Kennisgeving van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 21 februari 2019, nr. WJZ/19029932, ingevolge artikel 2.19, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit maakt bekend:

De gelijkwaardige praktijken, bedoeld in artikel 43, derde lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, waaraan landbouwers kunnen deelnemen zijn de volgende certificeringsregelingen:

  • het akkerbouw-strokenpakket, inclusief Vogelakker,

  • het Veldleeuwerik-pakket, en

  • Vezelhennep.

In deze bekendmaking wordt verstaan onder:

deelnemer:

de landbouwer die deelneemt aan een certificeringsregeling, zich daarvoor inschrijft bij de instantie die het certificaat beheert en in de Gecombineerde Opgave aangeeft dat hij de vergroeningsverplichtingen invult door middel van het betreffende certificaat;

uitvoeringsregeling:

Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;

EA:

ecologisch aandachtsgebied;

minister:

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Verordening (EU) nr. 1307/2013:

Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de raad en van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

Verordening (EU) nr. 809/2014:

Verordening (EU) nr. 809/2014 van de Europese Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (PbEU 2014, L227).

Het akkerbouw-strokenpakket, inclusief Vogelakker

1. Algemene voorwaarden

1.1.

Een landbouwer die gebruik maakt van dit certificaat vult zijn verplichtingen met betrekking tot het ecologisch aandachtsgebied (EA) volledig in met de in dit certificaat voorgeschreven verplichte maatregelen en zo nodig aangevuld met de facultatieve maatregelen.

1.2.

De deelnemer voldoet voor wat betreft de vergroeningseisen ‘gewasdiversificatie’ en ‘blijvend grasland’ aan de artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

2. Verplichte maatregelen

2.1.

De voor iedere deelnemer verplichte maatregel bestaat uit het beheren van randen of stroken op de velden voor in het wild levende diersoorten of specifieke fauna. Deze randen of stroken liggen op of grenzen aan bouwland en:

  • a. maken ten minste 30 procent uit van de gewogen oppervlakte van de EA verplichting van de deelnemer;

  • b. zijn voor 15 mei van het aanvraagjaar ingezaaid met een mengsel van met name kruidachtigen, eventueel aangevuld met granen of gras, ter bevordering van de biodiversiteit;

  • c. zijn ten minste 3 meter breed en worden als EA aangemerkt tot een breedte van maximaal 20 meter;

  • d. worden niet bemest en er worden geen gewasbeschermingsmiddelen op toegepast;

  • e. blijven in de winterperiode voor ten minste 50 procent van de oppervlakte in stand. Dit betekent dat op ten minste 50 procent van de randen of stroken vegetatie van het ingezaaide mengsel aanwezig is gedurende de periode 1 oktober van het aanvraagjaar tot ten minste 1 februari van het jaar volgend op het aanvraagjaar, en

  • f. tellen mee voor de EA-verplichting met een wegingsfactor van 1,5.

2.2.

Voor de bepaling of de rand of strook grenst aan bouwland is artikel 2.17, zesde lid, van de uitvoeringsregeling van toepassing.

3. Facultatieve maatregelen

3.1.1.

De beheerde randen of stroken kunnen uitsluitend worden aangevuld met, naar keuze van de landbouwer, één of meer van de volgende elementen of maatregelen:

  • a. onbeheerde akkerranden en bufferstroken van minimaal 1 meter breed, stikstofbindende gewassen, vanggewassen, heggen, houtwallen en bomen in rij, geïsoleerde bomen, boomgroepen in het veld, stroken subsidiabele hectaren langs bosranden van minimaal 1 meter breed waarop geen productie plaats vindt en vijvers als bedoeld in artikel 2.17, eerste lid, onderdelen a, c, d, e, f, g, h en i van de uitvoeringsregeling;

  • b. aan de randen of stroken grenzende natuurvriendelijke oevers, of

  • c. aan de randen, stroken of natuurvriendelijke oevers grenzende sloten.

3.1.2.

  • 1. Als in 3.1.1, onderdeel c, bedoelde sloten worden aangemerkt:

    een samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water van minimaal 1 meter breed, gemeten van insteek tot insteek, alsmede de bijbehorende bodem en oevers.

  • 2. Deze sloten hebben een minimale lengte van 10 meter.

  • 3. Deze sloten worden tot een breedte van maximaal 10 meter aangemerkt als EA.

3.1.3.

