Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 23 november 2018, nr. WJZ/18199760, houdende nadere regels tot vergunningverlening windenergie op zee voor de kavels III en IV van het windenergiegebied Hollandse Kust (zuid) (Regeling vergunningverlening windenergie op zee kavels III en IV Hollandse Kust (zuid))

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op de artikelen 14, tweede lid, 23, eerste, derde en vierde lid, en 24, derde lid, van de Wet windenergie op zee;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

kavel III:

kavel III van het windenergiegebied Hollandse Kust (zuid) zoals aangewezen in Kavelbesluit III windenergiegebied Hollandse Kust (zuid) (Stcrt. 2018, 2543);

kavel IV:

kavel IV van het windenergiegebied Hollandse Kust (zuid) zoals aangewezen in Kavelbesluit IV windenergiegebied Hollandse Kust (zuid) (Stcrt. 2018, 2497);

Minister:

Minister van Economische Zaken en Klimaat;

P50-waarde voor de netto elektriciteitsproductie:

de verwachte jaarlijkse energieproductie voor een gegeven combinatie van locatie en productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie dient te zijn bepaald met een waarschijnlijkheid van 50%;

wet:

Wet windenergie op zee.

Artikel 2

  • 1. De aanvraag voor een vergunning voor kavel III of kavel IV wordt ingediend in de periode tussen 1 maart 2019 en 14 maart 2019, 17:00 uur.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de Minister beschikbaar wordt gesteld.

Artikel 3

  • 1. Het ontwerp voor het windpark, bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel a, van de wet, omvat ten minste:

    • a. een windenergie-opbrengstberekening die is opgesteld door een onafhankelijke organisatie met expertise op het gebied van windenergie-opbrengstberekeningen, met gebruikmaking van gerenommeerde rekenmodellen, omgevingsmodellen, windmodellen en windkaarten en die ten minste de locatiegegevens, het merk, type, de technische specificaties, waaronder ashoogte, rotordiameter en vermogenscurve van de windturbines, de lokale windgegevens voor het windpark en een berekening van de P50-waarde voor de netto elektriciteitsproductie van het windpark omvat;

    • b. de bescheiden waarmee aannemelijk wordt gemaakt dat aan het van toepassing zijnde kavelbesluit wordt voldaan;

    • c. informatie die aannemelijk maakt dat tijdig de verklaring, bedoeld in artikel 6.16d, eerste lid, onderdeel c, van het Waterbesluit kan worden overgelegd.

  • 2. Bij de berekening van de P50-waarde voor de netto elektriciteitsproductie zijn de beschikbaarheid, zogeffecten, elektriciteitsverliezen en terugregelverliezen opgenomen, waarbij voor het zogeffect, uitsluitend rekening wordt gehouden met het windpark waarvoor de aanvraag wordt gedaan en het windpark Luchterduinen.

  • 3. In het tijdschema, bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel b, van de wet worden de realisatiedata vermeld van de volgende activiteiten:

    • a. de instemming door de exploitant van het windpark met de voorwaarden van de netbeheerder van het net op zee voor de aansluiting en het transport van elektriciteit overeenkomstig de Elektriciteitswet 1998;

    • b. de verstrekking van opdrachten aan leveranciers en installateurs;

    • c. de plaatsing van de eerste fundering;

    • d. de plaatsing van de eerste windturbine;

    • e. de start van de levering van elektriciteit; en

    • f. het buiten bedrijf stellen van het windpark.

  • 4. De raming van de kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel c, van de wet, omvat in ieder geval een exploitatieberekening met:

    • a. een specificatie van de investeringskosten per component van de productie-installatie;

    • b. een overzicht van alle kosten en baten van de productie-installatie;

    • c. een berekening van het projectrendement over de looptijd van het project.

  • 5. In de raming van de maatschappelijke kosten bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel d, van de wet, wordt ten minste aandacht besteed aan de bezetting van het net van de netbeheerder van het net op zee uitgedrukt in het aantal MWh per jaar.

  • 6. De inventarisatie en analyse van de risico’s, bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel e, van de wet, omvat ten minste:

    • a. de risico’s bij de bouw van het windpark;

    • b. de risico's met betrekking tot de ontwikkeling van de financiële opbrengst van de te produceren elektriciteit; en

    • c. de risico’s bij de exploitatie van het windpark.

  • 7. De omschrijving van de maatregelen ter borging van de kostenefficiëntie, bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel f, van de wet omvat ten minste de methodes van risicobeheersing, de wijze waarop risico’s in het verleden zijn geborgd en bij thans lopende projecten voor windenergie op zee worden geborgd, alsmede de voorgenomen mitigerende maatregelen ten aanzien van de in het zesde lid bedoelde risico’s.

