Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 maart 2019, nr. 1485237, houdende vaststelling van de vergoedingen de leden van de Commissie bescherming cultureel erfgoed (Vergoedingenregeling Commissie bescherming cultureel erfgoed)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en artikel 4 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1

De leden van de Raad voor cultuur die tevens lid zijn van de Commissie bescherming cultureel erfgoed ontvangen daarvoor een vaste vergoeding in aanvulling op de vergoeding, bedoeld in artikel 2 van de Vergoedingenregeling Raad voor cultuur. Ten aanzien van deze vaste vergoeding wordt de salarisschaal van de leden vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en wordt de arbeidsduurfactor vastgesteld op 0,1.

Artikel 2

  • 1. In afwijking van artikel 2a van de Vergoedingenregeling Raad voor cultuur ontvangen de leden van de Commissie bescherming cultureel erfgoed, die geen lid zijn van de Raad voor cultuur, een vaste vergoeding.

  • 2. De salarisschaal van een lid als bedoeld in het eerste lid, benoemd in de functie van voorzitter, wordt vastgesteld op schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De arbeidsduurfactor wordt vastgesteld op 0,3.

  • 3. De salarisschaal van overige leden als bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De arbeidsduurfactor wordt vastgesteld op 0,1.

Artikel 3

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 maart 2019.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Vergoedingenregeling Commissie bescherming cultureel erfgoed.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

TOELICHTING

Op 1 maart 2019 heeft de Raad voor cultuur op mijn verzoek de Commissie bescherming cultureel erfgoed ingesteld. Deze commissie heeft tot taak te onderzoeken of de huidige wettelijke regelingen en daarop gebaseerde beleidsregels adequaat zijn om belangwekkend erfgoed in particulier bezit voor Nederland te kunnen behouden en – voor zover daar naar haar oordeel aanleiding toe bestaat – voorstellen te doen tot aanpassing van deze regelingen.

Het gaat om een commissie in de zin van artikel 2c van de Wet op het specifiek cultuurbeleid: een tijdelijke commissie van de Raad voor cultuur die in afwijking van artikel 16 van de Kaderwet adviescolleges geheel of gedeeltelijk kan bestaan uit andere personen dan leden van de raad. De bezoldiging van de leden van dergelijke commissies is geregeld in de Vergoedingenregeling Raad voor cultuur: standaard maken zij aanspraak op een vergoeding per vergadering.

Bij de totstandkoming van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies – die de wettelijke basis vormt voor de Vergoedingenregeling Raad voor cultuur – is overwogen dat een vaste vergoeding geschikt is voor gevallen waarin tevoren vaststaat dat de aan het lidmaatschap van een commissie verbonden werkzaamheden gemiddeld een zodanig aantal uren in beslag nemen, dat sprake is van een bepaalde vaste deeltaak. Bij de werkzaamheden van de Commissie bescherming cultureel erfgoed is dat naar verwachting het geval. Om die reden is in artikel 2 van deze regeling bepaald, dat de leden van de Commissie bescherming cultureel erfgoed in afwijking van de Vergoedingenregeling Raad voor cultuur een vaste vergoeding ontvangen. Het gaat daarbij om leden die geen deel uitmaken van de Raad voor cultuur.

De leden van de Raad ontvangen al uit hoofde van die functie een vaste vergoeding op grond van de Vergoedingenregeling Raad voor cultuur. Omdat tot de Commissie bescherming cultureel erfgoed ook een lid van de Raad zelf is toegetreden, en daarmee diens werkomvang is toegenomen, is dat lid met artikel 1 van deze regeling een aanvullende vaste vergoeding toegekend met een arbeidsduurfactor van 0,1. Deze verhoging is tijdelijk en geldt uitsluitend voor de duur van het lidmaatschap van de Commissie bescherming cultureel erfgoed.

De leden van de Commissie bescherming cultureel erfgoed zijn benoemd tot en met 1 oktober 2019. Daarom kan deze regeling, rekening houdend met de eventuele verwerkingstijd van de laatste betalingen, vervallen met ingang van 1 januari 2020.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Naar boven