Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 juni 2018, nr. 2018-0000052330, ten behoeve van het verstrekken van financiële middelen aan het UWV teneinde het UWV een tijdelijk budget te geven voor het inkopen van scholingstrajecten voor werklozen met een grote kans op langdurige werkloosheid (Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, juncto 9 van de Kaderwet SZW-subsidies en 32d, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

de minister:

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

het UWV:

het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Artikel 2. Scholingsbudget

  • 1. Het UWV beschikt voor het inkopen van noodzakelijke scholing als bedoeld in de Scholingsregeling WW voor de werknemer die recht heeft op een uitkering op grond van hoofdstuk II van de Werkloosheidswet en die een grote kans heeft op langdurige werkloosheid, alsmede voor de daaraan verbonden uitvoeringskosten, over:

    • a. voor het jaar 2018 € 8 miljoen;

    • b. voor het jaar 2019 € 11 miljoen;

    • c. voor het jaar 2020 € 11 miljoen.

  • 2. UWV beheert en administreert afzonderlijk de middelen, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. In verband met het middelenbeheer wordt de rijksbijdrage, bedoeld in het eerste lid, beschouwd als middelen die deel uitmaken van het Algemeen Werkloosheidsfonds, genoemd in artikel 93 van de Wet financiering sociale verzekeringen.

  • 4. Het UWV kan, na goedkeuring door de minister, afwijken van de onderverdeling, genoemd in het eerste lid.

Artikel 3. Opgave lasten en betaling

  • 1. Voor 1 oktober van elk jaar verstrekt het UWV aan de minister een opgave van het totaalbedrag van de voor het komende jaar geraamde lasten met betrekking tot deze regeling, voor zover de opgave de in artikel 2 genoemde bedragen niet te boven gaat. Hierin wordt onderscheid gemaakt naar scholingsbudget en uitvoeringskosten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt de opgave van het totaalbedrag van de geraamde lasten voor het jaar 2018 ingediend voor 1 juli 2018.

  • 3. De minister stort op de rekening-courant, bedoeld in artikel 5.16, onderdeel b, van de Regeling Wfsv, een periodiek voorschot op het totaalbedrag, bedoeld in het eerste lid, van de geraamde lasten voor het scholingsbudget met als valutadatum de tweeëntwintigste dag van elke maand, en op de uitvoeringskosten met als valutadatum de vijftiende dag van elke maand.

  • 4. De minister kan, na overleg met het UWV, bij de storting, bedoeld in het derde lid, afwijken van de in het eerste en het tweede lid bedoelde totaalbedragen.

Artikel 4. Afrekening

  • 1. In de jaarrekening, bedoeld in artikel 49 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, worden de lasten alsmede de ontvangen voorschotten, met betrekking tot deze regeling opgenomen.

  • 2. Na goedkeuring van het besluit tot vaststelling van de jaarrekening, bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, rekent de minister de lasten alsmede de ontvangen voorschotten met betrekking tot deze regeling en het desbetreffende kalenderjaar af, met als valutadatum 1 juni van het hierop volgende kalenderjaar.

Artikel 5. Verslaglegging

Het UWV brengt aan de minister inhoudelijk en financieel verslag uit over de uitvoering van deze regeling overeenkomstig artikel 49 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Artikel 6. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2018.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2021.

Artikel 7. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 18 juni 2018

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

‘Om werklozen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie beter te begeleiden naar werk wordt in de WW de mogelijkheid geboden voor scholingstrajecten naar kansberoepen waar veel vraag naar werkenden is.’ Hiermee start de toelichting van het amendement Van Weyenberg c.s.1 (hierna: het amendement), ingediend en aangenomen ten behoeve van de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 2018. Het amendement bepaalt dat € 30 mln wordt vrijgemaakt voor de eerder genoemde scholingstrajecten.2 Hierdoor wordt vraag en aanbod op de arbeidsmarkt bij elkaar gebracht.

Het doel van deze regeling is het geven van een juridisch kader en daarmee het operationaliseren van het met het amendement vrijgekomen bedrag.

2. Uitwerking

Deze regeling voorziet enkel in het geven van budget aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) en daaraan gekoppelde financiële en verantwoordingsbepalingen. Met het budget heeft het UWV de mogelijkheid om werklozen met hoge kans op langdurige werkloosheid beter te begeleiden naar werk door scholingstrajecten aan te bieden naar beroepen waar veel vraag naar werkenden is. Hieronder wordt op hoofdlijnen een weergave gegeven van hoe het UWV – na samenspraak met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid – om zal gaan met het beschikbare budget, teneinde zo goed mogelijk het doel te bereiken.

