Advies Raad van State inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten en het Besluit implementatie richtlijn verzekeringsdistributie in verband met het openbaar maken van overtredingen van Europese verordeningen door de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandsche Bank

Nader Rapport

2018-0000098743

Directie Financiële Markten

Aan de Koning

Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten en het Besluit implementatie richtlijn verzekeringsdistributie in verband met het openbaar maken van overtredingen van Europese verordeningen door de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandsche Bank

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 3 april 2018, nr. 2018000590, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 25 april 2018, nr. W06.18.0075/III, bied ik U hierbij aan. De tekst van het advies treft u hieronder cursief afgedrukt aan, voorzien van een reactie daarop.

Bij Kabinetsmissive van 3 april 2018, no. 2018000590, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met onder meer het publiceren van gegevens door de Nederlandsche Bank op grond van de staten van banken, met nota van toelichting.

De Wet transparant toezicht financiële markten voorziet (onder meer) in een bepaling die regelt dat De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) bepaalde kerngegevens van banken openbaar maakt. Het ontwerpbesluit strekt tot uitvoering van deze bepaling. Daarnaast stelt het ontwerpbesluit ter uitvoering van een aantal EU-verordeningen (opnieuw) bepaalde publicatiebevoegdheden voor DNB vast.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar acht aanpassing aangewezen omdat het ten onrechte een publicatieverplichting voor banken bevat.

De Wet transparant toezicht financiële markten bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur bepaalde kerngegevens door DNB worden gepubliceerd.1 Het ontwerpbesluit stelt vast om welke kerngegevens het gaat.2 DNB kan deze kerngegevens publiceren, omdat de banken de onderliggende gegevens waaruit de kerngegevens zijn afgeleid reeds op grond van het jaarrekeningenrecht moeten publiceren, of omdat de Richtlijn kapitaalvereisten3 en de Verordening kapitaalvereisten4 banken daartoe verplichten.5 De gegevens die DNB openbaar maakt zijn dus geen vertrouwelijke toezichtgegevens, zodat er geen belemmering voor DNB bestaat om de daaruit afgeleide kerngegevens ook zelf te publiceren.6

De Afdeling merkt op dat de Verordening kapitaalvereisten publicatieverplichtingen voor banken bevat, welke verplichtingen rechtstreeks in de nationale rechtsorde doorwerken. De verordening verplicht bovendien dat banken, ingeval de publicatie van de in de verordening specifiek genoemde cijfers geen volledig inzicht in het risicoprofiel verschaffen, extra cijfers publiceren.7 De verordening regelt niet dat de nationale wetgever nadere publicatieverplichtingen voor de banken kan stellen ter in- of aanvulling van de verordening; anders dan de toelichting suggereert heeft de nationale wetgever die ruimte dus niet. De Wet transparant toezicht financiële markten bevat dan ook terecht geen grondslag voor het stellen van (aanvullende) publicatieverplichtingen voor banken, maar alleen een grondslag voor regels over door DNB te publiceren gegevens.

De Afdeling begrijpt uit het ontwerpbesluit en de toelichting daarop dat toch voorzien wordt in aanvullende publicatieverplichtingen voor banken. Zo schrijft het ontwerpbesluit voor dat, indien bepaalde gegevens die DNB nodig heeft voor diens publicatie nog niet door banken zijn openbaar gemaakt, deze (alsnog) door banken gepubliceerd moeten worden voordat DNB dat doet.8 De toelichting vermeldt dat het daarbij om gegevens kan gaan die banken niet al op grond van andere verplichtingen moeten publiceren.9 De Afdeling merkt op dat de wettelijke grondslag van het besluit niet toereikend is voor het stellen van aanvullende publicatieverplichtingen voor banken, terwijl ook de verordening dat de nationale wetgever niet mogelijk maakt.10

De Afdeling adviseert om het ontwerpbesluit aan te passen, en geen aanvullende publicatieverplichtingen voor banken op te nemen.

Naar aanleiding van het advies zal de vormgeving van de invulling van de grondslagen van artikel 3:72, vijfde, negende en tiende lid, nader worden overwogen. De grondslagen van artikel 3:72, negende en tiende lid, zullen vooralsnog niet worden ingevuld. Het besluit en de nota van toelichting zijn dienovereenkomstig aangepast.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een wijziging van het Besluit implementatie richtlijn verzekeringsdistributie op te nemen. Daarmee wordt het Besluit implementatie richtlijn verzekeringsdistributie, dat op 1 oktober 2018 in werking treedt, in lijn gebracht met de artikelen 1:94 Wft en 7 van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten, zoals die artikelen luiden na inwerkingtreding van de Wet transparant toezicht financiële markten en het onderhavige besluit.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra.

Advies Raad van State

No. W06.18.0075/III

’s-Gravenhage, 25 april 2018

Bij Kabinetsmissive van 3 april 2018, no. 2018000590, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met onder meer het publiceren van gegevens door de Nederlandsche Bank op grond van de staten van banken, met nota van toelichting.

De Wet transparant toezicht financiële markten voorziet (onder meer) in een bepaling die regelt dat De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) bepaalde kerngegevens van banken openbaar maakt. Het ontwerpbesluit strekt tot uitvoering van deze bepaling. Daarnaast stelt het ontwerpbesluit ter uitvoering van een aantal EU-verordeningen (opnieuw) bepaalde publicatiebevoegdheden voor DNB vast.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar acht aanpassing aangewezen omdat het ten onrechte een publicatieverplichting voor banken bevat.

