Regeling van de Minister van Financiën van 5 juli 2018, 2018-0000106294, directie Financiële Markten, tot wijziging van de Vrijstellingsregeling Wft in verband met het onder bepaalde omstandigheden vrijstellen van het verlenen van uitstel van betaling van een bestaande vordering tot betaling van een geldsom

De Minister van Financiën,

Gelet op de artikelen 2:64, eerste lid, 2:85, eerste lid, en 4:7, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Vrijstellingsregeling Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3b wordt ‘artikel 40b Besluit prudentiële regels Wft’ vervangen door ‘artikel 40c Besluit prudentiële regels Wft’.

B

Na artikel 3b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3c

Van artikel 2:60, eerste lid, van de wet zijn vrijgesteld personen die aan een consument kosteloos uitstel van betaling verlenen van een uit een overeenkomst inzake krediet als bedoeld in artikel 1:20 van de wet voortvloeiende vordering tot betaling van een geldsom.

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. bemiddelaars die bemiddelen in krediet, bedoeld in artikel 1:20 van de wet, voor zover de werkzaamheden slechts betrekking hebben op het aan een consument verlenen van kosteloos uitstel van betaling van een bestaande vordering tot betaling van een geldsom.

2. Onder verlettering van de onderdelen c tot en met j tot d tot en met k, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • c. bemiddelaars die bemiddelen in krediet anders dan als bedoeld in artikel 1:20 van de wet die geen kredietbeheerder zijn, voor zover de werkzaamheden slechts betrekking hebben op het incasseren van vorderingen of het verlenen van kosteloos uitstel van betaling van vorderingen die voortvloeien uit een overeenkomst inzake krediet;.

2. In het derde lid wordt ‘onderdeel c’ vervangen door ‘onderdeel d’

3. In het vierde lid wordt ‘onderdeel d’ vervangen door ‘onderdeel e’.

D

In artikel 43 wordt, onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zesde en zevende lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Personen waarop de vrijstelling, bedoeld in artikel 3c van toepassing is, zijn vrijgesteld van het ingevolge het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen van de wet bepaalde.

E

Artikel 47, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. bemiddelaars in krediet als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen b en c;

2. In onderdeel h wordt ‘artikel 6, eerste lid, onderdeel i’ vervangen door ‘artikel 6, eerste lid, onderdeel j’.

3. In onderdeel i wordt ‘artikel 6, eerste lid, onderdeel j’ vervangen door ‘artikel 6, eerste lid, onderdeel k’.

F

In artikel 48 wordt ‘artikel 6, eerste lid, onderdeel c’ vervangen door ‘artikel 6, eerste lid, onderdeel d’.

G

In artikel 49, eerste lid, wordt ‘artikel 6, eerste lid, onderdeel d’ vervangen door ‘artikel 6, eerste lid, onderdeel e’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

TOELICHTING

§ 1. Algemeen

De Vrijstellingsregeling Wft is op een aantal punten aangepast omdat in de praktijk onduidelijkheid bestond over de vraag of het verlenen van uitstel van betaling van een bestaande schuld onder de reikwijdte van de Wet op het financieel toezicht (Wft) valt en daarmee vergunningplichtig is. In de Vrijstellingsregeling is daarom opgenomen dat het kosteloos verlenen van uitstel van betaling is vrijgesteld van de Wft.

In artikel 1:20 van de Wft is bepaald op welke financiële diensten met betrekking tot krediet de Wft niet van toepassing is. Het verlenen van uitstel van betaling wordt niet in artikel 1:20 Wft genoemd. Het ligt echter voor de hand dat het verlenen van uitstel van betaling van vorderingen die voortvloeien uit kredietovereenkomsten als bedoeld in artikel 1:20 van de wet eveneens niet onder de Wft valt. Te denken valt aan een internetonderneming die een consument de mogelijkheid biedt om een achterstallige betaling van een geldsom in termijnen af te lossen of een woningcoöperatie die een betalingsregeling treft met een huurder. Dit betekent dat wanneer in het normale handelsverkeer op enig moment een betalingsachterstand ontstaat, uitstel van betaling van de bestaande schuld kan worden verleend wanneer de consument niet in staat is aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. Daarom is vrijstelling geregeld van de vergunningplicht voor het aanbieden van krediet voor personen die kosteloos uitstel van betaling verlenen van een uit een overeenkomst inzake krediet als bedoeld in artikel 1:20 Wft voortvloeiende vordering omdat de consument zijn betalingsverplichting niet is nagekomen of niet kan nakomen.

