Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 12 september 2018, nr. IENW/BSK-2018/116306, houdende vaststelling van de Tijdelijke subsidieregeling innovaties duurzame binnenvaart 2018–2019 (Tijdelijke subsidieregeling innovaties duurzame binnenvaart 2018–2019)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 4, 8, eerste lid en tweede lid, onderdeel b, 9, 22 en 23, vijfde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M;

BESLUIT:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Innovatieraad Binnenvaart:

door het bedrijfsleven ingesteld college van deskundigen uit de binnenvaartsector ten behoeve van het stimuleren van de innovatie in de binnenvaart;

Kaderbesluit:

Kaderbesluit subsidies I en M;

Minister:

Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

project:

experimenteel ontwikkelingsproject, haalbaarheidsproject gericht op experimentele ontwikkeling, haalbaarheidsproject gericht op industrieel onderzoek, industrieel onderzoeksproject, innovatiecluster- exploitatieproject of innovatiecluster- investeringsproject dat aan artikel 2 voldoet;

staatssteun:

steunmaatregelen als omschreven in artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 2. Doel van de subsidieregeling

Doel van deze regeling is het verstrekken van financiële bijdragen aan de binnenvaartsector ten behoeve van projecten die bijdragen aan de duurzaamheid van de sector door reductie van CO2-, NOX-, PM- emissies of methaanslip.

Artikel 3. Subsidiabele projecten

  • 1. Projecten zijn subsidiabel indien deze gericht zijn op het gebruik van alternatieve brandstoffen, alternatief motorgebruik, voor- of nabehandelingstechnieken of motormanagement, inrichting en gebruik van het schip ten behoeve van de reductie van CO2-, NOX- en PM-emissies of methaanslip bij de voortstuwing van voor de binnenvaart gebruikte schepen.

  • 2. De volgende typen projecten, die op de in het eerste lid genoemde doelstellingen zijn gericht, kunnen voor subsidie in aanmerking komen:

    • a. experimenteel ontwikkelingsproject: samenhangend geheel van activiteiten, gericht op het verwerven, combineren, vormgeven of gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technische, zakelijke of andere relevante kennis en vaardigheden voor plannen, schema’s of ontwerpen voor nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, procedés of diensten, voor zover deze activiteiten geen routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, procedés of diensten behelzen, zelfs als die wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden;

    • b. haalbaarheidsproject gericht op experimentele ontwikkeling: een systematisch opgezette en afgeronde analyse van de technische mogelijkheden voor experimentele ontwikkeling;

    • c. haalbaarheidsproject gericht op industrieel onderzoek:een systematisch opgezette en afgeronde analyse van de technische mogelijkheden voor het uitvoeren van industrieel onderzoek;

    • d. industrieel onderzoeksproject: samenhangend geheel van onderzoeksactiviteiten gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren;

    • e. innovatiecluster-exploitatieproject: samenhangend geheel van activiteiten gericht op het aansturen van een innovatiecluster door de rechtspersoon die het innovatiecluster exploiteert en

    • f. innovatiecluster-investeringsproject: een samenhangend geheel van activiteiten gericht op het opzetten of uitbreiden van een innovatiecluster door de rechtspersoon die het innovatiecluster exploiteert.

Artikel 4. Verdeelsleutel

  • 1. De Minister verleent subsidie voor projecten op basis van een door de Innovatieraad Binnenvaart schriftelijk opgestelde rangschikking conform de volgende criteria:

    • a. de mate waarin de innovatie generiek toepasbaar is voor binnenvaartschepen van een vergelijkbaar scheepstype of vaarprofiel;

    • b. de mate waarin de innovatie de uitstoot van CO2, NOX, PM of methaanslip reduceert, en;

    • c. de mate waarin de innovatie een terugverdieneffect heeft voor degene die haar toepast.

  • 2. Voor elk van de in het eerste lid genoemde criteria is per project een maximum van 10 punten te behalen.