  • 1. De in 3.1.1, onderdeel b, bedoelde natuurvriendelijke oever bestaat uit een aaneengesloten oever langs een bestaande waterloop, in de vorm van een plas- of drasberm of flauw talud (minimaal 1:3) met een begroeiing van inheemse planten.

  • 2. De natuurvriendelijke oever heeft een breedte van tenminste 3 meter en maximaal 10 meter en heeft een minimale lengte van 25 meter.

  • 3. De natuurvriendelijke oever wordt het gehele jaar in stand gehouden.

3.2.

  • 1. Op de elementen, bedoeld in 3.1.1. onderdeel a, is artikel 2.17, leden 2 tot en met 9, van de uitvoeringsregeling van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De natuurvriendelijke oevers, bedoeld in 3.1.1., onderdeel b, tellen mee voor de EA verplichting met een wegingsfactor van 1,5.

  • 3. De sloten, bedoeld in 3.1.1., onderdeel c, tellen mee voor de EA verplichting met een wegingsfactor van 2, en een omzettingsfactor van 5 m2 per meter lengte.

3.3.

Voor alle stikstofbindende gewassen en vanggewassen gelden, onverminderd artikel 2.17, eerste lid, onderdelen c en d, van de uitvoeringsregeling, de volgende aanvullende voorwaarden:

  • a. het toepassen van irrigatie is niet toegestaan, en

  • b. eenzelfde gewas wordt niet gedurende twee opeenvolgende jaren op dezelfde plaats ingezaaid.

4. Aanvraag certificaat

Het certificaat akkerbouw-strokenpakket, inclusief Vogelakker kan worden aangevraagd bij de minister met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

Veldleeuwerik pakket

1. Algemene voorwaarden

1.1.

Een landbouwer die gebruik maakt van dit certificaat vult zijn verplichtingen met betrekking tot het ecologisch aandachtsgebied (EA) volledig in met de in dit certificaat voorgeschreven maatregelen.

1.2.

De deelnemer voldoet voor wat betreft de vergroeningseisen ‘gewasdiversificatie’ en ‘blijvend grasland’ aan de artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

2. Verplichte voorwaarden

Een deelnemer aan deze certificeringsregeling:

  • a. beschikt jaarlijks over een extern goedgekeurd duurzaamheidsplan. Dit is een plan voor een individueel bedrijf of een plan voor meerdere bedrijven.

  • b. toont continue verbetering van zijn bedrijfsvoering door het jaarlijks bijwerken van het duurzaamheidsprofiel.

3. Maatregelen

3.1.1.

De landbouwer vult zijn EA in met één of meerdere van de volgende maatregelen:

  • a. beheerde randen of stroken;

  • b. onbeheerde akkerranden en bufferstroken van minimaal 1 meter breed, stikstofbindende gewassen, vanggewassen, heggen, houtwallen en bomen in rij, geïsoleerde bomen, boomgroepen in het veld, stroken subsidiabele hectaren langs bosranden van minimaal 1 meter breed waarop geen productie plaats vindt en vijvers als bedoeld in artikel 2.17, eerste lid, onderdelen a, c, d, e, f, g, en h en i van de uitvoeringsregeling;

  • c. aan randen of stroken grenzende natuurvriendelijke oevers, of

  • d. aan randen, stroken of natuurvriendelijke oevers grenzende sloten.

3.1.2.

De in 3.1.1, onderdeel a, bedoelde beheerde akkerranden of bufferstroken liggen op of grenzen aan bouwland en:

  • a. zijn tenminste 1 meter breed en worden als EA aangemerkt tot een breedte van maximaal 20 meter;

  • b. zijn voor 15 mei van het aanvraagjaar ingezaaid met een mengsel van met name kruid- en/of bloemachtige soorten, eventueel aangevuld met granen of gras, ter bevordering van de biodiversiteit;

  • c. worden niet bemest;

  • d. er worden geen gewasbeschermingsmiddelen op toegepast, met uitzondering van pleksgewijze, mechanische, onkruidbestrijding of lokale gewasbescherming middels een rugspuit;

  • e. worden tenminste een keer per jaar gemaaid, voor 1 oktober, en tellen mee voor de EA verplichting met een wegingsfactor van 1,5, en

  • f. voor de bepaling of de rand of strook grenst aan bouwland is artikel 2.17, zesde lid van de uitvoeringsregeling van overeenkomstige toepassing.

