Autorisatiebesluit Minister van Justitie en Veiligheid t.b.v. Immigratie en Naturalisatiedienst, Rijksdienst voor Identiteitsgegevens

Datum: 29 november 2017

Kenmerk: 2017-0000602853

In het verzoek van 17 november 2017, 2017-0000601300 heeft de Minister van Justitie en Veiligheid ten behoeve van de Immigratie- en Naturalisatiedienst verzocht om autorisatie voor de systematische verstrekking van gegevens uit de basisregistratie personen in verband met de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 en de Rijkswet op het Nederlanderschap.

Gelet op de artikelen 3.1 en 3.2 van de Wet basisregistratie personen wordt op dit verzoek als volgt besloten.

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de Minister van Justitie en Veiligheid:

de Minister van Justitie en Veiligheid ten behoeve van de Immigratie- en Naturalisatiedienst;

b. de Wet BRP:

de Wet basisregistratie personen;

c. het Besluit BRP:

het Besluit basisregistratie personen;

d. de basisregistratie personen:

de basisregistratie personen, bedoeld in artikel 1.2 van de Wet BRP;

e. de systematische verstrekking:

de systematische verstrekking, bedoeld in artikel 1.1, onder g, van de Wet BRP;

f. de systeembeschrijving:

de systeembeschrijving, bedoeld in artikel 1 van het Besluit BRP;

g. de persoonslijst:

de persoonslijst, bedoeld in artikel 1.1, onder c, van de Wet BRP;

h. de ingeschrevene:

de ingeschrevene, bedoeld in artikel 1.1, onder e, van de Wet BRP;

i. de ingezetene:

de ingezetene, bedoeld in artikel 1.1, onder f, van de Wet BRP;

j. autorisatietabelregel:

de tabel ten behoeve van de systematische verstrekking van gegevens, bedoeld in artikel 1.1, onder g, van de Wet BRP;

k. de afnemersindicatie:

de codering die de Minister van Justitie en Veiligheid aanduidt in verband met de uitvoering van dit besluit en die is vermeld in de autorisatietabelregel;

l. de spontane verstrekking van gegevens:

de verstrekking van gegevens, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder a, van het Besluit BRP;

m. de verstrekking van gegevens op verzoek:

de verstrekking van gegevens, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder c, van het Besluit BRP, waarbij het aantal personen waarover informatie wordt verstrekt per verzoek ten hoogste tien bedraagt;

n. een actueel gegeven:

een gegeven dat overeenkomstig de systeembeschrijving als actueel gegeven in de basisregistratie personen is vermeld;

o. een infrastructurele wijziging:

een wijziging van de Categorie Verblijfplaats die overeenkomstig de systeembeschrijving wordt beschouwd als een infrastructurele wijziging;

p. de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens:

de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

q. een vreemdeling:

ieder die de Nederlandse nationaliteit niet bezit en niet op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander moet worden behandeld als bedoeld onder artikel 1 van de Vreemdelingenwet 2000;

r. naturalisatie:

verkrijging van het Nederlanderschap op grond van artikel 8 van de Rijkswet op het Nederlanderschap;

s. Verordening (EG) nr. 810/2009:

Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode);

t. EVRM:

Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, Rome, 04-11-1950.

Paragraaf 2. De spontane verstrekking van gegevens aan de Minister van Justitie en Veiligheid

Artikel 2

  • 1. Zodra de afnemersindicatie bij de persoonslijst van een ingeschrevene is opgenomen worden aan de Minister van Justitie en Veiligheid eenmaal de gegevens verstrekt die zijn opgenomen in bijlage II en III bij dit besluit voor zover deze gegevens zijn opgenomen op de persoonslijst van de ingeschrevene.

  • 2. Indien een gegeven dat is opgenomen in bijlage II op de persoonslijst van een ingeschrevene wordt gewijzigd, verwijderd of opgenomen en de afnemersindicatie als actuele aanduiding bij deze persoonslijst is vermeld, krijgt de Minister van Justitie en Veiligheid deze wijziging, verwijdering of opname van het gegeven verstrekt.

  • 3. De verstrekking bevat bij de wijziging van een gegeven het gegeven zoals dit luidde voor de wijziging en het gegeven zoals dit luidt na de wijziging. Bij een verwijdering van een gegeven bevat de verstrekking het verwijderde gegeven. Bij een eerste opneming van een gegeven op de persoonslijst bevat de verstrekking het opgenomen gegeven. De verstrekking bevat tevens het administratienummer van de ingeschrevene, dat als actueel gegeven op de persoonslijst is vermeld.

  • 4. De verstrekking aan de Minister van Justitie en Veiligheid naar aanleiding van de wijziging van het administratienummer van de ingeschrevene bevat een set identificerende gegevens en de ingangsdatum geldigheid met betrekking tot de elementen van de categorie Persoon. De verstrekking vindt plaats overeenkomstig hetgeen is bepaald in de systeembeschrijving.

Artikel 3

  • 1. Zodra een gegeven dat is opgenomen in Bijlage I bij dit besluit op de persoonslijst van een ingeschrevene is opgenomen of gewijzigd, wordt de afnemersindicatie bij de persoonslijst van de ingeschrevene opgenomen, indien de ingeschrevene een vreemdeling is en geen geprivilegieerde is waarbij de aanduiding PROBAS op de persoonslijst is opgenomen.

  • 2. De afnemersindicatie wordt tevens op verzoek van de Minister van Justitie en Veiligheid bij de persoonslijst van een ingeschrevene opgenomen. De Minister van Justitie en Veiligheid verzoekt slechts om de opneming, indien

    • het verzoek gericht is op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000, de Rijkswet op het Nederlanderschap of de Verordening (EG) nr. 810/2009 en

    • de ingeschrevene een vreemdeling is en geen geprivilegieerde is waarbij de aanduiding PROBAS op de persoonslijst is opgenomen.

  • 3. De afnemersindicatie wordt niet bij de persoonslijst van een ingeschrevene opgenomen, indien de afnemersindicatie reeds als actuele aanduiding bij de persoonslijst van de ingeschrevene is vermeld.

Artikel 4

  • 1. De afnemersindicatie wordt op verzoek van de Minister van Justitie en Veiligheid verwijderd als actuele aanduiding bij de persoonslijst van een ingeschrevene,

    • indien de spontane verstrekking van gegevens over de ingeschrevene niet of niet meer noodzakelijk is voor de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000, de Rijkswet op het Nederlanderschap of de Verordening (EG) nr. 810/2009, of

    • indien de ingeschrevene geen vreemdeling (meer) is.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt de afnemersindicatie op verzoek van de Minister van Justitie en Veiligheid pas verwijderd als actuele aanduiding bij de persoonslijst van een ingeschrevene, indien het de Minister van Justitie en Veiligheid is gebleken dat een ingeschrevene die vreemdeling was en die inmiddels de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, heeft voldaan aan de afstandsverplichting als bedoeld in artikel 9 van de Rijkswet op het Nederlanderschap.

Paragraaf 3. De verstrekking van gegevens op verzoek aan de Minister van Justitie en Veiligheid

Artikel 5

  • 1. Aan de Minister van Justitie en Veiligheid wordt op zijn verzoek een gegeven verstrekt dat is vermeld op de persoonslijst van een ingeschrevene, indien het een gegeven betreft dat is opgenomen in bijlage IV bij dit besluit.