  • 3. Indien twee of meer projecten na de rangschikking op dezelfde plaats in de rangschikking terechtkomen wordt door middel van loting de definitieve plaats in de rangschikking bepaald.

Artikel 5. Subsidieplafond

Voor de subsidie is ten hoogste beschikbaar:

  • a. € 1.250.000,– in 2018;

  • b. € 200.000,– in 2019.

Artikel 6. Subsidiemaximum en subsidiabele kosten

  • 1. De subsidie bedraagt ten hoogste € 250.000,– per project.

  • 2. De volgende kosten komen voor subsidie in aanmerking:

    • a. 50% van de studiekosten voor haalbaarheidsprojecten gericht op industrieel onderzoek en haalbaarheidsprojecten gericht op experimentele ontwikkeling.

    • b. 50% van de volgende rechtstreeks aan de uitvoering van het project toe te rekenen kosten voor industriële onderzoeksprojecten:

      • 1°. loonkosten van direct bij het project betrokken personeel, waarbij het uurloon wordt berekend aan de hand van het brutoloon: loon in geld, volgens de verzamelloonstaat, ingevolge artikel 7.2 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011, te delen door 1.650 productieve uren, verhoogd met een forfaitair percentage van 20 voor de werkgeverslasten. In geval van een parttime dienstverband wordt het uurloon op voornoemde wijze berekend na omrekening van het brutoloon naar een fulltime dienstverband;

      • 2°. een opslag voor algemene kosten van ten hoogste 50 procent van de in het in subonderdeel 1°, bedoelde loonkosten;

      • 3°. kosten van aanschaf van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen;

      • 4°. afschrijvingskosten van machines en apparatuur op basis van de technische levensduur naar rato van het gebruik voor het project gedurende de projectperiode uitgaande van de historische aanschafwaarde verminderd met de restwaarde, met dien verstande dat in geval van lease wordt uitgegaan van de contante waarde van de gedurende de projectperiode betaalde leasetermijnen naar rato van het gebruik van de machines en apparatuur voor het project onder aftrek van de in de leasetermijnen begrepen vergoedingen voor financiering en afschrijving;

      • 5°. huurkosten van machines en apparatuur naar rato van het gebruik voor het project gedurende de projectperiode;

      • 6°. aan derden verschuldigde kosten ter zake van studies en onderzoeksactiviteiten en ter zake van de aanschaf van kennis en intellectuele eigendomsrechten alsmede ter zake van bescherming van die rechten.

    • c. 25% van rechtstreeks aan de uitvoering van het project toe te rekenen kosten als bedoeld in onderdeel b, onder 1° tot en met 6°, voor experimentele ontwikkelingsprojecten.

    • d. 15% van de kosten voor investering in grond, gebouwen, machines en uitrusting en die betrekking hebben op opleidingsfaciliteiten en onderzoekcentra en open acces-onderzoeksinfrastructuur voor innovatiecluster-investeringsprojecten, en

    • e. 50% van de loon en administratiekosten voor innovatiecluster-exploitatieproject in verband met:

      • 1°. marketing van het cluster om nieuwe ondernemingen aan te trekken die in het cluster deelnemen;

      • 2°. beheer van de open acces-faciliteiten van het cluster;

      • 3°. organisatie van opleidingsprogramma’s, workshops en conferenties om kennisdeling en netwerking tussen de clusterleden te bevorderen.