Verder is vrijstelling geregeld van de vergunningplicht voor bemiddelaars (artikel 2:80 van de Wft) die een consument uitstel van betaling verlenen van een bestaande vordering tot betaling van een geldsom. De definitie van bemiddelen omvat ook het beheer en de uitvoering van overeenkomsten inzake een financieel product en het verlenen van assistentie daarbij. Dit betekent dat bij het bemiddelen in een krediet de gehele looptijd van de overeenkomst inzake het krediet onder de reikwijdte van de wet valt. Het incasseren van vorderingen en het treffen van een betalingsregeling voor vorderingen die voortvloeien uit een overeenkomst inzake krediet zijn derhalve activiteiten in het kader van het beheer en de uitvoering van de kredietovereenkomst. Er is vrijstelling geregeld voor bemiddelaars die kosteloos uitstel van betaling verlenen van een uit een kredietovereenkomst als bedoeld in artikel 1:20 Wft voortvloeiende verbintenis tot betaling van een geldsom. De bemiddelaar mag overigens voor het niet tijdig betalen de wettelijke rente dan wel de in de oorspronkelijke overeenkomst bedongen rente en/of een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten in rekening brengen bij de consument.

Voorts zijn ook bemiddelaars die bemiddelen in krediet, anders dan bedoeld in artikel 1:20 Wft, vrijgesteld van de vergunningplicht indien kosteloos uitstel van betaling wordt verleend. Dit betreft de kredietovereenkomsten waarop de Wft reeds van toepassing is. In die gevallen mogen geen andere kosten door de bemiddelaar in rekening mogen worden gebracht dan die zijn vermeld in de oorspronkelijke kredietovereenkomst. Indien de bemiddelaar wel andere kosten in rekening brengt, dient de bemiddelaar een vergunning aan te vragen voor het bemiddelen in krediet op grond van artikel 2:80 van de wet. Bovendien valt een bemiddelaar onder de Wft indien de oorspronkelijke kredietovereenkomst wordt aangepast (door aanpassing van de kredietvoorwaarden).

§ 2. Marktconsultaties

§ 2.1. Algemeen

De concept-regeling is van 21 december 2017 tot en met 1 februari 2018 openbaar geconsulteerd via www.internetconsultatie.nl. Er zijn reacties ontvangen van FIZ Advocaten, de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG), de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA), Recht met een plus, Trivvy advocatuur, de Vereniging van Incasso- en Procesadvocaten (VIA). Hierna zal worden ingegaan op de verschillende thema’s die in de consultatiereacties aan de orde zijn gesteld. Naar aanleiding van de consultatiereacties is een aantal technische wijzigingen doorgevoerd. Daarnaast is de concept-regeling naar aanleiding van de ontvangen reacties op punten aangepast en verduidelijkt.

§ 2.2. Reikwijdte artikelen 3c en 6, eerste lid, onderdeel b, Vrijstellingsregeling Wft

FIZ advocaten en Trivvy advocatuur merken in hun consultatiereactie op dat het toepassingsbereik van de Vrijstellingsregeling Wft te beperkt is. Zij geven aan dat het treffen van een betalingsregeling van bijvoorbeeld zes maanden niet valt onder artikel 1:20 Wft. Om die reden vragen zij zich af of een dergelijke betalingsregeling mag worden overeengekomen zonder vergunning. Artikel 1:20 Wft bepaalt welke kredieten niet onder de Wft vallen. Het gaat erom of de oorspronkelijke overeenkomst onder de reikwijdte van de Wft valt en daarmee vergunningplichtig is. Dit is bijvoorbeeld niet het geval, indien een internetonderneming de consument de mogelijkheid biedt om kosteloos binnen 14 dagen te betalen. Artikel 1:20, eerste lid, onderdeel e, Wft is dan van toepassing. Indien vervolgens blijkt dat de consument niet in staat is te betalen, kan uitstel van betaling worden verleend. De betalingsregeling die vervolgens wordt getroffen kan langer zijn dan drie maanden maar daarvoor is ook geen vergunning vereist als kosteloos uitstel van betaling wordt verleend.