  • 2. De Minister van Justitie en Veiligheid verzoekt slechts om een gegeven dat is opgenomen in bijlage IV bij dit besluit indien het verzoek gericht is op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor

    • de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 en de ingeschrevene een vreemdeling is die geen geprivilegieerde is waarbij de aanduiding PROBAS op de persoonslijst is opgenomen;

    • de uitvoering van de Rijkswet op het Nederlanderschap en de ingeschrevene heeft verzocht de Nederlandse nationaliteit te verkrijgen of deze al heeft verkregen, maar nog niet heeft voldaan aan de afstandsverplichting als bedoeld in artikel 9 van de Rijkswet op het Nederlanderschap, of

    • de uitvoering van de Verordening (EG) nr. 810/2009 en de ingeschrevene een vreemdeling is die geen geprivilegieerde is waarbij de aanduiding PROBAS op de persoonslijst is opgenomen.

  • 3. Aan de Minister van Justitie en Veiligheid worden geen gegevens verstrekt, indien een of meer van de gegevens waarvan de Minister van Justitie en Veiligheid bij zijn verzoek gebruik heeft gemaakt, niet is opgenomen in bijlage IV bij dit besluit.

Paragraaf 4. De verstrekking van adresgegevens op verzoek aan de Minister van Justitie en Veiligheid

Artikel 6

  • 1. Aan de Minister van Justitie en Veiligheid wordt op zijn verzoek een gegeven als opgenomen in bijlage V, VI, VII, VIII of IX bij dit besluit verstrekt dat is vermeld op de persoonslijst van iedere ingeschrevene van wie de actuele adresgegevens in Nederland, die op de persoonslijst zijn opgenomen overeenkomen met:

    • a. een in het verzoek aangegeven adres, of

    • b. het actuele adres dat op de persoonslijst van een in het verzoek aangegeven ingeschrevene is opgenomen.

  • 2. De Minister van Justitie en Veiligheid verzoekt slechts om een gegeven dat is opgenomen in bijlage V bij dit besluit indien een van de op het adres ingeschreven personen:

    • a. een vreemdeling is die geen geprivilegieerde is waarbij de aanduiding PROBAS op de persoonslijst is opgenomen en van wie de gegevens nodig zijn voor uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000, of

    • b. een vreemdeling is die heeft verzocht om verlening van het Nederlanderschap en van wie gegevens nodig zijn voor de uitvoering van de Rijkswet op het Nederlanderschap.

  • 3. Indien de vreemdeling, bedoeld in het tweede lid, onder a. geen ingezetene is, verzoekt de Minister van Justitie en Veiligheid slechts om een gegeven dat is opgenomen in:

    • a. bijlage V bij dit besluit indien tenminste een van de op het adres ingeschreven personen een vreemdeling is die als referent optreedt ten behoeve van verblijf als familie- of gezinslid als bedoeld in art. 3.4, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

    • b. bijlage VI bij dit besluit indien tenminste een van de op het adres ingeschreven personen een vreemdeling is die pleegouder is van een buitenlands pleegkind als bedoeld in art. 3.26 van het Vreemdelingenbesluit 2000;

    • c. bijlage VII bij dit besluit indien tenminste een van de op het adres ingeschreven personen een vreemdeling is die als lid van het gastgezin van een au pair, de au pair-verklaring heeft ondertekend als bedoeld in art. 3.24 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

    • d. bijlage VII bij dit besluit indien tenminste een van de op het adres ingeschreven personen een vreemdeling is die als verblijfgever optreedt voor vreemdelingen die gemeenschapsonderdaan zijn in de zin van art. 1 van de Vreemdelingenwet 2000;

    • e. bijlage V bij dit besluit indien tenminste een van de op het adres ingeschreven personen een vreemdeling is met wie vermeend familie- en gezinsleven en/of privéleven wordt uitgeoefend dat mogelijk onder de bescherming van art. 8 EVRM valt;

    • f. bijlage VI bij dit besluit indien tenminste een van de op het adres ingeschreven personen een vreemdeling is die optreedt als hoofdpersoon als bedoeld in de Regeling langdurig verblijvende kinderen (WBV 2013/1);

    • g. bijlage VIII bij dit besluit indien tenminste een van de op het adres ingeschreven personen een vreemdeling is die de Turkse nationaliteit bezit en optreedt als werknemer krachtens art. 7 van Besluit nr. 1/80 van de Associatieraad EEG en Turkije d.d. 19 september 1980;

    • h. bijlage IX bij dit besluit indien tenminste een van de op het adres ingeschreven personen een vreemdeling is die in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning asiel en die verzoekt om nareis van zijn familie- of gezinsleden als bedoeld in art. 29, lid 2 van de Vreemdelingenwet 2000.

  • 4. Aan de Minister van Justitie en Veiligheid worden slechts gegevens verstrekt, indien de gegevens waarvan de Minister van Justitie en Veiligheid in zijn verzoek gebruik heeft gemaakt zijn opgenomen in bijlage IV bij dit besluit.

Paragraaf 5. Overige verstrekkingen aan de Minister van Justitie en Veiligheid

Artikel 7

  • 1. Indien de gegevensverstrekking die op grond van dit besluit aan de Minister van Justitie en Veiligheid dient plaats te vinden niet of op onjuiste wijze is geschied, wordt dit overeenkomstig hetgeen hierover is geregeld in de systeembeschrijving hersteld. Indien de afnemersindicatie ten onrechte niet bij een persoonslijst is geplaatst, ten onrechte is verwijderd of ten onrechte niet is verwijderd wordt dit hersteld overeenkomstig hetgeen hierover is bepaald in de systeembeschrijving.

  • 2. Indien een verstrekking aan de Minister van Justitie en Veiligheid op grond van dit besluit een gegeven betreft dat op juistheid wordt of is onderzocht, bevat de verstrekking naast dit gegeven tevens de gegevens over dat onderzoek. Indien de afnemersindicatie als actuele aanduiding bij de persoonslijst is vermeld worden tevens gegevens over het begin, de wijziging of de beëindiging van het onderzoek zelf verstrekt.

  • 3. Indien de spontane verstrekking van gegevens aan de Minister van Justitie en Veiligheid een gegeven bevat waarbij “indicatie onjuist dan wel strijdigheid met de openbare orde” is vermeld, bevat de verstrekking tevens deze indicatie. De overige verstrekkingen aan de Minister van Justitie en Veiligheid die plaatsvinden op grond van dit besluit bevatten geen gegevens waarbij “indicatie onjuist dan wel strijdigheid met de openbare orde” is vermeld.

  • 4. Indien aan de Minister van Justitie en Veiligheid gegevens worden verstrekt van een persoonslijst waarvan de bijhouding is opgeschort, bevat de verstrekking tevens de gegevens omtrent de reden en de datum van de opschorting, alsmede, voor zover deze gegevens zijn opgenomen op de persoonslijst, gegevens over de verificatie en de aanlevering van de verstrekte gegevens.

  • 5. Bij de afvoering van een persoonslijst uit de basisregistratie personen worden aan de Minister van Justitie en Veiligheid, indien de code “fout” als omschrijving reden opschorting bijhouding op de persoonslijst is vermeld en de afnemersindicatie als actuele aanduiding bij de persoonslijst is vermeld, de volgende gegevens verstrekt:

    • a. A-nummer persoon;

    • b. omschrijving reden opschorting bijhouding;

    • c. datum opschorting bijhouding.

Paragraaf 6. De verzending en de ontvangst van berichten

Artikel 8

Indien als gevolg van infrastructurele wijzigingen aan de Minister van Justitie en Veiligheid op grond van dit besluit gegevens moeten worden verstrekt, kan de Minister van Justitie en Veiligheid met de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens overeenkomen dat de gegevens niet worden verstrekt. De overeenstemming tussen de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens en de Minister van Justitie en Veiligheid wordt schriftelijk vastgelegd.