De Wet transparant toezicht financiële markten bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur bepaalde kerngegevens door DNB worden gepubliceerd.1 Het ontwerpbesluit stelt vast om welke kerngegevens het gaat.2 DNB kan deze kerngegevens publiceren, omdat de banken de onderliggende gegevens waaruit de kerngegevens zijn afgeleid reeds op grond van het jaarrekeningenrecht moeten publiceren, of omdat de Richtlijn kapitaalvereisten3 en de Verordening kapitaalvereisten4 banken daartoe verplichten.5 De gegevens die DNB openbaar maakt zijn dus geen vertrouwelijke toezichtgegevens, zodat er geen belemmering voor DNB bestaat om de daaruit afgeleide kerngegevens ook zelf te publiceren.6

De Afdeling merkt op dat de Verordening kapitaalvereisten publicatieverplichtingen voor banken bevat, welke verplichtingen rechtstreeks in de nationale rechtsorde doorwerken. De verordening verplicht bovendien dat banken, ingeval de publicatie van de in de verordening specifiek genoemde cijfers geen volledig inzicht in het risicoprofiel verschaffen, extra cijfers publiceren.7 De verordening regelt niet dat de nationale wetgever nadere publicatieverplichtingen voor de banken kan stellen ter in- of aanvulling van de verordening; anders dan de toelichting suggereert heeft de nationale wetgever die ruimte dus niet. De Wet transparant toezicht financiële markten bevat dan ook terecht geen grondslag voor het stellen van (aanvullende) publicatieverplichtingen voor banken, maar alleen een grondslag voor regels over door DNB te publiceren gegevens.

De Afdeling begrijpt uit het ontwerpbesluit en de toelichting daarop dat toch voorzien wordt in aanvullende publicatieverplichtingen voor banken. Zo schrijft het ontwerpbesluit voor dat, indien bepaalde gegevens die DNB nodig heeft voor diens publicatie nog niet door banken zijn openbaar gemaakt, deze (alsnog) door banken gepubliceerd moeten worden voordat DNB dat doet.8 De toelichting vermeldt dat het daarbij om gegevens kan gaan die banken niet al op grond van andere verplichtingen moeten publiceren.9 De Afdeling merkt op dat de wettelijke grondslag van het besluit niet toereikend is voor het stellen van aanvullende publicatieverplichtingen voor banken, terwijl ook de verordening dat de nationale wetgever niet mogelijk maakt.10

De Afdeling adviseert om het ontwerpbesluit aan te passen, en geen aanvullende publicatieverplichtingen voor banken op te nemen.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Besluit van 00 MAAND 2018 tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met onder meer het publiceren van gegevens door de Nederlandsche Bank op grond van de staten van banken

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 28 maart 2018, nr. 2018-0000045896;

Gelet op de artikelen 1:94, eerste lid, onderdeel h, en 3:72, vijfde, negende en tiende lid, van de Wet op het financieel toezicht;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van x x 2017, nr. x);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van x 2017, x;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit prudentiële regels Wft wordt gewijzigd als volgt:

A

Het opschrift van paragraaf 13.2 komt te luiden:

§ 13.2 Verstrekking en openbaarmaking van de staten

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:72, vijfde, zevende, negende en tiende lid, 3:73 en 3:73a, eerste lid, van de wet

B

Na artikel 133 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 134
  • 1. De Nederlandsche Bank stelt aan de hand van openbare gegevens uit de staten de volgende niet-geaggregeerde kerngegevens van banken met een zetel in Nederland vast en publiceert die op haar website:

    • a. de volgende gegevens met betrekking tot de activa:

      • 1°. de totale activa;

      • 2°. het totaal aan hypothecaire kredieten voor woningaankoop;

      • 3°. het totaal aan bedrijfskredieten; en

      • 4°. het totaal aan financiële activa;

    • b. het totaal aan onvolwaardige leningen, uitgedrukt in een percentage van het totaal aan leningen;

    • c. het totaal aan voorzieningen op leningen, uitgedrukt in een percentage van het totaal aan leningen;

    • d. de volgende gegevens met betrekking tot de passiva:

      • 1°. totale passiva;

      • 2°. het eigen vermogen; en

      • 3°. het vreemd vermogen, met afzonderlijke vermelding van gelden aangehouden door huishoudens;

    • e. de verplichtingen buiten de balans;

    • f. de volgende gegevens met betrekking tot de resultatenrekening:

      • 1°. de totale baten;

      • 2°. de netto rentebaten;

      • 3°. de netto baten uit dienstverlening en provisies;

      • 4°. de overige baten;

      • 5°. het resultaat na belastingen;

    • g. het tier 1-kapitaal, bedoeld in artikel 25 van de verordening kapitaalvereisten;

    • h. het tier 1-kernkapitaal, bedoeld in artikel 50 van de verordening kapitaalvereisten;

    • i. het totaal van de risicoposten (de risicogewogen activa), bedoeld in artikel 92, derde lid, van de verordening kapitaalvereisten;

    • j. de volgende ratio’s, bedoeld in artikel 92 van de verordening kapitaalvereisten:

      • 1°. de totale kapitaalratio;

      • 2°. de tier 1 kapitaalratio;

      • 3°. de tier 1-kernkapitaalratio; alsmede

      • 4°. de hefboomratio, bedoeld in artikel 429 van de verordening kapitaalvereisten.

  • 2. De Nederlandsche Bank stelt regels met betrekking tot welke gegevens uit de staten zij bij het vaststellen van de kerngegevens gebruikt en op welk consolidatieniveau de door haar te gebruiken gegevens betrekking hebben.

  • 3. De kerngegevens hebben betrekking op de financiële toestand van een bank per 30 juni en 31 december van elk jaar.

  • 4. De Nederlandsche Bank actualiseert een kerngegeven tweemaal per jaar, op de laatste werkdag van juni en van december van elk jaar, tenzij het een kerngegeven genoemd in onderdeel f is en de bank waarop het gegeven betrekking heeft de gewoonte heeft haar resultatenrekening maar eenmaal per jaar te publiceren.

