Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media Onderwijs, 4 september 2018, nr. VO/1394348, houdende de verstrekking van subsidie voor de versterking van techniekonderwijs in het vmbo en mbo (Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2020–2023)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 75a van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 127e van de Wet voortgezet onderwijs BES;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

bedrijf:

iedere organisatie, ongeacht haar rechtsvorm, die economische activiteiten uitoefent;

beroepsgericht vmbo:

het derde en vierde leerjaar van de basis- en kaderberoepsgerichte leerwegen en de gemengde leerweg van het vmbo;

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

DUS-I:

Dienst uitvoering subsidies aan instellingen;

leerling:

leerling als bedoeld in artikel 7 van het Bekostigingsbesluit WVO of artikel 1 van het besluit bekostiging WEC, die op 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt verstrekt, als werkelijk schoolgaand op een school stond ingeschreven;

minister:

Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

penvoerder:

penvoerder als bedoeld in artikel 1.5;

samenwerkingsovereenkomst:

ondertekende overeenkomst tussen alle betrokken partijen van de techniekregio of de techniekarme regio;

school:

school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, een regionaal opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.1 of een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

techniekarme regio:

regio als bedoeld in artikel 3.1;

techniekregio:

regio als bedoeld in artikel 2.1;

technisch vmbo:

beroepsgericht vmbo in:

  • a. de profielen bouwen, wonen en interieur, mobiliteit en transport of produceren, installeren en energie, als bedoeld in de artikelen 10b, derde lid, en 10d, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • b. de profielen maritiem en techniek en media, vormgeving en ict, als bedoeld in de artikelen 10b, derde lid, en 10d, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • c. de voormalige afdelingen bouwtechniek, elektrotechniek, installatietechniek, transport en logistiek, metaaltechniek of voertuigentechniek en de voormalige intrasectorale programma’s metalectro, instalectro, techniek-breed en bouw-breed, als bedoeld in bijlage 1 bij deze regeling;

  • d. de vakmanschapsroute of beroepsroute, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a en b, van het Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022, voor zover het de technische routes betreft, als bedoeld in bijlage 1 bij deze regeling;

en, voor zover het Caribisch Nederland betreft, tevens het technisch beroepsgericht onderwijs en technische en technologische componenten binnen de Caribbean Vocational Qualification-structuur in het derde en vierde leerjaar;

technisch vso:

beroepsgericht vmbo in scholen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra in de profielen bouwen, wonen en interieur, mobiliteit en transport of produceren, installeren en energie, als bedoeld in de artikelen 10b, derde lid, en 10d, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

vestiging:

hoofd- of nevenvestiging van een vmbo-school, dan wel een vso-school, herkenbaar door het zescijferige sub-brinnummer;

vmbo:

voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 21 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

vso-vestiging:

vestiging van een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra.

Artikel 1.2 Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

Artikel 1.3 Te subsidiëren activiteiten

  • 1. De minister kan voor de kalenderjaren 2020 tot en met 2023 subsidie verstrekken aan een penvoerder van een techniekregio of een techniekarme regio om een kwalitatief hoogstaand en dekkend aanbod van technisch vmbo in die regio te realiseren.

  • 2. Op grond van deze regeling wordt geen subsidie verstrekt voor:

    • a. kosten voor huisvesting als bedoeld in artikel 76c van de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • b. activiteiten die reeds worden bekostigd uit de rijksbijdrage voor de betreffende scholen;

    • c. activiteiten die voor het tijdstip van indienen van de aanvraag reeds hebben plaatsgevonden; of

    • d. activiteiten waarvoor de minister reeds subsidie heeft verstrekt op grond van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo of een andere ministeriële regeling.

Artikel 1.4 Cofinanciering

  • 1. Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling geldt als voorwaarde dat er sprake is van cofinanciering door een of meerdere bedrijven.

  • 2. De cofinanciering bedraagt ten minste 10% van het bedrag waarvoor subsidie is aangevraagd, en is in geld of in geld waardeerbaar.

Artikel 1.5 Penvoerderschap

  • 1. Het bevoegd gezag van één van de vmbo-vestigingen die één of meer beroepsgerichte technische profielen aanbiedt, treedt namens de partijen in de samenwerkingsovereenkomst in een techniekregio op als penvoerder.

  • 2. Het bevoegd gezag van een beroepsgericht vmbo treedt namens de partijen in de samenwerkingsovereenkomst in de techniekarme regio op als penvoerder.

  • 3. Subsidie wordt aangevraagd door, verleend aan en verantwoord door de penvoerder.

    Op de penvoerder rusten alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welke partij feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden.

  • 4. Bij de aanvraag wordt een door alle partijen in het samenwerkingsverband getekende verklaring gevoegd waarin zij verklaren dat de penvoerder gemachtigd is om hen in het kader van de subsidieverstrekking in en buiten rechte te vertegenwoordigen, en dat alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording door de penvoerder van de besteding van de subsidie, op verzoek aan de penvoerder worden verstrekt.

Artikel 1.6 Subsidieaanvraag

  • 1. Voor de subsidieaanvraag wordt gebruik gemaakt van het aanvraagformulier dat is te vinden op de website www.dus-i.nl.

  • 2. In aanvulling op de artikelen 3.4 tot en met 3.7 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS bevat de aanvraag:

    • a. een regiovisie die bestaat uit:

      • I. de samenstelling van de regio en de onderbouwing daarvan;

      • II. een analyse van de leerlingenontwikkeling voor de periode 2018–2028;

      • III. een analyse van de regionale arbeidsmarkt voor de periode 2018–2022 en een visie voor de langere termijn; en

      • IV. een concrete omschrijving van het regionale doel met betrekking tot de dekking en kwaliteit van het technisch vmbo op basis van de analyses.

    • b. een activiteitenplan;

    • c. een meerjarenbegroting, waaruit de cofinanciering van minimaal 10% blijkt; en

    • d. een door alle partijen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid of artikel 3.1, tweede lid, ondertekende samenwerkingsovereenkomst, inclusief de machtiging als bedoeld in artikel 1.5, vierde lid.

  • 3. De subsidieaanvraag kan worden ingediend van 1 maart tot en met 31 maart 2019.

  • 4. Het activiteitenplan van een gehonoreerde subsidieaanvraag kan openbaar worden gemaakt op de website van DUS-I.

Artikel 1.7 Beoordeling

  • 1. De minister stelt een onafhankelijke beoordelingscommissie in die de minister adviseert over de ingediende subsidieaanvragen.

  • 2. Een subsidieaanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. dekkend en doelmatig technisch onderwijs aanbod dat past bij de regionale arbeidsmarktbehoefte;

    • b. verbetering kwaliteit van het technisch vmbo-aanbod;

    • c. uitvoerbaarheid en haalbaarheid; en

    • d. voldoende onderbouwde en sluitende begroting.

  • 3. De criteria zijn uitgewerkt in een beoordelingskader, dat als bijlage 2 bij deze regeling is gevoegd.

  • 4. Subsidie wordt slechts verleend indien alle criteria als voldoende worden beoordeeld.

Artikel 1.8 Besluitvorming en indiening gewijzigde aanvraag

  • 1. De minister besluit op de aanvraag op uiterlijk 1 juli 2019.

  • 2. Indien de minister een aanvraag afwijst, kan van 1 september 2019 tot en met 30 september 2019 een gewijzigde aanvraag worden ingediend. De minister besluit op de gewijzigde aanvraag op uiterlijk 1 januari 2020.

Artikel 1.9 Verplichtingen

  • 1. Voor subsidieverstrekking gelden de volgende verplichtingen:

    • a. uitvoering van de activiteiten start zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk in maart 2020; en

    • b. de penvoerder zendt op uiterlijk 1 oktober 2021 een voortgangsrapportage over de periode januari 2020 tot 1 juli 2021, en op uiterlijk 1 juli 2023 een voortgangsrapportage over de periode 1 juli 2021 tot 1 januari 2023 aan de minister.

    • c. de penvoerder zendt op uiterlijk 1 juli 2024 een eindverslag over de gehele subsidieperiode aan de minister.

  • 2. De voortgangsrapportages omvatten ten minste de bestede middelen, de voortgang ten aanzien van de geplande activiteiten, de bereikte mijlpalen en de gerealiseerde doelen over de betreffende periode.

  • 3. Indien de begroting voor de tweede helft van de subsidieperiode in de aanvraag nog niet was uitgewerkt, omvat de eerste voortgangsrapportage een nadere uitwerking van de begroting. De minister kan naar aanleiding van de eerste voortgangsrapportage de verleningsbeschikking wijzigen.

  • 4. Het eindverslag bestaat uit een activiteitenverslag en een financieel verslag. Het financieel verslag hoeft, in afwijking van artikel 1.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, niet voorzien te zijn van een controleverklaring en een rapport van feitelijke bevindingen.

  • 5. De minister kan een formulier vaststellen ten behoeve van de voortgangsrapportages en het eindverslag.

Artikel 1.10 Besteding subsidie

  • 1. De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor deze wordt verleend. Niet bestede middelen worden teruggevorderd.

  • 2. De subsidie wordt voor 1 januari 2024 besteed.

Artikel 1.11 Verlening en betaling subsidie

  • 1. De subsidie wordt verleend binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagtermijn.

  • 2. De minister verleent een voorschot van 100% en bepaalt daarbij het betaalritme.

Artikel 1.12 Verantwoording

  • 1. De financiële verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G2, zoals bedoeld in richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving.

  • 2. De vaststelling vindt plaats binnen een jaar na de indiening van het jaarverslag over het laatste jaar van besteding.

HOOFDSTUK 2. TECHNIEKREGIO

Artikel 2.1 Techniekregio

  • 1. Een techniekregio is een regio waarbinnen partijen samenwerken om een kwalitatief hoogstaand en dekkend aanbod van technisch vmbo in die regio te realiseren, en waarvoor een aanvraag kan worden ingediend als bedoeld in het tweede lid.

  • 2. Een aanvraag door de penvoerder in een techniekregio kan alleen worden ingediend voor zover:

    • a. sprake is van een geografisch afgebakende regio;

    • b. geen overlap bestaat met een andere techniekregio of techniekarme regio;

    • c. alle vmbo-vestigingen met één of meer beroepsgerichte technische profielen desgewenst deelnemen, maar minstens twee, tenzij de afstand tot de volgende vmbo-vestiging met één of meer beroepsgerichte technische profielen groter is dan twintig kilometer;

    • d. alle vso-vestigingen met een uitstroomprofiel vervolgonderwijs met een beroepsgericht technisch profiel desgewenst deelnemen;

    • e. alle vmbo-vestigingen met aantoonbaar technisch of technologisch onderwijs desgewenst deelnemen;

    • f. een vestiging, bedoeld in onderdeel c, d en e, tot ten hoogste 1 regio behoort;

    • g. minimaal één mbo-instelling deelneemt die onderwijs aanbiedt in de opleidingsdomeinen genoemd in artikel 2, onder a tot en met h, van de Regeling vaststelling kwalificatiedossiers en opleidingsdomeinen 2016, waarbij de mbo-instelling kan participeren in meerdere techniekregio’s of techniekarme regio’s; en

    • h. partijen uit het bedrijfsleven voor cofinanciering zorgen.