Voorts geven FIZ Advocaten, NOvA en Trivvy Advocatuur aan dat in de toelichting wordt aangegeven dat op grond van artikel 3c en artikel 6, eerste lid, onderdeel b, van de Vrijstellingsregeling Wft sprake is van een vrijstelling van de vergunningplicht wanneer bij het verlenen van uitstel van betaling geen extra kosten in rekening worden gebracht dan de wettelijke rente of de buitengerechtelijke incassokosten. Zij vragen of kan worden verduidelijkt dat het hier gaat om de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. In de toelichting is verduidelijkt dat deze rente en incassokosten met betrekking tot de oorspronkelijke overeenkomst naast elkaar in rekening kunnen worden gebracht. Artikel 3c van de Vrijstellingsregeling Wft ziet inderdaad op de oorspronkelijke aanbieder van het krediet en niet op de bemiddelaar die namens de crediteur bemiddelt. Indien sprake is van bemiddelen is artikel 6 van de Vrijstellingsregeling Wft van toepassing.

§ 2.3. Hogere rente dan de wettelijke rente in de oorspronkelijke overeenkomst

KBvG, de NOvA en de VIA geven in hun consultatiereacties aan dat in de oorspronkelijke kredietovereenkomst (bijvoorbeeld in een huurovereenkomst of algemene voorwaarden) een hogere rente kan zijn bedongen en dat die rente hoger kan zijn dan de wettelijke rente. Zij vragen zich af of een advocaat of gerechtsdeurwaarder die uitstel van betaling verleent van een vordering die voortvloeit uit een dergelijke overeenkomst vergunningplichtig is. De wettelijke rente of de hogere bedongen rente kan in rekening worden gebracht bij de consument voor het niet tijdig betalen. De bedongen rente moet in dat geval wel redelijk zijn gelet op de schade die wordt gelopen door de betalingsachterstand. Dat volgt uit de regels die van toepassing zijn op de oorspronkelijke overeenkomst, zoals artikel 233 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. De vergunningplicht is niet van toepassing op een aanbieder van krediet of een bemiddelaar in krediet indien daarnaast kosteloos uitstel van betaling wordt verleend.

§ 2.4. Kosten tenuitvoerlegging van vonnissen en andere executoriale titels

De KBvG en VIA vragen of het innen van proceskosten of andere kosten die samenhangen met de tenuitvoerlegging van vonnissen of het treffen van betalingsregelingen met schuldenaren voor de tenuitvoerlegging van vonnissen en andere executoriale titels (zoals een dwangbevel uitgevaardigd door het CJIB in het kader van de Wet Mulder) ook is vrijgesteld van de vergunningplicht. In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1:20 Wft1 staat dat kredieten die het resultaat zijn van een schikking voor de rechter of een andere daartoe van overheidswege bevoegde instantie niet als een krediet in de zin van de Wft worden beschouwd. Dergelijke kredieten vloeien voort uit de bijzondere omstandigheden en worden niet door een aanbieder van krediet of door een bemiddelaar aangeboden aan het publiek. Proceskosten en deurwaarderskosten voor de tenuitvoerlegging van vonnissen kunnen worden geïnd zonder vergunning omdat deze kosten niet voortvloeien uit een krediet in de zin van de Wft.

