Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 28 oktober 2018, nr. WJZ/18260520, houdende regels voor aanbieders van openbare mobiele communicatienetwerken inzake de alarmeringsdienst NL-Alert (Regeling alarmeringsdienst NL-Alert)

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, handelende in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid;

Gelet op artikel 14.1, tweede lid, onderdeel a, van de Telecommunicatiewet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanbieder:

aanbieder van een openbaar mobiel elektronisch communicatienetwerk dat geschikt is, of geschikt te maken is, voor cell broadcasttechnologie;

actieve cel:

gebied dat bestreken wordt door een zendinstallatie voor elektronische communicatie die actief is op het moment van distributie van een bericht;

broker:

degene die door de Minister van Justitie en Veiligheid is aangewezen voor het faciliteren van het aanmaken van het bericht door de alarmeringsdienst en voor het aanbieden van het bericht aan de aanbieder;

brokerinterface:

punt waarop de broker een netwerkkoppeling maakt met het netwerk van de aanbieder;

cell broadcasttechnologie:

technologie volgens standaard ETSI TS 123 041 of ETSI TS 123 401, dan wel een andere gelijkwaardige standaard waarvan gebruik wordt gemaakt om de eindgebruiker in levens- en gezondheidsbedreigende situaties te waarschuwen door onverwijld en locatiespecifiek een bericht te versturen;

dienstverlening:

de door de aanbieder op grond van deze regeling te verrichten diensten en te leveren prestaties;

Minister:

de Minister van Economische Zaken en Klimaat;

NL-Alertbericht:

bericht van de alarmeringsdienst aangeboden door de broker op de brokerinterface, bedoeld om de eindgebruiker in een verzendgebied te waarschuwen voor en te informeren over crises, rampen of noodsituaties via cell broadcasttechnologie;

verzendgebied:

het geografisch gebied waarbinnen een NL-Alertbericht wordt gedistribueerd.

Artikel 2

  • 1. Een aanbieder is verplicht medewerking te verlenen aan de verzending van berichten overeenkomstig deze regeling.

  • 2. Op verzoek van de aanbieder kan de Minister, in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid, tijdelijk ontheffing verlenen van een of meer verplichtingen die voortvloeien uit deze regeling.

Artikel 3

  • 1. Zodra de aanbieder een NL-Alertbericht ontvangt, distribueert deze het bericht onverwijld, ongewijzigd en conform de instructies van de broker in het verzendgebied, voor zover in dat gebied via zijn netwerk mobiele elektronische communicatiediensten worden aangeboden.

  • 2. De aanbieder distribueert een NL-Alertbericht via cell-broadcastkanaal 4371 en 919 parallel via al zijn netwerkonderdelen die cell broadcasttechnologie kunnen ondersteunen met gebruikmaking van alle voor het verzendgebied benodigde zendinstallaties.

  • 3. De aanbieder beperkt de herhaalde ontvangst van een NL-Alertbericht door een eindgebruiker tot een minimum.

Artikel 4

  • 1. De aanbieder treft de voorzieningen die noodzakelijk zijn om de onverwijlde en kosteloze ontvangst van NL-Alertberichten door alle op zijn netwerk aangesloten eindgebruikers die cell broadcastberichten kunnen ontvangen, te waarborgen.

  • 2. De voorzieningen, bedoeld in het eerste lid, stellen de aanbieder in staat om maximaal 20 gelijktijdig ontvangen NL-Alertberichten te distribueren.

  • 3. Het eerste lid laat onverlet dat de aanbieder derden gebruik kan laten maken van cell broadcasttechnologie, mits dit niet ten koste gaat van de dienstverlening en berichten van derden niet worden gepresenteerd als NL-Alertbericht.

Artikel 5

De aanbieder verstrekt een beschrijving van zijn brokerinterface aan de Minister van Justitie en Veiligheid, alsmede de beschrijving van de wijzigingen van de brokerinterface.

Artikel 6

De aanbieder verstrekt per NL-Alertbericht en per netwerktechnologie drie minuten na het distribueren van het bericht een rapportage aan de broker waarin staat:

  • a) naar hoeveel actieve cellen het verzendgebied is vertaald, en

  • b) hoeveel van deze actieve cellen het NL-Alertbericht hebben verstuurd onverwijld na ontvangst van het bericht van de broker.