  • 3. De steunintensiteiten voor industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling, respectievelijk voor haalbaarheidsstudies, kunnen worden verhoogd overeenkomstig de bepalingen van artikel 25, zesde lid, respectievelijk zevende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 4. Onder studiekosten vallen de volgende posten:

    • 1°. loonkosten van direct bij het onderzoek betrokken personeel;

    • 2°. kosten van aanschaf van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen;

    • 3°. afschrijvingskosten van machines en apparatuur op basis van de technische levensduur naar rato van het gebruik voor het project gedurende de projectperiode, uitgaande van de historische aanschafwaarde verminderd met de restwaarde;

    • 4°. huurkosten van machines en apparatuur naar rato van het gebruik voor het project gedurende de projectperiode;

    • 5°. aan derden verschuldigde kosten ter zake van studies en onderzoeksactiviteiten en ter zake van de aanschaf van kennis en intellectuele eigendomsrechten alsmede ter zake van bescherming van die rechten.4. Indien geen loonkosten als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, subonderdeel 1°, worden gemaakt, maar niettemin arbeid ten behoeve van het project wordt verricht, geldt daarvoor een uurtarief van € 35,–. Het bepaalde in subonderdeel 2°, is op dit tarief niet van toepassing.

Artikel 7. Cumulatie

Voor een project waarvoor eerder door een bestuursorgaan of de Europese Commissie aan de aanvrager staatssteun is verstrekt kan alleen subsidie worden verleend met inachtneming van de criteria uit artikel 8 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 8. Specifieke afwijzingsgrond

De subsidie wordt afgewezen indien de subsidie wordt aangevraagd door een ondernemer in moeilijkheden als bedoeld in artikel 2, achttiende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 9. Uitvoeringsinstantie

Als uitvoeringsinstantie wordt aangewezen het Expertise- en InnovatieCentrum Binnenvaart van de Stichting Projecten Binnenvaart te Rotterdam. De uitvoeringsinstantie heeft tevens een adviserende rol in de rangschikking van de aanvragen.

Artikel 10. Indiening aanvraag

  • 1. Een aanvraag wordt gericht aan de Minister.

  • 2. De aanvraag voor 2018 wordt uiterlijk 1 november 2018 ingediend bij de uitvoeringsinstantie.

  • 3. De aanvraag voor 2019 wordt uiterlijk 1 maart 2019 ingediend bij de uitvoeringsinstantie.

  • 4. De aanvraag bevat de in artikel 10, vierde lid, van het Kaderbesluit genoemde gegevens en wordt ingediend met gebruikmaking van een volledig ingevuld aanvraagformulier als bedoeld in bijlage 1 van deze subsidieregeling.

Artikel 11. Subsidieverstrekking en -vaststelling

  • 1. De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van gegevens die worden ingediend bij de aanvraag.

  • 2. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt de datum waarop de activiteiten uiterlijk zijn verricht alsmede de datum waarop de subsidie uiterlijk ambtshalve wordt vastgesteld.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht om:

    • a. onverwijld de uitvoeringsinstantie een schriftelijke melding te doen zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan; en

    • b. desgevraagd, op door de uitvoeringsinstantie van tevoren aangegeven wijze, aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 12. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2020, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de voor die datum verleende subsidies.

Artikel 13. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling innovaties duurzame binnenvaart 2018–2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

BIJLAGE 1 ALS BEDOELD IN ARTIKEL 9, VIERDE LID, VAN DE TIJDELIJKE SUBSIDIEREGELING INNOVATIES DUURZAME BINNENVAART 2018

Aanvraagformulier Tijdelijke subsidieregeling innovaties duurzame binnenvaart 2018

Stuur het ingevulde formulier met bijlagen naar:

EICB/SPB

t.a.v. subsidie innovatie duurzame binnenvaart (IDB)

Kantoor A2.04

Vasteland 78

3011 BL Rotterdam

Meer informatie: www.eicb.nl/idb

info@eicb.nl

+31 10 7989830

1. Project:

 

Naam van project:

.....

1 optioneel

Eventueel acroniem1 (afkorting beginletters):

.....

2 geef aan of het een:

experimenteel ontwikkelingsproject haalbaarheidsproject gericht op industrieel onderzoek haalbaarheidsproject gericht op experimentele ontwikkeling industrieel onderzoeksproject innovatiecluster-exploitatieproject innovatiecluster-investeringsproject

Soort project2

haalbaarheidsproject gericht op industrieel onderzoek

       

Startdatum project:

..-..-..

