Advies Raad van State inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur, houdende wijziging van het Besluit informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken in verband met de aanwijzing van grondroerders die zijn vrijgesteld van de verplichting een graafmelding te doen bij de uitvoering van ondiepe werkzaamheden in eigen grond

Nader Rapport

’s-Gravenhage, 5 juni 2018

WJZ/18075235

Aan de Koning

Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur, houdende wijziging van het Besluit informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken in verband met de aanwijzing van grondroerders die zijn vrijgesteld van de verplichting een graafmelding te doen bij de uitvoering van ondiepe werkzaamheden in eigen grond

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 15 juni 2015, nr. 2015001045, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 30 augustus 2015, nr. W15.15.0185/IV, bied ik U hierbij aan.

Bij Kabinetsmissive van 15 juni 2016, no.2015001045, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van state ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten in verband met de aanwijzing van grondroerders die zijn vrijgesteld van de verplichting een graafmelding te doen bij de uitvoering van ondiepe graafwerkzaamheden in eigen grond, met nota van toelichting.

Met het ontwerpbesluit wordt invulling gegeven aan de bij wet geboden mogelijkheid tot aanwijzing van bepaalde categorieën grondroerders, die vrijgesteld zijn van de verplichting een graafmelding te doen voor graafwerkzaamheden in eigen grond of grond in eigen beheer tot een diepte van ten hoogste 50 cm onder het maaiveld.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar komt tot de conclusie dat de in het ontwerpbesluit opgenomen voorwaarden voor vrijstelling geen grondslag hebben in de wet en dienen te worden geschrapt.

1. Grondslag ontwerpbesluit

Op grond van artikel 8 van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (hierna: de wet) is een grondroerder1 verplicht een voornemen tot het verrichten van graafwerkzaamheden2 te melden aan de Dienst voor het kadaster en de openbare registers. Deze graafmelding moet ten hoogste 20 werkdagen voorafgaand aan de dag van de graafwerkzaamheden plaatsvinden.

Op grond van artikel 8a, eerste lid, van de wet kunnen bij algemene maatregel van bestuur bepaalde categorieën grondroerders worden vrijgesteld van de verplichting een graafmelding te doen. De aan te wijzen categorieën grondroerders dienen de grond waarvoor de vrijstelling geldt, in eigendom of beheer te hebben en bovendien mogen de graafwerkzaamheden niet dieper gaan dan 50 cm onder het maaiveld.

Het ontwerpbesluit voorziet in de bij wet mogelijk gemaakte vrijstelling van de meldplicht voor graafwerkzaamheden voor de categorie agrarische grondroerders. Het ontwerpbesluit formuleert voor een dergelijke vrijstelling de aanvullende voorwaarde dat de graafwerkzaamheden worden uitgevoerd in grond die tenminste anderhalf jaar bij hen in eigendom of beheer is. De keuze voor deze termijn wordt overigens niet nader toegelicht. Indien de grond waarin de werkzaamheden worden uitgevoerd korter dan anderhalf jaar in eigendom of beheer is bij de grondroerder, moet een oriëntatieverzoek worden gedaan, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de wet, om in aanmerking te komen voor een vrijstelling.

De Afdeling merkt op dat deze aanvullende voorwaarde tot een beperking leidt die niet past binnen de reikwijdte van de delegatiegrondslag zoals neergelegd in artikel 8a, eerste lid, van de wet. De vrijgestelde categorie is de categorie agrarische grondroerders. Deze categorie wordt echter zodanig omschreven dat als aanvullende voorwaarde wordt gesteld dat de grond tenminste anderhalf jaar in beheer dient te zijn van de agrarische grondroerder. Indien aan deze voorwaarde niet wordt voldaan, moet een oriëntatieverzoek worden gedaan om toch voor vrijstelling in aanmerking te komen. Op die manier is sprake van een geclausuleerde vrijstelling die verder gaat dan de clausulering die is neergelegd in artikel 8a, eerste lid van de wet. De delegatiegrondslag laat dan ook geen ruimte voor een dergelijke nadere beperking.

De Afdeling adviseert het ontwerpbesluit in het licht van het bovenstaande aan te passen.