3.1.3.

  • 1. De in 3.1.1, onderdeel c, bedoelde natuurvriendelijke oever bestaat uit een aaneengesloten oever langs een bestaande waterloop, in de vorm van een plas- of drasberm of flauw talud (minimaal 1:3) met een begroeiing van inheemse planten.

  • 2. De natuurvriendelijke oever heeft een breedte van tenminste 3 meter en maximaal 10 meter en heeft een minimale lengte van 25 meter.

  • 3. De natuurvriendelijke oever wordt het gehele jaar in stand gehouden.

3.1.4.

  • 1. Als in 3.1.1, onderdeel d, bedoelde sloten worden aangemerkt: een samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water van minimaal 1 meter breed gemeten van insteek tot insteek, alsmede de bijbehorende bodem en oevers.

  • 2. Deze sloten hebben een minimale lengte van 10 meter.

  • 3. Deze sloten worden tot een breedte van maximaal 10 meter aangemerkt als EA.

3.2

Voor alle stikstofbindende gewassen en vanggewassen gelden, onverminderd artikel 2.17, eerste lid, onderdelen c en d, van de uitvoeringsregeling, de volgende aanvullende voorwaarden:

  • a. het toepassen van irrigatie is niet toegestaan, en

  • b. eenzelfde gewas wordt niet gedurende twee opeenvolgende jaren op dezelfde plaats ingezaaid.

3.3

De minimale teeltperiode voor vanggewassen bedraagt 8 weken.

3.4.

  • 1. Op de elementen uit 3.1.1. onderdeel b, is artikel 2.17, leden 2 tot en met 9, van de uitvoeringsregeling van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De natuurvriendelijke oevers, bedoeld in 3.1.1., onderdeel c, tellen mee voor de EA verplichting met een wegingsfactor van 1,5.

  • 3. De sloten, bedoeld in 3.1.1., onderdeel d, tellen mee voor de EA verplichting met een wegingsfactor van 2, en een omzettingsfactor van 5 m2 per meter lengte.

4. Aanvraag certificaat

4.1.

Het certificaat Veldleeuwerik pakket kan worden aangevraagd bij de Stichting Veldleeuwerik.

Vezelhennep

1. Algemene Voorwaarden

1.1.

De landbouwer die gebruik maakt van het certificaat, vult zijn verplichtingen met betrekking tot het ecologisch aandachtsgebied (EA) volledig in met de in dit certificaat voorgeschreven maatregelen.

1.2.

De landbouwer voldoet voor wat betreft de vergroeningseisen ‘gewasdiversificatie’ en ‘blijvend grasland’ aan de artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

2. Verplichte maatregelen

2.1.

  • 1. Voorafgaand aan de teelt sluit de deelnemer voor de productie en levering van de betreffende oppervlakte hennep een overeenkomst met een verwerker van vezelhennep die is aangesloten bij Vlas en Hennep.NL.

  • 2. De overeenkomst is uiterlijk op de uiterste dag voor de indiening van de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 4.2., derde lid, van de uitvoeringsregeling, door beide partijen ondertekend.

2.2.

  • 1. In de overeenkomst ligt vast dat de teelt plaatsvindt binnen het kader van het Duurzaamheidscertificaat Vezelhennep met het oog op de winning van hernieuwbare grondstoffen.

  • 2. De landbouwer bewaart de schriftelijke overeenkomst gedurende 5 jaar in zijn administratie.

2.3.

De landbouwer verleent RVO.nl of Vlas en Hennep.NL toestemming om bij de verwerker de gegevens van de overeenkomst op te vragen voor de controle op de naleving van de voorwaarden.

2.4.

Op de percelen waarop de hennep wordt geteeld, worden tussen het moment van zaaien en het moment van oogsten geen gewasbeschermingsmiddelen toegepast.

2.5.

In de in 2.4 genoemde periode:

  • a. worden op het betreffende perceel geen teeltwerkzaamheden verricht, en

  • b. vindt geen irrigatie plaats.

2.6.

De hennep wordt geteeld op percelen waarop in het voorgaande jaar geen hennep is geteeld.

2.7.

De hennep voldoet aan de voorwaarden van artikel 17, zevende lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014, en artikel 32, zesde lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

2.8.

De hennep telt mee voor de EA-verplichting met een wegingsfactor van 0,3.