  • 5. De Nederlandsche Bank gebruikt bij het vaststellen van een kerngegeven gegevens uit de meest actuele staten die haar twee weken voorafgaand aan de publicatie ter beschikking staan.

  • 6. Voor zover een voor de vaststelling van een kerngegeven te gebruiken gegeven uit de staten voorafgaand aan de publicatie nog niet openbaar is, maakt de bank het gegeven openbaar voordat de Nederlandsche Bank tot publicatie van het kerngegeven overgaat.

ARTIKEL II

Artikel 7 van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten komt te luiden:

Artikel 7

De toezichthouder kan met een openbare verklaring een overtreding en de naam van de overtreder openbaar maken bij een overtreding van een voorschrift, gesteld bij of krachtens:

De toezichthouder kan met een openbare verklaring een overtreding en de naam van de overtreder openbaar maken bij een overtreding van een voorschrift, gesteld bij of krachtens:

  • a. verordening (EU) nr. 575/2013 (Kapitaalvereisten), indien die overtreding is gerangschikt in de derde boetecategorie, bedoeld in artikel 1:81, tweede lid, van de wet;

  • b. verordening (EU) nr. 909/2014 (centrale effectenbewaarinstellingen);

  • c. artikel 4, eerste lid, eerste zin, en derde tot en met vijfde lid, en 15, eerste en tweede lid, van verordening (EU) nr. 2015/2365 (SFTR);

  • d. verordening (EU) nr. 600/2014 (MiFIR);

  • e. verordening (EU) nr. 2017/565 (MiFID II organisatorische vereisten);

  • f. de verordening (EU) nr. 2017/2358 (productontwikkeling en -governance); en

  • g. de verordening (EU) nr. 2017/2359 (verzekeringen met een beleggingscomponent).

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet transparant toezicht financiële markten in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Financiën,

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit wijzigt het Besluit prudentiële regels Wft (Bpr) en het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de Wet transparant toezicht financiële markten. Concreet wordt invulling gegeven aan twee delegatiegrondslagen in die wet. Allereerst zijn op grond van artikel 3:72 van de Wet op het financieel toezicht (Wft), zoals dat wordt gewijzigd met de Wet transparant toezicht financiële markten, bepaalde gegevens van banken aangewezen die de Nederlandsche Bank (DNB) publiceert. Daarnaast wordt op grond van artikel 1:94, eerste lid, onderdeel h, van de Wft een aantal bepalingen uit verordeningen aangewezen, zodat de toezichthouders overtredingen van voorschriften uit die verordeningen openbaar kunnen maken.

2. Bepalingen ter invulling van artikel 3:72 Wft; wijzigingen Bpr

Artikel 3:72 van de Wft gaat over het verstrekken van gegevens door onder meer banken aan DNB. Dit gebeurt in de vorm van zogenaamde staten. Onderdeel van de Wet transparant toezicht financiële markten is dat gegevens kunnen worden aangewezen die DNB in vergelijkende overzichten per bank publiceert. Dit gebeurt met dit besluit. DNB baseert de gegevens die zij publiceert op gegevens uit de staten die Nederlandse banken aan haar rapporteren op grond van artikel 3:72, eerste en vijfde lid. Bepaalde kerngegevens zijn daarin één op één terug te vinden en bepaalde kerngegevens stelt DNB vast op grond van de gegevens uit de staten. DNB stelt in toezichthouderregels vast welke gegevens uit de staten zij precies gebruikt bij het vaststellen van de kerngegevens en op welk consolidatieniveau de door haar gebruikte gegevens betrekking hebben. Als voorbeeld kan het kerngegeven ‘het totaal aan financiële activa’ (artikel 134, eerste lid, onderdeel a, onder 3°) dienen. Dit wordt vastgesteld door het optellen van verschillende gegevens uit de staten (bij de huidige publicaties ‘financial assets held for trading’, ‘financial assets designated at fair value through profit or loss’ en ‘available-for-sale financial assets’). DNB zal de gegevens uit de staten gebruiken die betrekking hebben op het hoogste consolidatieniveau.

Voor een volledig inzicht in de financiële positie van een bank is het nodig om inzicht te hebben in de geselecteerde kerngegevens. Het is daarnaast nodig dat de gegevens van de verschillende banken ook vergelijkbaar zijn. Om die reden is ervoor gekozen om gegevens uit de staten van banken als basis te gebruiken voor de publicatie, in plaats van bijvoorbeeld gegevens uit de jaarrekeningen van de verschillende banken. De gegevens uit de staten zijn namelijk vastgesteld op dezelfde berekeningsgrondslagen worden gehanteerd. Zo wordt bijvoorbeeld een vergelijkbare consolidatiekring gebruikt. Bij cijfers uit de jaarrekeningen van de verschillende banken is dat niet altijd zo, zodat die cijfers niet altijd goed vergelijkbaar zijn.

In de memorie van toelichting van de Wet transparant toezicht financiële markten is de achtergrond, het doel en de noodzaak van deze bevoegdheid nader toegelicht.1 In de artikelsgewijze toelichting bij dit besluit zijn de specifieke gegevens die behoren tot de kerngegevens toegelicht.

Het openbaar maken van gegevens over de financiële positie is in beginsel een aangelegenheid van de banken zelf. De verordening kapitaalvereisten verplicht banken dan ook om bepaalde gegevens uit de staten openbaar te maken die in de richtlijn en verordening kapitaalvereisten zijn aangewezen.2 Omdat deze gegevens naar het oordeel van de wetgever geen volledig beeld geven van het risicoprofiel van de banken, en daarvoor de publicatie van de kerngegevens nodig is, regelt dit besluit dat banken ook die gegevens uit de staten openbaar maken die DNB nodig heeft voor het samenstellen van de kerngegevens. Dit sluit aan bij de verordening kapitaalvereisten aangezien daarin is bepaald dat banken nog andere gegevens openbaar maken als de voorgeschreven gegevens geen volledig inzicht in het risicoprofiel van de bank verschaffen.3

DNB kan deze openbare gegevens vervolgens gebruiken bij het samenstellen van de overzichten die zij publiceert.