1. Grondslag ontwerpbesluit

Aan de opmerking van de Afdeling met betrekking tot de reikwijdte van de delegatiegrondslag is tegemoetgekomen. Overeenkomstig het advies van de Afdeling is in het eerste lid van het in artikel I opgenomen artikel 6a de eerder voorgestelde clausulering geschrapt. Er wordt geen onderscheid meer gemaakt in de periode dat een agrariër de grond, waarin de voorgenomen graafwerkzaamheden zullen plaatsvinden, in eigendom of beheer heeft. De nota van toelichting is hierop eveneens aangepast.

2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage

  • 2. De redactionele kanttekening in de bijlage bij het advies van de Afdeling is verwerkt.

  • 3. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt het besluit en de nota van toelichting op een aantal andere punten aan te passen.

    • a. Allereerst zijn de verwijzingen naar de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten en het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten vervangen door verwijzingen naar de per 31 maart 2018 daarvoor in de plaats getreden nieuwe regels, te weten de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken en het Besluit informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.

    • b. In de nota van toelichting is in de inleidende paragraaf nader ingegaan op het besluitvormingstraject en is uiteengezet waarom de besluitvorming meer tijd heeft gevergd dan voorzien.

    • c. De paragrafen over de regeldruk en de uitvoeringslasten in de nota van toelichting zijn aangepast aan de actuele bedragen waarvan moet worden uitgegaan bij de bepaling van de regeldruk en de uitvoeringslasten.

    • d. Aan de nota van toelichting is een notificatieparagraaf toegevoegd.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend vice-president van de Raad van State,

J.G.C. Wiebenga.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

Advies Raad van State

No. W15.15.0185/IV

’s-Gravenhage, 30 juli 2015

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 15 juni 2015, no.2015001045, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten in verband met de aanwijzing van grondroerders die zijn vrijgesteld van de verplichting een graafmelding te doen bij de uitvoering van ondiepe graafwerkzaamheden in eigen grond, met nota van toelichting.

Met het ontwerpbesluit wordt invulling gegeven aan de bij wet geboden mogelijkheid tot aanwijzing van bepaalde categorieën grondroerders, die vrijgesteld zijn van de verplichting een graafmelding te doen voor graafwerkzaamheden in eigen grond of grond in eigen beheer tot een diepte van ten hoogste 50 cm onder het maaiveld.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar komt tot de conclusie dat de in het ontwerpbesluit opgenomen voorwaarden voor vrijstelling geen grondslag hebben in de wet en dienen te worden geschrapt.

1. Grondslag ontwerpbesluit

Op grond van artikel 8 van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (hierna: de wet) is een grondroerder1 verplicht een voornemen tot het verrichten van graafwerkzaamheden2 te melden aan de Dienst voor het kadaster en de openbare registers. Deze graafmelding moet ten hoogste 20 werkdagen voorafgaand aan de aanvang van de graafwerkzaamheden plaatsvinden.

Op grond van artikel 8a, eerste lid, van de wet kunnen bij algemene maatregel van bestuur bepaalde categorieën grondroerders worden vrijgesteld van de verplichting een graafmelding te doen. De aan te wijzen categorieën grondroerders dienen de grond waarvoor de vrijstelling geldt, in eigendom of beheer te hebben en bovendien mogen de graafwerkzaamheden niet dieper gaan dan 50 cm onder het maaiveld.

Het ontwerpbesluit voorziet in de bij wet mogelijk gemaakte vrijstelling van de meldplicht voor graafwerkzaamheden voor de categorie agrarische grondroerders. Het ontwerpbesluit formuleert voor een dergelijke vrijstelling de aanvullende voorwaarde dat de graafwerkzaamheden worden uitgevoerd in grond die tenminste anderhalf jaar bij hen in eigendom of beheer is. De keuze voor deze termijn wordt overigens niet nader toegelicht. Indien de grond waarin de werkzaamheden worden uitgevoerd korter dan anderhalf jaar in eigendom of beheer is bij de grondroerder, moet een oriëntatieverzoek worden gedaan, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de wet, om in aanmerking te komen voor een vrijstelling.

De Afdeling merkt op dat deze aanvullende voorwaarde tot een beperking leidt die niet past binnen de reikwijdte van de delegatiegrondslag zoals neergelegd in artikel 8a, eerste lid van de wet. De vrijgestelde categorie is de categorie agrarische grondroerders. Deze categorie wordt echter zodanig omschreven dat als aanvullende voorwaarde wordt gesteld dat de grond tenminste anderhalf jaar in eigendom of beheer dient te zijn van de agrarische grondroerder. Indien aan deze voorwaarde niet wordt voldaan, moet een oriëntatieverzoek worden gedaan om toch voor vrijstelling in aanmerking te komen. Op die manier is sprake van een geclausuleerde vrijstelling die verder gaat dan de clausulering die is neergelegd in artikel 8a, eerste lid van de wet. De delegatiegrondslag laat dan ook geen ruimte voor een dergelijke nadere beperking.