Artikel 2.2 Subsidieplafond techniekregio

Voor subsidieverstrekking aan penvoerders in techniekregio’s is beschikbaar voor het kalenderjaar 2020 een bedrag van € 90 miljoen, voor het kalenderjaar 2021 een bedrag van € 92 miljoen, voor het kalenderjaar 2022 een bedrag van € 76,5 miljoen en voor het kalenderjaar 2023 een bedrag van € 77 miljoen.

Artikel 2.3 Subsidiebedrag

  • 1. Het subsidiebedrag dat ten hoogste kan worden aangevraagd, wordt berekend op basis van het aantal leerlingen dat in de regio staat ingeschreven in het technisch vmbo en in het technisch vso, met als teldatum 1 oktober 2018.

  • 2. De minister maakt het bedrag per leerling op uiterlijk 1 februari 2019 bekend in de Staatscourant.

Artikel 2.4 Vooraanmelding subsidieaanvraag

  • 1. Voorafgaand aan een subsidieaanvraag kan de penvoerder een vooraanmelding doen.

  • 2. Voor de vooraanmelding wordt gebruikt gemaakt van het formulier dat is te vinden op de website van DUS-I, www.dus-i.nl

  • 3. De vooraanmelding bestaat uit:

    • a. een aanduiding van het geografisch gebied;

    • b. een ondertekende intentieverklaring van de partijen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid; en

    • c. een aanduiding van de fase waarin de planvorming zich bevindt.

  • 4. De vooraanmelding kan een samenvatting van de voorgenomen plannen bevatten.

  • 5. De vooraanmelding wordt ingediend van 1 tot en met 31 oktober 2018.

Artikel 2.5 Toekenning subsidie

Indien een aanvraag als voldoende wordt beoordeeld, wordt deze aanvraag gehonoreerd.

HOOFDSTUK 3. TECHNIEKARME REGIO

Artikel 3.1 Techniekarme regio

  • 1. Een techniekarme regio is een regio waarbinnen partijen samenwerken om een kwalitatief hoogstaand en dekkend aanbod van technisch vmbo in die regio te realiseren, en waarvoor een aanvraag kan worden ingediend als bedoeld in het tweede lid.

  • 2. Een aanvraag door de penvoerder in een techniekarme regio kan alleen worden ingediend voor zover:

    • a. sprake is van een geografisch afgebakende regio;

    • b. geen overlap bestaat met een andere techniekregio of techniekarme regio;

    • c. in de regio ten hoogste 10% van de vmbo-leerlingen in de beroepsgerichte leerwegen staat ingeschreven voor een technisch profiel;

    • d. Alle vmbo-vestigingen met een beroepsgerichte leerweg desgewenst deelnemen, maar minstens twee, tenzij de afstand tot de volgende vmbo-vestiging met een beroepsgerichte leerweg groter is dan twintig kilometer;

    • e. alle vso-vestigingen met een uitstroomprofiel vervolgonderwijs met een beroepsgericht technisch profiel desgewenst deelnemen;

    • f. een vestiging, bedoeld in onderdeel d en e, tot ten hoogste 1 regio behoort;

    • g. minimaal één mbo-instelling deelneemt die onderwijs aanbiedt in de opleidingsdomeinen genoemd in artikel 2, onder a tot en met h, van de Regeling vaststelling kwalificatiedossiers en opleidingsdomeinen 2016, waarbij de mbo-instelling kan participeren in meerdere techniekregio’s of techniekarme regio’s; en

    • h. partijen uit het bedrijfsleven voor cofinanciering zorgen;

  • 3. Caribisch Nederland geldt als één techniekarme regio, waarbij de drie aanwezige vmbo-scholen zijn aangesloten.

Artikel 3.2 Subsidieplafond

Voor subsidieverstrekking aan penvoerders in techniekarme regio’s is beschikbaar voor het kalenderjaar 2020 een bedrag van € 25 miljoen, voor het kalenderjaar 2021 een bedrag van € 25 miljoen, voor het kalenderjaar 2022 een bedrag van € 20 miljoen en voor het kalenderjaar 2023 een bedrag van € 20 miljoen.

Artikel 3.3 Subsidiebedrag

  • 1. In de aanvraag wordt de hoogte van het subsidiebedrag onderbouwd met een prognose van het verwachte aantal vmbo- en vso-leerlingen in de regio dat technisch of technologisch onderwijs gaat volgen.

  • 2. De subsidie bedraagt ten minste € 0,6 miljoen en ten hoogste € 4 miljoen voor de gehele subsidieperiode.

Artikel 3.4 Rangschikking aanvragen

  • 1. De beoordelingscommissie rangschikt de aanvragen van penvoerders in techniekarme regio’s zodanig dat zij een aanvraag hoger rangschikt naarmate deze meer bijdraagt aan de doelstellingen van de subsidie.

  • 2. Indien het totaal van de aanvragen, dat voldoet aan de criteria, het subsidieplafond overschrijdt, wijst de minister op basis van de rangschikking, bedoeld in het eerste lid, één of meer aanvragen af. Indien na toepassing van het eerste lid, aanvragen op een gelijke positie worden gerangschikt en slechts één van de aanvragen kan worden gehonoreerd, beslist de minister op basis van loting.

Artikel 3.5 Vooraanmelding subsidieaanvraag

  • 1. Voorafgaand aan een subsidieaanvraag doet de penvoerder een vooraanmelding.

  • 2. Voor de vooraanmelding wordt gebruikt gemaakt van het formulier dat is te vinden op de website van DUS-I, www.dus-i.nl

  • 3. de vooraanmelding bestaat uit:

    • a. een aanduiding van het geografisch gebied;

    • b. een ondertekende intentieverklaring van de partijen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid; en

    • c. een aanduiding van de fase waarin de planvorming zich bevindt.

  • 4. De vooraanmelding kan een samenvatting van de voorgenomen plannen bevatten.

  • 5. De vooraanmelding wordt ingediend van 1 tot en met 31 oktober 2018.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 4.1 Hardheidsclausule

De minister kan de regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 4.2 Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2025.

Artikel 4.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2020–2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

BIJLAGE 1: ELEMENTCODETABEL

Code

Afdeling

Jaar3

Jaar4

Leerweg

Profiel

2311

LWOO Gemengde Lw Tech Bouw

 

4

GL

BWI

2312

LWOO Gemengde Lw Tech Metaal

 

4

GL

PIE

2313

LWOO Gemengde Lw Tech Elektro

 

4

GL

PIE

2314

LWOO Gemengde Lw Tech Vrtgn

 

4

GL

MTR

2315

LWOO Gemengde Lw Tech Instal

 

4

GL

PIE

2316

LWOO Gemengde Lw Grafimedia

 

4

GL

MVI

2317

LWOO Gemengde Lw Tech T & L

 

4

GL

MTR

2318

LWOO Gemengde Lw Tech KRBvrt

 

4

GL

MTE

2319

LWOO Gemengde Lw Tech Hvs

 

4

GL

MTE

2321

LWOO Gemengde Lw Tech ME-ISP

 

4

GL

PIE

2322

LWOO Gemengde Lw Tech IE-ISP

 

4

GL

PIE

2323

LWOO Gemengde Lw Tech BB-ISP

 

4

GL

BWI

2411

LWOO Kaderbg Lw Tech Bouw

 

4

KL

BWI

2412

LWOO Kaderbg Lw Tech Metaal

 

4

KL

PIE

2413

LWOO Kaderbg Lw Tech Elektro

 

4

KL

PIE

2414

LWOO Kaderbg Lw Tech Vrtgn

 

4

KL

MTR

2415

LWOO Kaderbg Lw Tech Instal

 

4

KL

PIE

2416

LWOO Kaderbg Lw Grafimedia

 

4

KL

MVI

2417

LWOO Kaderbg Lw Tech T & L

 

4

KL

MTR

2418

LWOO Kaderbg Lw Tech KRBvrt

 

4

KL

MTE

2419

LWOO Kaderbg Lw Tech Hvs

 

4

KL

MTE

2421

LWOO Kaderbg Lw Tech ME-ISP

 

4

KL

PIE

2422

LWOO Kaderbg Lw Tech IE-ISP

 

4

KL

PIE

2423

LWOO Kaderbg Lw Tech BB-ISP

 

4

KL

BWI

2511

LWOO Basisbg Lw Tech Bouw

 

4

BL

BWI

2512

LWOO Basisbg Lw Tech Metaal

 

4

BL

PIE

2513

LWOO Basisbg Lw Tech Elektro

 

4

BL

PIE

2514

LWOO Basisbg Lw Tech Vrtgn

 

4

BL

MTR

2515

LWOO Basisbg Lw Tech Instal

 

4

BL

PIE

2516

LWOO Basisbg Lw Grafimedia

 

4

BL

MVI

2517

LWOO Basisbg Lw Tech T & L

 

4

BL

MTR

2518

LWOO Basisbg Lw Tech KRBvrt

 

4

BL

MTE

2519

LWOO Basisbg Lw Tech Hvs

 

4

BL

MTE

2521

LWOO Basisbg Lw Tech ME-ISP

 

4

BL

PIE

2522

LWOO Basisbg Lw Tech IE-ISP

 

4

BL

PIE

2523

LWOO Basisbg Lw Tech BB-ISP

 

4

BL

BWI

2611

LWOO Basisbg Lw LWT Tech Bouw

 

4

LT

BWI

2612

LWOO Basisbg Lw LWT Tech Metaal

 

4

LT

PIE

2613

LWOO Basisbg Lw LWT Tech Elektro

 

4

LT

PIE

2614

LWOO Basisbg Lw LWT Tech Vrtgn

 

4

LT

MTR

2615

LWOO Basisbg Lw LWT Tech Instal

 

4

LT

PIE

2616

LWOO Basisbg Lw LWT Grafimedia

 

4

LT

MVI

2617

LWOO Basisbg Lw LWT Tech T & L

 

4

LT

MTR

2618

LWOO Basisbg Lw LWT Tech KRBvrt

 