Het besluit bevat ter uitvoering van het tiende lid voorschriften over de procedure bij openbaarmaking. De procedure van DNB bij het publiceren van de kerngegevens zal in grote lijnen overeenkomen met de huidige procedure bij de publicatie van de kerngegevens op basis van toestemming van de banken. Daarbij publiceert DNB de gegevens van banken die inzicht geven in de positie van de bank per 30 juni en 31 december van elk jaar. Dit gebeurt met een half jaar vertraging. Gegevens per 31 december worden dus op de eerste werkdag na 30 juni gepubliceerd en gegevens per 30 juni op de eerste werkdag na 31 december. DNB gebruikt voor het samenstellen van de kerngegevens vooraf vastgestelde gegevens uit de staten. DNB bepaalt ook vooraf op welke wijze zij deze gegevens verwerkt bij het vaststellen van de kerncijfers. DNB actualiseert de meeste gegevens tweemaal per jaar zijn. Sommige gegevens over de resultatenrekening actualiseert DNB echter maar eenmaal per jaar. Dit hangt af van de frequentie waarmee banken zelf de gehele resultatenrekening publiceren. De meeste banken doen dit tweemaal per jaar, sommige maar eenmaal. DNB volgt deze frequentie. Als een bank maar eenmaal per jaar de resultatenrekening publiceert, neemt DNB op dat moment wel ook de halfjaargegevens op die de bank in de resultaatrekening opneemt, dat gebeurt dan dus met een jaar vertraging in plaats van een half jaar.

DNB gebruikt bij haar publicatie de gegevens uit meest actuele staten waarover zij twee weken voor de publicatie beschikt. Banken kunnen in deze twee weken de laatst gerapporteerde gegevens uit de staten vergelijken met de gegevens die zij zelf al openbaar hebben gemaakt. Zitten hier verschillen tussen, dan moeten banken de gegevens uit de staten die DNB gebruikt bij het vaststellen van de kerngegevens openbaar maken, voordat DNB de kerncijfers publiceert.

3. Bepalingen ter invulling van artikel 1:94, eerste lid, onderdeel h, Wft; wijziging Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten

In de Wet transparant toezicht financiële markten is de mogelijkheid voor de toezichthouders om een neutrale, informatieve verklaring te publiceren om een overtreding bekend te maken ondergebracht in een nieuw artikel 1:94, eerste lid, Wft. De toezichthouder kan op grond van dit artikel een verklaring publiceren waarin hij de overtreding openbaar maakt en de overtreder noemt. De bevoegdheid om een neutrale verklaring te publiceren dient ter implementatie en uitvoering van verschillende Europese richtlijnen en verordeningen.

In artikel 1:94 Wft staat welke overtredingen van de Wft de toezichthouder op grond van dit artikel openbaar kan maken. Het gaat om overtredingen van voorschriften uit richtlijnen die in de Wft zijn geïmplementeerd. Het artikel biedt in het eerste lid, onderdeel h, een grondslag om ter uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen bij algemene maatregel van bestuur andere voorschriften aan te wijzen waarbij de toezichthouder een verklaring kan publiceren als zij worden overtreden. Daartoe wijst het onderhavige besluit door middel van wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten voorschriften aan uit de verordening (EU) nr. 575/2013 (Kapitaalvereisten)4, de verordening (EU) nr. 909/2014 (centrale effectenbewaarinstellingen)5, de verordening (EU) nr. 2015/2365 (SFTR)6, de verordening (EU) nr. 600/2014 (MiFIR)7, de verordening (EU) nr. 2017/565 (MiFID II organisatorische vereisten)8, de verordening (EU) nr. 2017/2358 (productontwikkeling en -governance) en de verordening (EU) nr. 2017/2359 (verzekeringen met een beleggingscomponent).

Het gaat om een technische wijziging. De bevoegdheid tot het publiceren van deze overtredingen was tot nog toe geregeld in artikel 1:94 Wft en in artikel 7 Besluit uitvoering EU-verordeningen.

4. Gevolgen voor het bedrijfsleven

Het besluit geeft invulling aan bevoegdheden van DNB en de Autoriteit Financiële Markten. Het brengt geen aanvullende administratieve lasten of toezichtslasten mee.

Het besluit levert beperkte aanvullende inhoudelijke nalevingskosten op voor banken.

Banken hoeven op grond van het besluit geen aanvullende cijfers aan DNB te rapporteren. Wel moeten zij in bepaalde gevallen meer cijfers die zij rapporteren ook openbaar maken. De aanvullende lasten bestaan uit de lasten voor het openbaar maken van deze cijfers.

Naar schatting zal het publiceren van deze cijfers met toelichting in het eerste jaar per bank aanvullende inhoudelijke nalevingskosten van 4 uur * het standaardtarief voor een hoogopgeleide medewerker van € 54,– is € 216,– per bank in het eerste jaar. De voorschriften zijn van toepassing op ongeveer 30 banken. Niet al deze banken hoeven aanvullende cijfers openbaar te maken. Naar schatting geldt dit slechts voor 15 banken. Dat betekent dat het totaal aan aanvullende nalevingskosten voor alle banken samen € 3.240,– in het eerste jaar bedraagt.