De Afdeling adviseert het ontwerpbesluit in het licht van het bovenstaande aan te passen.

2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend vice-president van de Raad van State, J.G.C. Wiebenga.

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W15.15.0185/IV

  • In de aanhef van artikel 6a van het ontwerpbesluit toevoegen na ‘werkzaamheden’: ‘worden verricht’.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Besluit van .........., houdende wijziging van het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten in verband met de aanwijzing van grondroerders die zijn vrijgesteld van de verplichting een graafmelding te doen bij de uitvoering van ondiepe graafwerkzaamheden in eigen grond

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 11 juni 2015, nr. WJZ / 15075603;

Gelet op artikel 8a van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van .........., nr. W..........);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van .........., nr. WJZ /..........;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten wordt na artikel 6 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a
  • 1. Vrijgesteld als bedoeld in artikel 8a, eerste lid, van de wet van de verplichting een graafmelding te doen voor graafwerkzaamheden is de categorie agrarische grondroerders die, op het tijdstip waarop de graafwerkzaamheden worden uitgevoerd, de grond waarin die werkzaamheden:

    • a. ten minste anderhalf jaar in eigendom of beheer heeft;

    • b. minder dan anderhalf jaar in eigendom of beheer heeft en voor die grond een oriëntatieverzoek als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de wet heeft gedaan.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    a. agrarische grondroerders:

    degenen die bedrijfsmatig landbouwactiviteiten uitvoeren, in het kader waarvan regelmatig ondiepe graafwerkzaamheden in de overeenkomstig artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening voor landbouw bestemde grond van de grondroerder plegen te worden verricht;

    b. landbouw:

    landbouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Landbouwwet;

    c. landbouwactiviteit:

    landbouwactiviteit als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 527/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PbEU 2013 L 347).

ARTIKEL II

De wet van 22 december 2011 tot wijziging van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten in verband met een vrijstelling van de meldplicht voor ondiepe werkzaamheden (Stb. 2012,18) en dit besluit treden in werking met ingang van 1 juli 2015.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Economische Zaken,

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

I.1. Inleiding

Artikel 8a van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (hierna: wet) voorziet erin bepaalde categorieën grondroerders vrij te stellen van de verplichting een graafmelding te doen voor graafwerkzaamheden in eigen grond of grond in eigen beheer tot een diepte van ten hoogste 50 cm onder het maaiveld. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen die categorieën grondroerders worden aangewezen. Met de onderhavige wijziging van het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten (hierna: Besluit) wordt hieraan invulling gegeven. Artikel 8a van de wet treedt tegelijk met het onderhavige wijzigingsbesluit in werking.

I.2. De vrijgestelde categorie agrarische grondroerders

Ingevolge artikel 8 van de wet is degene die mechanisch graafwerkzaamheden gaat verrichten verplicht het voornemen daartoe te melden aan de Dienst voor het kadaster en de openbare registers (hierna: Dienst). Met het oog op een vermindering van regeldruk is voorzien in de mogelijkheid om bij algemene maatregel bestuur bepaalde categorieën grondroerders vrij te stellen van de verplichting om een graafmelding te doen. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel waarin die voorziening in de wet werd opgenomen (Wijziging van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten in verband met een vrijstelling van de meldplicht voor ondiepe werkzaamheden (Kamerstukken II 2011/12, 32 874, nr. 3) is uiteengezet dat agrarische grondroerders in beginsel in aanmerking komen voor een vrijstelling van de verplichting om een graafmelding te doen voor ondiepe werkzaamheden in eigen grond of grond in eigen beheer. Zij voldoen aan de omschrijving van artikel 8a van de wet. In het kader van hun landbouwbedrijf bewerken agrariërs namelijk veelal eigen grond of grond in eigen beheer ten behoeve van de teelt en productie van land- en tuinbouwgewassen of het houden van vee. Als onderdeel van de landbouwactiviteiten verrichten zij bedrijfsmatig graafwerkzaamheden, afhankelijk van het gewas dat wordt geteeld of van het andere gebruik van de landbouwgrond. Zij verrichten die werkzaamheden ook met een bepaalde jaarlijkse regelmaat. Voor de desbetreffende grond is in het bestemmingsplan gewoonlijk een landbouwbestemming opgenomen omdat anders het gebruik van de grond niet in overeenstemming zou zijn met de bestemming als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Uit het voorgaande volgt dat grondroerders die ondiepe graafwerkzaamheden met een agrarisch karakter uitvoeren in grond die geen agrarische bestemming heeft, niet als agrarische grondroerders kunnen worden aangemerkt en niet onder de vrijstelling van artikel 8a van de wet vallen. De vrijstelling geldt evenmin als de bestemming van de landbouwgrond wijzigt in een niet-agrarische bestemming (bijvoorbeeld door een wijziging van het bestemmingsplan) en de agrariër die op een deel van die grond blijft wonen ondiepe graafwerkzaamheden daarin verricht, bijvoorbeeld in zijn moestuin.