Waarvoor wordt het budget ingezet?

Het UWV koopt met het beschikbare budget scholing in welke door de betrokkene vervolgens wordt gevolgd. Voor deze vorm is gekozen (anders dan bijvoorbeeld bij de Tijdelijke regeling subsidie scholing richting een kansberoep, waarbij de betrokkene zelf de scholing betaalde en daarvoor subsidie van UWV kreeg) omdat deze vorm zo min mogelijk administratieve lasten met zich meebrengt.

Ten behoeve van wie wordt er scholing ingekocht?

De doelgroep van deze regeling is in den brede de werkloze werknemer die een grote kans heeft op langdurige werkloosheid. Meer specifiek:

  • De WW-gerechtigde die volgens de Werkverkenner een zwakke of matige arbeidsmarktpositie heeft; of

  • De WW-gerechtigde die volgens de beoordeling van de adviseur van het UWV een zwakke of matige arbeidsmarktpositie heeft.

Welke voorwaarden zijn aan die scholing verbonden?
  • Er moet sprake zijn van het volgen van een opleiding of een training gericht op het verwerven en/of erkennen van vaardigheden en competenties die benodigd zijn om een beroep of functie uit te kunnen oefenen dan wel werkzaamheden in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep te kunnen verrichten en die leidt tot een door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of branche/sector erkend certificaat of diploma.

  • De opleiding of scholing bestaat uit het systematisch verwerven van kennis dan wel vaardigheden volgens een vooraf vastgesteld programma, waarbij de verworven kennis en vaardigheden worden getoetst.

  • Het scholingstraject duurt in principe niet langer dan een jaar. In individuele gevallen kan UWV opleiding of scholing van een langere duur toestaan, doch niet langer dan twee jaar.

  • Het scholingstraject kan bestaan uit meerdere met elkaar samenhangende opleidingen of cursussen.

Hierbij is van belang dat:

  • De WW-gerechtigde ‘schoolbaar’ is. Dat wil zeggen dat de beoogde scholing aansluit bij de cognitieve vaardigheden, de belastbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene.

  • Ook moet de scholing noodzakelijk zijn in de zin dat zonder de scholing niet de beoogde functie waartoe opgeleid wordt kan worden uitgevoerd.

  • Voor financiering komt in aanmerking de scholing die gestart is op of na de datum van inwerkingtreding van deze regeling, doch niet later dan 31 december 2020.

Met het bovenstaande wordt aangesloten bij scholing als bedoeld in de Scholingsregeling WW. Dit betekent dat indien de WW-gerechtigde een scholingstraject dat voor hem is ingekocht, gaat volgen, de WW-gerechtigde recht behoudt op zijn uitkering.3 Tevens is hij vrijgesteld van de verplichting om – kort en goed – te solliciteren naar passende arbeid.4

Daarnaast moet er sprake zijn van het bij elkaar brengen van vraag en aanbod: de werkloze werknemer moet een grote kans hebben op langdurige werkloosheid en door scholing zou hij in staat zijn om snel weer aan het werk te gaan. Er moet daarmee sprake zijn van scholing richting:

  • Een krapteberoep; of

  • Een concrete baan die in het vooruitzicht is gesteld binnen een arrangement met een werkgever.5

Een krapteberoep is een beroep waarvan het UWV, op basis van een combinatie van beschikbare en relevante arbeidsmarktgegevens, heeft geoordeeld dat het beroepen zijn met moeilijk vervulbare vacatures. De informatie van UWV over moeilijk vervulbare vacatures (krapteberoepen) is te vinden op www.werk.nl/arbeidsmarktinformatie.

Hoeveel budget wordt per scholingstraject ingezet?

Aansluitend bij het amendement kent de financiering van de scholing door het UWV de volgende voorwaarden:

  • De bekostiging van de scholing bedraagt 100% van de werkelijke kosten van de scholing, tot een maximum van € 2.500,–, inclusief BTW, per WW-gerechtigde.

  • Indien de scholing onderdeel uitmaakt van een arrangement met een werkgever, waarbij de werkgever zekerheid heeft gegeven dat een concrete baan na de scholing wordt vervuld, kan het UWV van het maximum te financieren bedrag van € 2.500,– per WW-gerechtigde afwijken.