Aangezien de toelichting op de verschillen maar eenmalig hoeft te worden opgesteld, is de verwachte tijdsbesteding na het eerste jaar lager. Deze wordt geschat op 0,5 uur. De structurele aanvullende inhoudelijke nalevingskosten bedragen daarmee € 324,– voor alle banken samen per jaar.

5. Consultatie

Het ontwerpbesluit is van 20 december 2017 tot 28 januari 2018 ter consultatie voorgelegd via www.internetconsultatie.nl. Er zijn reacties ontvangen van Eumedion en de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB). Daarnaast heeft het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) een advies gegeven.

Een aantal voorstellen is overgenomen of heeft geleid tot aanpassing van het besluit of de toelichting. Hieronder zal worden ingegaan op de reacties die niet tot wijziging van het besluit of toelichting hebben geleid.

Het ATR heeft geadviseerd het besluit vast te stellen, zodat dit niet tot wijzigingen heeft geleid.

Eumedion stelt voor om ook de verordening marktmisbruik9 en de verordening benchmarks10 op te nemen in artikel 7 van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële sector. Eumedion stelt dat dit nodig is ter implementatie, omdat artikel 1:94, tweede lid, Wft, zoals opgenomen in de Wet transparant toezicht financiële markten, een beperking stelt aan de waarschuwingsmogelijkheden van de AFM en DNB, die in de genoemde verordeningen niet voorkomt.

Het voorstel van Eumedion wordt niet overgenomen. De genoemde verordeningen schrijven voor dat toezichthouders de bevoegdheid hebben om een publieke waarschuwing te geven. Dit verschilt van de verordeningen die zijn opgenomen in artikel 7 van het Besluit uitvoering EU-verordeningen, waar het gaat over een publieke verklaring. Het begrip waarschuwing impliceert dat het moet gaan om een bericht dat erop is gericht om schade te beperken of te voorkomen. Zeker gezien de voorgestane ruime uitleg van het begrip schade in artikel 1:94, tweede lid, Wft biedt die bepaling voldoende mogelijkheden om aan de eisen van de verordeningen te voldoen.

De NVB stelt naar aanleiding van het nieuwe artikel 134, tweede lid, Besluit prudentiële regels, de vraag hoe deze nieuwe bepaling zich verhoudt tot de Europese regeling van openbaarmaking door banken.

De NVB verwijst met haar opmerking naar de verordening kapitaalvereisten11 die voorschrijft dat banken bepaalde, daar aangewezen cijfers openbaar maken. De verordening bepaalt daarnaast, in artikel 431, derde lid, dat banken aanvullende informatie openbaar maken als de aangewezen cijfers geen volledig inzicht in het risicoprofiel geven. De toelichting is aangevuld om te verduidelijken dat de publicatie van de gegevens uit de staten die ten grondslag liggen aan de kerncijfers nodig is om dit inzicht te bieden. Zo past de verplichting dan ook binnen het bestaande Europese systeem van de verordening kapitaalvereisten.

De NVB heeft nog gevraagd naar het consolidatieniveau van de gegevens die DNB zal gebruiken.

DNB gebruikt bij haar huidige publicaties gegevens uit de staten die betrekking hebben op het hoogste consolidatieniveau en zal dit blijven doen. DNB zal dit expliciet vastleggen in een toezichthouderregel.

Artikelsgewijs

Artikel I (Wijzigingen van het Bpr)
A

Op grond van artikel 3:72 Wft zijn in paragraaf 13.2 Bpr voorschriften gegeven over de staten die banken aan DNB verstrekken. Aan het slot van deze paragraaf is met dit besluit een nieuw artikel ingevoegd. Met de wijziging van het opschrift van paragraaf 13.2 wordt duidelijk gemaakt dat de regeling in het Bpr mede gaat over de openbaarmaking van gegevens uit de staten en invulling geeft aan artikel 3:72, negende lid, Wft.

B
Artikel 134

In het nieuwe artikel 134 is op grond van artikel 3:72, negende lid, bepaald welke kerngegevens DNB zal publiceren. Ook is daarin op grond van artikel 3:72, vijfde lid, bepaald dat banken in bepaalde gevallen ten behoeve van deze publicatie gegevens uit de staten openbaar moeten maken.

Aanwijzen kerngegevens (artikel 134, eerste en tweede lid)

Het eerste lid noemt de kerngegevens die DNB publiceert. Het gaat om 23 gegevens die afkomstig zijn uit de staten of door DNB zijn vastgesteld door verschillende gegevens uit de staten te combineren. De terminologie voor de kerngegevens van het voorgestelde artikel sluit aan bij de terminologie die in het algemeen gangbaar is bij het benoemen van de betreffende kerngegevens. Voor zover het gaat om gegevens die afkomstig zijn uit rapportages op grond van de verordening kapitaalvereisten is de terminologie uit die verordening gebruikt en is naar de relevante artikelen uit die verordening verwezen. Hieronder volgt een korte toelichting per gegeven. Daarbij wordt per kerngegeven tussen haakjes aangegeven welk onderdeel van artikel 134, eerste lid, het betreft en welk nummer het gegeven heeft in de overzichten die DNB op basis van instemming van de banken al op haar website publiceert.

A. Balansgegevens (onderdelen a tot en met e)

De balans is het overzicht van bezittingen, schulden en het eigen vermogen van de bank. De bankbalans bestaat uit twee gedeelten die met elkaar in evenwicht zijn: de activa en de passiva. Banken rapporteren de balansgegevens die DNB in het overzicht zal opnemen aan DNB in de staten en publiceren ze ook zelf op grond van het jaarrekeningrecht.

– Activa (onderdeel a)

Van de balans publiceert DNB de totale activa (onderdeel a, onder 1°; nummer 1): de totale in geld uitgedrukte waarde van het geheel aan bezittingen van de bank, het hypothecair krediet dat een bank heeft verstrekt voor woningaankoop (onderdeel a, onder 2°; nummer 2), het krediet dat een bank heeft verstrekt aan niet-financiële private bedrijven (onderdeel a, onder 3°; nummer 3) en financiële activa (onderdeel a, onder 4°; nummer 4).