Agrariërs beschikken, doordat zij in hun grond elk jaar verschillende agrarische bewerkingen – waaronder graafwerkzaamheden – verrichten, gewoonlijk over voldoende kennis over de ligging van de kabels en leidingen in die grond. Alle agrariërs die de zogenoemde Gecombineerde opgave – de jaarlijkse opgave voor agrarisch ondernemers – hebben gedaan, kunnen via hun account bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland beschikken over kaartmateriaal van de percelen die ze bewerken, waaruit ze de ligging van kabels en leidingen kunnen afleiden. De kennis van de ondergrond behoeft dus niet alleen door de feitelijke bewerking van het land te zijn verkregen. Er zijn agrarische grondroerders die in de afgelopen jaren ofwel een reguliere graafmelding ofwel een initiële graafmelding als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de wet hebben gedaan voor (delen van) de grond die zij bewerken, waardoor zij over regulier kaartmateriaal beschikken. Daarnaast kunnen de agrariërs kosteloos beschikken over gebiedsinformatie (zie Kamerstukken II 2011/12, 32 874, nr. 3). In eerste instantie is daarbij gedacht aan een eenmalige algemene digitale verstrekking van liggingsgegevens. Vanwege het zeer grote aantal wijzigingen in eigendom, beheer of gebruik van landbouwgrond elk jaar is evenwel een regelmatige verstrekking van liggingsgegevens noodzakelijk. Zo wordt voorkomen dat als gevolg van die veelvuldige wijzigingen steeds meer agrariërs niet op de hoogte zijn van de liggingsgegevens, met mogelijke graafschade als gevolg.

Een ongeclausuleerde vrijstelling is evenwel niet in alle gevallen te rechtvaardigen. Agrarische grondroerders die ondiepe graafwerkzaamheden verrichten in grond die zij korter dan anderhalf jaar voor aanvang van die werkzaamheden in eigendom of beheer hebben gekregen, beschikken namelijk niet per definitie over de vereiste kennis van de ondergrond en de daarin aanwezige leidingen en kabels. Van die agrariërs wordt daarom verwacht dat zij in elk geval een oriëntatieverzoek als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de wet hebben gedaan. Dat levert informatie op over de aanwezige kabels en leidingen en stelt hen in staat om voor de voor hen nog niet geheel vertrouwde grond te beoordelen of er voorzorgsmaatregelen als bedoeld in artikel 13 van de wet zouden moeten worden genomen, en welke netbeheerder zij daarvoor moeten benaderen.

Overigens moeten de agrarische grondroerders die de vrijgestelde categorie vormen het nodige doen om graafschade te vermijden. De verplichting, genoemd in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de wet, dat onderzoek wordt gedaan naar de ligging van kabels en leidingen geldt voor alle grondroerders. Als duidelijk is dat er leidingen met gevaarlijke inhoud of kabels met grote waarde door het land lopen, is er gerede grond voor de agrarische grondroerder om contact op te nemen met de desbetreffende netbeheerder om gezamenlijk afspraken te maken over het zo nodig treffen van voorzorgsmaatregelen.

I.3. Overige aspecten

De vrijstelling geldt voor de grondroerder, dat wil zeggen degene die op grond van de wet verplicht is de graafmelding te doen. Ingevolge artikel 8a, vierde lid, van de wet wordt degene die in opdracht van de eigenaar of beheerder van de grond in diens grond graafwerkzaamheden verricht, niet aangemerkt als de grondroerder die de melding moet doen. In dat geval wordt de eigenaar of beheerder van de grond die de opdracht heeft gegeven aan een derde om in die grond ondiepe graafwerkzaamheden te verrichten voor de toepassing van artikel 8a, eerste lid, van de wet aangemerkt als grondroerder. Als hij ook overigens voldoet aan de criteria van artikel 6a van het Besluit is hij vrijgesteld van de verplichting om een graafmelding te doen.