Artikel 7

  • 1. De Minister van Justitie en Veiligheid kan ten hoogste vijf keer per jaar over een verstuurd NL-Alertbericht een ad-hoc rapportage opvragen, die de aanbieder ten hoogste vijf werkdagen na het distribueren van het bericht, dan wel binnen vijf werkdagen na de ontvangst van het verzoek, beschikbaar stelt.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde ad-hoc rapportage bevat ten minste:

    • a. een grafische weergave van het verzendgebied waarin is aangegeven op welke plekken een NL-Alertbericht is gedistribueerd en waar de distributie niet tot stand is gekomen, en

    • b. een evaluatie van de werking van de voor het versturen van het NL-Alertbericht gebruikte voorzieningen.

Artikel 8

  • 1. De aanbieder stelt per kalenderjaar een rapportage op over de dienstverlening en verstrekt deze aan de Minister en de Minister van Justitie en Veiligheid.

  • 2. De in het eerste lid genoemde rapportage bevat ten minste:

    • a. het gemiddelde prestatiepercentage in dat jaar;

    • b. bevindingen uit het testen van technische voorzieningen;

    • c. een jaarevaluatie en -zo nodig- een verbeterplan;

    • d. het gebruik van cell broadcast door derden, en

    • e. eventuele aanbevelingen.

Artikel 9

  • 1. Het Besluit aanwijzingen aanbieders inzake alarmeringsdienst NL-Alert wordt ingetrokken.

  • 2. Na de inwerkingtreding van deze regeling berusten ontheffingen, verleend op grond van artikel 26 van het Besluit aanwijzingen aanbieders inzake alarmeringsdienst NL-Alert op artikel 2, tweede lid, van deze regeling.

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling alarmeringsdienst NL-Alert.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 28 oktober 2018

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

TOELICHTING

I Algemeen

1. NL-Alertberichten

NL-Alert is een alarmeringsdienst waarmee de overheid via een tekstbericht op mobiele randapparaten gerichte informatie en advies geeft aan burgers in de directe omgeving van een (dreigende) noodsituatie. De NL-Alertketen kan van begin tot eind worden onderverdeeld in de volgende schakels: de meldkamer van de veiligheidsregio, de broker, de aanbieders van openbare mobiele elektronische communicatienetwerken en de eindgebruikers van mobiele randapparaten. De meldkamer van een veiligheidsregio initieert een NL-Alertbericht. De meldkamer maakt dit bericht aan in het systeem van de broker. De broker zorgt er vervolgens voor dat de aanbieders het NL-Alertbericht correct krijgen aangeboden op de brokerinterface. Het aangeboden bericht bestaat voornamelijk uit een berichttekst, de kanalen waarover het bericht gedistribueerd dient te worden en een geografisch gebied, omschreven door middel van coördinaten. De aanbieders vertalen dat gebied dusdanig, dat zendmasten die de cellen van het mobiele netwerk die dat gebied dekken worden geactiveerd om de berichttekst uit te zenden. Deze vertaalslag wordt gemaakt door het Cell Broadcast Center dat onderdeel uitmaakt van de infrastructuur van de aanbieder.

De huidige aanbieders van openbare mobiele elektronische communicatienetwerken die geschikt zijn voor cell broadcasttechnologie (de huidige vier aanbieders van openbare mobiele telefoonnetwerken, verder: aanbieders) zijn een onmisbare schakel in de NL-Alertketen. De mogelijkheid om via cell broadcasting een bericht te versturen naar alle in een verzendgebied aanwezige en actieve mobiele randapparaten is namelijk een technische voorziening van het communicatienetwerk. In deze regeling worden de aanbieders van openbare mobiele elektronische communicatienetwerken die geschikt zijn voor cell broadcasttechnologie dan ook verplicht om medewerking te verlenen aan de verzending van NL-Alertberichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de grondslag in artikel 14.1, tweede lid, onderdeel a, van de Telecommunicatiewet. Op grond van die bepaling kan de Minister van Economische Zaken en Klimaat, in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid, aanwijzingen geven aan aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten betreffende het gebruik van mededelingen van overheidsinstanties om het publiek te waarschuwen voor dreigende rampen of noodsituaties en om de gevolgen van rampen of noodsituaties te verzachten.