Artikel 9

Nadat schriftelijke overeenstemming is bereikt met de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens kan de Minister van Justitie en Veiligheid gebruik maken van een alternatief medium als bedoeld in de systeembeschrijving bij verstrekking van gegevens als bedoeld in paragraaf 2 in geval van verstrekking van gegevens als gevolg van infrastructurele wijzigingen.

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 10

  • 1. De Minister van Justitie en Veiligheid verstrekt aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onverwijld alle nieuw gebleken informatie die betrekking heeft op hetgeen geregeld is in dit besluit.

  • 2. Deze informatie betreft in ieder geval wijzigingen in:

    • a. de taak of de wijze van uitvoering van de taak van de Minister van Justitie en Veiligheid;

    • b. de regelgeving ten aanzien van de taak of de wijze van uitvoering van de taak van de Minister van Justitie en Veiligheid;

    • c. de gegevens uit de basisregistratie personen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taak van de Minister van Justitie en Veiligheid.

Artikel 11

Het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 31 oktober 2017, 2017-0000543799, wordt ingetrokken.

Artikel 12

Dit besluit treedt in werking op 1 december 2017.

Het besluit en de bijlagen bij het besluit worden gepubliceerd in de Staatscourant.

Den Haag, 29 november 2017

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, namens deze, R. Maas Directeur Rijksdienst voor Identiteitsgegevens

Bezwaar

Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit daartegen per brief bezwaar maken bij de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Postbus 10451, 2501 HL Den Haag. Het bezwaarschrift moet zijn ondertekend, voorzien zijn van een datum alsmede de naam en het adres van de indiener en dient vergezeld te gaan van de gronden waarop het bezwaar berust en, zo mogelijk, een afschrift van het besluit waartegen het bezwaar is gericht.

BIJLAGE I

Bijlage bij artikel 3 van dit besluit.

RUBRIEK

OMSCHRIJVING

   

04

NATIONALITEIT

   

04.82.30

Beschrijving van het document waaraan de gegevens over nationaliteit ontleend dan wel afgeleid zijn

04.85.10

Ingangsdatum geldigheid met betrekking tot de elementen van de categorie Nationaliteit

   

08

VERBLIJFPLAATS

   

08.09.10

Gemeente van inschrijving

08.13.20

Datum aanvang adres buitenland

BIJLAGE II

Bijlage bij artikel 2 van dit besluit.

RUBRIEK

OMSCHRIJVING

   

01

PERSOON

   

01.01.10

A-nummer persoon

01.01.20

Burgerservicenummer persoon

01.02.10

Voornamen persoon

01.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam persoon

01.02.40

Geslachtsnaam persoon

01.03.10

Geboortedatum persoon

01.03.20

Geboorteplaats persoon

01.03.30

Geboorteland persoon

01.04.10

Geslachtsaanduiding

   

02

OUDER1

   

02.01.10

A-nummer ouder1

02.01.20

Burgerservicenummer ouder1

   

03

OUDER2

   

03.01.10

A-nummer ouder2

03.01.20

Burgerservicenummer ouder2

   

04

NATIONALITEIT

   

04.05.10

Nationaliteit

04.65.10

Aanduiding bijzonder Nederlanderschap

04.82.30

Beschrijving document

04.85.10

Ingangsdatum geldigheid met betrekking tot de elementen van de categorie Nationaliteit

   

05

HUWELIJK/GEREGISTREERD PARTNERSCHAP

   

05.02.10

Voornamen echtgenoot/geregistreerd partner

05.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam echtgenoot/geregistreerd partner

05.02.40

Geslachtsnaam echtgenoot/geregistreerd partner

05.03.10

Geboortedatum echtgenoot/geregistreerd partner

05.06.10

Datum huwelijkssluiting/aangaan geregistreerd partnerschap

05.07.10

Datum ontbinding huwelijk/geregistreerd partnerschap

05.07.40

Reden ontbinding huwelijk/geregistreerd partnerschap

05.15.10

Soort verbintenis

   

06

OVERLIJDEN

   

06.08.10

Datum overlijden

06.08.20

Plaats overlijden

06.08.30

Land overlijden

   

07

INSCHRIJVING

   

07.70.10

Indicatie geheim

   

08

VERBLIJFPLAATS

   

08.09.10

Gemeente van inschrijving

08.09.20

Datum inschrijving in de gemeente

08.10.10

Functie adres

08.10.20

Gemeentedeel

08.10.30

Datum aanvang adreshouding

08.11.10

Straatnaam

08.11.20

Huisnummer

08.11.30

Huisletter

08.11.40

Huisnummertoevoeging

08.11.50

Aanduiding bij huisnummer

08.11.60

Postcode

08.11.70

Woonplaatsnaam

08.12.10

Locatiebeschrijving

08.13.10

Land adres buitenland

08.13.20

Datum aanvang adres buitenland

08.14.10

Land vanwaar ingeschreven

08.14.20

Datum vestiging in Nederland

   

11

GEZAGSVERHOUDING

   

11.32.10

Indicatie gezag minderjarige

BIJLAGE III

Bijlage bij artikel 2 van dit besluit.

RUBRIEK

OMSCHRIJVING

   

55

HUWELIJK/GEREGISTREERD PARTNERSCHAP

   

55.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam echtgenoot/geregistreerd partner

55.02.40

Geslachtsnaam echtgenoot/geregistreerd partner

55.03.10

Geboortedatum echtgenoot/geregistreerd partner

55.06.10

Datum huwelijkssluiting/aangaan geregistreerd partnerschap

BIJLAGE IV

Bijlage bij artikel 5 van dit besluit.

RUBRIEK

OMSCHRIJVING

   

01

PERSOON

   

01.01.10

A-nummer persoon

01.01.20

Burgerservicenummer persoon

01.02.10

Voornamen persoon

01.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam persoon

01.02.40

Geslachtsnaam persoon

01.03.10

Geboortedatum persoon

01.03.20

Geboorteplaats persoon

01.03.30

Geboorteland persoon

01.04.10

Geslachtsaanduiding

01.85.10

Ingangsdatum geldigheid met betrekking tot de elementen van de categorie Persoon

01.86.10

Datum van opneming met betrekking tot de elementen van de categorie Persoon

   

51

PERSOON

   

51.01.10

A-nummer persoon

51.01.20

Burgerservicenummer persoon

51.02.10

Voornamen persoon

51.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam persoon

51.02.40

Geslachtsnaam persoon

51.04.10

Geslachtsaanduiding

51.85.10

Ingangsdatum geldigheid met betrekking tot de elementen van de categorie Persoon

51.86.10

Datum van opneming met betrekking tot de elementen van de categorie Persoon

   

02

OUDER1

   

02.01.10

A-nummer ouder1

02.01.20

Burgerservicenummer ouder1

02.02.10

Voornamen ouder1

02.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam ouder1

02.02.40

Geslachtsnaam ouder1

02.03.10

Geboortedatum ouder1

02.03.20

Geboorteplaats ouder1

02.03.30

Geboorteland ouder1

   

03

OUDER2

   

03.01.10

A-nummer ouder2

03.01.20

Burgerservicenummer ouder2

03.02.10

Voornamen ouder2

03.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam ouder2

03.02.40

Geslachtsnaam ouder2

03.03.10

Geboortedatum ouder2

03.03.20

Geboorteplaats ouder2

03.03.30

Geboorteland ouder2

   

04

NATIONALITEIT

   

04.05.10

Nationaliteit

04.65.10

Aanduiding bijzonder Nederlanderschap

04.82.30

Beschrijving van het document waaraan de gegevens over nationaliteit ontleend dan wel afgeleid zijn

04.85.10

Ingangsdatum geldigheid met betrekking tot de elementen van de categorie Nationaliteit

   

54

NATIONALITEIT

   