Indien de graafwerkzaamheden plaatsvinden in sloten is, voor de vraag of de werkzaamheden onder de vrijstelling vallen, de diepte ten opzichte van het maaiveld bepalend en niet die ten opzichte van het waterpeil of de bodem van de sloot.

Verder is ingevolge artikel 8, derde lid, van de wet, juncto artikel 6 van het Besluit reeds voorzien in een vrijstelling van de meldplicht voor graafwerkzaamheden tot een diepte van ten hoogste 50 cm, die uitgevoerd zullen worden in grond die in eigendom of beheer is van de grondroerder. Indien de desbetreffende grondroerder weet dat sinds de voorafgaande graafmelding de ligging van de netten in deze grond niet is veranderd, kan hij volstaan met een eenmalige reguliere melding van de graafwerkzaamheden. Voor een grondroerder die zo’n initiële melding heeft gedaan, is de onderhavige vrijstelling dan ook niet van belang.

De vrijstelling waarin artikel 8a van de wet voorziet ligt in het verlengde van de vrijstelling op grond van artikel 8, derde lid, van de wet. Artikel 8, derde lid, van de wet betreft een algemene vrijstelling voor individuele gevallen waarin ondiep gegraven wordt in grond in eigendom of eigen beheer en waar sinds de vorige graafmelding geen wijzigingen in de liggingsgegevens hebben plaatsgevonden. Artikel 8a voorziet in een vrijstelling voor specifieke doelgroepen met specifieke kenmerken, bijvoorbeeld wat betreft de leden van de doelgroep, de graafactiviteiten en/of andere kenmerken.

Overigens staat het een grondroerder, ook als hij is vrijgesteld van de verplichting een graafmelding te doen of als hij een eenmalige reguliere graafmelding heeft gedaan, vrij om toch een graafmelding voor ondiepe graafwerkzaamheden te doen als hem dat goeddunkt. De kosten van die melding komen dan voor zijn rekening, net als bij een melding van graafwerkzaamheden door een niet-vrijgestelde grondroerder of van graafwerkzaamheden waarvoor de vrijstelling niet geldt.

I.4. Consultatie en advies

Een ontwerp van dit besluit is gestuurd aan diverse belanghebbenden, zoals vertegenwoordigers van de relevante doelgroepen van onder andere de agrarische sector, de graafsector en de netbeheerders. Zij zijn afzonderlijk in de gelegenheid gesteld hun zienswijze te geven op het ontwerpbesluit.

Netbeheer Nederland heeft opmerkingen gemaakt over het mogelijk ontbreken van voldoende kennis van de ondergrond bij agrariërs en heeft gewezen op de risico’s daarvan. Netbeheer Nederland heeft voorts geadviseerd om de vrijstelling niet te laten gelden voor het graven indien leidingen met een gevaarlijke lading in de grond aanwezig zijn. De wet biedt echter niet de mogelijkheid om aan de vrijstelling beperkingen te verbinden. Opdat de agrariërs op wie de vrijstelling van toepassing is wel op de hoogte zijn van de ligging van de kabels en leidingen wordt voorzien in kosteloze, tweejaarlijkse verstrekking van die gegevens (zie paragraaf I.2 van deze nota van toelichting). Daarnaast is de kans op graafschade doordat de leidingen of kabels na verloop van tijd, vanwege veranderingen in de grond, op een diepte van minder dan 50 cm komen te liggen relatief klein. Als de agrariër op basis van zijn kennis van de ondergrond, de beschikbare informatie en de door hem genomen beheersmaatregelen met betrekking tot de grond, zoals een wijziging van de waterstand, onzeker is over de ligging en de diepte van de leidingen of kabels, ligt het in de rede dat hij alsnog een reguliere melding doet of contact opneemt met de netbeheerder om voorzorgsmaatregelen te laten treffen. De vrijstelling ontslaat de grondroerder immers niet van zijn eventuele aansprakelijkheid in geval van schade.