2. Besluit aanwijzingen aanbieders inzake alarmeringsdienst NL-Alert (2014)

In 2014 is een eerste besluit op grond van artikel 14.1 van de Telecommunicatiewet tot stand gekomen: het Besluit aanwijzingen aanbieders inzake alarmeringsdienst NL-Alert (Stcrt. 2014, nr. 34590) (verder: Aanwijzingsbesluit 2014). Met het Aanwijzingsbesluit 2014 werden de eerdere afspraken tussen alle aanbieders van openbare mobiele telecommunicatienetwerken en het Ministerie van Justitie en Veiligheid geharmoniseerd en werden aan deze aanbieders van openbare mobiele telecommunicatienetwerken voor onbepaalde tijd gelijkluidende eisen opgelegd, om de distributie van NL-Alertberichten zo volledig mogelijk te waarborgen. In het Aanwijzingsbesluit 2014 waren daarnaast bepalingen opgenomen die tot doel hadden de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen.

Sindsdien zijn de systemen en netwerken van de betrokken aanbieders geschikt gemaakt voor verzending van NL-Alertberichten. Aangezien de verplichting om de systemen en netwerken voor NL- Alertberichten geschikt te maken voor alle betrokken aanbieders gelijkelijk geldt, kan elke nieuwe aanbieder/vergunninghouder vanaf het begin van de activiteiten rekening houden met deze verplichting.

3. Evaluatie

Het Aanwijzingsbesluit 2014 is circa een jaar na inwerkingtreding geëvalueerd. De ontwikkelingen met betrekking tot het geschikt maken van de netwerken en systemen die worden gebruikt om – als daarom wordt gevraagd – NL-Alertberichten te versturen, zijn doorgegaan. Alle aanbieders waarvoor het Aanwijzingsbesluit 2014 geldt beschikken thans over goed functionerende voorzieningen ten behoeve van de verzending van NL-Alertberichten. Daarom kan voor de toekomst worden volstaan met aanwijzingen die zijn beperkt tot de verplichting om berichten, nadat die zijn ontvangen, onverwijld en met toepassing van de daarvoor geschikte techniek in het aangewezen verzendgebied te versturen, en om informatie te verstrekken over de aantallen bereikte eindgebruikers.

Hierbij horen de onderwerpen die nodig zijn om NL-Alertberichten te versturen en te ontvangen:

  • a. de verplichting om berichten te verzenden;

  • b. de aanduiding van de partij die de aanbieders opdraagt een NL-Alertbericht te versturen;

  • c. de reikwijdte van de verplichting een NL-Alertbericht uit te zenden;

  • d. de toe te passen technische normen;

  • e. de rapportage- en evaluatieverplichtingen van de aanbieders ten behoeve van een goede dienstverlening.

4. Inhoud regeling

4.1. Techniek

Sinds 8 november 2012 wordt NL-Alert landelijk gebruikt door de veiligheidsregio's. Via een bedieningsterminal sturen de meldkamers van veiligheidsregio’s NL-Alertberichten. Deze terminals staan in verbinding met een ICT-dienstverlener, die een zogenaamde brokerrol vervult. Deze broker stuurt de berichten en betreffende distributiegebieden naar de aanbieders. Via de mobiele netwerken van deze aanbieders worden de NL-Alertberichten vervolgens verspreid in de door de meldkamer geselecteerde gebieden. De techniek die hiervoor gebruikt wordt is cell broadcast, ook wel SMS-CB genoemd. De techniek heeft zich in de praktijk bewezen, en is al regelmatig ingezet.

Om cell broadcastberichten te ontvangen moet de telefoon van de gebruiker ingesteld zijn op het juiste kanaal (4371 en 919), zich in het gebied bevinden van de zendmast die het cell broadcastbericht verzendt, en aanstaan. Door de aanbieder verzonden NL-Alertberichten worden door alle telefoons binnen het verzendgebied die contact maken met de zendmast van de aanbieder ontvangen, ongeacht of de eindgebruiker abonnee is bij de betreffende aanbieder. Doordat een bericht verzonden wordt uit vooraf geselecteerde zendmasten, is het mogelijk informatie te verschaffen op regionaal niveau. De technische specificaties van cell broadcast zijn uitgewerkt in de normen ETSI TS 123 041 en ETSI 123 401. Vanaf eind 2015 is het mogelijk om via alle 2G-, 3G-netwerken van de Nederlandse providers NL-Alertberichten te ontvangen, en sinds 2016 geldt dit ook voor de 4G-netwerken. Voor de komende jaren is de cell broadcasttechniek toekomstbestendig. Ook met de opkomst van 5G blijft cell broadcast een bestendige techniek. Wel kan het zijn dat telecompartijen investeringen moeten blijven doen om te zorgen dat het NL-Alertsysteem goed blijft werken. Bij nieuwe ontwikkelingen in de telecominfrastructuur dient gewaarborgd te worden dat het NL-Alertbericht via cell broadcast aan burgers in het daartoe geselecteerde gebied aangeboden kan worden.