4

LT

MTE

2619

LWOO Basisbg Lw LWT Tech Hvs

 

4

LT

MTE

2621

LWOO Basisbg Lw LWT Tech ME-ISP

 

4

LT

PIE

2622

LWOO Basisbg Lw LWT Tech IE-ISP

 

4

LT

PIE

2623

LWOO Basisbg Lw LWT Tech BB-ISP

 

4

LT

BWI

2711

VMBO Gemengde Lw Tech Bouw

 

4

GL

BWI

2712

VMBO Gemengde Lw Tech Metaal

 

4

GL

PIE

2713

VMBO Gemengde Lw Tech Elektro

 

4

GL

PIE

2714

VMBO Gemengde Lw Tech Vrtgn

 

4

GL

MTR

2715

VMBO Gemengde Lw Tech Instal

 

4

GL

PIE

2716

VMBO Gemengde Lw Grafimedia

 

4

GL

MVI

2717

VMBO Gemengde Lw Tech T & L

 

4

GL

MTR

2718

VMBO Gemengde Lw Tech KRBvrt

 

4

GL

MTE

2719

VMBO Gemengde Lw Tech Hvs

 

4

GL

MTE

2721

VMBO Gemengde Lw Tech ME-ISP

 

4

GL

PIE

2722

VMBO Gemengde Lw Tech IE-ISP

 

4

GL

PIE

2723

VMBO Gemengde Lw Tech BB-ISP

 

4

GL

BWI

2811

VMBO Kaderbg Lw Tech Bouw

 

4

KL

BWI

2812

VMBO Kaderbg Lw Tech Metaal

 

4

KL

PIE

2813

VMBO Kaderbg Lw Tech Elektro

 

4

KL

PIE

2814

VMBO Kaderbg Lw Tech Vrtgn

 

4

KL

MTR

2815

VMBO Kaderbg Lw Tech Instal

 

4

KL

PIE

2816

VMBO Kaderbg Lw Grafimedia

 

4

KL

MVI

2817

VMBO Kaderbg Lw Tech T & L

 

4

KL

MTR

2818

VMBO Kaderbg Lw Tech KRBvrt

 

4

KL

MTE

2819

VMBO Kaderbg Lw Tech Hvs

 

4

KL

MTE

2821

VMBO Kaderbg Lw Tech ME-ISP

 

4

KL

PIE

2822

VMBO Kaderbg Lw Tech IE-ISP

 

4

KL

PIE

2823

VMBO Kaderbg Lw Tech BB-ISP

 

4

KL

BWI

2911

VMBO Basisbg Lw Tech Bouw

 

4

BL

BWI

2912

VMBO Basisbg Lw Tech Metaal

 

4

BL

PIE

2913

VMBO Basisbg Lw Tech Elektro

 

4

BL

PIE

2914

VMBO Basisbg Lw Tech Vrtgn

 

4

BL

MTR

2915

VMBO Basisbg Lw Tech Instal

 

4

BL

PIE

2916

VMBO Basisbg Lw Grafimedia

 

4

BL

MVI

2917

VMBO Basisbg Lw Tech T & L

 

4

BL

MTR

2918

VMBO Basisbg Lw Tech KRBvrt

 

4

BL

MTE

2919

VMBO Basisbg Lw Tech Hvs

 

4

BL

MTE

2921

VMBO Basisbg Lw Tech ME-ISP

 

4

BL

PIE

2922

VMBO Basisbg Lw Tech IE-ISP

 

4

BL

PIE

2923

VMBO Basisbg Lw Tech BB-ISP

 

4

BL

BWI

3011

VMBO Basisbg Lw LWT Tech Bouw

 

4

LT

BWI

3012

VMBO Basisbg Lw LWT Tech Metaal

 

4

LT

PIE

3013

VMBO Basisbg Lw LWT Tech Elektro

 

4

LT

PIE

3014

VMBO Basisbg Lw LWT Tech Vrtgn

 

4

LT

MTR

3015

VMBO Basisbg Lw LWT Tech Instal

 

4

LT

PIE

3016

VMBO Basisbg Lw LWT Grafimedia

 

4

LT

MVI

3017

VMBO Basisbg Lw LWT Tech T & L

 

4

LT

MTR

3018

VMBO Basisbg Lw LWT Tech KRBvrt

 

4

LT

MTE

3019

VMBO Basisbg Lw LWT Tech Hvs

 

4

LT

MTE

3021

VMBO Basisbg Lw LWT Tech ME-ISP

 

4

LT

PIE

3022

VMBO Basisbg Lw LWT Tech IE-ISP

 

4

LT

PIE

3023

VMBO Basisbg Lw LWT Tech BB-ISP

 

4

LT

BWI

3111

LWOO Basisbg Lw ENT Tech Bouw

 

4

AO

BWI

3112

LWOO Basisbg Lw ENT Tech Metaal

 

4

AO

PIE

3113

LWOO Basisbg Lw ENT Tech Elektro

 

4

AO

PIE

3114

LWOO Basisbg Lw ENT Tech Vrtgn

 

4

AO

MTR

3115

LWOO Basisbg Lw ENT Tech Instal

 

4

AO

PIE

3116

LWOO Basisbg Lw ENT Grafimedia

 

4

AO

MVI

3117

LWOO Basisbg Lw ENT Tech T & L

 

4

AO

MTR

3118

LWOO Basisbg Lw ENT Tech KRBvrt

 

4

AO

MTE

3119

LWOO Basisbg Lw ENT Tech Hvs

 

4

AO

MTE

3121

LWOO Basisbg Lw ENT Tech ME-ISP

 

4

AO

PIE

3122

LWOO Basisbg Lw ENT Tech IE-ISP

 

4

AO

PIE

3123

LWOO Basisbg Lw ENT Tech BB-ISP

 

4

AO

BWI

3211

VMBO Basisbg Lw ENT Tech Bouw

 

4

AO

BWI

3212

VMBO Basisbg Lw ENT Tech Metaal

 

4

AO

PIE

3213

VMBO Basisbg Lw ENT Tech Elektro

 

4

AO

PIE

3214

VMBO Basisbg Lw ENT Tech Vrtgn

 

4

AO

MTR

3215

VMBO Basisbg Lw ENT Tech Instal

 

4

AO

PIE

3216

VMBO Basisbg Lw ENT Grafimedia

 

4

AO

MVI

3217

VMBO Basisbg Lw ENT Tech T & L

 

4

AO

MTR

3218

VMBO Basisbg Lw ENT Tech KRBvrt

 

4

AO

MTE

3219

VMBO Basisbg Lw ENT Tech Hvs

 

4

AO

MTE

3221

VMBO Basisbg Lw ENT Tech ME-ISP

 

4

AO

PIE

3222

VMBO Basisbg Lw ENT Tech IE-ISP

 

4

AO

PIE

3223

VMBO Basisbg Lw ENT Tech BB-ISP

 

4

AO

BWI

3311

LWOO Basisbg Lw TB-ISP

 

4

BL

PIE

3312

LWOO Kaderbg Lw TB-ISP

 

4

KL

PIE

3313

LWOO Gemengde Lw TB-ISP

 

4

GL

PIE

3314

LWOO Basisbg Lw LWT TB-ISP

 

4

LT

PIE

3411

VMBO Basisbg Lw TB-ISP

 

4

BL

PIE

3412

VMBO Kaderbg Lw TB-ISP

 

4

KL

PIE

3413

VMBO Gemengde Lw TB-ISP

 

4

GL

PIE

3414

VMBO Basisbg Lw LWT TB-ISP

 