54.05.10

Nationaliteit

54.65.10

Aanduiding bijzonder Nederlanderschap

54.85.10

Ingangsdatum geldigheid met betrekking tot de elementen van de categorie Nationaliteit

   

05

HUWELIJK/GEREGISTREERD PARTNERSCHAP

   

05.02.10

Voornamen echtgenoot/geregistreerd partner

05.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam echtgenoot/geregistreerd partner

05.02.40

Geslachtsnaam echtgenoot/geregistreerd partner

05.03.10

Geboortedatum echtgenoot/geregistreerd partner

05.06.10

Datum huwelijkssluiting/aangaan geregistreerd partnerschap

05.07.10

Datum ontbinding huwelijk/geregistreerd partnerschap

05.07.20

Plaats ontbinding huwelijk/geregistreerd partnerschap

05.07.40

Reden ontbinding huwelijk/geregistreerd partnerschap

05.15.10

Soort verbintenis

   

55

HUWELIJK/GEREGISTREERD PARTNERSCHAP

   

55.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam echtgenoot/geregistreerd partner

55.02.40

Geslachtsnaam echtgenoot/geregistreerd partner

55.03.10

Geboortedatum echtgenoot/geregistreerd partner

55.06.10

Datum huwelijkssluiting/aangaan geregistreerd partnerschap

   

06

OVERLIJDEN

   

06.08.10

Datum overlijden

06.08.20

Plaats overlijden

06.08.30

Land overlijden

   

07

INSCHRIJVING

   

07.69.10

Gemeente waar de persoonskaart zich bevindt

07.70.10

Indicatie geheim

   

08

VERBLIJFPLAATS

   

08.09.10

Gemeente van inschrijving

08.09.20

Datum inschrijving in de gemeente

08.10.10

Functie adres

08.10.20

Gemeentedeel

08.10.30

Datum aanvang adreshouding

08.11.10

Straatnaam

08.11.20

Huisnummer

08.11.30

Huisletter

08.11.40

Huisnummertoevoeging

08.11.50

Aanduiding bij huisnummer

08.11.60

Postcode

08.11.70

Woonplaatsnaam

08.12.10

Locatiebeschrijving

08.13.10

Land adres buitenland

08.13.20

Datum aanvang adres buitenland

08.13.30

Regel 1 adres buitenland

08.13.40

Regel 2 adres buitenland

08.13.50

Regel 3 adres buitenland

08.14.10

Land vanwaar ingeschreven

08.14.20

Datum vestiging in Nederland

08.72.10

Omschrijving van de aangifte adreshouding

   

58

VERBLIJFPLAATS

   

58.09.10

Gemeente van inschrijving

58.10.10

Functie adres

58.10.30

Datum aanvang adreshouding

58.11.10

Straatnaam

58.11.20

Huisnummer

58.11.30

Huisletter

58.11.40

Huisnummertoevoeging

58.11.50

Aanduiding bij huisnummer

58.11.60

Postcode

58.11.70

Woonplaatsnaam

58.12.10

Locatiebeschrijving

58.13.10

Land adres buitenland

58.13.20

Datum aanvang adres buitenland

58.13.30

Regel 1 adres buitenland

58.13.40

Regel 2 adres buitenland

58.13.50

Regel 3 adres buitenland

   

09

KIND

   

09.01.10

A-nummer kind

09.01.20

Burgerservicenummer kind

09.02.10

Voornamen kind

09.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam kind

09.02.40

Geslachtsnaam kind

09.03.10

Geboortedatum kind

09.03.20

Geboorteplaats kind

09.03.30

Geboorteland kind

   

10

VERBLIJFSTITEL

   

10.39.10

Aanduiding verblijfstitel

10.39.20

Datum einde verblijfstitel

10.39.30

Ingangsdatum verblijfstitel

10.85.10

Ingangsdatum geldigheid met betrekking tot de elementen van de categorie Verblijfstitel

   

11

GEZAGSVERHOUDING

   

11.32.10

Indicatie gezag minderjarige

11.33.10

Indicatie curateleregister

BIJLAGE V

Bijlage bij artikel 6 van dit besluit.

RUBRIEK

OMSCHRIJVING

   

01

PERSOON

   

01.01.10

A-nummer persoon

01.01.20

Burgerservicenummer persoon

01.02.10

Voornamen persoon

01.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam persoon

01.02.40

Geslachtsnaam persoon

01.03.10

Geboortedatum persoon

01.04.10

Geslachtsaanduiding

   

04

NATIONALITEIT

   

04.05.10

Nationaliteit

04.65.10

Aanduiding bijzonder Nederlanderschap

   

07

INSCHRIJVING

   

07.70.10

Indicatie geheim

   

08

VERBLIJFPLAATS

   

08.10.10

Functie adres

08.10.30

Datum aanvang adreshouding

BIJLAGE VI

Bijlage bij artikel 6 van dit besluit.

RUBRIEK

OMSCHRIJVING

   

01

PERSOON

   

01.01.10

A-nummer persoon

01.01.20

Burgerservicenummer persoon

01.02.10

Voornamen persoon

01.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam persoon

01.02.40

Geslachtsnaam persoon

01.03.10

Geboortedatum persoon

01.04.10

Geslachtsaanduiding

   

07

INSCHRIJVING

   

07.70.10

Indicatie geheim

   

08

VERBLIJFPLAATS

   

08.10.10

Functie adres

08.10.30

Datum aanvang adreshouding

BIJLAGE VII

Bijlage bij artikel 6 van dit besluit.

RUBRIEK

OMSCHRIJVING

   

01

PERSOON

   

01.01.10

A-nummer persoon

01.01.20

Burgerservicenummer persoon

01.02.10

Voornamen persoon

01.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam persoon

01.02.40

Geslachtsnaam persoon

01.03.10

Geboortedatum persoon

01.04.10

Geslachtsaanduiding

   

04

NATIONALITEIT

   

04.05.10

Nationaliteit

04.65.10

Aanduiding bijzonder Nederlanderschap

   

07

INSCHRIJVING

   

07.70.10

Indicatie geheim

   

08

VERBLIJFPLAATS

   

08.10.10

Functie adres

08.10.30

Datum aanvang adreshouding

   

11

GEZAGSVERHOUDING

   

11.33.10

Indicatie curateleregister

BIJLAGE VIII

Bijlage bij artikel 6 van dit besluit.

RUBRIEK

OMSCHRIJVING

   

01

PERSOON

   

01.01.10

A-nummer persoon

01.01.20

Burgerservicenummer persoon

01.02.10

Voornamen persoon

01.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam persoon

01.02.40

Geslachtsnaam persoon

01.03.10

Geboortedatum persoon

01.04.10

Geslachtsaanduiding

   

04

NATIONALITEIT

   

04.05.10

Nationaliteit

   

07

INSCHRIJVING

   

07.70.10

Indicatie geheim

   

08

VERBLIJFPLAATS

   

08.10.10

Functie adres

08.10.30

Datum aanvang adreshouding

BIJLAGE IX

Bijlage bij artikel 6 van dit besluit.

RUBRIEK

OMSCHRIJVING

   

01

PERSOON

   

01.01.10

A-nummer persoon

01.01.20

Burgerservicenummer persoon

01.02.10

Voornamen persoon

01.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam persoon

01.02.40

Geslachtsnaam persoon

01.03.10

Geboortedatum persoon

   

07

INSCHRIJVING

   

07.70.10

Indicatie geheim

   

08

VERBLIJFPLAATS

   

08.10.10

Functie adres

TOELICHTING

1. Algemeen

Inleiding

De Wet basisregistratie personen (Wet BRP) vormt de juridische basis voor de basisregistratie personen. In de basisregistratie personen zijn persoonsgegevens opgeslagen in de vorm van persoonslijsten.

