Convenant houdende afspraken over het uitlenen van digitale werken door de Koninklijke Bibliotheek ten behoeve van de openbare bibliotheken in Nederland (Convenant e-lending)

Ondertekend door:

De Staat der Nederlanden, de Koninklijke Bibliotheek, de Vereniging van Openbare Bibliotheken, de Groep Algemene Uitgevers, de Auteursbond, de Stichting Lira en de Stichting Pictoright

1. de Staat der Nederlanden, te dezen vertegenwoordigd door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mr. drs. I.K. van Engelshoven, hierna te noemen ‘de Minister’,

2. de Koninklijke Bibliotheek, waarvan de zetel is gevestigd in Den Haag, te dezen vertegenwoordigd door dr. E.J.B. Knibbeler, hierna te noemen ‘KB’,

3. de Vereniging van Openbare Bibliotheken, waarvan de zetel is gevestigd in Utrecht, te dezen vertegenwoordigd door drs. A.C.J. Schellekens, hierna te noemen ‘VOB’,

4. de Groep Algemene Uitgevers, waarvan de zetel is gevestigd in Amsterdam, te dezen vertegenwoordigd door G. Waldmann, hierna te noemen ‘GAU’,

5. de Auteursbond, waarvan de zetel is gevestigd in Amsterdam, te dezen vertegenwoordigd door M.G. Vlaar, hierna te noemen ‘Auteursbond’.

6. de Stichting Literaire rechten auteurs, waarvan de zetel is gevestigd in Hoofddorp te dezen vertegenwoordigd door J.L. Verschuur, hierna te noemen ‘Lira’,

7. de stichting Pictoright, waarvan de zetel is gevestigd in Amsterdam, te dezen vertegenwoordigd door mr. drs. G.J. Wolffensperger, hierna te noemen ‘Pictoright’,

gezamenlijk dan wel afzonderlijk aan te duiden als: ‘partijen’ c.q. ‘partij’.

Overwegen het volgende,

algemeen:

Lezen is een essentiële vaardigheid om te kunnen deelnemen aan de maatschappij. Lezen is ook een belangrijke culturele activiteit die verrijkt. Al enige decennia loopt in Nederland de leestijd terug, met name onder de jeugd. De openbare bibliotheken hebben op grond van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob) een leesbevorderende taak. Een relevant digitaal aanbod van de openbare bibliotheek kan het lezen stimuleren onder groepen, waarvoor lezen niet (meer) vanzelfsprekend is. Een breed en goed toegankelijk legaal digitaal aanbod kan daarnaast helpen in het tegengaan van illegaal gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken. Heldere afspraken over het tot stand komen en het beschikbaar stellen van dit aanbod zijn in het belang van alle betrokkenen en zullen de bestaande praktijk verder verbeteren.

specifiek:

  • de KB organiseert op basis van artikel 17 van de Wsob de landelijke digitale openbare bibliotheek, waaronder de inkoop en het ter beschikking stellen van e-boeken voor de gebruikers van de openbare bibliotheek;

  • de KB koopt e-content in op voordracht van een adviescommissie en een inkoopcommissie digitale content, waarvan de leden door de VOB worden benoemd;

  • de hoogte van de vergoeding per uitlening is het resultaat van onderhandelingen tussen de KB en de rechthebbenden;

  • de actualiteit van de titel is medebepalend voor de prijs per uitlening;

  • e-boeken worden door de openbare bibliotheken uitgeleend op basis van individuele overeenkomsten tussen de KB en de rechthebbenden (in de meeste gevallen zijn dit de uitgevers) via het ‘one copy, multiple user’-model. Ingekochte titels kunnen door meerdere bibliotheekgebruikers tegelijk worden gelezen;

  • het ‘one copy, multiple user’-model is de consumentenstandaard in het digitale mediagebruik;

  • de Nederlandse digitale openbare bibliotheek behoort met de omvang van de collectie, het aantal gebruikers en de gebruiksvriendelijkheid (‘one copy, multiple user’) tot de Europese voorhoede;

  • partijen realiseren zich dat er verschil van mening bestaat over de (gewenste) verblijfplaats van de rechten van makers, maar stemmen er gezamenlijk mee in dat voor wat betreft de uitvoering van dit convenant slechts de uitgevers toestemming kunnen geven aan en afspraken maken met de KB voor het uitlenen van e-boeken;

  • partijen zoeken voor het doorontwikkelen van het ‘one copy, multiple user’-model een route buiten het in artikel 15c-g Auteurswet geregelde leenrecht en zodanig dat de levertijd;

