slechts de aan het project toe te rekenen afschrijvingskosten of leasetermijnen worden opgevoerd. Afschrijvingstermijnen worden berekend op basis van de historische aanschafprijs exclusief financieringskosten, een lineaire afschrijvingsmethode en een levensduur van vijf jaar. Opvoering van kosten voor gebruik van apparatuur ouder dan vijf jaar is dus niet mogelijk.

De aangevraagde subsidiebedragen in de ingediende begroting voor loonkosten en materiële kosten gelden als maxima.

4. Procedure

4.1 Ontvankelijkheid

Iedere, via ISAAC, ingediende aanvraag wordt direct geregistreerd door middel van een dossiernummer. Dit dossiernummer geldt als vast kenmerk voor alle verdere correspondentie.

De aanvraag wordt na het verstrijken van de deadline gecontroleerd op de juistheid ten aanzien van volledigheid en vormvereisten. Indien de aanvraag hieraan voldoet, wordt deze ontvankelijk verklaard en in behandeling genomen. De aanvrager krijgt daarvan bericht.

Voldoet de aanvraag niet aan de volledigheid en vormvereisten, dan wordt de aanvrager de mogelijkheid geboden de ontbrekende gegevens binnen een daartoe gestelde termijn te verstrekken. Indien de ontbrekende gegevens binnen de gestelde termijn worden aangeleverd en akkoord worden bevonden, wordt de aanvraag alsnog ontvankelijk verklaard en in behandeling genomen. De aanvrager krijgt daarvan bericht.

Indien de ontbrekende gegevens niet binnen de gestelde termijn zijn verstrekt, wordt de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard en buiten behandeling gesteld. De aanvrager krijgt daarvan bericht.

4.2 Beoordeling

Wanneer een aanvraag in behandeling is genomen, wordt de aanvraag voorgelegd aan en beoordeeld door een onafhankelijke beoordelingscommissie. Deze bestaat uit experts afkomstig uit de onderzoekswereld en uit de praktijk. De beoordelingscommissie beoordeelt elke aanvraag afzonderlijk op basis van de beoordelingscriteria die zijn beschreven in paragraaf 4.3.

De beoordelingscommissie beoordeelt de aanvraag eerst schriftelijk. Per aanvraag worden de bevindingen (vragen en opmerkingen) van de beoordelingscommissie vastgelegd. Deze bevindingen worden aan de aanvragers verzonden, ter voorbereiding op het interview.

De beoordelingscommissie nodigt de indieners uit voor een interview over de aanvraag, waarin ook de initiële beoordeling aan de orde komt (hoor en wederhoor).

In voorkomende gevallen kan de beoordelingscommissie de aanvrager verzoeken nadere informatie aan te leveren, voorafgaand aan de definitieve beoordeling.

De beoordelingscommissie stelt na afloop van alle interviews de finale beoordeling vast.

Voor alle bij de beoordeling en/of besluitvorming betrokken personen is de NWO-code Belangenverstrengeling van toepassing.

4.3 Beoordelingscriteria

De aanvragen worden door de beoordelingscommissie beoordeeld aan de hand van drie beoordelingscriteria: vraagarticulatie, netwerkvorming en onderzoeksplan.

Vraagarticulatie

  • De vraag sluit aan bij de inhoudelijke doelstelling van het programma Praktijkkennis voor Voedsel en Groen en de doelen zoals geformuleerd in hoofdstuk 2 van deze call.

  • De vraag is aanwijsbaar afkomstig van (professionals werkzaam in) het mkb.

  • De aanvraag beschrijft het proces waarlangs de vraagarticulatie plaatsgevonden heeft (workshops in het veld, surveys, verwijzingen naar presentaties, etc.).

  • De vraag is maatschappelijk relevant. Het is een meerwaarde als het gaat om een urgente vraag die uitnodigt tot het ontwikkelen van innovatieve kennis.

  • De aanvraag is gericht op impact door concrete mogelijkheden te ontwikkelen voor kennisbenutting op economisch, technologisch en/of maatschappelijk terrein.

Netwerkvorming

  • Betrokken mkb-ondernemingen hebben een actieve rol in het onderzoek.

  • Het consortium heeft aantoonbaar voldoende kennis en kwaliteit om het onderzoek uit te voeren en er is aantoonbare afstemming geweest tussen de vier HAO-instellingen.

  • Het netwerk van personen of organisaties staat niet geïsoleerd, er zijn relaties met relevante initiatieven op het vakgebied, in het binnenland en/of buitenland.

  • Het is een meerwaarde als het een uitbreiding van een bestaand netwerk betreft.

Onderzoeksplan

  • Het onderzoeksplan bevat:

    • Een volledige maar beknopte weergave van de state-of-the-art kennis in de professionele praktijk en wetenschap, binnen en buiten Nederland. Hiertoe behoort een literatuurreview met actuele studies over het onderwerp van de aanvraag. Dit vraagt ook om een overzicht van toonaangevende regionale, landelijke of internationale kennisagenda’s op dit onderwerp, de daaruit voortkomende initiatieven, de relevantie en de positie die de aanvraag hierin inneemt.

    • Een zorgvuldig geformuleerde onderzoeksvraag.

    • Deze onderzoeksvraag is een vertaling van de praktijkvraag en sluit aan bij de state-of-the-art kennis.

    • Een beschrijving en onderbouwing van de voorgestelde methoden en analysetechnieken waarmee de onderzoeksvraag beantwoord zal worden. De methoden passen optimaal bij de aard van de vraagstelling. De methoden en analysetechnieken verlopen volgens een bepaalde systematiek en zijn daardoor inzichtelijk, reproduceerbaar en overdraagbaar.