4

LT

PIE

4411

LWO0 BB Vakmanschapsroute Techniek Niveau-2

3

4

BL

WISSELT

4412

LWOO KB Vakmanschapsroute Techniek Niveau-2

3

4

KL

WISSELT

4413

LWOO KB Vakmanschapsroute Techniek Niveau-3

3

4

KL

WISSELT

4511

VMBO BB Vakmanschapsroute Techniek Niveau-2

3

4

BL

WISSELT

4512

VMBO KB Vakmanschapsroute Techniek Niveau-2

3

4

KL

WISSELT

4513

VMBO KB Vakmanschapsroute Techniek Niveau-3

3

4

KL

WISSELT

4611

LWOO GL Beroepsroute Techniek Niveau-4

3

4

GL

WISSELT

4613

LWOO KB Beroepsroute Techniek Niveau-4

3

4

KL

WISSELT

4711

VMBO GL Beroepsroute Techniek Niveau-4

3

4

GL

WISSELT

4713

VMBO KB Beroepsroute Techniek Niveau-4

3

4

KL

WISSELT

6011

VMBO BB Bouwen, wonen en interieur

3

4

BL

BWI

6021

VMBO KB Bouwen, wonen en interieur

3

4

KL

BWI

6031

VMBO GL Bouwen, wonen en interieur

3

4

GL

BWI

6055

LWOO BB Bouwen, wonen en interieur

3

4

BL

BWI

6065

LWOO KB Bouwen, wonen en interieur

3

4

KL

BWI

6075

LWOO GL Bouwen, wonen en interieur

3

4

GL

BWI

6111

VMBO BB Produceren, installeren en energie

3

4

BL

PIE

6121

VMBO KB Produceren, installeren en energie

3

4

KL

PIE

6131

VMBO GL Produceren, installeren en energie

3

4

GL

PIE

6155

LWOO BB Produceren, installeren en energie

3

4

BL

PIE

6165

LWOO KB Produceren, installeren en energie

3

4

KL

PIE

6175

LWOO GL Produceren, installeren en energie

3

4

GL

PIE

6211

VMBO BB Mobiliteit en transport

3

4

BL

MTR

6221

VMBO KB Mobiliteit en transport

3

4

KL

MTR

6231

VMBO GL Mobiliteit en transport

3

4

GL

MTR

6255

LWOO BB Mobiliteit en transport

3

4

BL

MTR

6265

LWOO KB Mobiliteit en transport

3

4

KL

MTR

6275

LWOO GL Mobiliteit en transport

3

4

GL

MTR

6311

VMBO BB Media, vormgeving en ICT

3

4

BL

MVI

6321

VMBO KB Media, vormgeving en ICT

3

4

KL

MVI

6331

VMBO GL Media, vormgeving en ICT

3

4

GL

MVI

6355

LWOO BB Media, vormgeving en ICT

3

4

BL

MVI

6365

LWOO KB Media, vormgeving en ICT

3

4

KL

MVI

6375

LWOO GL Media, vormgeving en ICT

3

4

GL

MVI

6811

VMBO BB Maritiem en techniek

3

4

BL

MTE

6821

VMBO KB Maritiem en techniek

3

4

KL

MTE

6831

VMBO GL Maritiem en techniek

3

4

GL

MTE

6855

LWOO BB Maritiem en techniek

3

4

BL

MTE

6865

LWOO KB Maritiem en techniek

3

4

KL

MTE

6875

LWOO GL Maritiem en techniek

3

4

GL

MTE

7011

VMBO BB LWT Bouwen, wonen en interieur

3

4

LT

BWI

7021

VMBO BB ENT Bouwen, wonen en interieur

3

4

AO

BWI

7055

LWOO BB LWT Bouwen, wonen en interieur

3

4

LT

BWI

7065

LWOO BB ENT Bouwen, wonen en interieur

3

4

AO

BWI

7111

VMBO BB LWT Produceren, installeren en energie

3

4

LT

PIE

7121

VMBO BB ENT Produceren, installeren en energie

3

4

AO

PIE

7155

LWOO BB LWT Produceren, installeren en energie

3

4

LT

PIE

7165

LWOO BB ENT Produceren, installeren en energie

3

4

AO

PIE

7211

VMBO BB LWT Mobiliteit en transport

3

4

LT

MTR

7221

VMBO BB ENT Mobiliteit en transport

3

4

AO

MTR

7255

LWOO BB LWT Mobiliteit en transport

3

4

LT

MTR

7265

LWOO BB ENT Mobiliteit en transport

3

4

AO

MTR

7311

VMBO BB LWT Media, vormgeving en ICT

3

4

LT

MVI

7321

VMBO BB ENT Media, vormgeving en ICT

3

4

AO

MVI

7355

LWOO BB LWT Media, vormgeving en ICT

3

4

LT

MVI

7365

LWOO BB ENT Media, vormgeving en ICT

3

4

AO

MVI

7811

VMBO BB LWT Maritiem en techniek

3

4

LT

MTE

7821

VMBO BB ENT Maritiem en techniek

3

4

AO

MTE

7855

LWOO BB LWT Maritiem en techniek

3

4

LT

MTE

7865

LWOO BB ENT Maritiem en techniek

3

4

AO

MTE

BIJLAGE 2: BEOORDELINGSKADER

NB: De kolom ‘Scoring’ speelt alleen een rol bij de aanvragen van techniekarme regio’s, omdat daar sprake kan zijn van overschrijding van het subsidieplafond en dus van de noodzaak tot het rangschikken van de aanvragen.

Criterium

Deelaspecten

Minimale vereisten

Scoring (techniekarm)

Dekkend en doelmatig technisch onderwijsaanbod dat past bij de regionale arbeidsmarktbehoefte.

De aanvraag bevat een regiovisie bestaand uit een afbakening van de regio en een regionale analyse.

1. In de regionale visie is een onderbouwde keuze gemaakt voor de afbakening van de regio.

2. De regionale visie bevat een overzicht van de relevante partijen in de regio en in de desbetreffende sector, inclusief een aanduiding met wie wordt samengewerkt voor de uitvoering van dit plan.

3. De analyse bevat een overzicht van het huidige aanbod van technisch vmbo (inclusief technologisch vormgegeven andere profielen en de theoretische leerweg), de instroomcijfers in het technisch vmbo, en de aansluiting met het mbo (inclusief de technische opleidingen in het mbo en de doorstroomcijfers naar het technisch mbo) en de vraag van de arbeidsmarkt.

4. De analyse is onderbouwd met kwantitatieve en kwalitatieve gegevens van de regionale (toekomstige) arbeidsmarkt.

5. De analyse is onderbouwd met kwantitatieve gegevens van de verwachte ontwikkeling in leerlingenaantallen voor de komende tien jaar.

6. De analyse bouwt waar mogelijk voort op bestaande regionale en sectorale agenda’s.

Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naar mate de kwaliteit van de regiovisie en uitgevoerde analyse hoger is, blijkend uit onder andere:

1. een heldere en logische onderbouwing van de afbakening van de regio;

2. de scherpte en juistheid van de analyse van de situatie in de gekozen regio, zowel voor het onderwijs als de arbeidsmarkt. Daarbij wordt gebruik gemaakt van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens;

3. een logische aansluiting van de regionale visie op huidige regionale en sectorale agenda’s.

De aanvraag bevat het beoogde onderwijsaanbod voor het technisch en technologisch vmbo.

1. Er worden heldere doelen gesteld voor het beoogde onderwijsaanbod in de regio op vestigingsniveau en per leerweg en profiel.

2. Deze beoogde doelen zijn gerelateerd aan het huidige onderwijsaanbod, het aanbod van het mbo, de arbeidsmarktanalyse en de verwachte leerlingenaantallen en betreffen niet alleen de vijf technische profielen, maar ook technologisch vormgegeven andere profielen en de theoretische leerweg.

3. Er wordt een beschrijving gegeven van de mijlpalen die na twee en vier jaar moeten worden bereikt om de doelstellingen te behalen, alsmede een omschrijving van de activiteiten die worden verricht om de mijlpalen te verwezenlijken.

4. Er wordt aannemelijk gemaakt dat in de regio sprake is van een goede balans tussen een dekkend en bereikbaar onderwijsaanbod enerzijds en doelmatigheid anderzijds.

5. Als uit de regionale analyse blijkt dat het nodig is om de doorstroom naar het technisch mbo te vergroten, worden daar heldere doelen voor geformuleerd en een SMART plan om die te bereiken.

Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naar mate de kwaliteit van de gestelde doelen hoger is, blijkend uit onder andere:

1. het beoogde onderwijsaanbod sluit voldoende aan bij de vraag vanuit de arbeidsmarkt;

2. het beoogde onderwijsaanbod kent geen vestigingen met een onrendabel aantal leerlingen tenzij de bereikbaarheid dit noodzakelijk maakt;

3. de doelen voor het beoogde onderwijsaanbod zijn SMART geformuleerd.

De aanvraag bevat een activiteitenplan voor de transitie van het huidige naar het beoogde onderwijsaanbod.

1. Het activiteitenplan maakt duidelijk hoe het beoogde onderwijsaanbod wordt gerealiseerd.

2. Het activiteitenplan bevat concrete, realistische en toekomstbestendige acties om het beoogde onderwijsaanbod te bereiken.

3. Het activiteitenplan bevat een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.

Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naar mate:

1. er een logisch verband is tussen uitgangspositie, beoogde situatie en het plan van aanpak;

2. het plan van aanpak SMART is geformuleerd.

Verbetering kwaliteit van het techn(olog)isch vmbo-aanbod.

De aanvraag bevat een analyse van de huidige kwaliteit van het techn(olog)isch vmbo-aanbod, stelt een SMART doel ter verbetering daarvan en presenteert een plan om dat doel te bereiken. Hierbij moet een duidelijke koppeling zijn met de regionale visie.

1. De analyse van de huidige kwaliteit van het techniekonderwijs is realistisch, voldoende onderbouwd.

2. Het doel ter verbetering is helder geformuleerd.

3. Het plan bevat concrete, realistische en toekomstbestendige acties om het doel te bereiken.

4. Het plan betreft niet alleen de verbetering van kwaliteit binnen de vijf technische profielen, maar ook op die van technologisch vormgegeven andere profielen en de theoretische leerweg op korte maar ook op (midden) lange termijn.

5. Het plan omvat innovatie van het technisch onderwijs en de wijze waarop het onderwijs voortdurend kan vernieuwen om technische ontwikkelingen te volgen.

Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naar mate de kwaliteit van de uitgevoerde analyse en verbeterplan hoger is, blijkend uit onder andere:

1. de scherpte en juistheid van de analyse;

2. het plan maakt aannemelijk dat de kwaliteit van het onderwijs wordt verhoogd;

3. het plan is SMART geformuleerd.

Uitvoerbaarheid en haalbaarheid.

Het plan bevat een samenwerkingsovereenkomst met daarin de inrichting van een deskundige en duurzame organisatie die zorg draagt voor sturing op een efficiënte inzet en verantwoording van middelen, samenwerking, planning, evaluatie en communicatie.

1. De samenwerkingsovereenkomst bevat een beschrijving van de manier waarop de samenwerking wordt georganiseerd, en hoe de benodigde expertise op scholen zelf kan worden opgebouwd en kan beklijven.

2. De samenwerkingsovereenkomst bevat een beschrijving van de verdeling van de middelen over de activiteiten.

3. De samenwerkingsovereenkomst bevat een beschrijving van de verantwoordelijkheden van iedere partij en de activiteiten die iedere partij gaat uitvoeren.

4. De samenwerkingsovereenkomst maakt aannemelijk dat de regio gezamenlijk optrekt, van elkaar leert en zo veel mogelijk van elkaars expertise en voorzieningen gebruik maakt.

Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naar mate:

1. het plan een heldere beschrijving bevat van de projectorganisatie met daarin de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen het samenwerkingsverband.

2. in de samenwerkingsovereenkomst de gezamenlijke doelen en afspraken met betrekking tot inzet van middelen en menskracht zijn opgenomen.

Het plan bevat doelstellingen, beoogde resultaten en een activiteitenplanning die uitvoerbaar zijn en haalbaar in de tijd.

1. Het plan bevat een realistische en onderbouwde activiteitenplanning.

2. Het plan bevat een duiding van mogelijke risico’s op de uitvoering, bijbehorende beheersmaatregelen en de evaluatie van de voortgang van het plan.

Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naar mate:

1. onderbouwd is dat de uit te voeren activiteiten uitvoerbaar en haalbaar zijn in de tijd.

2. de risico’s worden beschreven en geminimaliseerd in het plan van aanpak, blijkend uit:

a. een heldere beschrijving van de risico’s, waaruit blijkt dat er goed is nagedacht over mogelijke risicofactoren en bedreigingen;

b. een beschrijving van mogelijke maatregelen als deze risicofactoren zich werkelijk voordoen;

c. een heldere beschrijving van de wijze waarop actuele en bruikbare (voortgangs)gegevens worden verzameld en hoe (tussentijds) wordt bijgestuurd.

 

Aansluiting reeds lopende regionale trajecten.

1. Het plan bevat een beschrijving van de aansluiting van dit plan op en zo mogelijk versterking van eventuele reeds lopende regionale trajecten met overeenkomstige doelen (zoals RIF, bètatechniek-netwerken, trajecten in het kader van Sterk Beroepsonderwijs), en maakt aannemelijk dat het plan niet leidt tot dubbele bekostiging van dezelfde activiteiten.

2. Indien een vestiging of bedrijf in de regio ook mede een subsidieaanvraag heeft ondertekend in het kader van andere regionale samenwerkingen, dan dient ook het projectnummer van de andere subsidieaanvraag aangegeven te worden.