Nadere overweging met betrekking tot de wijze van uitvoering heeft ertoe geleid dat een onderscheid is gemaakt in agrarische grondroerders die werkzaamheden uitvoeren in grond die zij pas recent voor het uitvoeren van de graafwerkzaamheden in eigendom of beheer hebben gekregen en agrarische grondroerders die werkzaamheden uitvoeren in grond die zij reeds langer in eigendom of beheer hebben. Hiermee wordt onevenredige afbreuk aan de doelstelling van de wet voorkomen (zie paragraaf I.2 van deze nota van toelichting).

I.5. Regeldruk

Zoals vermeld in paragraaf I.2 van deze nota van toelichting is vanuit het oogpunt van vermindering van regeldruk voorzien in vrijstelling van de verplichting een graafmelding te doen voor bepaalde categorieën grondroerders voor ondiepe werkzaamheden in eigen grond of in grond in eigen beheer. De voorziening leidt naar verwachting tot een besparing van € 8,2 mln aan eenmalige administratieve lasten en € 820.000,– aan structurele administratieve lasten. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel waarin die voorziening is opgenomen is uitvoerig hierop ingegaan (Kamerstukken II 2011/12, 32 874, nr. 3).

Voor het doen van een graafmelding brengt de Dienst gewoonlijk een tarief in rekening. Door de vrijstelling doen die kosten zich niet voor. Deze kosten worden formeel niet tot administratieve lasten gerekend, maar vormen voor de betrokken agrariërs wel een relevante besparing van de zogenoemde financiële lasten. De verwachte besparing van die financiële lasten bedraagt in totaal € 6,45 mln. Dit wijkt af van het bedrag dat in de bovengenoemde memorie van toelichting als besparing van financiële lasten is genoemd. Het desbetreffende tarief is per 1 januari 2012 namelijk verlaagd van € 24,– tot € 21,50. Het bedrag van € 7,2 mln was gebaseerd op het toen geldende tarief van € 24,–.

I.6. Uitvoeringslasten

In paragraaf I.2 van deze nota van toelichting is uiteengezet dat regelmatige verstrekking aan de betrokken agrariërs van de liggingsgegevens van de kabels en leidingen in hun grond noodzakelijk is. Een dergelijke verstrekking is evenwel niet alleen een extra last voor de Dienst, maar ook voor de netbeheerders. Gezocht is daarom naar de efficiëntste methode met de minste lasten voor de betrokken partijen. Dit heeft eind 2014 geresulteerd in overeenstemming over een tweejaarlijkse verstrekking van de liggingsgegevens. Het gaat gemiddeld om 16.000 gebieden die als agrarische grond geregistreerd zijn. Om de verstrekking regelmatig te kunnen uitvoeren dient de Dienst in 2015 een eenmalige investering te doen van € 91.000,– De kosten van een algemene verstrekking voor 16.000 gebieden bedragen in 2015 voor de Dienst en RVO.nl gezamenlijk ca. € 370.000,–. De tweejaarlijkse kosten van toekomstige algemene verstrekkingen zullen voor de Dienst en RVO.nl gezamenlijk naar verwachting rond dezelfde hoogte liggen.

De kosten van de eenmalige investering en de tweejaarlijkse verstrekking komen voor rekening van het Ministerie van Economische Zaken.

II Artikelen

Artikel I
Artikel 6a, eerste lid, van het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten

Op dit artikellid is ingegaan in paragraaf I.2 van deze nota van toelichting.

Artikel 6a, tweede lid, van het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten

De definitie van landbouw is ontleend aan de Landbouwwet; hierdoor wordt de categorie agrarische grondroerders die in het kader van hun landbouwbedrijf regelmatig tot 50 cm diepte graafwerkzaamheden (laten) uitvoeren in hun landbouwgrond, niet op voorhand beperkt.

De definitie van landbouwactiviteiten is ontleend aan Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 527/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (Pb L 347).

Artikel II

Het besluit treedt in werking op 1 juli 2015. Daarmee wordt aangesloten bij de zogenoemde vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Omdat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding wordt afgeweken van de minimale publicatietermijn van twee maanden.

De Minister van Economische Zaken,


X Noot
1

Degene onder wiens verantwoordelijkheid of leiding graafwerkzaamheden worden verricht (artikel 1, onder g, Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten).

X Noot
2

Het mechanisch verrichten van werkzaamheden in de ondergrond (artikel 1, onder c).

X Noot
1

Degene onder wiens verantwoordelijkheid of leiding graafwerkzaamheden worden verricht (artikel 1, onder g, Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten).

X Noot
2

Het mechanisch verrichten van werkzaamheden in de ondergrond (artikel 1, onder c).

Naar boven