  • 8. Tot de bij de bouw en exploitatie van het windpark betrokken partijen, bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel g, van de wet, worden gerekend:

    • a. de aanvrager en indien de aanvrager een samenwerkingsverband betreft, elke deelnemer aan het samenwerkingsverband;

    • b. de verantwoordelijke partij voor het projectmanagement;

    • c. de leverancier van de windturbines;

    • d. de installateur van de windturbines;

    • e. de leverancier van de funderingen;

    • f. de installateur van de funderingen;

    • g. de leverancier van de parkbekabeling;

    • h. de installateur van de parkbekabeling; en

    • i. de verantwoordelijke voor het onderhoud en de bediening van het windpark.

  • 9. De beschrijving van de kennis en ervaring van de betrokken partijen, bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel h, van de wet, betreft de kennis en ervaring bij windparken op zee en omvat:

    • a. het geïnstalleerd vermogen van de windparken waarvoor door de verantwoordelijke partij voor het projectmanagement tijdens de bouw het projectmanagement is gedaan;

    • b. het aantal door de leverancier geleverde windturbines;

    • c. het aantal door de installateur geïnstalleerde windturbines;

    • d. het aantal door de leverancier geproduceerde funderingen;

    • e. het aantal door de installateur geïnstalleerde funderingen;

    • f. het aantal windturbines waarvoor door de leverancier parkbekabeling is geleverd;

    • g. het aantal windturbines dat door de installateur van de parkbekabeling is aangesloten; en

    • h. het geïnstalleerd vermogen van de windparken dat de verantwoordelijke voor het onderhoud en de bediening in onderhoud heeft en bedient.

  • 10. Bij de aanvraag worden tevens de volgende gegevens gevoegd:

    • a. een samenvattende beschrijving van de realisatie, exploitatie en ontmanteling van het windpark;

    • b. een financieringsplan, inclusief de beoogde financiers en het beoogde aandeel dat zij zouden dragen;

    • c. indien de aanvrager een samenwerkingsverband betreft een door elke deelnemer ondertekende verklaring van deelname aan het samenwerkingsverband: en

    • d. de meest recent vastgestelde jaarrekening van de aanvrager, de moederonderneming ervan, elk van de deelnemers aan het samenwerkingsverband of hun moederondernemingen, waarbij de jaarrekening betrekking heeft op een jaar dat ten hoogste drie kalenderjaren voor het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend.

Artikel 4

  • 1. Bij de beoordeling van de technische haalbaarheid van de bouw en exploitatie van een windpark wordt in ieder geval rekening gehouden met het door de aanvrager overgelegde ontwerp voor het windpark, bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel a, van de wet.

  • 2. Bij de beoordeling van de financiële haalbaarheid van de bouw en exploitatie van een windpark wordt in ieder geval rekening gehouden met de door de aanvrager overgelegde raming van de kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel c, van de wet en de gegevens, bedoeld in artikel 3, tiende lid, onderdelen b en d. De omvang van het eigen vermogen van de aanvrager bedraagt ten minste 20% van de totale investeringskosten voor het windpark waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3. Op verzoek van de aanvrager wordt voor het bepalen van de omvang van het eigen vermogen, bedoeld in het tweede lid, meegerekend:

    • a. indien de aanvrager een samenwerkingsverband is, het eigen vermogen van de deelnemers aan het samenwerkingsverband;

    • b. indien de aanvrager of een deelnemer aan een samenwerkingsverband een dochteronderneming is en mits de moederonderneming daarmee schriftelijk instemt, het overige eigen vermogen van de moederonderneming.

  • 4. In het geval blijkt dat de aanvrager zowel een aanvraag voor een vergunning voor kavel III als voor kavel IV heeft ingediend, wordt bij de beoordeling van de financiële haalbaarheid, bedoeld in het tweede lid, het geheel van de investeringskosten voor beide windparken betrokken.

  • 5. Bij de beoordeling van de aannemelijkheid dat de bouw en exploitatie van een windpark gestart kan worden binnen vier jaar na de datum waarop de vergunning onherroepelijk is geworden, wordt in ieder geval rekening gehouden met het door de aanvrager verstrekte tijdschema, bedoel in artikel 23, tweede lid, onderdeel b, van de wet.

  • 6. Bij de beoordeling van de economische haalbaarheid van de bouw en exploitatie van een windpark wordt in ieder geval rekening gehouden met de door de aanvrager overgelegde raming van de kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel c, van de wet.

Artikel 5

  • 1. De onderlinge weging van de rangschikkingscriteria, bedoeld in artikel 24, derde lid, van de wet vindt plaats overeenkomstig de waardering in punten zoals opgenomen in de bijlage waarbij een hoger aantal punten leidt tot een hogere rangschikking.

  • 2. Als bij de rangschikking van de aanvragen volgens de onderlinge weging van de rangschikkingscriteria, bedoeld in het eerste lid, twee of meer aanvragen gelijk als hoogste worden gerangschikt, weegt het criterium, genoemd in artikel 24, tweede lid, onderdeel f, van de wet, zwaarder dan de criteria, genoemd in artikel 24, tweede lid, onderdelen a tot en met e, gezamenlijk.