Toezicht

Het is natuurlijk de bedoeling dat het beschikbare budget wordt gebruikt waarvoor het is bedoeld. Daarvoor is het met name van belang dat de WW-gerechtigde die een scholingstraject aangeboden krijgt daadwerkelijk dat scholingstraject volgt. De WW-gerechtigde heeft een informatieplicht met betrekking tot het niet of niet geheel volgen van een door UWV gefinancierd scholingstraject. Daarnaast is de WW-gerechtigde verplicht alle medewerking te verlenen aan een onderzoek naar deelname aan de scholing. Indien de WW-gerechtigde dit nalaat en zich naar het oordeel van UWV niet of onvoldoende inspant om de scholing met goed gevolg af te ronden kan door het UWV een maatregel worden opgelegd.6

3. Regeldruk

Het UWV koopt indien nodig scholing voor de WW-gerechtigde in. Het volgen van die opleiding wordt niet gezien als regeldruk. In de communicatie met de UWV-vertegenwoordiger zal het openstaan van de mogelijkheid om scholing te volgen bij de WW-gerechtigde onder de aandacht worden gebracht. De daaraan gekoppelde verplichtingen, zoals hiervoor aangegeven, zullen onder de aandacht worden gebracht.

Er zijn geen gevolgen voor de regeldruk voor bedrijven.

4. Reactie op uitvoeringstoets

In de uitvoeringstoets van 18 mei 2018 heeft het UWV aangegeven dat de voorgestelde regeling uitvoerbaar en handhaafbaar is per de beoogde invoeringsdatum, 1 juli 2018.

5. Financiën

Uit het amendement volgt dat € 30 miljoen wordt vrijgemaakt ten behoeve van scholingstrajecten, inclusief de uitvoeringskosten voor die scholingstrajecten. In de uitvoeringstoets heeft het UWV een bedrag van € 2,52 miljoen euro (voor 2018, 2019 en 2020 tezamen) aan uitvoeringskosten opgevoerd. Hiermee is € 27,48 miljoen beschikbaar voor de inkoop van de scholing. € 7,3 miljoen euro voor 2018, € 9,98 miljoen euro voor 2019 en € 10,21 miljoen euro voor 2020.

Voor de bekostiging en verantwoording wordt aangesloten op de voor rijksgefinancierde wetten en regelingen gebruikelijke cyclus. Dit betekent dat UWV een raming voor deze regeling opneemt in haar jaarplan, gedurende het uitvoeringsjaar, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorschotten overmaakt aan UWV en afrekening plaatsvindt op basis van de jaarrekening van UWV.

6. Verantwoording en onderzoek

Over de voortgang en resultaten van de scholingstrajecten zal het UWV richting het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid rapporteren op de reguliere verantwoordingsmomenten. Daarnaast zal het UWV de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in staat stellen om correct de Tweede Kamer jaarlijks voor de begrotingsbehandeling te informeren.

Er zal onderzoek plaatsvinden naar de effecten van de inzet van het scholingsbudget. Hierdoor kan beoordeeld worden of en in welke vorm continuering van het beschikbaar stellen van scholingsbudgetten voor WW-gerechtigden raadzaam is.

Artikelsgewijs

Deze regeling vindt haar grondslag in de artikelen 32d, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en 3, eerste lid, juncto 9, van de Kaderwet SZW-subsidies. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen op grond van artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies tijdelijke, spoedeisende verstrekkingen van aanspraken op financiële middelen, niet zijnde subsidies, worden verstrekt. De wetgever heeft met het aannemen van het amendement bij de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid opgeroepen om reeds voor het jaar 2018 gelden vrij te maken ten behoeve van WW-gerechtigden met een kwetsbare arbeidsmarktpositie en hen de mogelijkheid te bieden om een scholingstraject te volgen naar kansberoepen waar veel vraag naar personeel is. Hiermee is de spoedeisendheid van voorliggende regeling gegeven, waarbij andere wijzen van vormgeving wegens de spoedeisendheid niet aan de orde zijn.7

De tijdelijkheid van deze regeling komt tot uiting in artikel 6, tweede lid, waarmee wordt bepaald dat deze regeling met ingang van 1 januari 2021 vervalt. Op dat tijdstip is deze regeling inhoudelijk uitgewerkt, dus is er geen bezwaar tegen het vervallen van de regeling. Tevens is het verstrekken van het budget geen subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht, aangezien er uitsluitend sprake is van een verstrekking van financiële middelen aan een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon. Het UWV wordt met de uitvoering van deze regeling belast, wat is gebaseerd op de in artikel 32d, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen opgenomen bevoegdheid.

Artikel 1 (begripsbepalingen)

In dit artikel zijn enkele begripsbepalingen opgenomen die in de regeling verkort worden aangehaald.