3. Indien partijen reeds subsidie ontvangen op basis van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo, zijn de regiovisies niet onderling tegenstrijdig en met elkaar verenigbaar.

Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naar mate helder en toereikend beschreven is:

1. Hoe de trajecten (zoals RIF, bèta-techniek netwerken, trajecten Sterk Beroepsonderwijs, veranderingen in kader van vernieuwing vmbo) elkaar aanvullen;

2. In welke opzichten ze verschillen;

3. Hoe voorkomen wordt dat dezelfde activiteiten vanuit verschillende regelingen worden bekostigd.

Voldoende onderbouwde en sluitende begroting

Het plan bevat een realistische meerjarenbegroting van de kosten en baten.

1. Er is een inzichtelijke en evenwichtige meerjarenbegroting voor de duur van de subsidieperiode, die voldoet aan artikel 3.5. van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS. De meerjarenbegroting mag voor de tweede helft globaler zijn, en bij de herijking uitgewerkt worden.

2. In aanvulling maakt de begroting inzichtelijk hoe de middelen verdeeld worden over de betrokken partijen en wat de omvang van de kosten voor de overhead is.

Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naar mate de meerjarenbegroting realistischer is, blijkend uit onder andere:

1. in de meerjarenbegroting is duidelijk weergegeven welke kosten gemaakt worden en door wie;

2. de kosten staan in verhouding tot de beoogde activiteiten.

3. de beschreven kosten en baten in de meerjarenbegroting zijn realistisch voor de verschillende partners.

Doelstellingen worden op zo efficiënt mogelijke manier bereikt.

1. Uit de aanvraag blijkt dat de middelen (geld, tijd en mankracht) zo economisch mogelijk worden ingezet om maximale resultaten te bereiken.

2. De kosten van overhead worden zo laag mogelijk gehouden en externe inhuur wordt zo veel mogelijk vermeden.

3. In de aanvraag wordt aangetoond dat de omvang van het aangevraagde subsidiebedrag in verhouding staat tot het potentieel aantal leerlingen dat technisch of technologisch onderwijs gaat volgen.

Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naar mate de doelstellingen van de aanvraag zo economisch mogelijk worden bereikt, blijkend uit onder andere:

1. de inzet van mankracht, geld en apparatuur/machines draagt daadwerkelijk bij aan de realisatie van het beoogde doel.

2. de kosten staan in verhouding tot de opbrengsten en resultaten die in het plan van aanpak zijn beschreven.

3. de kosten van overhead worden zo laag mogelijk gehouden.

4. externe inhuur wordt zo veel mogelijk vermeden.

Het plan toont aan dat en hoe de vereiste cofinanciering door het bedrijfsleven vorm wordt gegeven.

De cofinanciering van minimaal 10% is weergegeven en volgens de kaders van de regeling geregeld.

Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naar mate de cofinanciering beter is geborgd voor de gehele subsidieperiode, blijkend uit onder andere:

1. er is duidelijk weergegeven hoe de cofinanciering is opgebouwd en hoe deze verdeeld is over de partners.

2. de cofinanciering is voldoende om (tezamen met de rijkssubsidie) de kosten van het project te dekken.

TOELICHTING

Algemeen

Achtergrond

Er ontstaan steeds grotere tekorten aan technisch geschoold personeel op de arbeidsmarkt. Brancheorganisaties van de technische sectoren en VNO-NCW/MKB-Nederland luiden al geruime tijd de noodklok. Tegelijkertijd nemen de leerlingenaantallen in het technisch vmbo af. Dit leidt er, gegeven de hoge kosten van technisch onderwijs, toe dat techniekafdelingen gesloten worden en er steeds grotere gaten ontstaan in het onderwijsaanbod van het technisch vmbo. Hierdoor zijn er zorgen over de doelmatige inrichting van het onderwijs en of er wel sprake is van een dekkend aanbod van het technisch vmbo in de regio.

Ook heeft het technisch vmbo grote moeite om de steeds snellere technische ontwikkeling bij te houden. Scholen geven vaak les met verouderde apparatuur. De kwaliteit van het technisch vmbo lijdt hieronder. Ook de veranderende regelgeving over veiligheid en milieu stelt grote eisen aan deze scholen: zij moeten bijvoorbeeld kleinere klassen inrichten om de benodigde veiligheid te bieden voor leerlingen en eerder nieuwe apparatuur aanschaffen.

Daarnaast heeft het technisch vmbo onvoldoende verbinding met vervolgonderwijs en bedrijfsleven/arbeidsmarkt, zodat het onderwijs onvoldoende aansluit op de behoeften van deze partijen. Hierdoor wordt er onvoldoende gebruik gemaakt van elkaars kennis en voorzieningen om de technische ontwikkelingen en veranderende regelgeving bij te houden. Dit heeft invloed op de kwaliteit van het onderwijs en de doelmatige inrichting van (een dekkend) aanbod.

Ten slotte is er binnen het voortgezet onderwijs, en het vmbo in het bijzonder, sprake van een grote mate van leerlingendaling. Deze leerlingendaling vergroot de noodzaak tot samenwerking binnen de regio. Door afstemming en samenwerking kan worden voorkomen dat profielen uit een regio verdwijnen omdat het aantal leerlingen op een afzonderlijke school te laag wordt om een profiel te blijven aanbieden.

Het technisch vmbo staat de komende jaren voor een duidelijke transitieopgave. Hierbij staan vasthouden van kwaliteit, betere aansluiting op de arbeidsmarkt en vervolgonderwijs, het inrichten van een doelmatig en dekkend aanbod en professionalisering van docenten centraal. De invulling van deze opgave kan per regio verschillen. Om die transitie te kunnen maken, kan de benodigde inzet dan ook verschillen.

Aanleiding

Aanleiding voor de regeling is het voornemen uit het regeerakkoord om structureel € 100 miljoen per jaar te investeren in het technisch vmbo om een dekkend aanbod mogelijk te maken en de kwaliteit te verbeteren. De onderhavige subsidieregeling moet dan ook worden gezien in het licht van een bredere investering in het technisch vmbo. Zo ontvangen vmbo-scholen die een technisch profiel aanbieden in 2018 en 2019 al aanvullende bekostiging. De invulling voor de periode na 2023 is nog niet bekend. In de loop van 2023 vindt de besluitvorming daarover plaats op basis van de ervaringen in de periode 2020–2023.

Voor de periode 2020–2023 is het noodzakelijk dat technische vmbo-scholen niet zelf eenzijdig beslissen hoe ze de middelen willen besteden, maar dat dat in samenwerking met andere vmbo-scholen met een techn(olog)isch aanbod, mbo-instellingen en het regionale bedrijfsleven gebeurt. De maatschappelijke opgave waar we voor staan is immers alleen in te vullen als iedere partij betrokken is en werkt vanuit een gezamenlijke regionale visie. Daarbij wordt de noodzaak tot samenwerking extra versterkt door de stevige leerlingendaling die binnen het voortgezet onderwijs is ingezet.

Om de beschreven samenwerking te stimuleren is gekozen voor een subsidieregeling. De belangrijkste voorwaarde is dat binnen de regio alle relevante scholen of vestigingen (met een techn(olog)isch aanbod) als zij willen participeren in de aanvraag. Indien het niet lukt om er in een regio samen uit te komen, wordt de aanvraag afgekeurd en ontvangt de regio geen subsidie. Ook moeten het mbo en het regionale bedrijfsleven zich aansluiten. De aanvraag dient een gedegen analyse te bevatten van de kwaliteit van het technisch vmbo en van de mate waarin het aanbod van techniekonderwijs voldoende dekkend is nu en in de toekomst. Tevens bevat de aanvraag een plan van aanpak om de kwaliteit en het aanbod te verbeteren.

Doordat de aanpak vereist dat scholen moeten samenwerken en dat zij vooraf een inhoudelijk goed onderbouwd plan van aanpak moeten opstellen, wordt er daadwerkelijk een transitie op gang gebracht om binnen die regio te komen tot een dekkend en kwalitatief hoogstaand techniekaanbod.

Doel

De Regeling sterk techniekonderwijs 2020–2023 (hierna: de regeling) bevat regels voor het verstrekken van subsidie aan het bevoegd gezag van scholen voor voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) om op basis van een regionale visie en plan van aanpak te komen tot een dekkend en kwalitatief hoogstaand technisch onderwijsaanbod in het vmbo in de regio.

Inhoud

De regeling behelst een subsidieregeling waarvoor een penvoerder (een bevoegd gezag van een vmbo-school), namens een regionaal verband van vmbo-scholen, mbo-instelling(en) en het bedrijfsleven een aanvraag kan indienen. Die aanvraag moet voldoen aan een aantal voorwaarden en wordt beoordeeld door een onafhankelijke beoordelingscommissie aan de hand van een beoordelingskader. Indien de aanvraag wordt goedgekeurd, ontvangt de penvoerder voor een periode van vier jaar subsidie.

In deze inhoudelijke toelichting wordt nu ingegaan op de volgende vragen:

  • 1. Wat is een regio en waar moet een regio aan voldoen?

  • 2. Wat is het maximum subsidiebedrag dat een regio kan aanvragen?

  • 3. Wat is van toepassing voor Caribisch Nederland?

  • 4. Wat is de procedure en wat zijn de voorwaarden voor de aanvraag?

1. Wat is een regio en waar moet een regio aan voldoen?

De regeling kenmerkt twee typen regio’s: een techniekregio en een techniekarme regio:

1.1 Wat is een techniekregio?

Een techniekregio is een logisch geografisch afgebakend geheel waarbinnen een regionaal plan wordt geschreven voor het gehele technische onderwijs in het vmbo. De techniekregio wordt decentraal afgebakend, door de techniekregio zelf, en kan bijvoorbeeld gebaseerd zijn op een in de praktijk gegroeide samenwerking tussen vmbo-scholen, de ROC’s waar hun leerlingen veelal naartoe gaan en het omringende bedrijfsleven. Voor de regio-afbakening worden de volgende randvoorwaarden gehanteerd:

  • 1. Een techniekregio beslaat een logisch geografisch afgebakend geheel dat niet overlapt met een andere techniekregio of techniekarme regio. Een logische afbakening kan vorm krijgen op basis van voedingsgebieden, bestaande samenwerkingsrelaties of geografische grenzen. De techniekregio kan worden aangeduid door bijvoorbeeld een lijst op te nemen van postcodegebieden of gemeenten die tot de techniekregio behoren.