  • 3. Als bij toepassing van het tweede lid twee of meer aanvragen gelijk als hoogste worden gerangschikt, weegt het criterium, genoemd in artikel 24, tweede lid, onderdeel e, van de wet, zwaarder dan de criteria, genoemd in artikel 24, tweede lid, onderdelen a tot en met d, gezamenlijk.

  • 4. Als bij toepassing van het derde lid twee of meer aanvragen gelijk als hoogste worden gerangschikt, weegt het criterium, genoemd in artikel 24, tweede lid, onderdeel d, van de wet, zwaarder dan de criteria, genoemd in artikel 24, tweede lid, onderdelen a tot en met c, gezamenlijk.

  • 5. Als bij toepassing van het vierde lid twee of meer aanvragen gelijk als hoogste worden gerangschikt, weegt het criterium, genoemd in artikel 24, tweede lid, onderdeel c, van de wet, zwaarder dan de criteria, genoemd in artikel 24, tweede lid, onderdelen a en b, gezamenlijk.

  • 6. Als bij toepassing van het vijfde lid twee of meer aanvragen gelijk als hoogste worden gerangschikt, weegt het criterium, genoemd in artikel 24, tweede lid, onderdeel a, van de wet, zwaarder dan het criteria, genoemd in artikel 24, tweede lid, onderdeel b, van de wet.

Artikel 6

De kosten voor de behandeling van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedragen € 0.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vergunningverlening windenergie op zee kavels III en IV Hollandse Kust (zuid).

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 23 november 2018

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Bijlage behorende bij artikel 5, eerste lid, van de Regeling vergunningverlening windenergie op zee zonder subsidie

Onderlinge weging van de rangschikkingscriteria, bedoeld in artikel 24, tweede lid, onderdeel a, van de wet

1. Weging in punten:

Criterium: de kennis en ervaring van de betrokken partijen

(artikel 24, tweede lid, onderdeel a, van de wet)

Maximum aantal punten: 10

 

Kwalitatieve maatstaven

Beoordelingsmaatstaf

Ptn.

1

De kennis en ervaring van de partijen die verantwoordelijk zijn voor het projectmanagement

Deze partijen hebben projectmanagement uitgevoerd voor windparken op zee

Deze windparken hebben een gezamenlijke capaciteit van minder dan 25 MW

0

Deze windparken hebben een gezamenlijke capaciteit van 25 MW of meer

3

2

De kennis en ervaring van leveranciers van de funderingen

Deze partijen hebben funderingen geleverd voor windparken op zee

Er zijn minder dan 10 funderingen geleverd

0

Er zijn 10 of meer funderingen geleverd

1

3

De kennis en ervaring van installateurs van de funderingen

Deze partijen hebben funderingen geïnstalleerd voor windparken op zee

Er zijn minder dan 10 funderingen geïnstalleerd

0

Er zijn 10 of meer funderingen geïnstalleerd

1

4

De kennis en ervaring van leveranciers van de windturbines

Deze partijen hebben windturbines geleverd voor windparken op zee

Er zijn minder dan 10 windturbines geleverd

0

Er zijn 10 of meer windturbines geleverd

1

5

De kennis en ervaring van installateurs windturbine

Deze partijen hebben windturbines geïnstalleerd voor windparken op zee

Er zijn minder dan 10 windturbines geïnstalleerd

0

Er zijn 10 of meer windturbines geïnstalleerd

1

6

De kennis en ervaring van leveranciers van de bekabeling die de individuele windturbines verbindt en aansluit op het platform

Deze partijen hebben bekabeling geleverd die individuele windturbines verbindt en aansluit op een platform op zee

Bekabeling geleverd voor de verbinding van minder dan 10 windturbines met een platform

0

Bekabeling geleverd voor de verbinding van 10 of meer windturbines met een platform

1

7

De kennis en ervaring van installateurs van de bekabeling die de individuele windturbines verbindt en aansluit op het platform

Deze partijen hebben bekabeling geïnstalleerd die individuele windturbines verbindt en aansluit op een platform op zee

Bekabeling geïnstalleerd voor de verbinding van minder dan 10 windturbines met een platform

0

Bekabeling geïnstalleerd voor de verbinding van 10 of meer windturbines met een platform

1

8

De kennis en ervaring van partijen die verantwoordelijk zijn voor het onderhoud en de bediening van het windpark

Deze partijen hebben onderhoud en bediening van windparken op zee uitgevoerd

Ervaring met onderhoud en bediening van windparken op zee met een gezamenlijke capaciteit van minder dan 25 MW

0

Ervaring met onderhoud en bediening van windparken op zee met een gezamenlijke capaciteit van 25 MW of meer

1

Criterium: De kwaliteit van het ontwerp voor het windpark (artikel 24, tweede lid, onderdeel b, van de wet)

Maximum aantal punten: 10

 

Kwalitatieve maatstaven

Beoordelingsmaatstaf

Ptn.