§ 2.5. Bescherming van de consument

Advocatenkantoor Recht met een plus geeft in haar consultatiereactie aan dat de wijzigingen in de Vrijstellingsregeling Wft niet doorgevoerd moeten worden. Onder meer omdat de consument niet voldoende wordt beschermd. In reactie hierop wordt opgemerkt dat de Vrijstellingsregeling Wft wordt aangepast omdat het niet proportioneel wordt geacht om de Wft van toepassing te verklaren op partijen die uitstel van betaling verlenen van vorderingen die voortvloeien uit kredietovereenkomsten die niet onder de Wft vallen op grond van artikel 1:20 van de Wft. Het ligt in de rede dat deze betalingsregelingen eveneens niet onder de Wft vallen. Wanneer in het normale handelsverkeer op enig moment een betalingsachterstand ontstaat, kan kosteloos uitstel van betaling worden verleend wanneer de consument niet in staat is om aan zijn betalingsverplichting te voldoen. Anders dient alsnog een vergunning op grond van de Wft te worden aangevraagd. Indien uitstel van betaling wordt verleend van een kredietovereenkomst die valt onder de reikwijdte van de Wft, kan eveneens uitstel van betaling worden verleend. In dat geval mogen geen andere kosten door de bemiddelaar in rekening worden gebracht dan de kosten die zijn vermeld in de oorspronkelijke kredietovereenkomst. Alleen in een dergelijk geval zijn bemiddelaars vrijgesteld van de Wft. Op deze manier wordt voorkomen dat een consument wordt geconfronteerd met exorbitante kosten. Kredietaanbieders die een betalingsregeling treffen zijn niet vrijgesteld van de Wft.

Artikelsgewijs

ARTIKEL I

A

Artikel 40b van het Besluit prudentiële regels Wft is inmiddels verletterd tot artikel 40c van het Besluit prudentiële regels Wft. De verwijzing in artikel 3b is aangepast.

B

Het nieuwe artikel 3c bevat een vrijstelling van de vergunningplicht voor het aanbieden van krediet voor personen die uitstel van betaling verlenen van een uit een overeenkomst inzake krediet als bedoeld in artikel 1:20 van de wet voortvloeiende vordering. De Wft is niet van toepassing op kredieten die in artikel 1:20 van de wet worden genoemd. Het gaat bijvoorbeeld om overeenkomsten van huur en verhuur (artikel 1:20, eerste lid, onderdeel c) of om betalingen in het normale handelsverkeer (artikel 1:20, eerste lid, onderdeel e). De vrijstelling geldt voor vorderingen die voortvloeien uit een dergelijke overeenkomst en waarvoor kosteloos uitstel van betaling wordt verleend. Voor het niet tijdig betalen van de vordering kan overigens de wettelijke rente of bedongen rente in rekening worden gebracht bij de consument. Tevens kan bij de consument een vergoeding in rekening worden gebracht voor kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte op grond van artikel 96, tweede lid, onderdeel c, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek jo. artikel 2 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De wettelijke rente wordt op grond van artikel 120, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld.

C

In het nieuwe artikel 6, eerste lid, onderdeel b, is bepaald dat bemiddelaars die uitstel van betaling verlenen van een uit een kredietovereenkomst als bedoeld in artikel 1:20 van de wet voortvloeiende verbintenis tot betaling van een geldsom. Het gaat dan bijvoorbeeld om een advocaat, gerechtsdeurwaarder of incassobureau die namens een internetonderneming een betalingsregeling treft met een consument. Zolang er geen kosten in rekening worden gebracht, is er geen vergunningplicht voor deze bemiddelaars.