  • 2. Een techniekregio includeert alle relevante vestigingen1 binnen de geografische afbakening. Dat houdt in:

    • a. alle vmbo-vestigingen met één of meer beroepsgerichte technische profielen2 én alle vso-vestigingen met leerlingen in uitstroomprofiel vervolgonderwijs die een beroepsgericht technisch profiel volgen, voor zover die vestigingen zelf willen participeren in het regionale plan;

    • b. alle vmbo-vestigingen die geen beroepsgericht technisch profiel aanbieden, maar wel aantoonbaar techn(olog)isch onderwijs verzorgen (in andere profielen of in de theoretische leerweg),3 voor zover die vestigingen zelf willen participeren in het regionale plan; en

    • c. alle overige schoolvestigingen in de regio die meedoen in het regionale plan (zoals het praktijkonderwijs of het primair onderwijs vanwege het bevorderen van de instroom aan techniekleerlingen).

  • 3. Doel van de regionale planvorming is samenwerking. Dit betekent dat een techniekregio minimaal twee vestigingen omvat die een beroepsgericht techniekprofiel aanbieden. Beredeneerde afwijking is mogelijk indien de afstand tot de dichtstbijzijnde vestiging met een techniekprofiel groter is dan 20 kilometer.

  • 4. Een vestiging kan tot slechts één techniekregio behoren.

Daarnaast geldt:

  • 5. Een techniekregio includeert minimaal één mbo-instelling die onderwijs in een of meerdere technische opleidingsdomeinen verzorgt.4 De participerende mbo-instellingen hoeven niet noodzakelijkerwijs een vestiging binnen de techniekregio te hebben en een mbo-instelling mag aan meerdere plannen deelnemen.

  • 6. Een techniekregio includeert de partijen uit het bedrijfsleven die deelnemen aan de plannen en de daarvoor benodigde cofinanciering leveren. Deze bedrijven hoeven niet noodzakelijkerwijs een vestiging binnen de techniekregio te hebben, maar moeten dan wel een binding hebben met de regio. Een bedrijf mag aan meerdere plannen deelnemen.

  • 7. Een techniekregio stelt een penvoerder aan die namens de hele techniekregio de aanvraag indient. Alleen het bevoegd gezag van een vmbo-vestiging die een beroepsgericht techniekprofiel aanbiedt, kan penvoerder zijn.

1.2 Wat is een techniekarme regio?

Een techniekarme regio in het vmbo heeft weinig of geen vmbo-leerlingen ingeschreven op een technisch profiel. De voorwaarden aan een techniekarme regio zijn gelijk aan die van een techniekregio (voorwaarden 1–2 en 4–7), met uitzondering van twee punten:

  • 1. Het percentage leerlingen dat staat ingeschreven in technische profielen ten opzichte van het totaal aantal vmbo-leerlingen in de bovenbouw van de beroepsgerichte leerwegen (basis- en kaderberoepsgerichte en gemengde leerwegen) is maximaal 10%.

  • 2. In afwijking van voorwaarde 3 hierboven hoeft een techniekarme regio geen vestiging met een techniekprofiel te bevatten, maar in dat geval wel minimaal twee vmbo-vestigingen met een beroepsgerichte leerweg.

2. Wat is het maximum subsidiebedrag dat een regio kan aanvragen?

Het subsidiebedrag dat een regio kan aanvragen hangt in eerste instantie af van het beschikbare macrobudget. In de onderstaande tabel zijn de macroreeksen opgenomen voor techniekregio’s en techniekarme regio’s (de overige posten zijn onderdelen van de aanpak sterk techniekonderwijs die in andere regelingen worden uitgewerkt).

bedragen in miljoenen euro

2020

2021

2022

2023

Regionale plannen techniekregio’s

90

92

76,5

77

Regionale plannen techniekarme regio’s

25

25

20

20

Bijscholing leraren

2

     

Imago vmbo en vakwedstrijden

1

1

1

1

Ondersteuning en uitvoering

2

2

2,5

2

Totaal

120

120

100

100

2.1 Techniekregio’s

Het maximumbudget dat een techniekregio kan aanvragen wordt berekend aan de hand van het aantal leerlingen dat in de regio staat ingeschreven in de technische profielen in het reguliere vbo en het vso met uitstroomprofiel vervolgonderwijs (peildatum 1 oktober 2018; gegevens zijn beschikbaar bij DUO). Hierbij tellen de leerlingen in de gemengde leerweg voor de helft, en wordt er rekening gehouden met de extra materiële bekostiging die de profielen MaT en MVI al ontvangen.

Het bedrag per leerling per jaar zal naar verwachting tussen de € 3.000 en de € 4.000 liggen (leerlingen in de gemengde leerweg tellen voor de helft mee). De daadwerkelijke bedragen worden vastgesteld op basis van de telling van 1 oktober 2018 en wordt in deze regeling gewijzigd na bekendmaking van de voorlopige leerlingaantallen van 1 oktober 2018.

2.2 Techniekarme regio’s

Het budget dat een techniekarme regio kan aanvragen dient in verhouding te staan met het aantal leerlingen dat technisch onderwijs volgt, gaat volgen of potentieel kan gaan volgen. Om die reden wordt een onderbouwing gevraagd van een prognose van het verwachte aantal leerlingen dat technisch of technologisch onderwijs gaat volgen. Deze prognose moet zijn gebaseerd op de arbeidsmarktanalyse en op de prognose voor het aantal vmbo-leerlingen die bij DUO beschikbaar is. Aanvullend geldt dat het subsidiebedrag minimaal € 0,6 mln. en maximaal € 4 mln. mag bedragen voor de volledige subsidieperiode.

2.3 Samenwerking met bedrijfsleven en cofinanciering

Om het techniekonderwijs eigentijds te maken en in staat te stellen zich voortdurend te blijven ontwikkelen is structurele samenwerking met het bedrijfsleven van cruciaal belang. Het bedrijfsleven heeft voldoende en adequaat opgeleide werknemers nodig, en beschikt over expertise naar de laatste stand van de techniek. Het gaat daarbij niet alleen om de grote bedrijven, maar ook om het midden- en kleinbedrijf. In een gelijkwaardig partnerschap kan onderwijs en bedrijfsleven in een regio tot een goede afweging komen over de manier waarop het technisch onderwijs kan zorgen voor de technici van de toekomst. Daarbij zou ook de technische opleidingsinfrastructuur van het bedrijfsleven betrokken kunnen worden (bedrijfsscholen en de opleidingsbedrijven van de technische sectoren).

Om de betrokkenheid van het bedrijfsleven meetbaar te maken, is als voorwaarde voor het toekennen van een subsidie opgenomen dat het bedrijfsleven voor cofinanciering zorgt. De cofinanciering komt bovenop het maximumbudget voor zowel techniekregio’s als techniekarme regio’s en is minimaal 10% van het aangevraagde subsidiebedrag is. In de begroting wordt aangegeven wat het totale bedrag is waarvoor subsidie wordt aangevraagd, en op welke wijze het bedrijfsleven 10% van dat subsidiebedrag cofinanciert. De cofinanciering mag in natura. Hierbij kan worden gedacht aan het leveren van materiaal, het beschikbaar stellen van bedrijfsruimte of inzet van personele kosten (bijvoorbeeld als gastdocent). Wel moet in de aanvraag staan vermeld op welk geldbedrag deze inzet waardeerbaar is. Overleg tussen het bedrijfsleven, de scholen en het mbo kan niet worden gezien als cofinanciering in natura.

2.4 Besteding subsidie

Er is geen limitatieve opsomming van de activiteiten waaraan de subsidie mag worden besteed. Dat mag dus breed zijn, zolang het plan van aanpak, waarin de activiteiten worden beschreven, maar bijdraagt aan het realiseren van een duurzaam, dekkend en doelmatig technisch onderwijsaanbod van hoge kwaliteit en voldoet aan de criteria zoals opgesteld in het beoordelingskader (zie bijlage 2). Ook mogen de middelen breder worden ingezet dan alleen op vmbo-scholen met een technisch profiel. Denk bijvoorbeeld aan het verbeteren van de kwaliteit van het aanbod van scholen die het profiel Groen of Dienstverlening en producten op een technische of technologische manier vormgeven, of aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van het technisch onderwijs door kinderen in het primair onderwijs kennis te laten maken met techniek en technologie.

3. Toepasbaarheid Caribisch Nederland

In Caribisch Nederland gelden andere voorwaarden voor het vormen van de regio en de toekenning van de middelen per regio:

  • Caribisch Nederland wordt als één regio beschouwd. Dat betekent dat alle drie de vmbo-scholen participeren in een gezamenlijk plan en één aanvraag indienen. Ook het bedrijfsleven moet betrokken zijn (dat wordt zichtbaar door minimaal 10% cofinanciering op de begroting).

  • Voor de toekenning van het budget wordt Caribisch Nederland beschouwd als een techniekarme regio. Dat wil zeggen dat het aan te vragen subsidiebedrag logisch samenhangt met het potentieel aantal leerlingen dat techniekonderwijs in het voortgezet onderwijs kan volgen in de regio (met een maximum van € 4 mln. voor de looptijd van vier jaar).

  • De beoordelingscommissie houdt rekening met de specifieke situatie van Caribisch Nederland.

4. Wat is de procedure en wat zijn de voorwaarden voor de aanvraag?

De procedure bestaat uit de volgende fasen:

  • 1. Oktober 2018: Vooraanmelding regio

  • 2. Maart 2019: Indienen subsidieaanvraag

  • 3. April–juni 2019: Beoordeling subsidieaanvraag

  • 4. September 2019: (eventueel) Herkansingsmogelijkheid

  • 5. 2020–2023: Uitbetaling en uitvoering regionaal plan

  • 6. 2021–2024: Voortgangsrapportages en eindverantwoording

  • 7. 2020–2024: Monitoring en evaluatie

4.1. Vooraanmelding regio

Het is zeer wenselijk dat regio’s zich, voorafgaand aan het indienen van de subsidieaanvraag, aanmelden en aangeven welke partners de regio vormen. Zo ontstaat er een beeld van de voorgenomen regio-indeling op basis waarvan waar nodig bijgestuurd kan worden. Deze vooraanmelding gebeurt uiterlijk 31 oktober 2018 door de penvoerder van de regio bij Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I) middels een digitaal formulier op de website van DUS-I (www.dus-i.nl). Voor techniekarme regio’s is de vooraanmelding verplicht (en is dus voorwaarde voor het goedkeuren van de later in te dienen regionale plannen). De vooraanmelding bestaat uit:

  • een aanduiding van het geografische gebied;

  • een volledige lijst met handtekeningen op een intentieverklaring van de deelnemende vestigingen, mbo-instelling(en), overige onderwijsinstellingen en bedrijven. Van alle onderwijsinstellingen wordt een handtekening op minimaal het niveau van een vestigingsdirecteur verwacht.