1

De realisatie- overeenkomst en de aansluit- en transportovereen-komst gesloten met de netbeheerder van het net op zee

De termijn na het onherroepelijk zijn van de vergunning waarbinnen de aanvrager (vergunninghouder) kan instemmen met de voorwaarden van de netbeheerder van het net op zee voor de realisatieovereenkomst en de aansluit- en transportovereenkomst

overeenkomstig de Elektriciteitswet 1998.

De termijn is meer dan 12 maanden

1

De termijn is 6–12 maanden

5

De termijn is minder dan 6 maanden

10

Criterium: de capaciteit van het windpark (artikel 24, tweede lid, onderdeel c, van de wet)

Maximum aantal punten: 10

 

Kwalitatieve maatstaven

Beoordelingsmaatstaf

Ptn.

1

De productiecapaciteit van het windpark

Het gezamenlijk geïnstalleerd vermogen van het windpark in MW

Niet minder dan 342 MW en minder dan 360 MW

1

Gelijk of meer dan 360 MW en minder dan 370 MW

5

Gelijk of meer dan 370 MW en niet meer dan 380 MW

10

Criterium: de maatschappelijke kosten (artikel 24, tweede lid, onderdeel d, van de wet)

Maximum aantal punten: 10

 

Kwalitatieve maatstaven

Beoordelingsmaatstaf

Ptn.

1

De efficiency van het gebruik van het net op zee.

De berekende P50-waarde voor de netto elektriciteitsproductie

Minder dan 1.300.000 MWh per jaar

1

Gelijk of meer dan 1.300.000 MWh en minder dan 1.350.000 MWh per jaar

3

Gelijk of meer dan 1.350.000 MWh en minder dan 1.400.000 MWh per jaar

5

Gelijk of meer dan 1.400.000 MWh per jaar

10

Criterium: de kwaliteit van de inventarisatie en analyse van de risico’s

(artikel 24, tweede lid, onderdeel e, van de wet)

Maximum aantal punten 20

 

Kwalitatieve maatstaven

Beoordelingsmaatstaf

Ptn.

1

Risico's met betrekking tot de ontwikkeling van de financiële opbrengst van de te produceren elektriciteit

Prijsrisico’s voor elektriciteit en garanties van oorsprong

Korte termijn marktfluctuaties

0-10

Lange termijn prijsontwikkeling

De positie van windenergie op zee in de toekomstige energiemix

Volumerisico's

Toegang tot voldoende liquide handelsstromen

Onbalanskosten

Korte termijn onbalanskosten

Ontwikkeling van de energiemix op lange termijn

2

Risico's met betrekking tot de bouw van het windpark

Leveringsrisico's van cruciale onderdelen

Beschikbaarheid geschikte productiefaciliteiten

0-5

Beschikbaarheid productiecapaciteit in bepaalde periode

Beschikbaarheid van onderdelen met een lange leverings- of productietijd

Transport- en installatierisico's

Beschikbaarheid van geschikte installatieschepen

Beschikbaarheid van specifieke transport- en installatieapparatuur

Weerrisico's in relatie tot de in te zetten transport- en installatieapparatuur en het ontwerp van het windpark

3

Risico's met betrekking tot de exploitatie van het windpark

Werkzaamheden op zee

Toegankelijkheid van installaties

0-5

Beschikbaarheid van geschikte apparatuur

Energieopbrengst

Risico van langjarig gemiddelde windsnelheid

Jaarlijkse variaties en invloed daarvan op de liquiditeit

Functioneren van de technologie

Beschikbaarheid van de windturbine en parkbekabeling

Preventieve onderhoudskosten

Technische faalfactoren

Grootschalige correctieve interventies

Criterium: de kwaliteit van de maatregelen ter borging van kostenefficiëntie (artikel 24, tweede lid, onderdeel f, van de wet)

Maximum aantal punten: 40

 

Kwalitatieve maatstaven

Beoordelingsmaatstaf

Ptn.

1

Het mitigeren van risico's met betrekking tot de ontwikkeling van de financiële opbrengst van de te produceren elektriciteit.

De verkoopstrategie van de opgewekte elektriciteit en garanties van oorsprong

Interne of externe verkoop

0-20

Termijn van prijsvastlegging

Allocatie van onbalansrisico

De contractvormen

Vorm van afname- en betalingsverplichtingen

Relatie met marktreferentieprijzen

De financiële sterkte van de afnemende partij

Interne garantieregelingen

Financiële kwaliteit van afnemende partij

Aanvullende financiële garanties

2

Het mitigeren van risico's met betrekking tot kosten voor de bouw van het windpark

De ontwerp- en inkoopstrategie

Locatie specifieke ontwerpoplossingen

0-10

Transport strategie en installatie strategie

Contractstrategie, onderverdeling in verschillende werkpakketten

Risico’s op de overgangspunten tussen de diverse projectonderdelen

Ervaring op het gebied van engineering management

Bescherming tegen stijgende grondstofprijzen en stijgende rente

De zekerheid van toelevering van producten in de keten

Het kunnen beschikken over geschikte productiecapaciteit voor het beoogde ontwerp