Voor de goede werking van het systeem is het belangrijk dat de aanbieder ervoor zorgt dat de door de broker aangeboden NL-Alertberichten te allen tijde onverwijld worden verzonden in het aangewezen verzendgebied. De ontvangst van een NL-Alertbericht is voor de eindgebruiker kosteloos.

Daarnaast is belangrijk dat de broker en de aanbieder zelf de systeemwijzigingen kunnen testen zonder de dienstverlening te onderbreken en dat bij het regulier testen van randapparatuur door de aanbieder, de ontvangst en verzending van NL-Alertberichten worden meegenomen.

4.2. Continuïteit

De verplichting voor de aanbieders die NL-Alertberichten versturen om hun netwerken in stand te houden en om de continuïteit van de dienstverlening ten behoeve van NL-Alertberichten over deze netwerken te waarborgen volgt reeds uit de algemene verplichtingen die rusten op die aanbieders op grond van hoofdstuk 11a, met name artikel 11a.1, eerste en tweede lid, van de Telecommunicatiewet, alsmede op grond van het Besluit continuïteit openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten, in combinatie met de verplichtingen op grond van de voorliggende regeling. Er is in zoverre geen behoefte (meer) aan afzonderlijke verplichtingen om de systemen en netwerken voor zover die voor het verzenden van NL-Alertberichten worden gebruikt tot stand te brengen en om die in stand te houden en de verzending van deze berichten te garanderen. De specifiek hierop gerichte verplichtingen in het Aanwijzingsbesluit 2014 kunnen daarom vervallen. Het schrappen van de specifieke verplichtingen heeft geen gevolgen voor de maatregelen die aanbieders moeten nemen om de continuïteit en kwaliteit van dienstverlening van NL-Alert te waarborgen. Met deze regeling is geen aanscherping, maar ook geen afzwakking van de eisen ten aanzien van continuïteit beoogd, beoogd wordt de continuïteit en kwaliteit te continueren. Een maatregel die de aanbieders in dit verband bijvoorbeeld genomen hebben is het voorzien in een fallbackverbinding naar de verschillende locaties van de broker aan de aanbieder.

5. Financiering

Ten tijde van de totstandkoming van het Aanwijzingsbesluit 2014 werden de netwerken op basis van overeenkomsten tussen de aanbieders en het Ministerie van Justitie en Veiligheid gereedgemaakt voor het verzenden van NL-Alertberichten. De daarvoor benodigde investeringskosten werden gedragen door dat ministerie, omdat de aanbieders geen rekening hadden kunnen houden met de nieuwe verplichtingen bij de oorspronkelijke inrichting van hun netwerken en systemen.

Nu de netwerken van de betrokken aanbieders geschikt zijn gemaakt voor de verzending van NL-Alertberichten, komen toekomstige kosten van de naleving van deze verplichtingen vanaf 1 januari 2020 niet langer voor rekening van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Indien nieuwe aanbieders van openbare mobiele elektronische communicatienetwerken die geschikt zijn voor cell broadcasttechnologie (netwerken voor mobiel internet en telefonie) op de markt komen, zijn zij verplicht hun netwerken vanaf het begin van de dienstverlening geschikt te maken voor de verzending van NL-Alertberichten. De kosten van de naleving van deze verplichtingen worden gedragen door de aanbieders, die hiermee in hun bedrijfsplan, tariefstelling en bij de biedingen voor de vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte rekening kunnen houden.

6. Vervanging Besluit

Het Aanwijzingsbesluit 2014 legde op grond van de Telecommunicatiewet de verplichtingen om NL-Alertberichten te distribueren op aan de aanbieders. Deze publiekrechtelijke verplichting kwam in de plaats van afzonderlijke afspraken met de aanbieders. Het was in veel opzichten een besluit in een overgangssituatie, waarin de verschillende aanbieders in verschillende mate aan de verplichtingen voldeden. De bedoelde overgangssituatie is voorbij. Om die reden komt het Aanwijzingsbesluit 2014 te vervallen. Het besluit wordt vervangen door een ministeriële regeling, omdat de bepalingen algemeen verbindende voorschriften zijn.