De basisregistratie personen bevat gegevens over personen die zijn ingeschreven bij een van de gemeenten in Nederland. De gemeenten houden deze gegevens bij.

Verder zijn in de basisregistratie personen gegevens opgenomen van personen die buiten Nederland woonachtig zijn, zogenoemde niet-ingezetenen. Gegevens van niet-ingezetenen worden bijgehouden door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze registratie van niet-ingezetenen in de basisregistratie personen wordt aangeduid als de Registratie Niet-Ingezetenen (RNI). Over niet-ingezetenen wordt een beperkter aantal gegevens bijgehouden dan over ingezetenen. De gegevens in de RNI zijn niet aangemerkt als authentieke gegevens. Gegevens over niet-ingezetenen kunnen namelijk minder gemakkelijk actueel gehouden worden dan gegevens over ingezetenen.

De Wet BRP biedt de grondslag voor systematische gegevensverstrekking over ingezetenen en niet-ingezetenen aan overheidsorganen en daartoe aangewezen andere organisaties. Bij de systematische verstrekking worden vanuit een centraal bestand op geautomatiseerde wijze persoonsgegevens uit de basisregistratie personen verstrekt.

Organisaties die in aanmerking komen voor systematische gegevensverstrekking

Allereerst komen overheidsorganen in aanmerking voor systematische gegevensverstrekking uit de basisregistratie personen. Daarnaast kunnen ook organisaties die werkzaamheden verrichten met een gewichtig maatschappelijk belang daarvoor in aanmerking komen, indien deze werkzaamheden en deze organisaties op grond van artikel 3.3 van de Wet BRP zijn aangewezen. Voorts voorziet artikel 3.13 Wet BRP in systematische gegevensverstrekking aan onderzoeksinstellingen. Waar in het vervolg van deze toelichting zal worden gesproken over "de afnemer" worden daarmee zowel overheidsorganen als derden als onderzoeksinstellingen bedoeld.

Het autorisatiebesluit

Afnemers die systematisch gegevens verstrekt willen krijgen uit de basisregistratie personen dienen hiertoe een verzoek in bij de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het verzoek wordt gedaan in de vorm van een autorisatieaanvraagformulier. In dit formulier is aangegeven welke gegevens, over welke personen en voor welke taken de aanvrager op systematische wijze verstrekt wenst te krijgen. Het verzoek wordt getoetst, waarbij wordt uitgegaan van de beoordelingscriteria zoals deze zijn neergelegd in de Wet BRP en het Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP). Onder meer bepalend is of en in hoeverre de verstrekking van de gegevens noodzakelijk is voor de goede vervulling van de taak van de aanvrager. Hierbij wordt steeds de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen, van wie de aanvrager gegevens verstrekt wenst te krijgen, gewaarborgd.

Na toetsing van het autorisatieverzoek wordt door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een autorisatiebesluit ten behoeve van de aanvrager genomen. In dit autorisatiebesluit wordt bepaald welke gegevens over welke categorieën van personen en in welke gevallen aan de afnemer worden verstrekt. Aan het autorisatiebesluit kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van een zorgvuldige en doelmatige gegevensverstrekking.

Het autorisatiebesluit wordt voor zover mogelijk technisch vertaald in een zogenoemde autorisatietabelregel. Aan de hand van de autorisatietabelregel wordt de geautoriseerde afnemer herkend en kan de gegevensverstrekking vanuit de basisregistratie personen geautomatiseerd afgewikkeld worden.

2. Toelichting op de wijzen van verstrekken

De systematische gegevensverstrekking uit de basisregistratie personen kan op verschillende wijzen plaatsvinden. Op grond van dit besluit vindt de verstrekking op de volgende manieren plaats:

De spontane verstrekking van gegevens

Met behulp van de spontane verstrekking van gegevens kan een afnemer zijn eigen bestand actueel houden. De afnemer wordt met behulp van deze gegevensverstrekking op de hoogte gehouden van mutaties in de gegevens van de personen die tot de doelgroep van de afnemer behoren. Om de spontane verstrekking mogelijk te maken moeten de persoonslijsten van deze personen worden gemarkeerd. De markering vindt plaats door het opnemen van de afnemersindicatie van de afnemer bij de betreffende persoonslijst.

De spontane verstrekking betreft een vastgestelde (sub)set van gegevens van een persoonslijst. Zodra de afnemersindicatie van een afnemer bij een persoonslijst is geplaatst krijgt deze afnemer eenmalig de gehele set gegevens verstrekt. Hierna krijgt de afnemer, indien een van de in de set opgenomen gegevens wijzigt, het oude en het nieuwe gegeven verstrekt. Bij opname van een gegeven bevat de verstrekking het nieuwe gegeven, bij verwijdering van een gegeven bevat de verstrekking het verwijderde gegeven.

Afnemersindicaties kunnen op drie verschillende wijzen bij een persoonslijst worden geplaatst. In de eerste plaats op verzoek van een afnemer. Ten tweede door middel van een selectie: eenmalig of periodiek worden afnemersindicaties geplaatst bij persoonslijsten die aan een bepaalde voorwaarde voldoen. Ten derde door middel van sleutelrubrieken, waarbij een afnemersindicatie bij de persoonslijst wordt opgenomen indien een bepaald gegeven op de persoonslijst van een persoon wordt opgenomen of gewijzigd en de desbetreffende persoonslijst na die wijziging of opneming aan één of meer gestelde voorwaarden voldoet.

De afnemersindicatie wordt niet bij een persoonslijst geplaatst als dezelfde afnemersindicatie reeds als actuele aanduiding bij de persoonslijst is opgenomen.

In het geval dat een ingeschrevene over wie gegevens verstrekt worden niet (meer) behoort tot de doelgroep dient bij de persoonslijst van die ingeschrevene geen afnemersindicatie (meer) voor te komen. Dit betekent dat de afnemer de verplichting heeft de eerder geplaatste afnemersindicatie te laten verwijderen. De afnemersindicatie blijft als historische aanduiding bij de persoonslijst van de ingeschrevene staan.

De verstrekking op verzoek

Een afnemer kan op verzoek een set gegevens van een persoonslijst verstrekt krijgen. In het autorisatiebesluit is opgenomen welke gegevens van welke categorieën personen mogen worden opgevraagd.

De adresverstrekking op verzoek

Op verzoek worden gegevens verstrekt van alle personen die op dat moment zijn ingeschreven op een bepaald adres in Nederland. In het verzoek kan worden aangegeven welk adres het betreft. Echter, in het verzoek kunnen in plaats van het adres ook gegevens van een ingeschrevene worden opgenomen. De gegevensverstrekking bevat dan de gegevens van alle personen die op dat moment op hetzelfde adres zijn ingeschreven als de (in het verzoek aangeduide) ingeschrevene. De set gegevens die mag worden opgevraagd is opgenomen in het autorisatiebesluit.

Overige verstrekkingen

Door technische problemen kan het voorkomen dat het berichtenverkeer in een bepaalde periode niet of niet juist heeft plaatsgevonden. Ook kan voorkomen dat afnemersindicaties ten onrechte zijn verwijderd of niet zijn opgenomen. Om dit te herstellen wordt een zogenaamd “herstelbericht” verstuurd. Tevens worden de ontbrekende afnemersindicaties (opnieuw) geplaatst of verwijderd.

Indien een onderzoek is ingesteld of afgerond naar een gegeven of een verzameling van gegevens, wordt hiervan melding gedaan.

Op een persoonslijst kan bij historische gegevens de indicatie “onjuist dan wel strijdigheid met de openbare orde” geplaatst worden. Deze gegevens zijn foutief en worden daarom in principe niet verstrekt. Uitzondering hierop is de spontane verstrekking die het gevolg is van de correctie van het foutieve gegeven. Deze spontane verstrekking vindt wel plaats, waarbij met het oude gegeven dat wordt verstrekt tevens de indicatie “onjuist dan wel strijdigheid met de openbare orde” wordt meeverstrekt.