Het kunnen beschikken over productiecapaciteit in een bepaalde periode voor het project

Ervaring op het gebied van het managen van de toeleveringsketen

Zekerheid van beschikbaarheid van belangrijkste benodigdheden en onderdelen met een lange leverings- of productietijd

Mogelijkheid tot inzet van eigen installatiecapaciteit

Bestaande raamwerkovereenkomsten

Project specifieke contracten

3

Het mitigeren van risico's met betrekking tot kosten van de exploitatie van het windpark

De operationele- en onderhoudsstrategie

Eigen capaciteit en gecontracteerde capaciteit

0-10

Logistiek concept

Personele invulling voor beschikbaarheid gekwalificeerd personeel

De optimalisatie van bereikbaarheid en beschikbaarheid van het windpark

Ontwerpkeuzes die de beschikbaarheid van het windpark optimaliseren

Ontwerpmaatregelen die de toegankelijkheid van het windpark verhogen

Apparatuur en schepen die de toegankelijkheid van het windpark verhogen

Het financieel management

Analyse van operationele marges en financiële buffers om variaties in wind en niet-beschikbaarheid van het windpark op te vangen

Beschikbaarheidsgaranties van leveranciers

Wijze waarop verzekeringen zijn ingezet om operationele risico’s te mitigeren

2. Indicatieve waardes op een continuschaal van 0 tot 100 in procenten voor de criteria, bedoeld in artikel 24, tweede lid, onderdelen e en f, van de wet:

indicatieve tussenwaardes op een continuschaal

Uitstekend, met toegevoegde waarde

100%

Zeer goed, met enige toegevoegde waarde

80%

Goed

60%

Ruim voldoende

40%

Voldoende

20%

Matig

0%

TOELICHTING

1. Aanleiding en doel

Op 6 september 2013 is het Energieakkoord voor duurzame groei gesloten tussen werkgevers, werknemers, natuur- en milieuorganisaties, energiebedrijven, decentrale overheden, het Rijk en vele andere organisaties. Eén van de pijlers van het energieakkoord is het opschalen van de opwekking van hernieuwbare energie. De doelstelling is 14% hernieuwbare energie te realiseren in 2020 en 16% in 2023. Eén van de bronnen hiervoor is windenergie op zee. Met de Wet windenergie op zee (hierna: de wet) is voorzien in een integraal wettelijk kader voor het op grote schaal realiseren van windenergie op zee. Het uitgangspunt van de wet is dat windparken alleen gebouwd mogen worden indien daartoe een vergunning is verleend ten behoeve van kavels die zijn aangewezen in een kavelbesluit. In 2015 en 2016 zijn de vergunningen in het windenergiegebied Borssele verleend via een procedure met subsidieverlening op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en de Regeling windenergie op zee 2015 en 2016. In 2017 is de vergunning verleend via een procedure zonder subsidie (Regeling vergunningverlening windenergie op zee kavels I en II Hollandse Kust (zuid).

De onderhavige regeling behelst een nadere regeling van de verlening van vergunningen voor de kavels III en IV in het windenergiegebied Hollandse Kust (zuid) volgens de procedure zonder subsidie. Windenergie op zee is een technologie die volop in ontwikkeling is. De kosten van een windpark op zee variëren sterk naar gelang de keuzes die een producent maakt omtrent turbinetechniek, funderingstechniek en de operationele aanpak. In de afgelopen jaren is een flinke kostendaling gerealiseerd, onder meer te zien aan de resultaten van de subsidietenders voor het windenergiegebied Borssele. Door een combinatie van structurele kostenreductie, aanhoudende conjuncturele factoren (rente, staalprijzen, overcapaciteit in offshore sector) en verwachtingen over stijgende elektriciteitsprijzen wordt steeds minder subsidie gevraagd voor de realisatie van windenergie op zee. Bij de aanvraagprocedure voor vergunningen voor de kavels I en II van het windenergiegebied Hollandse Kust (zuid) is gebleken dat het inmiddels mogelijk is windparken zonder subsidie te bouwen en te exploiteren (TK 33.561 nr. 41). Met het oog hierop is het wenselijk om de vergunningverlening voor de kavels III en IV in het windenergiegebied Hollandse Kust (zuid) in 2018 tevens volgens de procedure zonder subsidie op te zetten.

2. Aanwijzing kavels windenergie op zee

Kavels worden uitsluitend aangewezen binnen een gebied dat is aangewezen in het nationaal waterplan. Het nationaal waterplan is een beleidsplan dat op basis van de Waterwet is vastgesteld. In het Nationaal Waterplan 2016-2021 is onder meer het windenergiegebied Hollandse Kust aangewezen. Dit Waterplan is in 2016 gewijzigd om de mogelijkheid te bieden windparken te bouwen binnen een strook van 10 -12 zeemijl van de kust. In het kavelbesluit wordt bepaald waar en onder welke voorwaarden een windpark gebouwd en geëxploiteerd mag worden. TenneT is aangewezen als netbeheerder van het net op zee en wordt daarmee verantwoordelijk voor de aansluiting van de windparken op het net. Het technisch concept van TenneT gaat uit van platforms waarop ten hoogste 760 MW aan windvermogen kan worden aangesloten.