In artikel 6, eerste lid, onderdeel c, is bepaald dat bemiddelaars die bemiddelen in krediet anders dan als bedoeld in artikel 1:20 van de wet zijn vrijgesteld van artikel 2:80, eerste lid, van de wet indien de door hen verrichte werkzaamheden slechts betrekking hebben op het verlenen van kosteloos uitstel van betaling. Het gaat om overeenkomsten inzake krediet waarop de Wft van toepassing is omdat die kredieten niet vallen onder artikel 1:20 van de Wft. In dit geval betekent het verlenen van kosteloos uitstel van betaling dat uitsluitend rente en kosten in rekening mogen worden gebracht die zijn vermeld in de oorspronkelijke kredietovereenkomst (zie ook de uitspraak van het Europees Hof van 8 december 20162). De betalingsregeling kan betrekking hebben op de achterstallige betaling die is ontstaan ten aanzien van een lopende kredietovereenkomst. Bijvoorbeeld een consument koopt een televisie op afbetaling voor € 2000. Afgesproken is dat de consument in 20 maandelijkse termijnen dit bedrag terug dient te betalen. Een dergelijk krediet valt onder de Wft omdat de looptijd langer is dan 3 maanden. Vervolgens ontstaat een betalingsachterstand van twee maanden (€ 200). Een derde partij kan vervolgens een betalingsregeling treffen voor het aflossen van die € 200 en bijvoorbeeld met de consument overeenkomen dat de consument € 50 per maand betaalt om het bedrag van € 200 af te lossen. De oorspronkelijke kredietovereenkomst en met name het termijnbedrag (in dit geval € 100) mag niet worden aangepast. De betalingsregeling kan ook betrekking hebben op een krediet dat volledig opeisbaar is geworden bijvoorbeeld doordat op grond van de algemene voorwaarden de aanbieder van krediet de oorspronkelijke kredietovereenkomst heeft ontbonden. Er zal dan een betalingsregeling kunnen worden getroffen door de bemiddelaar voor het aflossen van de direct opeisbare schuld. De bemiddelaar mag geen rente of andere kosten daarvoor in rekening brengen. Aangezien bij het kosteloos treffen van betalingsregelingen uit hoofde van overeenkomsten inzake krediet geen sprake is van een nieuwe kredietovereenkomst, is een vrijstelling opgenomen voor bemiddelaars in krediet voor zover zij zich bezighouden met deze activiteiten.

Tevens blijft het incasseren van vorderingen uit hoofde van een overeenkomst inzake krediet, vrijgesteld op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel c (deze vrijstelling was opgenomen in artikel 6, eerste lid, onderdeel b). Indien de aanbieder van de kredietovereenkomst waarbij een achterstand in de betaling is ontstaan de vorderingen of de nog lopende kredietovereenkomst doorverkoopt aan een derde partij dan is het mogelijk dat deze derde wel over een vergunning voor het aanbieden van krediet dient te beschikken.

D

Aanbieders van krediet die zijn vrijgesteld van de vergunningplicht op grond van artikel 3c zijn tevens vrijgesteld van het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen van de wet. Het gaat hier om personen die betalingsregelingen treffen voor bestaande vorderingen tot betaling van een geldsom. Het gaat bijvoorbeeld om een internetonderneming die uitstel van betaling verleent van een uit een consumentenkoop voortvloeiende verbintenis tot betaling van een geldsom. De gedragsregels zijn voor deze activiteiten niet relevant aangezien de betalingsregeling in het algemeen in het belang van de consument is. De consument krijgt meer tijd om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen.

E

Bemiddelaars in krediet die zijn vrijgesteld van de vergunningplicht op grond van artikel 6, eerste lid, onderdelen b en c, zijn tevens vrijgesteld van het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen. Te denken valt bijvoorbeeld aan een gespecialiseerd incassobureau dat de aanbieder van krediet assisteert bij zijn incassowerkzaamheden en kosteloos betalingsregelingen treft. Voor deze activiteit is het incassobureau vrijgesteld van de vergunningplicht om te bemiddelen en van het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen. De gedragsregels zijn voor deze activiteiten niet relevant aangezien er geen nieuwe overeenkomst tot stand komt en de betalingsregeling in het algemeen in het belang van de consument is.

F en G

Het gaat hier om technische aanpassingen vanwege de verlettering van artikel 6, eerste lid.

ARTIKEL II

Dit artikel betreft de inwerkingtreding. Aangezien partijen tijd nodig hebben om een eventuele vergunning aan te vragen, treedt deze regeling in werking op 1 januari 2019.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Wet van 19 mei 2011 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PbEU L 133/66) (Stb. 2011, 246).

X Noot
2

HvJEU 8 december 2016, ECLI:EU:C:2016:934.

Naar boven