7. Toezicht

Het toezicht op de naleving door de aanbieders van de verplichtingen in deze regeling wordt door Agentschap Telecom uitgevoerd. Daarbij worden de toezichtinstrumenten gehanteerd die passen bij Hoofdstuk 15 van de Telecommunicatiewet.

8. Inhoudelijke nalevingskosten

Deze regeling brengt inhoudelijke nalevingskosten met zich mee voor de partijen die er onder vallen. Deze kosten kunnen verschillen per onderhavige telecomaanbieder. Het betreft de kosten die nodig zijn om te zorgen dat het netwerk in staat blijft om NL-Alertberichten te verzenden.

In 2014 is het Aanwijzingsbesluit 2014 in werking getreden, waardoor de grote openbare telecomaanbieders de verplichting kregen om NL-Alertberichten te verzenden. Tot die tijd golden contractuele afspraken tussen de Minister van Veiligheid en Justitie en de aanbieders, op grond waarvan de kosten die de aanbieders maakten voor NL-Alert vergoed werden door de Minister van Veiligheid en Justitie. Hoewel de nalevingskosten voor publiekrechtelijke verplichtingen in beginsel niet door de overheid vergoed worden, is destijds besloten om de benodigde investerings- en beheerskosten nog enige tijd te blijven vergoeden. Dit had te maken met de contractuele situatie tot die tijd, in combinatie met de omstandigheid dat de publiekrechtelijke verplichting in werking trad net nadat de vergunningen voor het gebruik van een groot deel van de frequenties voor mobiele communicatie waren gekocht. Hierdoor was deze verplichting niet tijdig bekend om mee te kunnen nemen in investeringsbeslissingen. De benodigde investeringskosten verschilden per aanbieder.

Per 1 januari 2020, een jaar na ingang van de nieuwe regeling, komt een eind aan deze vergoedingen. Met deze periode hebben de aanbieders, na inwerkingtreding van deze regeling, nog een jaar om zich voor te bereiden op de overgang van de kosten. Het systeem werkt goed. De netwerken zijn volledig gereed gemaakt en onderhouden voor verzending van NL-Alert, en de aanbieders zijn hiervoor volledig gecompenseerd. De aanbieders maken (reguliere) beheerskosten en zullen op een gegeven moment wel vervangingsinvesteringen moeten doen die onder de nieuwe regeling niet vergoed zullen worden. Daarnaast kan het zijn dat aanvullende investeringen nodig zijn om over te gaan op 5G. Deze investeringen zullen onder de nieuwe regeling niet worden vergoed.

Van de aanbieders die onder de verplichtingen van deze regeling vallen behoort er geen tot het MKB.

9. Regeldruk

In de regeling zijn beperkte rapportageverplichtingen opgenomen, zodat het Ministerie van Justitie en Veiligheid kan toetsen of het systeem naar behoren werkt en NL-Alertberichten goed verzonden zijn. Dit wordt gedaan door middel van een beperkte jaarlijkse rapportage. In bijzondere gevallen kan ad hoc nadere informatie worden gevraagd. Dit komt enkele keren per jaar voor, met name wanneer een aanbieder een verzendscore (ver) onder de 95% heeft bij de verzending van een NL-Alert. Daarnaast houdt Agentschap Telecom toezicht op de continuïteit van het NL-Alertsysteem, als onderdeel van het toezicht op de continuïteit van het netwerk in zijn geheel. Dit kan leiden tot informatieverzoeken van Agentschap Telecom.

10. Consultatie

Een concept van deze regeling is geconsulteerd via internetconsultatie van 21 maart 2018 tot en met 25 april 2018 (https://www.internetconsultatie.nl/regelingnlalert). Er zijn vijf reacties ontvangen, waarvan één openbaar. Daarnaast is door de staatsecretaris buiten de internetconsultatie nog één andere, vertrouwelijke, reactie ontvangen.