Verwachte einddatum project:

..-..-..

     

Totale projectkosten:

€ .....

Totaal gevraagde subsidie:

€ .....

Is voor dit project, of voor onderdelen ervan, al subsidie aangevraagd of gekregen?

□ ja, te weten: .....

Subsidiebedrag: € .....

□ nee

 

Zijn voor dit project, of onderdelen ervan, al verplichtingen aangegaan vóór de datum van indienen van de aanvraag

□ nee

 

Gegevens van de deelnemers vult u in tabel 2.3

Vraagt u subsidie aan voor een samenwerkingsverband?

 

□ ja ..... vul tabel 2.3 in

□ nee

 

2. Aanvrager/Penvoerder

Bij een samenwerkingsverband dient u tevens de gegevens van overige aanvrager(s) in het samenwerkingsverband te vermelden. Gebruik hiervoor de invulvelden bij onderdeel 2

Naam organisatie:

.....

Afdeling/vakgroep:

.....

Postadres:

.....

Postcode:

.....

Plaats:

.....

Land:

.....

Bezoekadres:

.....

 

Postcode:

.....

Plaats:

.....

 

Land:

.....

   
 

Bankrekeningnummer:

.....

Bank:

.....

 

Inschrijfnummer KvK:

.....

   
 

Jaar van inschrijving:

.....

Rechtsvorm:

.....

3 Als uw organisatie BTW-vrijgesteld is, kunt u de te betalen BTW zien als kosten, omdat deze BTW niet verrekend kan worden. De te betalen BTW is zodoende subsidiabel

4 Met de MKB-toets kunt u bepalen of de penvoerder c.q. aanvrager voldoet aan de MKB-definitie zoals bedoeld in de regeling

Uw organisatie is3:

□ BTW-plichtig

□ BTW-vrijgesteld

 

Uw organisatie is een:

□ MKB4

□ anders, namelijk .....

□ onderzoeksorganisatie

 

Is voor uw organisatie een verzoek tot surseance van betaling, tot faillissement, of tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling ingediend?

□ ja

Toelichting:

□ nee

2.1 Contactpersoon aanvrager:

Vul hier de contactgegevens van de penvoerder c.q. aanvrager in. Indien er sprake is van een intermediair die de correspondentie voert, vul dan op de volgende pagina de contactgegevens van de intermediair in

Naam:

.....

□ Dhr. □ Mw.

Titel(s):

.....

Functie:

.....

Telefoon:

.....

Fax:

.....

E-mail adres:

.....

Mobiel:

.....

2.2 Contactgegevens intermediair:

Alleen invullen als de correspondentie via een intermediair loopt. Voeg in dat geval wel een machtiging toe, waarin de intermediair door aanvrager is gemachtigd tot het voeren van de correspondentie

Naam organisatie:

.....

Postadres:

.....

Postcode:

.....

Plaats:

.....

Naam:

.....

 

□ Dhr.

□ Mw.

Titel(s):

.....

Functie:

.....

Telefoon:

.....

Fax:

.....

E-mail adres:

.....

Mobiel:

.....

2.3 Overige aanvragers:

Vul in indien er sprake is van een samenwerkingsverband

Met de MKB-toets kunt u bepalen of de overige aanvragers voldoen aan de MKB-definitie zoals bedoeld in de regeling

.....

Naam

MKB

Aanvrager 2:

.....

Aanvrager 3:

.....

Aanvrager 4:

.....

Aanvrager 5:

.....

Aanvrager 6:

.....

Aanvrager 7:

.....

3. Ondertekening:

Deze persoon dient namens de penvoerder c.q. aanvrager tekenbevoegd te zijn

Naam:

.....

Functie:

.....

   

Organisatie:

.....