– Ratio’s activa zijde (onderdelen b en c)

Over de leningen die de bank aan klanten verstrekt publiceert DNB twee ratio’s. Een over de verstrekte leningen waarvan de oorspronkelijke hoogte niet meer een getrouw beeld geeft van de werkelijke waarde, en er dus sprake is van een waardevermindering, bijvoorbeeld omdat een klant een lening niet kan terugbetalen. Dit zijn zogenaamde onvolwaardige leningen of impaired loans. DNB publiceert de ratio van het totaal aan onvolwaardige leningen uitgedrukt in een percentage van het totaal aan leningen (onderdeel b; nummer 5). Verder publiceert DNB de ratio van het totaal aan voorzieningen op leningen uitgedrukt in een percentage van het totaal aan leningen (onderdeel c; nummer 6).

– Passiva (onderdeel d)

Allereerst publiceert DNB de totale passiva: de waarde van het eigen vermogen plus het vreemd vermogen (onderdeel d, onder 1°; nummer 7). Dit zijn de middelen waarmee de bank leningen en andere activa heeft gefinancierd. Zowel het eigen vermogen (onderdeel d, onder 2°; nummer 8) als het vreemd vermogen (onderdeel d, onder 3°; nummer 9) publiceert DNB ook afzonderlijk. Het eigen vermogen van de bank bestaat hoofdzakelijk uit aandelenkapitaal, ingehouden bedrijfswinsten en reserves. Het vreemd vermogen zijn de verplichtingen of schulden die de bank heeft, zoals obligatieleningen, tegoeden van klanten op lopende rekeningen en deposito’s van diverse tegenpartijen. Van het vreemd vermogen vermeldt DNB bij publicatie apart de gelden aangehouden door huishoudens (onderdeel d, onder 4°; nummer 10).

– Verplichtingen buiten de balans (onderdeel e; nummer 11)

DNB vermeldt de waarde van posities van de bank die niet in de balans zijn opgenomen, bijvoorbeeld financiële toezeggingen en garanties, afzonderlijk.

B. Resultatenrekening (onderdeel f)

De resultatenrekening geeft een overzicht van de opbrengsten en kosten van de bank over een bepaalde periode. Banken publiceren de kerngegevens over de resultatenrekening die DNB in het overzicht opneemt op grond van het jaarrekeningrecht.

DNB presenteert de volgende gegevens met betrekking tot de resultatenrekening: de totale baten voor het publicatietijdvak (al dan niet in cumulatieve vorm binnen het kalenderjaar) (onderdeel f, onder 1°; nummer 13), de netto inkomsten uit rente (onderdeel f, onder 2°; nummer 14) de netto inkomsten uit dienstverlening en provisies (onderdeel f, onder 3°; nummer 15), de overige inkomsten (onderdeel f, onder 4°; nummer 16) en het resultaat na belastingen. Dit is het uiteindelijke behaalde resultaat (baten minus lasten) van de bank na aftrek van belasting (onderdeel f; nummer 17).

C. Solvabiliteit (onderdelen g tot en met j)

Daarnaast publiceert DNB een aantal solvabiliteitscijfers. Deze cijfers geven de verhouding eigen en vreemd vermogen weer. Hieruit valt af te lezen in hoeverre een bank afhankelijk is van vreemd vermogen. Banken publiceren deze kerngegevens over de solvabiliteit op grond van deel 8 (artikelen 431 tot 455) van de verordening kapitaalvereisten.

– Kapitaaleisen (onderdeel g en h)

Over de kwaliteit van het aanwezige vermogen publiceert DNB de volgende cijfers van de bank. Ten eerste het zogenoemde tier 1-kapitaal (zie artikel 25 verordening kapitaalvereisten) (onderdeel g; nummer 18). Van alle kapitaalcomponenten is dit de component met de hoogste kwaliteit omdat er geen contractuele verplichting is om af te lossen en er geen belemmeringen zijn om eventuele verliezen ten laste van dit vermogen te brengen. Ook is er geen verplichting om dividendbetalingen te doen of andere vergoedingen te verstrekken. Ten tweede het tier 1-kernkapitaal (of CET1-capital), als bedoeld in artikel 50 verordening kapitaalvereisten (onderdeel h; nummer 19).

– Totaal van de risicoposten (risicogewogen activa, onderdeel i)

Dit is het totaal van alle activa die de bank heeft, waarbij de activa afzonderlijk zijn gewogen naar het risicogewicht, als bedoeld in artikel 92, derde lid, verordening kapitaalvereisten (onderdeel i; nummer 20).

– Kapitaalratio’s (artikel 92 verordening kapitaalvereisten; onderdeel j)

DNB publiceert vier kapitaalratio’s. Ten eerste de totale kapitaalratio (onderdeel j, onder 1°; nummer 21). Dit is het totale kapitaal (own funds) uitgedrukt in een percentage van het totaal van de risicoposten (de risicogewogen activa). Ten tweede de tier-1 kapitaalratio (onderdeel j, onder 2°; nummer 22): tier 1-kapitaal uitgedrukt in een percentage van de het totaal van de risicoposten (de risicogewogen activa). Ten derde de tier 1-kernkapitaalratio (onderdeel j, onder 3°, nummer 23): tier 1 kernkapitaal (CET1-capital) uitgedrukt in een percentage van het totaal van de risicoposten (de risicogewogen activa). Ten vierde de hefboomratio (onderdeel j, onder 4°; niet opgenomen in overzichten op basis van instemming, komt in plaats van nummer 12). De hefboomratio laat de verhouding van het tier 1-kapitaal zien ten opzichte van het balanstotaal (artikel 429 verordening kapitaalvereisten).