  • Een aanduiding van de fase waarin de planvorming zich bevindt (regiovorming; opstarten samenwerking; uitwerken analyse regiovisie; uitwerken plan van aanpak).

  • Optioneel: voor zover al voorhanden een korte samenvatting (maximaal 300 woorden) van het plan van de regio, met daarbij aandacht voor de thema’s waaraan wordt samengewerkt en op welke wijze.

Op basis van de vooraanmeldingen zal OCW in samenspraak met de beoordelingscommissie en de ondersteuning ‘sterk techniekonderwijs’ (zie paragraaf 4.2 van deze toelichting) de voorgestelde regio-indeling analyseren om te zien welke vestigingen zich hebben aangemeld en welke niet, en of er overlap optreedt. Naar aanleiding daarvan zal contact worden opgenomen met de scholen die zich nog niet hebben aangemeld. Waar regio’s onlogisch lijken te zijn samengesteld of niet voldoen aan de gestelde voorwaarden wordt contact opgenomen en wordt waar nodig ingegrepen. De optionele korte samenvatting wordt gebruikt voor inhoudelijke ondersteuning of het in contact brengen met andere regio’s die met dezelfde thema’s aan de gang gaan.

4.2. Maart 2019: Indienen subsidieaanvraag

In de periode van 1 maart tot uiterlijk 31 maart 2019 dient de penvoerder namens een regio een aanvraag in bij DUS-I middels een digitaal formulier, te vinden op de website van DUS-I. De aanvraag bestaat uit:

  • Een regiovisie die ingaat op de kwaliteit van het technisch vmbo en de mate waarin het aanbod daarvan dekkend is, met daarin:

    • de samenstelling van de regio en de onderbouwing daarvan;

    • een analyse van de leerlingenontwikkeling voor de periode 2018–2028;

    • een analyse van de regionale arbeidsmarkt voor de periode 2018–2022 en een visie voor de langere termijn; en

    • een concrete omschrijving van het regionale doel.

  • een activiteitenplan;

  • een meerjarenbegroting waarin ook de cofinanciering is opgenomen; en

  • een door alle partijen ondertekende samenwerkingsovereenkomst.

De aanvraag wordt beoordeeld door een onafhankelijke beoordelingscommissie op basis van de criteria van het beoordelingskader dat als bijlage 2 is toegevoegd aan deze regeling.

De regiovisie en het plan van aanpak mogen beknopt zijn. Daarom geldt als richtlijn een maximum van in totaal 25 pagina’s (a4). De begroting mag voor de tweede helft van de subsidieperiode globaler zijn dan voor de eerste helft. In dat geval moet in de eerste voortgangsrapportage (zie paragraaf 4.6 hieronder) een nader uitgewerkte begroting voor de tweede helft van de subsidieperiode zijn opgenomen.

Verhouding tot Regionaal investeringsfonds mbo (RIF)

Publiek-private samenwerking (pps) tussen beroepsonderwijs en bedrijfsleven is belangrijk voor een goede aansluiting van beroepsopleidingen op de arbeidsmarkt. Het Regionaal Investeringsfonds mbo (RIF) stimuleert duurzame publiek-private samenwerking tussen mbo-instellingen, vmbo-scholen, het bedrijfsleven en lokale overheden. Een bekostigde mbo-instelling kan namens een samenwerkingsverband subsidie van het Rijk aanvragen ter verbetering van de aansluiting van opleidingen op de veranderende arbeidsmarkt.

De huidige RIF-regeling biedt nog tot en met 2018 de mogelijkheid subsidie voor pps-en aan te vragen. Met een aangepaste regeling RIF wordt het ook van 2019 tot en met 2022 mogelijk om subsidie aan te vragen. Een aanvraag kan betrekking hebben op alle mbo-opleidingen, dus ook op technische beroepsopleidingen.

Het kan voorkomen dat binnen een regio zowel een aanvraag wordt ingediend voor techniekopleidingen in het kader van het RIF als op basis van de voorliggende regeling. Ook kan het zijn dat een regio al eerder een aanvraag voor techniekopleidingen heeft gedaan in het kader van het RIF. In die gevallen:

  • is het niet mogelijk één gebundelde aanvraag in te dienen voor allebei de subsidieregelingen (de regelingen kennen hun eigen procedure, beoordelingscriteria en beoordelingscommissie).

  • is het wel mogelijk om met één gemeenschappelijke regionaal visiedocument te werken. Het doel waar de regio aan wil werken (en het plan hoe zij dat willen gaan doen) moeten wel logisch volgen uit dit visiedocument. In ieder geval dient de regionale visie die aan de aanvraag voor vmbo-techniek ten grondslag ligt corresponderen met de visie die aan de RIF-aanvraag ten grondslag ligt. Dit moet worden toegelicht in de aanvraag.

  • dient in beide aanvragen te worden beschreven hoe de aanvragen zich tot elkaar verhouden en hoe ze elkaar versterken. Beide aanvragen dienen zelfstandig financieel bestendig te zijn (de een moet niet afhankelijk zijn van de ander).

  • is het niet noodzakelijk dat de regio’s volledig overeenkomen met elkaar.

  • is het in geen geval mogelijk dat dezelfde activiteiten dubbel worden bekostigd.

  • dient bij de aanvraag kenbaar te worden gemaakt indien een vestiging in de regio ook mede een aanvraag ondertekent (of heeft ondertekend) in kader van het RIF. Dan dient ook het projectnummer van het RIF aangegeven te worden.

Ondersteuning

Bij het maken van de regionale plannen is ondersteuning beschikbaar onder de titel ‘sterk techniekonderwijs’, een samenwerking van de Stichting Platforms Vmbo en het Platform Bètatechniek. Regio’s kunnen hier terecht voor strategische en operationele ondersteuning. Elke regio kan kosteloos gebruik maken van vijf dagen ondersteuning. Desgewenst kan een regio tegen betaling (kostprijs) meer ondersteuning krijgen. Meer informatie is te vinden op www.sterktechniekonderwijs.nl.

4.3 April–juni 2019: Beoordeling subsidieaanvraag

De ingediende aanvragen worden door DUS-I beoordeeld op volledigheid en op juistheid, en daarna inhoudelijk beoordeeld door een onafhankelijke beoordelingscommissie. Deze commissie bestaat uit:

  • deskundigen vanuit vmbo-scholen;

  • deskundigen vanuit het mbo;

  • deskundigen vanuit het bedrijfsleven; en

  • onafhankelijke deskundigen, zoals onderzoekers.

De commissie beoordeelt de aanvragen aan de hand van het beoordelingskader (zie bijlage 2), en brengt advies uit aan de minister. Uiterlijk 1 juli 2019 neemt de minister een besluit en wordt beschikt op de aanvragen.

4.4 September 2019: (eventueel) Herkansingsmogelijkheid

Bij een negatief besluit is er een mogelijkheid om het plan, na verbetering, opnieuw en onder dezelfde voorwaarden in te dienen. Dat kan tot en met 30 september 2019. Voor aanvragen voor techniekarme regio’s is het opnieuw indienen van de aanvraag alleen mogelijk indien het budget gereserveerd voor techniekarme regio’s nog niet is uitgeput door de al goedgekeurde plannen. Of dit budget er nog is, wordt op 1 juli 2019 bekendgemaakt. Ter verbetering van de plannen is ondersteuning beschikbaar. Ook de gewijzigde plannen voor techniekarme regio’s kunnen uiterlijk tot en met 30 september 2019 opnieuw ingediend worden. De beoordeling is vóór het einde van 2019 afgerond.

4.5 2020–2023: Uitbetaling en uitvoering regionaal plan

Bij een positief besluit van de minister ontvangt het bevoegd gezag dat als penvoerder de aanvraag heeft ingediend de toegekende subsidie. De penvoerder draagt vervolgens zorg voor de inzet van de middelen volgens het ingestuurde plan. Het budget wordt in vier delen beschikbaar gesteld (per jaar één betalingsmoment), grofweg naar rato van de beschikbare middelen per jaar (zie de artikelen 2.2 en 3.2 en de tabel in paragraaf 2 van deze toelichting).

4.6 2021–2024: Voortgangsrapportages en eindverantwoording

De penvoerder dient namens de regio op twee momenten een voortgangsrapportage in: uiterlijk op 1 oktober 2021 over de periode 1 januari 2020 tot 1 juli 2021 en uiterlijk op 1 juli 2023 over de periode 1 juli 2021 tot 1 januari 2023. Deze voortgangsrapportage is inhoudelijk van aard en omvat ten minste de bestede middelen, de voortgang van de geplande activiteiten, de bereikte mijlpalen en de gerealiseerde doelen over de betreffende periode.

Op basis van de eerste voortgangsrapportage is het mogelijk om de plannen te herijken. In dat geval dient de penvoerder tegelijk met de eerste voortgangsrapportage een herijkt activiteitenplan en een begroting in voor de jaren 2022 en 2023. Deze worden waar nodig beoordeeld door de beoordelingscommissie en na goedkeuring wordt de beschikking (indien nodig) gewijzigd. Hierdoor kan het toegekende subsidiebedrag niet toenemen. Regio’s die in de eerste aanvraag slechts een globale begroting voor de tweede helft van de subsidieperiode hebben ingediend, dienen tegelijk met de eerste voortgangsrapportage een uitgewerkt activiteitenplan en een begroting in voor de jaren 2022 en 2023. Deze worden waar nodig beoordeeld door de beoordelingscommissie en na goedkeuring wordt de beschikking (indien nodig) gewijzigd. Ook hiervoor geldt dat het toegekende subsidiebedrag niet kan toenemen.

Na afloop van de subsidieperiode dient de penvoerder een eindverslag in dat ten minste bestaat uit een activiteitenverslag en een financieel verslag, als bedoeld in de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS. Dit verslag hoeft geen controleverklaring en rapport van feitelijke bevindingen bij het financieel verslag te bevatten.

De financiële verantwoording vindt jaarlijks plaats middels model G2 bij de jaarverslaggeving.

4.7. 2020–2024: Monitoring en evaluatie

De penvoerder verstrekt op aanvraag namens de regio de gegevens die nodig zijn voor de monitoring en evaluatie van de inzet van de middelen. De monitoring en evaluatie worden vormgegeven in samenwerking met het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO), en sluiten zo veel mogelijk aan bij de al lopende monitor van het vernieuwde vmbo. Door deelname aan deze regeling wordt akkoord gegeven voor medewerking aan de monitoring en evaluatie en het vrijgeven van gegevens daarvoor.