In de consultatie is bezwaar gemaakt tegen het stopzetten van de vergoedingen die de aanbieders, eerst contractueel en daarna onder het Aanwijzingsbesluit, kregen voor de voor NL-Alert benodigde investeringen en voor de exploitatiekosten. Over het besluit om deze vergoedingen stop te zetten is naar aanleiding hiervan gesproken met de betrokken aanbieders. Zij hebben daarbij nogmaals uiteen kunnen zetten wat hun bezwaren zijn tegen het stopzetten van de vergoeding. Deze bezwaren zijn meegewogen bij de besluitvorming, maar hebben niet geleid tot voortzetting van de vergoeding. Wel is ervoor gekozen om pas een jaar na inwerkingtreding van de regeling te stoppen met de vergoedingen en is de motivering van dit besluit, in onderdeel 8 van de toelichting, aangepast.

Daarnaast wordt in de consultatiereacties aandacht gevraagd voor het besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid om het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem (de sirenes, hierna: het WAS) per 1 januari 2020 af te schaffen. De alternatieven voor het alerteren van burgers nemen daarmee in de ogen van de aanbieders af, waardoor de afhankelijkheid van NL-Alert voor alertering toeneemt. Hierbij wordt er op gewezen dat niet iedere burger NL-Alertberichten ontvangt. Er is echter een palet aan crisiscommunicatiemiddelen beschikbaar, dat breder is dan enkel NL-Alert. Hiermee kan het bevoegd gezag per situatie bekijken hoe de bevolking het best kan worden gealarmeerd en geïnformeerd. Onder dit palet vallen naast NL-Alert onder andere ook internet, regionale calamiteitenzenders en regionaal ontwikkelde middelen. Voortdurend kan het bevoegd gezag kijken op welke wijze de burger het best gealarmeerd en geïnformeerd kan worden in geval van rampen en crises. Deze regeling raakt daarnaast niet aan de kwaliteit van NL-Alert. De voorgenomen uitfasering van het WAS staat volledig los van de totstandkoming van de regeling.

Naar aanleiding van de consultatiereacties is een verschrijving in het te gebruiken kanaalnummer hersteld. Kanaalnummers die niet in de regeling zijn voorgeschreven, maar daar wel voor zijn gereserveerd, kunnen worden vrijgegeven.

Naar aanleiding van de consultatiereacties wordt vastgehouden aan het reeds geldende maximum van 20 te verzenden berichten, omdat het schrappen van dit maximum onbedoeld tot een verscherping van de eisen voor NL-Alert zou hebben geleid.

In een van de reacties wordt gevraagd te verduidelijken hoe ver de verplichting strekt in artikel 3, derde lid, waarin is bepaald dat de herhaalde ontvangst van berichten door dezelfde gebruiker tot een minimum wordt beperkt. Dit voorschrift verplicht de aanbieder om maatregelen te nemen om de herhaalde ontvangst van een bericht te beperken. Dit kan de aanbieder doen door conform ETSI TS 123 041 het bericht te voorzien van een uniek nummer. Hierbij wordt erkend dat herhaalde ontvangst ondanks deze maatregelen niet volledig voorkomen kan worden.

In de consultatiereacties wordt ook ingegaan op de ruimte die de regeling geeft om te kiezen tussen verschillende standaarden (ETSI of een ‘andere gelijkwaardige standaard’). Deze ruimte werd reeds gegeven in het Aanwijzingsbesluit, en wordt behouden in de regeling.

Onder het Aanwijzingsbesluit golden een aantal ontheffingen. Naar aanleiding van een vraag in de consultatie is in de regeling uitdrukkelijk bepaald dat deze ontheffingen worden voortgezet onder de regeling. Het betreft met name rapportageverplichtingen waar vooralsnog met de huidige techniek niet aan voldaan kan worden.

In een van de reacties wordt gevraagd te verduidelijken of details die nu in het Aanwijzingsbesluit staan en niet terugkomen in de regeling, niet meer van toepassing zullen zijn of dat deze in nadere afspraken tussen de aanbieder en de broker worden opgenomen. De regeling staat er niet aan in de weg om nadere afspraken te maken ter uitvoering van de verplichtingen in de regeling, of bestaande afspraken voort te laten bestaan. Publiekrechtelijk zijn de verplichtingen voor de aanbieder ten aanzien van NL-Alert beperkt tot hetgeen in deze regeling staat en de continuïteitsverplichtingen die voortvloeien uit de Telecommunicatiewet. Agentschap Telecom houdt toezicht op de naleving van die bepalingen. Mogelijke contractuele afspraken zijn civielrechtelijk van aard: daar houdt Agentschap Telecom geen toezicht op.

