Besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken van 20 juli 2018, nr. MINBUZA-2018.4282 tot intrekking van het besluit van 2 november 2017, nr. MinBuZa-2017.1182373, tot aanwijzing van Rabah TAHARI als persoon op wie de Sanctieregeling terrorisme 2007-II van toepassing is

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Financiën;

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Sanctieregeling terrorisme 2007-II;

Besluit:

het besluit van 2 november 2017, nr. MinBuZa-2017.1182373, tot aanwijzing van de heer Rabah TAHARI, geboren op 28 augustus 1971 te Oran, Algerije, als persoon op wie de Sanctieregeling terrorisme 2007-II van toepassing is, wordt ingetrokken.

Het onderhavige besluit steunt op de volgende overweging. Een persoon kan op grond van artikel 3, eerste lid, van het besluit (GBVB) 2016/1693 van de Raad van 20 september 2016, betreffende beperkende maatregelen tegen ISIS (Da'esh) en Al Qaida en daarmee verbonden personen, groepen, ondernemingen en entiteiten worden aangewezen als persoon op wie die regeling van toepassing is als er voldoende gronden bestaan om aan te nemen dat betrokkene gerekend kan worden tot de kring van personen en organisaties, bedoeld in Resolutie 2253 van de Veiligheidsraad van 17 december 2015. Op deze grond is betrokkene, middels besluit (GBVB) 2018/1000 van de Raad van 16 juli 2018 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2016/1693 betreffende beperkende maatregelen tegen ISIS (Da'esh) en Al Qaida en daarmee verbonden personen, groepen, ondernemingen en entiteiten, aangewezen als persoon op wie de regeling van toepassing is. Uit dien hoofde kan het besluit van 2 november 20171 worden ingetrokken.

Wegens Besluit (GBVB) 2018/1000 van de Raad van 16 juli 2018 mag betrokkene nog steeds niet over zijn tegoeden beschikken en is het nog steeds verboden om aan hem financiële middelen ter beschikking te stellen of ten behoeve van hem financiële diensten te verrichten.

De Minister van Buitenlandse Zaken, Voor deze, Hoofd van de afdeling Terrorismebestrijding en Nationale Veiligheid van de Directie Veiligheidsbeleid, L. Tummers

Tegen dit besluit kan binnen zes weken na verzending schriftelijk bezwaar worden aangetekend bij de Minister van Buitenlandse Zaken, Postbus 20061, 2500 EB Den Haag. Het bezwaarschrift moet op grond van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht zijn ondertekend en tenminste bevatten: naam en adres van de indiener, de dagtekening, de omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht en de gronden waarop het bezwaarschrift berust. Zo mogelijk dient een kopie van het bestreden besluit te worden toegevoegd


X Noot
1

Zie Besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Financiën van 2 november december 2017, nr. MinBuZa-2017.1182373

Naar boven