   

Datum:

..-..-..

Plaats:

.....

Handtekening:

 

4. Verplichte Bijlagen:

Uw aanvraag is pas compleet en kan in behandeling genomen worden als alle voor uw aanvraag van toepassing zijnde bijlagen bijgevoegd zijn

Op www.eicb.nl/idb

vindt u een compleet overzicht van en toelichting bij de benodigde bijlagen

□ Bijlage 1: Projectplan

□ Bijlage 2: Projectbegroting

□ Bijlage 3: Openbare samenvatting

□ Bijlage 4: Document waarin de technische haalbaarheid aannemelijk wordt gemaakt.

□ Bijlage 5: Gegevens van eventuele overige projectpartners

 

□ Bijlage 6: Samenwerkingscontract

TOELICHTING

Algemeen

Deze subsidieregeling is de opvolger van de Subsidieregeling innovaties duurzame binnenvaart, die op 1 januari 2018 is vervallen.

Beleidsoverwegingen

De binnenvaart moet schoner gaan opereren om ook in de toekomst een duurzaam antwoord te kunnen geven op de logistieke behoeften op mondiale, Europese en nationale schaal. Het antwoord hierop kan worden gevonden in innovaties.

Het tot stand brengen van innovaties is in beginsel de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven zelf. Bedrijven en kennisinstellingen zullen moeten investeren in onderzoek en ontwikkelingsactiviteiten om hun concurrentiepositie te behouden en te versterken. Daarnaast zijn innovaties noodzakelijk om tegemoet te kunnen komen aan de strengere regelgeving die op internationaal niveau voor maatschappelijke waarden als duurzaamheid wordt afgesproken.

In het regeerakkoord1 is opgenomen dat binnenvaart een belangrijke bijdrage kan leveren aan het beperken van toenemend goederenvervoer over de weg en het beperken van uitstoot die slecht is voor het klimaat. Er is in de binnenvaart nog veel milieuwinst te behalen.

Het is de ambitie van het kabinet om een goed innovatieklimaat te scheppen voor de binnenvaart, waarin kennisontwikkeling en onderwijs belangrijke pijlers zijn. Met het op 1 januari 2018 vervallen subsidieprogramma gaf het kabinet financiële steun aan projecten die in de markt kansrijk waren en beantwoordden aan de beleidsmatige doelstellingen van het programma. De evaluatie van het subsidieprogramma is positief. Daaruit blijkt dat er voldoende belangstelling is voor deze subsidieregeling en dat deze subsidieregeling een stimulerend effect heeft op met name relatief kleinschalige projecten over alternatieve oplossingen. De reden daarvoor is de laagdrempelige opzet van de aanvraagfase en verantwoording en de hoogte van subsidiebedragen. De meerwaarde hiervan is dat de binnenvaartsector inzicht krijgt in de effectiviteit van deze alternatieve oplossingen. In de evaluatie wordt aanbevolen om de focus op emissiereductie in een eventuele vervolgregeling vast te houden. Daarnaast is het systeem van rapportage en monitoring positief beoordeeld. Een verzwaring van de rapportageverplichting zou de administratieve lasten verzwaren en de regeling onaantrekkelijk kunnen maken voor kleinere projecten.

Doelstelling en uitvoeringsinstantie

Deze subsidieregeling is gericht op duurzame innovatieve toepassingen die betrekking hebben op de machinekamer, de inrichting en het gebruik van het schip met als doel de CO2-, NOx-, PM- emissies en uitstoot van methaanslip te reduceren.

De subsidieregeling zal worden uitgevoerd door het Expertise- en Innovatie Centrum Binnenvaart (EICB). Het EICB, onderdeel van de Stichting Projecten Binnenvaart, dat expertise op het terrein van binnenvaart opbouwt en toegankelijk maken en innovatie in de binnenvaart structureel verankert. Het EICB is een brede vertegenwoordiging van de belangenorganisaties van binnenvaart.