Tot slot werd gevraagd of NL-Alert ook over landsgrenzen en op de BES-eilanden beschikbaar gesteld kan worden. De verplichting geldt alleen voor Nederland, buiten de landsgrenzen hebben aanbieders niet de bevoegdheid om berichten te verzenden. Voor de BES-eilanden wordt afzonderlijk met de eilandbesturen gekeken naar de beste wijze van alertering die past bij de eilanden.

II Artikelen

Artikel 2

Eerste lid

In dit artikel is de algemene verplichting voor aanbieders van openbare mobiele elektronische communicatienetwerken die geschikt zijn voor cell broadcasttechnologie opgenomen om medewerking te verlenen aan een verzoek om een NL-Alertbericht in een bij het verzoek aangewezen verzendgebied te versturen. De belangrijkste verplichting is dat een aangeboden NL-Alertbericht wordt gedistribueerd (artikel 3). De aanbieder moet daarnaast, ter uitvoering van deze verplichting, beschikken over de benodigde technische voorzieningen (artikel 4).

De aanwijzing is gericht tot de (momenteel vier, indien de fusie wordt goedgekeurd drie) aanbieders van openbare netwerken voor mobiele telefonie en internet. Vaste of plaatsgebonden netwerken, zoals WiFi, vallen er niet onder, semafonie evenmin.

Tweede lid

Indien een aanbieder voorziet dat hij tijdelijk niet of niet geheel kan voldoen aan een of meer van de verplichtingen, opgenomen in deze regeling, kan hij de Minister verzoeken om een ontheffing van één of meer verplichtingen. De Minister van Economische Zaken en Klimaat neemt, in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid, een besluit over dit verzoek.

Artikel 3

In dit artikel is de verplichting om een NL-Alertbericht te distribueren in een specifiek verzendgebied opgenomen. De aanbieder verzendt het bericht ongewijzigd: hij kan er van uitgaan dat berichten die op de brokerinterface worden aangeboden, als NL-Alertberichten zijn geautoriseerd.

Artikel 4

Eerste lid

De kosteloze ontvangst geldt voor alle eindgebruikers in het verzendgebied, niet alleen voor abonnees. Bij het distribueren van het bericht dient de aanbieder zo veel mogelijk mobiele randapparaten die zich in het verzendgebied bevinden te bereiken. De aanbieder distribueert het bericht derhalve niet slechts via de vaste en tijdelijke zendmasten in het verzendgebied, maar tevens via masten die zich buiten het verzendgebied bevinden, indien hiermee mobiele randapparaten in het verzendgebied kunnen worden bereikt. Ook binnen zogenoemde in-house en in-company oplossingen zoals picocellen en femtocellen dient het bericht te worden verzonden. Dit om te voorkomen dat eindgebruikers, in geval zij gebruik maken van dergelijke infrastructuur, geen NL-Alertbericht ontvangen.

Derde lid

Het door derden gebruik laten maken van het Cell Broadcast Center kan invloed hebben op het distribueren van een NL-Alertbericht of de effectiviteit van de distributie. De aanbieders mogen derden alleen dan gebruik laten maken van het Cell Broadcast Center als dit niet ten koste gaat van de dienstverlening en het bereik van NL-Alert. Dit laatste zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn indien aanbieders derden gebruik laten maken van Cell Broadcast Center op een manier die er toe leidt dat gebruikers de dienst NL-Alert uitzetten, waardoor het bereik van de burgeralarmering via NL-Alert afneemt.

Artikelen 6, 7 en 8

De aanbieder stelt rapportages op zodat de Minister van Justitie en Veiligheid op de hoogte is van de stand van zaken omtrent de dienstverlening van NL-Alert, en mogelijke verbeterpunten kunnen worden overlegd. Zo stelt de aanbieder in de ad hoc rapportage ten minste een grafische weergave op waarin wordt aangeven op welke plekken een bericht is gedistribueerd, en op welke plekken dit had moeten gebeuren, maar geen distributie tot stand is gekomen. De aanbieders en de broker gezamenlijk kunnen door middel van een audit of een test controleren of de dienstverlening optimaal werkt.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

Naar boven