3. Aanvragen vergunning

Voor de verlening van de vergunningen voor de bouw en exploitatie van windparken op de kavels III en IV wordt bij onderhavige regeling nadere regels gesteld in verband met de aanvraag, de beoordeling van aanvragen en de onderlinge weging van de criteria voor de rangschikking die noodzakelijk is indien twee of meer aanvragen voor een vergunning in aanmerking komen.

Op grond van de wet wordt per kavel één vergunning verleend. Per vergunning wordt een aanvraag verricht. Aanvragen kunnen worden gedaan ten aanzien van elk van de twee kavels. In artikel 2 van onderhavige regeling is de periode vastgesteld waarbinnen de aanvragen voor de vergunningen voor de kavels III en IV kunnen worden ingediend. Tevens is bepaald dat voor de aanvraag gebruik gemaakt moet worden van het middel dat door Minister van Economische Zaken en Klimaat via de website van RVO.nl beschikbaar wordt gesteld. In dit middel is aangegeven naar welk adres de aanvraag dient te worden verstuurd. Welke gegevens en bescheiden bij de aanvraag dienen te worden overgelegd, is geregeld in artikel 3 van onderhavige regeling. In de aanvraag kunnen aanvullende gegevens gemeld worden, onder meer voor het geval dat de aanvrager voor de beide beschikbare vergunningen in aanmerking wil komen en informatie wil verstrekken over de schaalvoordelen die bij de bouw en exploitatie van een windpark op beide kavels wordt bereikt.

4. Beoordeling van aanvragen

De wet kent naast een procedure waarbij de vergunningverlening gekoppeld wordt aan de verstrekking van subsidie een procedure zonder verlening van subsidie. Net als bij de procedure met subsidie wordt een vergunning slechts verleend als de bouw en exploitatie van het windpark uitvoerbaar is, technisch, financieel en economisch haalbaar is, alsmede voldoet aan het kavelbesluit en gestart kan worden binnen vier jaar na de datum waarop de vergunning onherroepelijk wordt. In artikel 4 van de onderhavige regeling zijn waar nodig aanvullende regels gesteld ten aanzien van deze beoordelingscriteria.

Bij de beoordeling van de financiële haalbaarheid wordt onder meer gekeken naar de omvang van het eigen vermogen. De bouw en de exploitatie van een windpark worden slechts financieel haalbaar geacht indien uit de aanvraag blijkt dat het eigen vermogen van de aanvrager ten minste 20% van de totale investeringskosten voor het windpark omvat. Indien bij de beoordeling van de aanvraag blijkt dat de aanvrager voor beide kavels een vergunning heeft aangevraagd, wordt het aandeel eigen vermogen berekend met inachtneming van de totale investeringskosten voor de windparken op beide kavels. Voor het bepalen van de omvang van het eigen vermogen kan, indien de aanvrager een samenwerkingsverband is, het eigen vermogen van de deelnemers aan het samenwerkingsverband en hunner moederonderneming(en) worden meegerekend. Als de aanvrager een dochteronderneming is, kan het eigen vermogen van de moederonderneming(en) worden meegerekend. Van een aanvraag van een samenwerkingsverband is sprake indien de aanvraag is ingediend door de samenwerkende partijen tezamen. Indien verscheidene partijen samen een vennootschap oprichten die de aanvraag indient, wordt de aanvraag aangemerkt als aanvraag van deze vennootschap en niet als aanvraag van een samenwerkingsverband.

Een gedeelte van de windparkkavels is gelegen in de Nederlandse territoriale wateren. De Nederlandse Staat is eigenaar van de bodem van de territoriale zee. Voor de bouw van installaties op deze bodem moet opstalrecht gevestigd worden. Aan de vestiging van een opstalrecht zijn kosten verbonden. Om de financiële en economische haalbaarheid van een project te beoordelen wordt derhalve ook gekeken of rekening is gehouden met de vestiging van het opstalrecht. Het opstalrecht hoeft nog niet gevestigd te zijn.

De vermogenseis in artikel 4, tweede lid, dient ertoe te voorkomen dat vergunning wordt verleend aan partijen die financieel onvoldoende solide zijn. Een aanvrager kan ook financieel voldoende solide zijn op basis van het vermogen van anderen die participeren in de aanvrager. Dit komt tot uitdrukking in artikel 4, derde lid. Het eigen vermogen van andere entiteiten wordt slechts meegerekend op verzoek van de aanvrager. De schriftelijke instemming van de moederonderneming is vereist voor het meerekenen van diens eigen vermogen.