Administratieve lasten voor het bedrijfsleven

De administratieve lasten voor de aanvragende bedrijven kunnen als volgt worden becijferd. Voor de aanvragers zullen de administratieve lasten naar schatting per aanvraag 20 uur * € 50 bedragen. Uitgaande van naar verwachting tien tot 25 aanvragen zullen de totale geschatte administratieve lasten voor het bedrijfsleven derhalve € 10.000,– tot € 25.000,– bedragen. Voor burgers zijn er geen administratieve lasten.

Risicoanalyse

Voor deze regeling is een nieuwe risicoanalyse uitgevoerd waaruit blijkt dat de aan deze regeling verbonden risico’s laag zijn. Deze regeling komt grotendeels overeen met haar voorgangster. In verband daarmee alsmede met het lage risico van de regeling is besloten om voor subsidies tot € 125.000,– de voorschriften van de Aanwijzingen voor de subsidieverstrekking voor subsidies tot € 25.000,– toe te passen.

Europees kader

Een subsidie die op basis van deze regeling kan worden verstrekt, is in beginsel aan te merken als staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Omdat de subsidie evenwel voldoet aan de voorwaarden van de algemene groepsvrijstellingsverordening is er sprake van geoorloofde staatssteun. In het kader van deze regeling wordt gebruik gemaakt van artikel 25, eerste, derde, vierde, vijfde en zevende lid en artikel 27, vijfde tot en met negende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Daarin is vastgelegd dat een steunmaatregel verenigbaar is met de interne markt mits de voorwaarden in die artikelen en van hoofdstuk I van die verordening zijn vervuld. Subsidie op grond van deze regeling voldoet aan die voorwaarden. Met een kennisgeving op basis van artikel 11, onderdeel a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening wordt de Europese Commissie op de hoogte gesteld van deze subsidieregeling.

Vaste verandermomenten

Op grond van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten treden ministeriële regelingen in werking met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. Bekendmaking geschiedt uiterlijk twee maanden voor inwerkingtreding. In deze regeling wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en wordt ook geen invoeringstermijn van twee maanden aangehouden op grond van de uitzonderingsmogelijkheid dat uitstel van deze subsidieregeling tot grote financiële nadelen voor de doelgroep van de bijdrage zou leiden.

Artikelsgewijs

Artikel 4

De verdeling van de subsidiegelden vindt plaats via een rankingsysteem waarbij de Innovatieraad Binnenvaart, een door het gezamenlijke bedrijfsleven van de binnenvaart aangesteld college van innovatiedeskundigen, de aangemelde projecten rangschikt in de volgorde naar de mate waarin deze projecten voldoen aan de drie genoemde criteria: generieke toepasbaarheid, uitstootreductie en terugverdienend vermogen. Indien twee of meer projecten gelijk eindigen in de rangschikking wordt de onderlinge volgorde nader bepaald door loting.

Artikel 6

In het tweede lid zijn per type project de subsidiabele kosten vermeld met de daarvoor maximaal te verkrijgen subsidie. De genoemde percentages sluiten aan bij de percentages in de Algemene groepsvrijstellingsverordening (Pb EU, L 187).

Artikelen 7 en 8

Deze artikelen zijn toegevoegd ter implementatie van artikel 8 onderscheidenlijk artikel 1, vierde lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Deze betreffen respectievelijk de niet-toegestane opstapeling van steunmaatregelen ten behoeve van een project en het verbod op overheidssteun aan ondernemingen in moeilijkheden.