  • bij openbare bibliotheken bestaat de behoefte aan meer e-boektitels in het aanbod, waaronder meer titels voor de jeugd en meer actuele titels en zodanig dat de levertijd en beschikbaarheid van de e-boektitels voor de openbare bibliotheken niet verminderen;

  • bij auteurs, vertalers en beeldmakers bestaat de wens meer zekerheid te krijgen mee te kunnen delen in de uitleenvergoeding;

  • bij de auteurs, de vertalers, de beeldmakers en de uitgevers bestaat de wens dat de aantallen uitleningen en de daarbij behorende uitleenvergoedingen transparant zijn;

  • bij uitgevers bestaat de wens dat het bestaande niveau van uitleenvergoedingen per e-boektitel voor de uitgevers niet vermindert;

  • de minister hecht – als stelselverantwoordelijke voor het openbaar bibliotheekwerk op grond van de Wsob – grote waarde aan een zo breed mogelijk (digitaal) titelaanbod voor de gebruikers van de openbare bibliotheken. Tegelijkertijd vindt de minister het van groot belang dat de positie van uitgevers hier niet door achteruit gaat en dat makers een passende vergoeding krijgen voor het digitaal uitlenen van hun werk door de openbare bibliotheken. Een belangrijk speerpunt in het cultuurbeleid van de minister is het vergroten van het verdienvermogen van de culturele en creatieve sector en het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van makers;

  • blijkens hun bestanden van leden dan wel aangeslotenen kunnen de VOB, de GAU, de Auteursbond, de stichting Lira en de stichting Pictoright worden gezien als representatieve organisaties voor respectievelijk de Nederlandse uitgevers, de openbare bibliotheken, de auteurs en de beeldmakers;

  • Pictoright en Lira beschikken over de middelen om ook de niet bij hen aangesloten auteurs, vertalers en beeldmakers actief op te sporen en uit te betalen. Zij hebben hier ruime ervaring mee;

  • het bovenstaande is voor alle partijen aanleiding het huidige publieke ‘one copy, multiple user’-model voor e-lending door te ontwikkelen met behoud van de positieve kenmerken van het model.

En komen het volgende overeen:

Artikel 1: Doelen en reikwijdte

  • 1.1 Met het sluiten van dit convenant beogen partijen het bereiken van het volgende doel: het binnen een zo kort mogelijke termijn na eerste publicatie ter beschikking krijgen van een zo breed mogelijk aanbod van e-boeken voor het uitlenen door de landelijke digitale openbare bibliotheek, conform het ‘one copy multiple user’-model, met een passende uitleenvergoeding voor de auteurs, vertalers, beeldmakers en uitgevers in ruil voor het uitlenen, met transparantie over het aantal uitleningen.

  • 1.2 Dit convenant heeft betrekking op:

    • a. oorspronkelijk Nederlandstalige titels onder het segment ‘algemene boek’ verschenen bij Nederlandse uitgevers, en

    • b. de auteursrechtelijk beschermde bijdragen van auteurs, vertalers en beeldmakers aan in het Nederlands vertaalde buitenlandse titels onder het segment ‘algemene boek’, verschenen bij Nederlandse uitgevers.

Artikel 2: Uitlening conform het ‘one copy multiple user’-model

  • 2.1 De GAU spant zich er ten zeerste voor in dat haar leden zo spoedig mogelijk na het op de markt brengen van een door hen uitgegeven e-boek, een niet-overdraagbare licentie aan de KB verlenen, opdat de landelijke digitale openbare bibliotheek het boek digitaal aan de gebruikers kan uitlenen. In ieder geval spant de GAU zich er ten zeerste voor in dat haar leden uiterlijk binnen 6 tot 12 maanden na het op de markt brengen van een door hen uitgegeven e-boek voornoemde licentie aan de KB verlenen.

  • 2.2 De in artikel 2.1 bedoelde licentie behelst het uitlenen van één digitaal exemplaar van het boek aan meerdere bibliotheekgebruikers tegelijkertijd volgens het zgn. ‘one copy multiple user’-model.

Artikel 3: Passende uitleenvergoeding voor de auteurs, vertalers, beeldmakers en uitgevers

  • 3.1 De KB betaalt in ruil voor de onder 2.1 bedoelde licentie voor de onder 1.2, onder a. bedoelde titel een vergoeding per uitlening. Voor de hoogte van deze vergoeding speelt de actualiteit van de betreffende titel mee. De KB betaalt 50% van deze uitleenvergoeding aan de desbetreffende uitgever en 50% aan Lira en Pictoright gezamenlijk.