Niet is beoogd dat die ander moet instaan voor verplichtingen van de subsidie-aanvrager. Daarom moeten de begrippen moeder- en dochteronderneming in artikel 4 ruim worden uitgelegd. Zo kan, indien de aanvrager een joint venture is, het eigen vermogen van alle joint venture partners en diens moederondernemingen worden meegerekend. In geval van een besloten vennootschap in oprichting kan zowel het vermogen van de moederonderneming(en) als van de oprichtende partij worden meegerekend. Bij een aanvraag door een commanditaire vennootschap (hierna: CV) kan naast het afgescheiden vermogen van de CV ook het eigen vermogen van de beherend vennoot en diens moederonderneming(en) worden meegerekend.

5. Rangschikking van aanvragen

Op grond van artikel 24 van de wet vindt bij twee of meer aanvragen per kavel die voldoen aan de eisen, bedoeld in de artikel 14 en 23 van de wet, de verlening van de vergunning plaats volgens de rangschikking op grond van een zestal in artikel 24 van de wet genoemde kwalitatieve criteria.

In de bijlage bij de regeling is omschreven hoe de rangschikkingscriteria onderling worden gewogen. Bij rangschikking van de aanvragen wordt het meeste gewicht toegekend aan de criteria die bijdragen aan het verkrijgen van zekerheid van tijdige inbedrijfstelling van het windpark en continuïteit in de exploitatie. Daarom krijgen “de kwaliteit van de inventarisatie en analyse van de risico's” (maximaal 20 punten) en “de kwaliteit van de maatregelen ter borging van kostenefficiëntie” (maximaal 40 punten) een hoger gewicht ten opzichte van de overige criteria (ieder maximaal 10 punten).

Bij het criterium “kennis en ervaring van de betrokken partijen” wordt een aanvraag hoger gerangschikt naarmate de belangrijkste betrokken partijen bij de bouw en exploitatie van het windpark ervaring hebben met het realiseren van een windpark op zee. Bij het criterium “de kwaliteit van het ontwerp voor het windpark” wordt de planning van het project beoordeeld waarbij voor de rangschikking wordt gekeken naar de termijn waarbinnen de realisatieovereenkomst, alsmede de aansluit- en transportovereenkomst met de netbeheerder van het net op zee, TenneT, kunnen worden gesloten. Dit is een belangrijke eerste stap op weg naar realisatie van het windpark.

Bij het criterium “de capaciteit van het windpark” wordt een aanvraag hoger gerangschikt naarmate er – binnen de grenzen van het kavelbesluit – meer geïnstalleerd vermogen wordt gerealiseerd. Het is aannemelijk dat meer geïnstalleerd vermogen leidt tot een hogere energieproductie van het windpark.

Bij het criterium “maatschappelijke kosten” wordt een aanvraag hoger gerangschikt als de verwachte elektriciteitsproductie van het windpark hoger is. Maatschappelijke kosten worden verminderd naarmate doelmatiger gebruik wordt gemaakt van het net op zee dat gebruikmakend van publieke middelen aangelegd wordt door TenneT.

Bij het criterium “kwaliteit van de inventarisatie en analyse van de risico’s” wordt een aanvraag hoger gerangschikt naarmate de kwaliteit van de analyse van een hoger niveau is. Hierbij wordt in afwijking van de aanpak in de Regeling vergunningverlening windenergie op zee kavel I en II Hollandse kust (zuid) per subcriterium een maximaal te behalen aantal punten vastgesteld ter vergroting van de transparantie voor de aanvrager Bij het criterium “kwaliteit van de maatregelen ter borging van kostenefficiëntie” wordt een aanvraag hoger gerangschikt naarmate de kwaliteit van de voorgenomen maatregelen van een hoger niveau zijn om de geïdentificeerde risico's te ondervangen of mitigeren. Ook bij dit criterium wordt in afwijking van de aanpak in de Regeling vergunningverlening windenergie op zee kavel I en II Hollandse kust (zuid) per subcriterium een maximaal te behalen aantal punten vastgesteld.

Om voldoende onderscheidend te kunnen zijn, worden de criteria “kwaliteit van de inventarisatie en analyse van de risico’s” en “kwaliteit van de maatregelen ter borging van kostenefficiëntie” gewogen op basis van een continuschaal in procenten. Bij de overige criteria zijn stapsgewijze schalen aangehouden voor maximale transparantie voor aanvragers.

Het is mogelijk dat twee of meer aanvragen in de beoordeling een zelfde puntenaantal krijgen toegewezen. In dat geval worden de rangschikkingscriteria volgens artikel 5, tweede tot en met zesde lid, gewogen. Door deze weging geeft volgens artikel 5, tweede lid, het criterium “kwaliteit van de maatregelen ter borging van kostenefficiëntie” de doorslag. Indien dan nog steeds twee of meer aanvragen per kavel als hoogste worden gerangschikt wordt het derde lid toegepast, waardoor in dat geval het criterium “kwaliteit van de inventarisatie en analyse van de risico’s” doorslaggevend is. Overeenkomstig worden indien nodig het vierde tot en met zesde lid toegepast.