Administratieve lasten

Aan de regeling zijn uitvoeringskosten bij DUS-I verbonden. Voor scholen zijn er kosten voor het opstellen van de aanvraag, de tussenrapportages en de verantwoording. Voor de aanvraag ontvangen de scholen in de kalenderjaren 2018 en 2019 aanvullende bekostiging ter compensatie.5 Voor het schrijven van de voortgangsrapportages en het eindverslag met financiële verantwoording is gemiddeld 20 uur nodig per regionaal verband. Uitgaande van 80 regio’s is dat in totaal 1.600 uur administratieve lasten. Tegen een uurtarief van € 45,– maakt dat in totaal € 72.000,–.

Vaste verandermomenten en inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie. Daarmee wordt afgeweken van het uitgangspunt dat de regeling ten minste twee maanden voor inwerkingtreding wordt gepubliceerd. In dit geval is een afwijking van de vaste verandermomenten niet bezwaarlijk, omdat de regeling begunstigend is voor de subsidieontvangers.

Artikelsgewijs

Artikel 1.1

In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen. De meeste begripsbepalingen verwijzen naar de Wet op het voortgezet onderwijs. Onder «technisch vmbo» worden in de regeling vijf vmbo-profielen geschaard: BWI, MTR, PIE, MaT en MVI. Daarnaast betreft technisch vmbo de ‘voorlopers’ van deze profielen, dat wil zeggen de in dit artikel genoemde oude afdelingen en intrasectorale programma’s, waaraan nog een aantal leerlingen deelneemt. Voorts vallen de technische beroepsroute en de vakmanschapsroute onder het begrip. Voor zover scholen activiteiten kunnen verrichten voor beroepsgerichte keuzevakken, worden specifiek bedoeld de beroepsgerichte keuzevakken die onder deze vijf vmbo-profielen vallen.

Voor Caribisch Nederland wordt ook het afwijkende Caribbean Vocational Qualification-programma opgenomen onder de term ‘technisch vmbo’.

Met economische activiteiten worden activiteiten bedoeld die niet zijn gefinancierd door publieke middelen of als doel hebben publieke middelen te ontvangen.

Artikel 1.2

Op deze subsidieregeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: de kaderregeling) van toepassing. Dit betekent dat onder meer de bepalingen over de begrotingsvoorwaarde (artikel 1.4 van de kaderregeling), het overzicht financiële situatie (artikel 3.7 van de kaderregeling), meewerken aan onderzoek (artikel 5.4 van de kaderregeling), de meldingsplicht (artikel 5.7 van de kaderregeling) en de inlichtingenplicht (artikel 5.11 van de kaderregeling) ook gelden voor de ontvanger van een subsidie op grond van deze regeling.

Artikel 1.3

Uit artikel 1.3 volgt ook dat subsidieontvangers, na subsidieverstrekking, de subsidie niet mogen besteden aan activiteiten waarvoor geen subsidie is verstrekt.

Artikel 1.4

Een subsidievoorwaarde is dat er cofinanciering wordt gevraagd vanuit het bedrijfsleven. Dit om de betrokkenheid van het bedrijfsleven aan te kunnen tonen en het minder vrijblijvend te maken. De cofinanciering bedraagt 10% van het door de penvoerder aangevraagde subsidiebedrag. Bijvoorbeeld: als een penvoerder een aanvraag indient voor € 1 miljoen, dient de cofinanciering minimaal € 100.000 te zijn. Dat maakt dat de begroting minimaal € 1,1 miljoen is. Zie ook de algemene toelichting.

Artikel 1.5

De penvoerder is verantwoordelijk voor aanvraag van de subsidie en de rechtmatige besteding van en verantwoording over de subsidie. De penvoerder van de techniekregio is het bevoegd gezag van één van de vmbo-vestigingen met een technisch profiel. Indien er geen vmbo-vestiging met een technisch profiel is, wat alleen kan voorkomen in een techniekarme regio, treedt het bevoegd gezag van een beroepsgericht vmbo op als penvoerder.

Artikel 1.7

De beoordeling van de subsidieaanvraag geschiedt door een onafhankelijke, door de minister in te stellen beoordelingscommissie. De commissie beoordeelt de aanvraag op basis van een beoordelingskader, bijgevoegd in bijlage 2 van de regeling. Een aanvraag wordt enkel goedgekeurd indien de commissie ieder criteria met een voldoende (minimaal een zes op een tienpunt-schaal) beoordeeld.

Artikel 1.8

Op basis van de beoordeling van de commissie neemt de minister een besluit over de toekenning van de subsidie. Indien dit besluit negatief is, bestaat de mogelijkheid om de aanvraag na aanpassing opnieuw in te dienen. Dit is alleen mogelijk voor reeds ingediende subsidieaanvragen, en dit geldt niet als een verlengde aanvraagtermijn. Zie ook onderdeel 4.4 van de algemene toelichting.

Artikel 1.9

Voor de inhoud van het activiteitenplan en het financieel verslag wordt aangesloten bij de definitie in artikel 1.1 van de kaderregeling.

Het activiteitenverslag wordt als volgt gedefinieerd: een verslag waarvan de inrichting voor zover van toepassing overeenkomt met de inrichting van het activiteitenplan en dat:

  • a. een overzicht bevat van de gerealiseerde activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt,

  • b. de aard, omvang, duur en wijze van uitvoering beschrijft van de gerealiseerde activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt,

  • c. de met de activiteiten gerealiseerde doelstellingen, resultaten of producten beschrijft,

  • d. voor zover van toepassing, beschrijft in hoeverre is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, en

  • e. voor zover van toepassing, een vergelijking bevat van de gerealiseerde activiteiten en doelstellingen en de in het activiteitenplan voorgenomen activiteiten en nagestreefde doelstellingen en een toelichting op de verschillen geeft,

Voor het financieel verslag geldt dat het:

  • a. volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht geeft dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent de kosten en opbrengsten per gerealiseerde activiteit waarvoor de subsidie is verleend en die werkelijk zijn verricht,

  • b. aansluit bij de begroting en de nodige informatie geeft om de subsidie vast te stellen,

  • c. per post is voorzien van een toelichting.

In afwijking van artikel 1.1 van de kaderregeling hoeft het financieel verslag niet vergezeld te gaan van een controleverklaring en een rapport van bevindingen. Die verantwoording vindt plaats in de jaarlijkse verantwoording in de jaarrekening. Voor de toelichting op dit artikel wordt verder verwezen naar onderdeel 4.6 van de algemene toelichting.

Artikel 1.10

De penvoerder is verantwoordelijk voor de rechtmatige besteding van en verantwoording over de subsidie. Indien de subsidie niet rechtmatig wordt besteed, kan deze worden teruggevorderd. Ook niet bestede middelen worden teruggevorderd.

Artikel 1.12

Voor de toelichting op dit artikel wordt verwezen naar onderdeel 4.6 van de algemene toelichting.

Artikel 2.1

Voor de toelichting op dit artikel wordt verwezen naar onderdeel 1.1 van de algemene toelichting.

Artikel 2.3

Voor de toelichting op dit artikel wordt verwezen naar onderdeel 2.1 van de algemene toelichting.

Artikel 2.4

Voor de toelichting op dit artikel wordt verwezen naar onderdeel 4.1 van de algemene toelichting.

Artikel 3.1

Voor de toelichting op dit artikel wordt verwezen naar onderdeel 1.2 van de algemene toelichting voor wat betreft de omschrijving van de techniekarme regio en naar onderdeel 3 van de algemene toelichting voor wat betreft de toepasbaarheid op Caribisch Nederland.

Artikel 3.3

Voor de toelichting op dit artikel wordt verwezen naar onderdeel 2.2 van de algemene toelichting.

Artikel 3.4

Het is mogelijk dat techniekarme regio’s samen meer subsidie aanvragen dan beschikbaar is (zoals aangegeven in artikel 3.3). Om te voorkomen dat het subsidieplafond wordt overschreden wordt de volgende procedure gevolgd: alle aanvragen die op ieder onderdeel door de beoordelingscommissie als voldoende zijn beoordeeld worden door de beoordelingscommissie gerangschikt. Die rangschikking vindt plaats op basis van de laatste kolom van bijlage 2. Op basis van die rangschikking wijst de minister één of meerdere aanvragen af, totdat het budget dat toegekend wordt niet meer het subsidieplafond overschrijdt. Indien twee of meerdere aanvragen op een gelijke positie worden gerangschikt beslist de minister op basis van loting.

Artikel 4.1

De hardheidsclausule is opgenomen om de minister de mogelijkheid te geven om in individuele gevallen van de regeling af te wijken. Om voor toepassing van de hardheidsclausule in aanmerking te komen, moet de toepassing van de regeling zelf in de eerste plaats tot een onbillijkheid van overwegende aard leiden. In de tweede plaats moet de toepassing van de hardheidsclausule het doel van de regeling dienen.

Toepassing van de hardheidsclausule betreft een discretionaire bevoegdheid, waar zeer terughoudend gebruik van wordt gemaakt. De verzoeker zal in ieder geval moeten aantonen dat zijn situatie zich onderscheidt van die van anderen. Er moet dus sprake zijn van bijzondere omstandigheden.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

In deze toelichting wordt met vmbo-vestiging het niveau van het (zescijferige) sub-BRIN bedoeld.

X Noot
2

De vijf technische profielen in de bovenbouw van de basis- en kaderberoepsgerichte en gemengde leerwegen van het vmbo zijn: Produceren, installeren en energie (PIE), Bouwen, wonen en interieur (BWI), Mobiliteit en transport (M&T), Maritiem en techniek (MaT) en Media, vormgeving en ICT (MVI).

X Noot
3

Of een vmbo-vestiging techn(olog)isch onderwijs verzorgt, is bijvoorbeeld af te meten aan doorstroomcijfers naar mbo-techniek of het aantal technische keuzevakken dat wordt gegeven en door leerlingen gevolgd, of voor de theoretische leerweg het geven en volgen van vakken zoals IT in de G&TL of Technologie en toepassing.

X Noot
4

De technische opleidingsdomeinen zijn: Bouw en Infra; Afbouw, hout en onderhoud; Techniek en procesindustrie; Ambacht, laboratorium en gezondheidstechniek; Media en vormgeving; Informatie en communicatietechnologie; Mobiliteit en voertuigen; Transport, scheepvaart en logistiek.

X Noot
5

Regeling aanvullende bekostiging technisch vmbo 2018 en 2019.

Naar boven