Het tweede lid schrijft voor dat DNB in toezichthouderregels bepaalt welke gegevens uit de staten zij gebruikt bij het vaststellen van de kerncijfers en op welk consolidatieniveau. Banken weten zo welke van de door hen gerapporteerde gegevens DNB zal gebruiken. In artikel 134 zelf is bepaald dat de gegevens die DNB gebruikt de financiële situatie van de bank per 31 december en 30 juni weergeven.

Het vierde en vijfde lid bevatten aanvullende voorschriften met betrekking tot de procedure rond publicatie. In het vierde lid is bepaald dat DNB de kerngegevens in beginsel twee keer per jaar actualiseert; op de eerste werkdag na 30 juni (dan publiceert DNB de gegevens die gaan over de situatie per 31 december) en op de eerste werkdag na 31 december (dan publiceert DNB de gegevens die gaan over de situatie per 30 juni). In sommige gevallen actualiseert DNB de gegevens die over de resultatenrekening gaan maar één keer per jaar. Dit gebeurt als de bank waar het om gaat zelf ook de gewoonte heeft om de resultatenrekening maar een keer per jaar te publiceren. Het vijfde lid bepaalt dat DNB bij de publicatie altijd de gegevens gebruikt uit de meest actuele staten die twee weken voor de publicatie heeft ontvangen. Mochten er na de eerste rapportage van de gegevens nog herrapportages zijn geweest, dan worden de gegevens uit die herrapportages gebruikt, voor zover DNB die voor dat moment heeft ontvangen. Als een herrapportage betrekking heeft op oudere gegevens dan die van het afgelopen half jaar, worden ook die oudere gegevens in de overzichten geactualiseerd. DNB gebruikt voor de publicatie dus de meest recente gegevens waarover zij twee weken voor publicatie beschikt.

Op grond van de informatie uit de beleidsregel en de voorschriften van artikel 134, kunnen banken bepalen of de gegevens uit de staten die DNB voor haar publicaties gaat gebruiken al openbaar zijn. In veel gevallen zal het gaan om gegevens die al op andere gronden, eerder, openbaar zijn gemaakt, omdat banken de cijfers al publiceren op grond van het jaarrekeningrecht (cijfers uit balans en resultatenrekening) of de verordening kapitaalvereisten12 (ratio’s). Voor zover een bank de gegevens al openbaar maakt, leveren de regels op grond van artikel 134 geen nieuwe verplichtingen op.

In een beperkt aantal gevallen verschillen de cijfers die banken in de staten aan DNB rapporteren echter van de cijfers die zij op grond van het jaarrekeningrecht al openbaar maken. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat de cijfers die banken aan DNB rapporteren berekend zijn volgens de Europese regels over kapitaalvereisten voor banken (prudentiële berekeningsgrondslagen). Daarbij wordt bijvoorbeeld een andere consolidatiekring toegepast. Als dergelijke verschillen bestaan, zullen de banken de aan DNB gerapporteerde, prudentiële gegevens openbaar moeten maken als DNB die aanwijst op grond van artikel 134. In die gevallen maken de banken de gegevens uit de staten die DNB voor de publicatie gebruikt op grond van het vijfde lid openbaar. Zij doen dit voorafgaand aan de publicatie door DNB. Het gaat hierbij om een beperkt aantal gegevens.

Artikel II (Wijzigingen van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten)

Artikel 7 van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten is opnieuw vastgesteld. Het vervangen artikel was ingevoerd met het besluit uitvoering verordening marktmisbruik en regelde de bevoegdheid van de toezichthouder om op grond van artikel 1:94 Wft, zoals dat tot nog toe gold, een waarschuwing of een neutrale verklaring te publiceren bij overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens de verordening marktmisbruik. Sindsdien is het artikel een aantal keer gewijzigd en zijn de verordening (EU) nr. 2016/1011 (benchmarks), de verordening (EU) nr. 2015/2365 (SFTR), de verordening (EU) nr. 600/2014 (MiFIR), de verordening (EU) nr. 2017/565 (MiFID II organisatorische vereisten) toegevoegd, de verordening (EU) nr. 2017/2358 (productontwikkeling en -governance); en de verordening (EU) nr. 2017/2359 (verzekeringen met een beleggingscomponent) toegevoegd.

Ook het nieuwe artikel 7 wijst een aantal verordeningen aan waarbij de toezichthouder op grond van artikel 1:94 Wft een verklaring openbaar kan maken als zij worden overtreden. Het artikel dient daarmee ter implementatie van de volgende bepalingen:

  • a. artikelen 66, tweede lid, onderdeel a en 67, tweede lid, onderdeel a van de richtlijn kapitaalvereisten13;

  • b. artikel 62, tweede lid, onderdeel a van de verordening centrale effectenbewaarinstellingen14;

  • c. artikel 24, vierde lid, onderdeel b van de verordening SFTR15;

d en e. artikel 69, tweede lid, onderdeel q, en artikel 70, zesde lid, onderdeel a, van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014;

f en g. artikel 33, tweede lid, onderdeel a, van de richtlijn verzekeringsdistributie16;

De bevoegdheid van de toezichthouder om een neutrale verklaring te publiceren bij de aangewezen overtredingen bestond voor wat betreft overtredingen van de verordening kapitaalvereisten en de verordening centrale effectenbewaarinstellingen al op grond van artikel 1:94, tweede lid, Wft (oud). Voor wat betreft overtredingen van de verordening (EU) nr. 2015/2365 (SFTR), de verordening (EU) nr. 600/2014 (MiFIR), de verordening (EU) nr. 2017/565 (MiFID II organisatorische vereisten) toegevoegd bestond zij al op grond van artikel 1:94, eerste lid, Wft (oud), juncto artikel 7 Besluit uitvoering EU-verordeningen (oud).