    • Een activiteitenplan met meetbare (tussen)doelstellingen en te verwachten (tussen)resultaten, waaruit zichtbaar wordt wie wat wanneer doet, waarom en wat het oplevert.

    • Een beschrijving van de wijze waarop de doorwerking van de onderzoeksresultaten naar het onderwijs en de onderzoeksgemeenschap wordt gerealiseerd.

    • Potentie tot opschaalbaarheid.

  • De netwerkpartners komen in gezamenlijkheid tot kennisontwikkeling door zelf kennis in te brengen (kenniscirculatie). In het activiteitenplan staat genoemd welke rol praktijk-, onderzoeks- en onderwijspartners op zich nemen (bijvoorbeeld deelname focusgroepen, leerkringen, uitvoering van pilots) en

    • biedt een plan van aanpak om de opbrengsten van het onderzoeksproject ten goede te laten komen aan de kennisgebruikers;

    • heeft een expliciete agenda voor kennisverspreiding naar het brede publiek.

  • Een voorwaarde is dat het onderzoeksplan haalbaar en uitvoerbaar wordt geacht. Hieronder wordt verstaan:

    • De mate waarin de gevraagde financiële middelen in een redelijke verhouding staan tot de aard, omvang en verwachte impact van het projectvoorstel.

    • De mate van personele bezetting en kwaliteit als ook de mate van beschikbare middelen en tijdsinvestering.

    • De mate waarin sprake is van een duidelijk belegd en gekwalificeerd projectmanagement.

    • De mate waarin het beroepenveld bereid is zelf substantieel bij te dragen aan de uitvoering van het project (zoals financieel, beschikbaar stellen van apparatuur, werkruimte, in tijd door begeleiding, projectdeelname e.d., beschikbaar stellen van patenten, licenties, etc.).

De aanvragen krijgen per criterium een score in gehele getallen, oplopend van 1.00 tot en met 6.00, waarbij 6.00 de hoogste score vertegenwoordigt.

De kwaliteit van het onderzoeksplan weegt 50% mee in de beoordeling. De criteria vraagarticulatie en netwerkvorming wegen elk 25% mee in de beoordeling. Alle aanvragen ontvangen een totaalscore. Alleen aanvragen die op elk criterium een 4.00 of hoger scoren komen in aanmerking voor honorering.

4.4 Besluitvorming

De beoordelingscommissie brengt verslag uit van haar werkwijze en brengt advies uit aan het bestuur van Regieorgaan SIA.

Het bestuur van Regieorgaan SIA toetst de gevolgde procedure en besluit op basis van het advies van de beoordelingscommissie. De beschikbaarheid van middelen is bepalend voor het aantal aanvragen met een positief oordeel dat voor subsidie in aanmerking komt.

Het subsidiebesluit van het bestuur van Regieorgaan SIA wordt schriftelijk meegedeeld.

Regieorgaan SIA streeft er naar het subsidiebesluit in juli 2019 bekend te maken. In een bezwaar- en beroepsprocedure is voorzien. Informatie hierover vindt u op de website van NWO.

4.5 Indicatief tijdpad

28 mei 2019, 14.00 uur Nederlandse tijd

Deadline indienen aanvragen

Juni 2019

Schriftelijke beoordeling

Juli 2019

Vergadering beoordelingscommissie met interviews

Juli 2019

Vaststelling beoordeling en besluitvorming bestuur Regieorgaan SIA

Juli 2019

Bekendmaking

5. Uitvoering

De aanvrager is verantwoordelijk voor de uitvoering van het project. De aanvrager van de Programma Praktijkkennis voor Voedsel en Groen subsidie treedt op als penvoerder. De penvoerder benoemt de (beoogd) contactpersoon.

De subsidie wordt als volgt beschikbaar gesteld:

  • 20% van het maximale subsidiebedrag binnen 4 weken na de startdatum van het project en na beoordeling datamanagementplan;

  • 65% van het maximale subsidiebedrag binnen 4 weken na 1 jaar vanaf de startdatum van het project;

  • restantbetaling binnen 4 weken na datum van het besluit omtrent vaststelling van het definitieve subsidiebedrag.

Monitoring

Regieorgaan SIA wil geïnformeerd te worden over de voortgang van het project. Halverwege de beoogde projectperiode vindt een locatiebezoek plaats waarbij de voortgang van het project wordt besproken. Na afloop van de subsidieperiode wenst Regieorgaan SIA geïnformeerd te worden over de resultaten van het project.

De wijze waarop Regieorgaan SIA geïnformeerd wil worden, wordt kenbaar gemaakt in het subsidiebesluit dat volgt bij toekenning van subsidie.

Wijzigingsverzoeken

Voor iedere substantiële wijziging in het gesubsidieerde projectvoorstel is schriftelijke toestemming van Regieorgaan SIA vereist. Wat verstaan wordt onder substantiële wijzigingen zal kenbaar gemaakt worden in het subsidiebesluit dat volgt bij toekenning van subsidie.

6. Contact en overige informatie

Inhoudelijke vragen

Op de webpagina Programma Praktijkkennis voor Voedsel en Groen op de website van Regieorgaan SIA is de meest recente informatie te vinden. Hier vindt u ook de contactgegevens van de programmamanager. Het aanvraagformulier, het model projectvoorstel, en het begrotingsformat worden via ISAAC beschikbaar gesteld. Voorbeelden hiervan vindt u op onze website.

Vragen van technische aard

Hiertoe verzoeken wij u contact op te nemen met de ISAAC helpdesk. Wij raden u aan eerst de ISAAC handleiding door te nemen voordat u contact opneemt met de ISAAC helpdesk.

De helpdesk van ISAAC is bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 10.00 uur tot 17.00 uur, telefoonnummer 020-346 71 79. U kunt ook uw vraag per e-mail sturen naarisaac.helpdesk@nwo.nl.

Naar boven