Indien gegevens worden opgevraagd van een persoonslijst die is opgeschort, hetgeen onder meer gebeurt indien een ingeschrevene is overleden of geëmigreerd, worden de reden en datum opschorting bijhouding van de persoonslijst meeverstrekt. Bij verstrekking van gegevens van een persoonslijst van een niet-ingezetene, is het van belang om aan te geven wanneer de gegevens op de persoonslijst geverifieerd zijn en welke organisatie de in een categorie opgenomen gegevens heeft aangeleverd. Om dit te bereiken, worden de verificatiegegevens of de gegevens over de aanleverende organisatie, voor zover die gegevens zijn opgenomen op de persoonslijst, meeverstrekt als er gegevens worden verstrekt uit een categorie waarin die gegevensgroepen voorkomen.

Een persoonslijst die ten onrechte in de basisregistratie personen is opgenomen, wordt afgevoerd. Bij afvoering worden de reden en datum opschorting bijhouding van de persoonslijst en het administratienummer van de ingeschrevene verstrekt.

3. De verzending en ontvangst van berichten

Onder infrastructurele wijziging wordt verstaan een gemeentenaamswijziging, een samenvoeging van gemeenten, een opdeling van een gemeente in een aantal nieuwe gemeenten of een gemeentedeelwijziging. Door een infrastructurele wijziging kan een groot aantal persoonslijsten gewijzigd worden met als gevolg dat aan de afnemer gegevens worden verstrekt. Het is mogelijk dat de afnemer geen behoefte heeft aan de ontvangst van deze gegevens of deze gegevens op andere wijze verstrekt wenst te krijgen. Om de verstrekking van overbodige gegevens te voorkomen, maakt het besluit het mogelijk dat overeengekomen wordt dat deze gegevens niet of op andere wijze worden verstrekt.

Over de verstrekking van gegevens via alternatieve media, al dan niet naar aanleiding van infrastructurele wijzigingen, over de leverings- en selectiedata en over andere relevante onderwerpen dient overeenstemming te zijn met de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens.

4. De Minister van Justitie en Veiligheid ten behoeve van de Immigratie- en Naturalisatiedienst

De geadresseerde van dit besluit is de Minister van Justitie en Veiligheid ten behoeve van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (in deze toelichting genoemd: de Minister van Justitie en Veiligheid).

De Minister van Justitie en Veiligheid is een overheidsorgaan als bedoeld in artikel 1. 1, onder t, van de Wet BRP.

4.1. Taken van de Minister van Justitie en Veiligheid

De Minister van Justitie en Veiligheid is onder andere verantwoordelijk voor de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 en de Rijkswet op het Nederlanderschap. Op grond van de Vreemdelingenwet 2000 kan aan personen die niet over de Nederlandse nationaliteit beschikken ten behoeve van hun verblijf in Nederland een verblijfsvergunning worden verleend. Op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap kan het Nederlanderschap worden verleend.

Bij het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd of naturalisatie kunnen andere personen (bijvoorbeeld Nederlanders of vreemdelingen die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning onder bepaalde voorwaarden) een aanvullende rol spelen. Zo wordt onder bepaalde voorwaarden een verblijfsvergunning verleend indien de vreemdeling een relatie heeft met een hier te lande verblijvende vreemdeling of familie- en gezinsleven met die persoon uitoefent. Ook kan een hier te lande verblijvende vreemdeling optreden als gastheer of -vrouw voor een au pair.

De werkzaamheden die voortvloeien uit de Vreemdelingenwet 2000 en de Rijkswet op het Nederlanderschap worden uitgevoerd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De IND beoordeelt aanvragen om verblijfsvergunningen, visa (Verordening (EG) nr. 810/2009 (Visumcode)) en verlening van het Nederlanderschap (naturalisatie). Daarnaast controleert de IND na verlening van een verblijfsvergunning of van het Nederlanderschap, of nog steeds voldaan wordt aan de voorwaarden die daaraan zijn verbonden, bijvoorbeeld het doen van afstand van de oude nationaliteit. Ook neemt de IND besluiten ter handhaving van rechten en plichten van vreemdelingen en referenten, bijvoorbeeld de intrekking van een verblijfsvergunning of intrekking van het Nederlanderschap. Bezwaar- en beroepsprocedures over genomen beslissingen worden eveneens door de IND behandeld.

De doelgroep van de IND zijn vreemdelingen, namelijk personen die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten. Tot deze doelgroep behoren niet geprivilegieerden bij wier persoonslijst de aanduiding PROBAS is opgenomen (diplomaten). De vreemdelingen kunnen ingezetene zijn van een Nederlandse gemeente, maar zij kunnen ook in het buitenland wonen en dus niet-ingezetene zijn. Om te kunnen toetsen of een relatie of gezinsband zich al in het buitenland heeft gevormd en samenwoning in Nederland plaatsvindt nadat de aanvraag is ingewilligd zijn gegevens van niet-ingezetenen een belangrijke bron. De Vreemdelingenwet 2000 voorziet in de mogelijkheid om enige tijd buiten Nederland te verblijven. Met gegevens van niet-ingezetenen kan beoordeeld worden of indicaties voor het verbreken van de relatie bestaan.

De IND verleent de verblijfsvergunning aan een vreemdeling en meldt dit aan de Minister van Justitie en Veiligheid die de verblijfsvergunning vervolgens opneemt in de Basisvoorziening Vreemdelingensysteem (BVV). De Minister van Justitie en Veiligheid zorgt op grond van artikel 2.30 van de Wet basisregistratie personen dat het verblijfsrecht van de vreemdeling wordt doorgegeven aan het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente. Deze verblijfstitel wordt door de gemeente op de persoonslijst van de vreemdeling opgenomen.

4.2. Wijzen van verstrekken aan de Minister van Justitie en Veiligheid

De Minister van Justitie en Veiligheid krijgt de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vervulling van de hierboven beschreven taken op systematische wijze verstrekt uit de basisregistratie personen. De systematische verstrekking aan de Minister van Justitie en Veiligheid vindt plaats door middel van spontane verstrekking, gegevensverstrekking op verzoek en de verstrekking van adresgegevens op verzoek.

De spontane verstrekking van gegevens aan de Minister van Justitie en Veiligheid

De Minister van Justitie en Veiligheid krijgt spontane verstrekking van gegevens die zijn opgenomen in bijlage I. De afnemersindicaties kunnen worden geplaatst op verzoek en met behulp van sleutelrubrieken.

De afnemersindicatie mag alleen worden opgenomen indien de spontane verstrekking van persoonsgegevens noodzakelijk is voor de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000, de Rijkswet op het Nederlanderschap of de Verordening (EG) nr. 810/2009 (Visumcode).

De afnemersindicatie wordt automatisch (met behulp van sleutelrubrieken) bij een persoonslijst geplaatst indien een of meer van de volgende gegevens op de persoonslijst wordt opgenomen of gewijzigd:

  • 04.82.30 Beschrijving document

  • 04.85.10 Ingangsdatum geldigheid

  • 08.09.10 gemeente van inschrijving

  • 08.13.20 Datum aanvang adres buitenland

De afnemersindicatie wordt alleen automatisch geplaatst bij ingeschrevenen die

  • niet beschikken over de Nederlandse nationaliteit,

  • niet op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander behandeld worden en

  • geen geprivilegieerde zijn waarbij de aanduiding PROBAS is opgenomen.