Artikelen 9 en 10

De organisatorische en administratieve uitvoering van de subsidieregeling geschiedt door het EICB. Het aanvragen van de subsidie is mogelijk met het aanvraagformulier dat als bijlage 1 bij de subsidieregeling is opgenomen, dat verkrijgbaar is bij het EICB te Rotterdam en ook via de website van het EICB. De aanvraag bevat de in artikel 10, vierde lid, van het Kaderbesluit genoemde gegevens en wordt ingediend door middel van een volledig ingevuld aanvraagformulier. Het EICB registreert de ingediende formulieren en organiseert de bijeenkomsten van de Innovatieraad Binnenvaart waarop de rangschikking van de projecten plaatsvindt. Het EICB is belast met de uitvoering van deze regeling; de voorbereiding van het instellen van de innovatieraad; de promotie van het programma op internet en in de gedrukte media; het instellen van een (digitaal)loket waar aanvragen voor subsidies en aanvragen voor de vaststelling daarvan gestandaardiseerd kunnen worden ingediend; het management, de secretariële en de boekhoudkundige ondersteuning van dit programma; het beoordelen van projectvoorstellen en begeleiden van goedgekeurde voorstellen.

Artikel 11

De subsidiebeschikking vermeldt wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, uiterlijk na verloop van een in de beschikking aan te geven termijn na de datum waarop de activiteiten moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker. De subsidieontvanger hoeft dus geen aanvraag voor subsidievaststelling aan de hand van een verantwoording te doen. De ambtshalve vaststelling kan al vóór het verstrijken van de termijn plaatsvinden, bijvoorbeeld als het vanuit een oogpunt van een efficiënte werkwijze wenselijk wordt geacht dat dergelijke vaststellingsbeschikkingen op een vaste datum worden genomen. Voorts zal ook van een eerdere vaststelling sprake kunnen zijn indien na een melding als bedoeld in het derde lid, onder a, wordt vastgesteld of als, indien er niet gemeld is, na een verantwoording als bedoeld in het derde lid, onder b, een vaststelling op nihil plaatsvindt (zie hieronder).

Het derde lid voorziet in een meldingsplicht van de subsidieontvanger. Zodra het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteiten niet geheel, niet tijdig of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zullen worden verricht, moet de subsidieontvanger dit zo snel mogelijk melden bij de verstrekkende instantie. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Een op nihil stellen van de subsidies en dus terugvordering inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag kan in een dergelijk geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan, door niet te melden, misbruik maakte van de high trust, die ten grondslag ligt aan het subsidiekader. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de meldingsplicht uiteraard niet geldt voor wijzigingen waarmee de subsidieverlener op verzoek van de ontvanger eerder heeft ingestemd. Aan de subsidieontvanger dient voorts de verplichting te worden opgelegd om, als de subsidieverstrekker dat vraagt, aan te tonen dat de gesubsidieerde activiteiten zijn uitgevoerd en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan. De subsidieverstrekker zal slechts steekproefsgewijs van deze bevoegdheid gebruik maken. Het begrip ‘aantonen’ houdt in dat meer gevraagd wordt dan ‘aannemelijk maken’. Het bestuursorgaan dient ervan overtuigd te zijn dat daadwerkelijk uitvoering is gegeven aan de activiteiten en dat is voldaan aan de verplichtingen. Daarbij moet vooraf in de beschikking of de regeling door de subsidieverstrekker al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen van het verricht zijn van de prestatie dan wel het voldaan hebben aan de verplichtingen kan gebeuren: door het overleggen van een factuur, een congresprogramma, e.d. Eventueel voert de subsidieverstrekker ter plekke een controle uit. De afweging of hiertoe wordt overgegaan geschiedt op basis van risicoanalyse. Wanneer in een dergelijk geval, waarin dus niet gemeld is, niet kan worden aangetoond dat de gesubsidieerde activiteiten voldoende zijn uitgevoerd of dat aan alle aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan, zal in de regel de subsidie op nihil worden vastgesteld. Zoals eerder vermeld kan een op nihil stellen van de subsidies en dus terugvordering inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag in een dergelijk geval proportioneel worden geacht.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Regeerakkoord 2017–2021, p.40

Naar boven