6. Europeesrechtelijke aspecten

Op grond van de onderhavige regeling wordt geen subsidie verleend. Wel is er sprake van een bepaalde mate van voordeel voor ontwikkelaars in de vorm van vermeden kosten voor onderzoeken in het kader van de milieueffectrapportage en Passende Beoordeling. Deze kosten zijn immers in de voorbereiding op de onderhavige regeling, bij het vaststellen van de relevante kavelbesluiten, door de overheid gedragen. Tevens zijn in onderhavige regeling geen kosten verbonden aan de aanvraag voor de vergunning. De Europese Commissie heeft de door Nederland gegeven verantwoording voor de separate, locatiegerichte aanpak voor windenergie op zee als voldoende beoordeeld in het kader van toetsing op grond van de ‘Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2014-2020’ (2014/C 200/01) van het subsidiekader van het Besluit stimulering duurzame energieproductie (SDE+). De Europese Commissie heeft in haar besluit (steunregeling SA.39399 (2015/N) ingestemd met de hierboven omschreven verlaging van de kosten en daarmee het voordeel dat aan de verkrijger van de vergunning wordt gegeven.

7. Consultatie

De bijlage bij deze regeling is van 2 oktober 2018 tot en met 10 oktober 2018 opengesteld voor informele consultatie via de website www.rvo.nl. Voorafgaand aan deze consultatie zijn partijen in de periode van 27 juni tot en met 20 juli 2018 in de gelegenheid gesteld om in een drietal workshops en bilaterale gesprekken hun opvattingen over de op te stellen regeling mondeling dan wel schriftelijk kenbaar te maken. Met deze opvattingen is waar mogelijk rekening gehouden.

8. Regeldruk

Bij de onderhavige regeling moet informatie worden verstrekt over hoe het projectvoorstel presteert op de rangschikkingscriteria die in de regeling zijn uitgewerkt. Deze informatie is echter bij aanvragers al beschikbaar omdat deze relevant is voor de interne besluitvorming over het project. De verwachting is dat de regeldruk per saldo vergelijkbaar zal zijn als die bij de Regeling vergunningverlening windenergie op zee kavels I en II Hollandse kust (zuid).

De regeldruk heeft te maken met de volgende eenmalige werkzaamheden van aanvragers van een vergunning.

De aanvrager moet per aanvraag gegevens overleggen op basis waarvan de technische en financiële haalbaarheid wordt beoordeeld. Ook de productieramingen maken hier onderdeel van uit. In artikel 3 van de Regeling wordt deze informatieverplichting verder uitgewerkt, ook ten behoeve van de toetsing aan de rangschikkingscriteria. Gedurende de bouw van de productie-installatie dient jaarlijks gerapporteerd te worden over de voortgang van het project in relatie tot de planning. Het gaat om een korte beschrijving van de voortgang van het project in relatie tot een aantal ijkmomenten. Op deze wijze kan worden beoordeeld wanneer de productie-installatie in gebruik kan worden genomen en of dit binnen 4 jaar gebeurt na de datum waarop de vergunning onherroepelijk is geworden. Iedere aanvrager heeft de mogelijkheid om bezwaar en vervolgens beroep aan te tekenen tegen de vergunningverlening, respectievelijk het besluit op bezwaar. Voor het bepalen van de administratieve lasten van dit deel van het vergunningverleningsproces wordt uitgegaan van in totaal drie bezwaar- en beroepsprocedures.

Het voorgaande leidt tot het volgende globale beeld van de regeldruk. Bij het berekenen van de administratieve lasten is uitgegaan van een intern tarief van € 60 per uur. Dit resulteert in ca. € 100.000 administratieve lasten voor het indienen van ca. 12 aanvragen. Hiervan kunnen maximaal twee aanvragen gehonoreerd worden. De administratieve lasten tijdens uitvoering en voor de eindverantwoording van deze twee projecten bedragen samen ca. € 40.000. De administratieve lasten voor bezwaar- en beroepsprocedures bedragen ca. € 10.000. De totale administratieve lasten voor alle aanvragen onder deze regeling bedragen hiermee € 150.000.

9. Inwerkingtreding

Onderhavige regeling treedt op 1 januari 2019 in werking. De aanvraagperiode start 1 maart 2019 en eindigt 14 maart 2019. De inwerkingtreding vindt plaats op een van de vaste verandermomenten. Gelet op de publicatie na 1 november 2018 wordt evenwel niet voldaan aan de periode van 2 maanden tussen publicatie en inwerkingtreding. Deze afwijking van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten is gerechtvaardigd omdat uitstel van de regeling niet in het belang is van de sector.

Door de voorafgaande consultatie en periode tussen inwerkingtreding en de aanvraagperiode 2018 wordt aanvragers voldoende gelegenheid geboden hun aanvragen voor te bereiden.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Naar boven