De Minister van Justitie en Veiligheid kan tevens op verzoek afnemersindicaties plaatsen bij ingeschrevenen die voldoen aan de hierboven vermelde voorwaarden.

In het geval dat een ingeschrevene over wie gegevens verstrekt worden niet (meer) behoort tot de doelgroep dient bij de persoonslijst van die ingeschrevene geen afnemersindicatie (meer) voor te komen van de Minister van Justitie en Veiligheid. Indien een ingeschrevene is genaturaliseerd en op deze ingeschrevene een afstandsverplichting rust, dan blijft de afnemersindicatie van de Minister van Justitie en Veiligheid bij de persoonslijst staan. Wanneer het de IND is gebleken dat de ingeschrevene heeft voldaan aan de afstandsverplichting, dan dient de afnemersindicatie verwijderd te worden.

De verstrekking van gegevens op verzoek aan de Minister van Justitie en Veiligheid

De Minister van Justitie en Veiligheid mag tevens op verzoek gegevens opvragen uit de basisregistratie personen. Het betreft de gegevens die zijn opgenomen in bijlage IV.

De Minister van Justitie en Veiligheid mag gegevens opvragen over vreemdelingen, indien dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000, de Rijkswet op het Nederlanderschap of de Verordening (EG) nr. 810/2009 (Visumcode). De groep personen waarover de Minister van Justitie en Veiligheid gegevens mag opvragen is beperkt: ingeschrevenen (ingezetenen of niet-ingezetenen) die niet over de Nederlandse nationaliteit beschikken en die geen geprivilegieerde zijn en waarbij de aanduiding PROBAS is opgenomen. Ook als de vreemdeling inmiddels de Nederlandse nationaliteit heeft gekregen, maar nog geen afstand heeft gedaan van de andere nationaliteit, mogen gegevens opgevraagd worden over deze persoon.

Adresverstrekking op verzoek aan de Minister van Justitie en Veiligheid

De Minister van Justitie en Veiligheid kan tevens gegevens verstrekt krijgen van personen die op hetzelfde adres in Nederland ingeschreven zijn als een vreemdeling, die ingezetene is van een Nederlandse gemeente (bijlage V), wiens gegevens nodig zijn voor de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 of de Rijkswet op het Nederlanderschap.

Voor de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 moet de IND beoordelen of een persoon (vreemdeling) toestemming kan krijgen tot eerste verblijf of tot vervolgverblijf. Nadat die toestemming is verleend moet de IND controleren of nog steeds voldaan wordt aan de voorwaarden voor die toestemming en kan de IND overgaan tot handhaving van de regelgeving. De Vreemdelingenwet 2000 kent verschillende verblijfsdoelen met daarbij behorende toetsingscriteria. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de samenstelling van een huishouden en om relaties tussen personen (bijv. echtgenoten, ouders/kinderen). Daarvoor is adresinformatie noodzakelijk van de vreemdeling die verblijfgever is.

Als de vreemdeling van wie de verblijfsstatus beoordeeld moet worden niet-ingezetene is, mag de IND alleen gegevens opvragen over de bewoners van een adres, als het om specifieke groepen referenten (die zelf ook vreemdeling zijn) gaat. Deze vreemdeling-referenten worden als volgt toegelicht.

Referent ten behoeve van gezinshereniging of -vorming als bedoeld in art. 3.4, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000

Art. 3.13 van het Vreemdelingenbesluit 2000 vormt de grondslag voor afgifte van een verblijfsvergunning tot verblijf als familie- of gezinslid. Hierbij geldt een samenwoningsvereiste dat is vastgelegd in art. 3.17 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (voor wat betreft verblijf als (huwelijks)partner). Voorts geldt op grond van art. 3.16 van het Vreemdelingenbesluit 2000 het vereiste dat sprake is van een exclusieve relatie (verbod op polygamie). Om dit vereiste te beoordelen worden de gegevens van de verblijfgever vergeleken met die van de vreemdeling. Tevens is het noodzakelijk om onderzoek te verrichten naar de feitelijke situatie.

De vergunning die verblijf van kinderen bij de ouder(s) faciliteert vereist het bestaan van een feitelijke gezinsband (art. 3.14 van het Vreemdelingenbesluit 2000). Samenwoning is hiervoor een belangrijke indicatie. Daarnaast geldt het vereiste dat sprake is van een feitelijke gezinsband (vgl. § B7/3.2.1 Vreemdelingencirculaire 2000): het kind moet ook feitelijk tot het gezin behoren. Dit vormt een zelfstandig vereiste. De IND beoordeelt wat de feitelijke relationele situatie van een referent en vreemdeling is. Immers, meerdere personen (derden) op één adres kan een aanwijzing zijn dat sprake is van een andere situatie in de praktijk.

Pleegouder van een buitenlands pleegkind als bedoeld in art. 3.26 van het Vreemdelingenbesluit 2000

De verblijfsvergunning wordt op grond van art. 3.26 Vreemdelingenbesluit 2000 verleend. Opname van het adoptiekind in het gezin van de pleegouder(s) staat hierbij centraal. Dit veronderstelt samenwoning. Om dit te beoordelen worden de gegevens van de pleegouder vergeleken met die van de vreemdeling.

Daarnaast geldt dat sprake moet zijn van een feitelijke gezinsband (vgl. art. 3.26, lid 1 Vreemdelingenbesluit 2000): het kind moet ook feitelijk tot het gezin behoren. Dit vormt een zelfstandig vereiste. De IND beoordeelt wat de feitelijke relationele situatie van een referent en vreemdeling is. Immers, meerdere personen (derden) op één adres kan een aanwijzing zijn dat sprake is van een andere situatie in de praktijk.

De vreemdeling (het pleegkind) wordt in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid als bedoeld in art. 3.4 Vreemdelingenbesluit 2000 (zoals onder sub a bedoeld).

Lid van het gastgezin van een au pair, die de au pair-verklaring heeft ondertekend als bedoeld in art. 3.24 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000

Een van de voorwaarden die verbonden is aan de verblijfsvergunning au pair is inwoning van de vreemdeling bij het gastgezin. Dit is een voorwaarde die gedurende de gehele looptijd van de vergunning geldt en waar handhaving op is gericht. De voorwaarde volgt uit art. 3.24 Voorschrift Vreemdelingen 2000 en onderdeel B2/4.1 Vreemdelingencirculaire 2000. Om dit te beoordelen worden de gegevens van de verblijfgever vergeleken met die van de vreemdeling.

Voorts geldt het vereiste van een verplichte gezinssamenstelling: het gastgezin behoort te bestaan uit ten minste twee personen. Beoordeling van deze voorwaarde geschiedt aan de hand van gegevens uit de basisregistratie personen.

De vergunning au pair wordt verstrekt met het oog op feitelijke deelname aan gezinsactiviteiten door de au pair. Dat sluit uit dat de au pair zou kunnen worden belast met (zware) verzorgingstaken. Daarnaast mag de au pair geen directe familie zijn van de personen van het gastgezin. Inzicht in de gezinssamenstelling aan de hand van gegevens uit de basisregistratie personen maakt het voor de IND mogelijk deze beoordeling uit te voeren.

Het au pairbureau heeft de verplichting jegens de IND om relevante wijzigingen in de omstandigheden van het gastgezin te melden. De IND verifieert de gegevens van een dergelijke wijzigingsmelding o.a. aan de hand van gegevens uit de basisregistratie personen.

Verblijfgever voor vreemdelingen die gemeenschapsonderdaan zijn in de zin van art. 1 van de Vreemdelingenwet 2000

Aan het gezinslid van de unieburger (gemeenschapsonderdaan) komen in sommige gevallen rechten toe als dat gezinslid de unieburger naar Nederland begeleidt of zich hier bij hem voegt (art. 8.7 Vreemdelingenbesluit 2000). Beoordeling op samenwoning is een van de instrumenten om vast te stellen of aan de voorwaarden wordt voldaan. Om dit te beoordelen worden de gegevens van de verblijfgever vergeleken met die van de vreemdeling.