Vanwege de wijzigingen van artikel 1:94 Wft is het niet langer nodig in het Besluit uitvoering EU-verordeningen bepalingen uit de verordening marktmisbruik of de verordening (EU) nr. 2016/1011 (benchmarks) aan te wijzen. Artikel 30, tweede lid, onderdeel c, van die verordening marktmisbruik en artikel 42, tweede lid, onderdeel c, van de verordening (EU) nr. 2016/1011 (benchmarks) schrijven voor dat de toezichthouder bij overtredingen van die verordeningen een waarschuwing moet kunnen uitvaardigen. Dit is inmiddels mogelijk op grond van artikel 1:3a juncto het nieuwe artikel 1:94, tweede lid, Wft, zonder dat daarvoor in het Besluit uitvoering EU-verordeningen nog wat geregeld hoeft te worden.

De Minister van Financiën,


X Noot
1

De Wet transparant toezicht financiële markten voegt daarvoor aan artikel 3:72 van de Wet op het financieel toezicht een negende lid toe.

X Noot
2

Artikel I, onderdeel B, artikel 134 van het ontwerpbesluit.

X Noot
3

Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB 2013, L176)

X Noot
4

Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012, PB 2013, L176).

X Noot
5

Op grond van Artikel 89 en 90 van de Richtlijn kapitaalvereisten, en deel 8, titel II van de Verordening kapitaalvereisten.

X Noot
6

Het gaat om codificatie van al bestaande praktijk: deze gegevens kunnen en worden ook nu al gepubliceerd door DNB op https://statistiek.dnb.nl/downloads/index.aspx#/details/financi-le-gegevens-van-individuele-banken/dataset/7f3c11f9-647d-4014-91bc-07cfe44a1d61/resource/2bfc023d-bdf6-4133-a105-9f228dfc25aa. Zie ook Kamerstukken II 2016/17, 34 769, nr. 3, blz. 13.

X Noot
7

Artikel 431, derde lid, van de Verordening kapitaalvereisten.

X Noot
8

Artikel I, onderdeel B, artikel 134, zesde lid, van het ontwerpbesluit.

X Noot
9

Zie Nota van toelichting, paragraaf 2, 4, en 5 en de artikelsgewijze toelichting op artikel I, onderdeel B.

X Noot
10

Zo ook de inbreng op de consultatie van de NVB, blz. 2. Voor zover de bepaling geen aanvulling op de Verordening kapitaalvereisten is, maar zoals de Nota van toelichting in paragraaf 1 ook gelezen zou kunnen worden, een verduidelijking bevat van bijvoorbeeld artikel 431, derde lid, van die Verordening, is de bepaling in strijd met het zogenoemde overschrijfverbod van verordeningen (vergelijk Aanwijzing 9.9 van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

X Noot
1

De Wet transparant toezicht financiële markten voegt daarvoor aan artikel 3:72 van de Wet op het financieel toezicht een negende lid toe.

X Noot
2

Artikel I, onderdeel B, artikel 134 van het ontwerpbesluit.

X Noot
3

Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB 2013, L176)

X Noot
4

Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012, PB 2013, L176).

X Noot
5

Op grond van Artikel 89 en 90 van de Richtlijn kapitaalvereisten, en deel 8, titel II van de Verordening kapitaalvereisten.

X Noot
6

Het gaat om codificatie van al bestaande praktijk: deze gegevens kunnen en worden ook nu al gepubliceerd door DNB op https://statistiek.dnb.nl/downloads/index.aspx#/details/financi-le-gegevens-van-individuele-banken/dataset/7f3c11f9-647d-4014-91bc-07cfe44a1d61/resource/2bfc023d-bdf6-4133-a105-9f228dfc25aa. Zie ook Kamerstukken II 2016/17, 34 769, nr. 3, blz. 13.

X Noot
7

Artikel 431, derde lid, van de Verordening kapitaalvereisten.

X Noot
8

Artikel I, onderdeel B, artikel 134, zesde lid, van het ontwerpbesluit.

X Noot
9

Zie Nota van toelichting, paragraaf 2, 4, en 5 en de artikelsgewijze toelichting op artikel I, onderdeel B.

X Noot
10

Zo ook de inbreng op de consultatie van de NVB, blz. 2. Voor zover de bepaling geen aanvulling op de Verordening kapitaalvereisten is, maar zoals de Nota van toelichting in paragraaf 1 ook gelezen zou kunnen worden, een verduidelijking bevat van bijvoorbeeld artikel 431, derde lid, van die Verordening, is de bepaling in strijd met het zogenoemde overschrijfverbod van verordeningen (vergelijk Aanwijzing 9.9 van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

X Noot
1

Kamerstukken II 2017/18, 34 769, nr. 3

X Noot
2

Artikel 89 en 90 van de Richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) (Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L176)) en deel 8, titel II van de verordening kapitaalvereisten (CRR) (Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012, PbEU 2013, L176)

X Noot
3

Artikel 431, derde lid, van Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L176)

X Noot
4

Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176).

X Noot
5

Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PbEU 2014, L 257).

X Noot
6

Verordening (EU) nr. 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2015, L 337).

X Noot
7

Verordening (EU) Nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2014, L173).

X Noot
8

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 houdende aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn (PbEU 2017, L87).

X Noot
9

Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PbEU 2014, L 173)

X Noot
10

Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (PbEU 2016, L171)

X Noot
11

Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L176)

X Noot
12

Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L176)

X Noot
13

Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L176).

X Noot
14

Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PbEU 2014, L 257).

X Noot
15

Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PbEU 2014, L 173).

X Noot
16

Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (PbEU 2016, L26)

Naar boven