Artikel 2 (verstrekking scholingsbudget)

In dit artikel is bepaald hoe de met het amendement vrijgemaakte gelden verdeeld worden over de jaren 2018–2020. Hierbij zijn een aantal opmerkingen te maken. Van de beschikbare € 30 miljoen wordt initieel conform het amendement een onderverdeling gemaakt naar € 8 miljoen voor het kalenderjaar 2018, € 11 miljoen voor het kalenderjaar 2019 en datzelfde bedrag voor het kalenderjaar 2020. In dat jaarlijkse budget zit ook een jaarlijkse component uitvoeringskosten.

De bedragen, genoemd in het eerste lid, hebben een vergelijkbare functie als een subsidieplafond. Het UWV zal niet meer scholingstrajecten inkopen dan beschikbaar is met het budget per kalenderjaar. Van de onderverdeling in jaren kan het UWV, na goedkeuring door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, afwijken. Zo kan er overeenstemming worden bereikt om bijvoorbeeld ook een gedeelte van het budget voor 2020 te gebruiken, om zo niet te hoeven te stoppen met het verstrekken van scholingstrajecten in december 2019. De goedkeuring van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is vormvrij.

Mocht het UWV niet in het daarvoor bedoelde jaar het budget uitputten, dan wordt dat budget gebruikt voor het daaropvolgende jaar.

Ook wordt opgemerkt dat de verstrekking plaatsvindt conform het in het algemeen deel van de toelichting gestelde, namelijk met inachtneming van de Scholingsregeling WW. Hierbij wordt ook de Beleidsregels scholing 2016 in acht genomen.

De middelen die aan het UWV worden verstrekt worden voor het middelenbeheer gerekend tot middelen van het Algemeen Werkloosheidsfonds (hierna: AWf).

Artikelen 3 en 4 (opgave lasten en betaling respectievelijk afrekening)

Als uitvoerder van de regeling draagt het UWV zorg voor het beheer en de administratie van de financiële middelen die voor deze regeling worden gerekend tot de middelen van het AWf. Daartoe wordt op grond van artikel 3 bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een opgave van het geraamde totaalbedrag van de lasten ingediend. Het bedrag van de geraamde lasten wordt gestort ten gunste van het AWf op de rekening-courant, bedoeld in artikel 5.16, onderdeel b, van de Regeling Wfsv (de rekening-courant van het UWV). Afrekening vindt ingevolge artikel 4 plaats via de jaarrekening.

Artikel 5 (verslaglegging)

In artikel 5 is opgenomen dat, naast de verslaggeving die al plaatsvindt op grond van de financiële verslaggeving opgenomen in artikel 4 nadere inhoudelijke en financiële verslaggeving plaatsvindt. Deze bepaling strekt ertoe om informatie te vergaren en deze te kunnen analyseren voor het onderzoek naar effecten van het verstrekken van scholingstrajecten aan WW-gerechtigden.

Artikel 6 (inwerkingtreding)

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2018. Dit is de eerste dag dat het voor het UWV mogelijk is om uitvoering te geven aan deze regeling. Zoals in de inleiding van deze artikelsgewijze toelichting is aangegeven, betreft het hier een tijdelijke regeling. De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2021.

Artikel 7 (citeertitel)

Met dit artikel wordt de citeertitel van deze regeling bepaald. Aangezien deze regeling op 1 januari 2021 vervalt, is tevens de tijdelijkheid van de regeling in de citeertitel weergegeven.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Kamerstukken II 2017/18, 34 775 XV, nr. 15.

X Noot
2

Met inbegrip van de te maken uitvoeringskosten.

X Noot
3

Zie artikel 76 van de Werkloosheidswet. Een scholingstraject dat UWV aanbiedt is hiermee per definitie ‘naar het oordeel van het UWV noodzakelijke opleiding of scholing’.

X Noot
4

Vgl. artikel 6 van de Regeling vrijstelling verplichtingen sociale zekerheidswetten.

X Noot
5

De werkgever geeft de zekerheid over het aangaan van een arbeidsovereenkomst of een aanstelling in openbare dienst van ten minste zes maanden, ingaande op uiterlijk de eerste (werk)dag van de maand nadat de opleiding of scholing succesvol is afgerond, met een omvang van minimaal 20 uur per week en minimaal 50 procent van het arbeidsverlies (met een minimum van 12 uur bij een arbeidsverlies van minder dan 24 uur).

X Noot
6

Zie de artikelen 25, 26, eerste lid, aanhef en onderdeel f, 27, derde lid, van de Werkloosheidswet en 5 van het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten.

X Noot
7

Specifiek wordt hierbij gewezen op wetsaanpassing. Een wetgevingstraject duurt (veel) langer dan een traject voor een ministeriële regeling.

Naar boven