Het verblijfsrecht kan iemand worden ontzegd als sprake is van misbruik, bijv. door het opzetten van een schijnrelatie. De IND kan aan de hand van gegevens uit de basisregistratie personen een beoordeling maken of mogelijk misbruik aan de orde is. De IND beoordeelt wat de feitelijke relationele situatie van de unieburger en de vreemdeling is.

Dit geldt bij beoordelingen omtrent verblijf voor het niet-EU-gezinslid dat de zorg draagt voor een Nederlands kind en deze zorg niet door de andere ouder of een derde kan worden verleend. Gegevens uit de basisregistratie personen worden gebruikt om hetgeen is gesteld omtrent de samenstelling van het gezin te beoordelen. Dit houdt tevens in de beoordeling van de vraag of een gezinslid mogelijk de zorg voor het Nederlandse kind op zich kan nemen.

Persoon (vreemdeling) met wie de vreemdeling vermeend familie- en gezinsleven en/of privéleven uitoefent dat mogelijk onder de bescherming van art. 8 EVRM valt

Beroep op art. 8 EVRM ziet op de feitelijke situatie die dusdanig uitzonderlijk is dat hieraan verblijfsrecht kan worden ontleend. Het beoordelen en het voortduren van die situatie vormt het toetsingskader, samenwoning is een veelvoorkomend element hierbij (onderdeel B7/3 Vreemdelingencirculaire 2000). Om dit te beoordelen worden de gegevens van de verblijfgever vergeleken met die van de vreemdeling.

Vreemdeling die optreedt als hoofdpersoon als bedoeld in de Regeling langdurig verblijvende kinderen (WBV 2013/1)

Krachtens onderdeel 2.1 jo. 3.1 van de Regeling langdurig verblijvende kinderen (WBV2013/1) wordt een verblijfsvergunning verleend aan de gezinsleden die deel uitmaken van het gezin van de vreemdeling (het kind) aan wie een vergunning wordt verleend, tenzij de feitelijke gezinsband inmiddels is verbroken. Daarbij geldt het vereiste dat sprake is van een feitelijke gezinsband (vgl. § B7/3.2.1 Vreemdelingencirculaire 2000): de personen moeten ook feitelijk een gezin vormen. Dit vormt een zelfstandige vereiste. De IND beoordeelt wat de feitelijke relationele situatie is en gebruikt hiervoor gegevens van de medebewoners.

Vreemdeling die de Turkse nationaliteit bezit en optreedt als werknemer krachtens art. 7 van Besluit nr. 1/80 van de Associatieraad EEG en Turkije d.d. 19 september 1980

Krachtens art. 7 van Besluit nr. 1/80 van de Associatieraad EEG en Turkije d.d. 19 september 1980 verkrijgt een gezinslid van een Turkse werknemer verblijfsrecht en rechten op de arbeidsmarkt na een periode van drie jaar legaal verblijf bij die Turkse werknemer. Het gezinslid moet gedurende die periode hebben samengewoond. Dit recht blijft behouden als de Turkse werknemer ook de Nederlandse nationaliteit verkrijgt.

Vreemdeling die in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning asiel en die verzoekt om nareis van zijn familie- of gezinsleden als bedoeld in art. 29, lid 2 van de Vreemdelingenwet 2000

De vergunning op basis van nareis asiel wordt verstrekt aan de gezinsleden van de persoon die een verblijfsvergunning asiel heeft gekregen (art. 29, lid 2 Vreemdelingenwet 2000). Voorwaarde voor de verlening van de vergunning is dat de gezinsband in de tussentijd niet is verbroken. De gezinsband moet in Nederland worden gecontinueerd. Samenwoning is hiervoor een belangrijke indicatie. De IND beoordeelt wat de feitelijke situatie is en maakt hiervoor gebruik van gegevens van de medebewoners.

De Minister van Justitie en Veiligheid verzoekt slechts om gegevens die zijn aangegeven in bijlage IV.

4.3. Toelichting te verstrekken gegevens

De Minister van Justitie en Veiligheid gebruikt het burgerservicenummer om koppelingen aan te leggen tussen de verschillende verstrekkingen die uit de basisregistratie personen worden ontvangen.

Om te kunnen beslissen over een verblijfstitel zijn gegevens nodig over nationaliteit, huwelijk en verblijfplaats.

De Minister van Justitie en Veiligheid heeft gegevens over huwelijk en geregistreerd partnerschap nodig voor het vaststellen van de juiste wijze van aanschrijven. Aan de hand van de gegevens “Datum sluiting”, “Aanduiding naamgebruik”, “Geslachtsnaam echtgenoot/geregistreerd partner” en “Datum ontbinding huwelijk/geregistreerd partnerschap” kan de juiste aanschrijving worden bepaald.

De Minister van Justitie en Veiligheid heeft tevens de mogelijkheid het gegeven “07.70.10 Indicatie geheim” op te vragen. Met dit gegeven wordt aangeduid of een ingeschrevene de gemeente heeft verzocht om zijn of haar gegevens niet te verstrekken aan bepaalde derden. Indien dit het geval is, kan de Minister van Justitie en Veiligheid aanvullende maatregelen treffen om de privacy van de ingeschrevene te waarborgen.

De Minister van Justitie en Veiligheid krijgt gegevens over het verblijf in het buitenland verstrekt, omdat ook niet-ingezetenen tot de doelgroep behoren.

Met het gegeven 08.10.10 “Functie adres” is te zien of sprake is van een woonadres of een briefadres. Dit is nodig om de feitelijke woonsituatie te kunnen vaststellen.

Historische adresgegevens zijn nodig om te kunnen vaststellen of in het verleden sprake was van samenwoning.

Het gegeven 11.33.10 “Indicatie curateleregister” is nodig voor de beoordeling van de toekomstige woonsituatie van de au pair.

De gegevensset die de Minister van Justitie en Veiligheid op verzoek kan vragen is ruimer dan de spontane set. De reden hiervoor is dat de Minister van Justitie en Veiligheid op verzoek gericht afzonderlijke gegevens kan opvragen die voor een specifieke situatie noodzakelijk zijn.

4.4. Bijzonderheden aangaande de Minister van Justitie en Veiligheid

De Minister van Justitie en Veiligheid krijgt ook over Nederlanders (referenten) gegevens verstrekt uit de basisregistratie personen. Dit is vastgelegd in een separaat autorisatiebesluit.

5. Inlichtingenplicht

Teneinde de autorisatie actueel te houden dient de Minister van Justitie en Veiligheid tijdig inlichtingen te verschaffen over wijzigingen die zich voordoen in zijn taak, in de regelingen waarop die taak is gebaseerd of wijzigingen in de gegevens uit de basisregistratie personen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van die taak. Het is de uitdrukkelijke verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie en Veiligheid om deze informatie onverwijld kenbaar te maken aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Eventuele gevolgen van onjuistheden in de autorisatie als gevolg van het niet of niet tijdig doorgeven van dergelijke wijzigingen komen voor de verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie en Veiligheid.

6. Wijzigingen

Met dit besluit wordt het autorisatiebesluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 31 oktober 2017, 2017-0000543799, ingetrokken. Deze intrekking is het gevolg van de uitbreiding van de gegevensset voor verstrekking op verzoek met informatie over het actuele en historische buitenlands adres.

7. Publicatie

Dit besluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Het besluit wordt tevens geplaatst op de internetpagina van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens, publicaties.rvig.nl.

Naar boven