  • 3.2 De KB betaalt in ruil voor de onder 2.1 bedoelde licentie voor de onder 1.2, onder b. bedoelde titel een nader overeen te komen uitleenvergoeding per uitlening aan de uitgever die de titel heeft uitgegeven. Dit omvat mede de vergoeding voor de buitenlandse betrokken auteurs. Daarnaast betaalt de KB 50% van hiervoor genoemde uitleenvergoeding aan Lira en Pictoright ten behoeve van de voor de Nederlandse uitgave verrichte auteursrechtelijk beschermde bijdragen van auteurs, vertalers en beeldmakers.

  • 3.3 Lira en Pictoright geven gezamenlijk één rekeningnummer op aan de KB ten behoeve van het praktisch uitvoeren van dit convenant.

  • 3.4 Lira draagt zorg voor het betalen van de vergoedingen als bedoeld onder 3.1 en 3.2 aan de auteur(s) van het desbetreffende boek dan wel aan de vertaler(s). Stichting Pictoright draagt zorg voor het betalen van de uitleenvergoedingen als bedoeld onder 3.1 en 3.2 aan de beeldmakers van het desbetreffende boek.

Artikel 4: Transparantie over het aantal uitleningen

  • 4.1 De KB verschaft tenminste twee keer per jaar aan Lira, Pictoright en de openbare bibliotheken op titelniveau inzage in de uitleencijfers van de e-boeken, evenals de bijbehorende tarieven, voor zover noodzakelijk voor het uitvoeren van artikel 3.4.

  • 4.2 Lira en Pictoright verschaffen inzage in de onder 4.1 bedoelde uitleencijfers voor de auteurs, vertalers en beeldmakers.

  • 4.3 Over de precieze uitwerking van artikel 4.1 en 4.2 maken partijen nadere afspraken.

Artikel 5: Financiële bijdrage ministerie

  • 5.1 Onder de voorwaarde dat de wetgever voldoende middelen ter beschikking stelt, verhoogt de minister de rijksbijdrage die de KB ontvangt op grond van artikel 18, tweede lid van de Wsob met de volgende bedragen: 2019 € 1,0 mln., 2020 € 2,75 mln., 2021 e.v. € 3,0 mln.

  • 5.2 De bedragen genoemd onder artikel 5.1 maken deel uit van het bedrag dat de KB ontvangt op grond van artikel 18, tweede lid van de Wsob, maar worden uitsluitend bestemd voor het uitvoeren van artikel 3.1 en 3.2 van dit convenant.

  • 5.3 Onder de voorwaarde dat de wetgever voldoende middelen ter beschikking stelt, verhoogt de minister de rijksbijdrage die de KB ontvangt op grond van artikel 19 van de Wsob jaarlijks met het volgende bedrag: 10% van de op grond van de artikelen 3.1 en 3.2. aan Lira en Pictoright uitgekeerde vergoedingen tot een maximum van € 0,4 mln.

  • 5.4 Het onder 5.3 genoemde bedrag is uitsluitend bestemd voor het vergoeden aan Pictoright en Lira van de beheerskosten verbonden aan artikel 3.3, 3.4 en artikel 4.2 van dit convenant.

Artikel 6: Looptijd, evaluatie en ontbinding

  • 6.1 De afspraken uit dit convenant gelden vanaf 1 januari 2019 en gelden voor onbepaalde tijd.

  • 6.2 De partijen evalueren 1 jaar na het inwerking treden van dit convenant in een gezamenlijke vergadering. De evaluatie omvat in ieder geval de omvang en samenstelling van de collectie, de aantallen uitleningen en gebruikers en de financiën. Ten behoeve van de gewenste transparantie verschaffen alle partijen dan cijfermatig inzicht in de verstrekte subsidies, de betaalde vergoedingen en repartities en de uitleencijfers. Partijen maken alsdan een afspraak over het verder monitoren van het convenant. Van de vergadering wordt een verslag gemaakt, waarin afspraken over het verder monitoren worden vastgelegd.

  • 6.3 Als uit de evaluatie als bedoeld in 6.2 blijkt dat een meerderheid van alle partijen van mening is dat dit convenant niet het gewenste effect heeft, kan een meerderheid van de partijen het initiatief nemen het convenant te herzien.