2.9

De hennepteelt maakt ten minste 50% uit van de gewogen oppervlakte van de EA verplichting van de deelnemer.

3. Facultatieve maatregelen

3.1

De hennepteelt kan uitsluitend worden aangevuld met vanggewassen als bedoeld in artikel 2.17, eerste lid, onderdeel d van de uitvoeringsregeling.

3.2

Op de elementen uit 3.1 zijn de leden 2 en 4 van artikel 2.17, van de uitvoeringsregeling eveneens van toepassing.

3.3.

Voor vanggewassen gelden, onverminderd artikel 2.17 eerste lid, onderdeel d, van de uitvoeringsregeling, de volgende aanvullende voorwaarden:

  • a. irrigatie is niet toegestaan, en

  • b. eenzelfde gewas wordt niet gedurende twee opeenvolgende jaren op dezelfde plaats ingezaaid.

4. Aanvraag certificaat

Het duurzaamheidscertificaat vezelhennep kan worden aangevraagd bij Vlas en Hennep.NL of bij een door Vlas en Hennep.NL aangewezen instantie.

’s-Gravenhage, 21 februari 2019

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

In plaats van te voldoen aan de generieke vereisten van gewasdiversificatie, instandhouding blijvend grasland en aanwezigheid van ecologisch aandachtsgebied, bedoeld in artikel 43, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, kunnen landbouwers ook gelijkwaardige praktijken in acht nemen. Dit zijn milieucertificeringsregelingen waarin gelijkwaardige, en voor een deel gelijke, praktijken zijn opgenomen.

Zoals bepaald in artikel 2.19 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB (hierna: de uitvoeringsregeling) maakt de minister de certificeringsregelingen bekend die in overeenstemming zijn met artikel 43, derde lid, aanhef en onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 alsmede beantwoorden aan artikel 43, zevende lid, tweede volzin, van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

Middels deze kennisgeving maakt de minister bekend welke certificeringsregelingen in Nederland vanaf aanvraagjaar 2019 gebruikt kunnen worden als bovengenoemde gelijkwaardige prakijken. Het betreft:

  • het akkerbouwstrokenpakket, inclusief Vogelakker;

  • het Veldleeuwerik pakket, en

  • het duurzaamheidscertificaat Vezelhennep

Het betreft regelingen die ook in 2017 en in 2018 waren opengesteld. De bestaande certificeringsregeling Veldleeuwerik wordt met ingang van aanvraagjaar 2019 op één punt aangepast.

Met Verordening (EU) nr. 2017/11551 is artikel 45, negende lid, van Verordening (EU) nr. 639/2014 gewijzigd en is de minimale periode waarin vanggewassen op de bodem aanwezig moeten zijn vastgesteld op 8 weken. Nationaal was deze periode tot 2017 vastgesteld op 10 weken. In het kader van de certificeringsregeling Veldleeuwerik was toen bepaald dat afgeweken kon worden van deze 10 weken periode indien voldaan werd aan een aantal voorwaarden, een compensatie. Deze vereiste compensatie voor een teeltperiode voor vanggewassen van 8 weken komt te vervallen, omdat de algemene verplichte minimale teeltperiode, buiten de certificeringsregeling, ook 8 weken bedraagt. Compensatie is daarmee niet langer nodig om de gelijkwaardige praktijk in de certificeringsregeling Veldleeuwerik te garanderen.

De twee andere certificeringsregelingen, het akkerbouwstrokenpakket, inclusief Vogelakker en het duurzaamheidscertificaat Vezelhennep, blijven ongewijzigd ten opzichte van aanvraagjaar 2018. Niettemin is er omwille van de duidelijkheid en kenbaarheid voor gekozen om voor alle certificeringsregelingen de toepasselijke voorwaarden integraal opnieuw vast te stellen en te publiceren.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1155 van de Commissie van 15 februari 2017 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr  639/2014 wat betreft de controlemaatregelen voor de hennepteelt, bepaalde voorschriften inzake de vergroeningsbetaling, de betaling voor jonge landbouwers die zeggenschap hebben over een rechtspersoon, de berekening van het bedrag per eenheid in het kader van de vrijwillige gekoppelde steun, de delen van betalingsrechten en bepaalde kennisgevingsvereisten voor de regeling inzake een enkele areaalbetaling en de vrijwillige gekoppelde steun, en tot wijziging van bijlage X bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2017, L167).

Naar boven