  • 6.4 Als een van de partijen zich niet houdt aan de afspraken in dit convenant, dienen partijen te pogen in gezamenlijk overleg tot een oplossing te komen. Desgewenst en indien een meerderheid van alle partijen daarmee instemmen, gebeurt dat op de wijze zoals beschreven in artikel 7. Wordt er geen oplossing gevonden, dan kan elk der partijen mede namens de andere partijen de in gebreke blijvende partij middels een schriftelijke ingebrekestelling een redelijke termijn van minimaal twee maanden geven om alsnog te voldoen aan de afspraken in dit convenant. Hiertoe kan worden besloten in een vergadering waar meer dan 50% van de partijen aanwezig is en de meerderheid beslist. Blijft de ingebrekestelling zonder resultaat, dan kan elke partij dit convenant ontbinden. Een besluit tot ontbinden dient schriftelijk en met redenen omkleed te worden gestuurd aan alle partijen. De ontvangstdatum van de opzegging bij de KB geldt als einddatum van het convenant.

  • 6.5 In het geval van het ontbinden van dit convenant vervallen automatisch de door dit convenant verleende rechten en aanspraken voor de periode die ingaat vanaf de datum waarop dit convenant eindigt, derhalve uitgezonderd rechten en aanspraken die hun grondslag vinden in het tijdvak waarin het convenant van kracht was ter afwikkeling daarvan.

  • 6.6 Ingeval van ontbinding van het convenant is geen van de partijen jegens een andere partij schadeplichtig.

Artikel 7: Geschillen

  • 7.1 Een partij die meent dat een geschil bestaat, deelt dat schriftelijk aan de andere partijen mee. De mededeling bevat een aanduiding van het geschil.

  • 7.2 Binnen 14 werkdagen na de dagtekening van de in het eerste lid bedoelde mededeling zendt elke partij zijn zienswijze over het geschil, alsmede een voorstel voor een oplossing daarvan, aan de andere partijen.

  • 7.3 Binnen 14 werkdagen na afloop van de in het tweede lid genoemde termijn overleggen partijen over een oplossing van het geschil. Elke partij kan zich door deskundigen laten bijstaan. Indien één van partijen binnen 14 werkdagen na afloop van de in het tweede lid genoemde termijn de wens daartoe kenbaar maakt, wordt het overleg voorgezeten door een door partijen gezamenlijk of, bij gebreke van overeenstemming daarover binnen een maand, door de Minister te benoemen voorzitter.

  • 7.4 Elke partij draagt de eigen kosten, voortvloeiend uit de procedure van het eerste tot en met het derde lid. De kosten van de in het derde lid bedoelde voorzitter worden door elke partij voor een gelijk deel gedragen.

Artikel 8: Ongeldigheid

Indien een bepaling van dit convenant in enige mate als nietig, vernietigbaar, ongeldig, onwettig of anderszins als niet-bindend moet worden beschouwd, wordt die bepaling, voor zover nodig, uit dit convenant verwijderd en zo mogelijk vervangen door een bepaling die wel bindend en rechtsgeldig is en die de inhoud van de niet-geldige bepaling zoveel mogelijk benadert. Het overige deel van het convenant blijft in een dergelijke situatie ongewijzigd.

Artikel 9: Aanvullende bepalingen

  • 9.1 Dit convenant is opgesteld naar en wordt beheerst door Nederlands recht en wordt door partijen aangehaald als ‘e-lending convenant 2019’.

  • 9.2 De bevoegde rechter in Den Haag is met uitsluiting van alle andere rechters bevoegd om kennis te nemen van geschillen tussen partijen aangaande dit convenant.

  • 9.3 Wijzigingen van of aanvullingen op dit convenant dienen schriftelijk tussen partijen te worden afgesproken en vastgelegd en ondertekend door daartoe bevoegde personen.

Artikel 10: Publicatie in de Staatscourant

  • 10.1 Binnen 14 dagen na ondertekening van dit convenant wordt de tekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant.

  • 10.2 Bij wijzigingen in het convenant vindt het eerste lid overeenkomstige toepassing.

  • 10.3 Van ontbinding wordt melding gemaakt in de Staatscourant.

Aldus overeengekomen op de laatste van de hieronder genoemde data en in zevenvoud ondertekend:

Den Haag, 3 oktober 2018

De Minister I.K. van Engelshoven

KB E.J.B. Knibbeler, directeur

VOB A.C.J. Schellekens, directeur

GAU G. Waldmann, voorzitter

Auteursbond M.G. Vlaar, voorzitter

Lira J.L. Verschuur, directeur

Pictoright G.J. Wolffensperger, voorzitter

Naar boven