Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 5 juni 2018, nr. 2018-2205091, houdende wijziging van de Regeling personeel veiligheidsregio’s in verband met de actualisering van de bekwaamheidseisen betreffende enkele brandweerfuncties

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van het Besluit personeel veiligheidsregio’s,

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling personeel veiligheidsregio’s wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt ‘bijlage 1’ vervangen door: ‘bijlage 1 en bijlage 1a’.

B

In de bijlage A, behorende bij artikel 1, eerste lid, worden supplement b (Functie bevelvoerder), supplement e (Functie chauffeur), supplement h (Functie docent), supplement k (Functie hoofdofficier van dienst), supplement l (Functie instructeur), supplement u (Functie officier van dienst) onderscheidenlijk supplement z (Functie specialist operationele voorbereiding) vervangen door: supplement b (Functie bevelvoerder), supplement e (Functie chauffeur), supplement h (Functie docent), supplement k (Functie hoofdofficier van dienst), supplement l (Functie instructeur), supplement u (Functie officier van dienst) onderscheidenlijk supplement z (Functie specialist operationele voorbereiding), zoals die zijn opgenomen in de eerste bijlage bij deze regeling.

C

Aan de bijlage A, behorende bij artikel 1, eerste lid, wordt een supplement hh (Leiderschapsprofiel) toegevoegd, zoals dat is opgenomen in de tweede bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

EERSTE BIJLAGE BIJ DE REGELING VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID VAN 5 JUNI 2018, NR. 2018-2205091, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE REGELING PERSONEEL VEILIGHEIDSREGIO’S IN VERBAND MET DE ACTUALISERING VAN DE BEKWAAMHEIDSEISEN BETREFFENDE ENKELE BRANDWEERFUNCTIES

Bijlage A, behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement b. Functie bevelvoerder

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub b Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1 Algemene informatie

Functienaam: Bevelvoerder

Beschrijving van de functie: De bevelvoerder:

  • 1. geeft leiding aan manschappen om het incident brand, hulpverlening, gevaarlijke stoffen of waterongevallen te bestrijden. In voorkomende gevallen kan er sprake zijn van dienstverlening. Hij borgt alle veiligheidsaspecten tijdens het incident. De situatie ter plaatse is bepalend voor de uit te voeren taken. Bij de bestrijding van het incident beschikt hij over de standaardbepakking van de tankautospuit en/of ondersteunende voertuigen.

  • 2. werkt in de repressieve dienst van de overheidsbrandweer. Hij voert zijn werkzaamheden voor het grootste deel uit op de plaats van het incident, ongeacht het tijdstip van de dag. De bevelvoerder moet samen met zijn manschappen snel ter plaatse zijn.

  • 3. heeft bij het incident de leiding over de manschappen van de tankautospuit en van ondersteunende voertuigen die aan de tankautospuit zijn gekoppeld. De bevelvoerder is verantwoordelijk voor de bestrijding van het incident en de opschaling. Bij opschaling heeft hij de operationele leiding over de (blus)eenheden tot de aankomst van de Officier van Dienst (OvD).

  • 4. werkt bij de incidentbestrijding volgens uitrukprocedures en veiligheidsuitgangspunten en waarborgt voortdurend de veiligheid van zichzelf, zijn manschappen en derden. Verricht werkzaamheden die variëren en die in wisselende en van tevoren niet bekende situaties moeten worden toegepast. Hierbij kan het nodig zijn om van procedures af te wijken en creatief een oplossing hiervoor te zoeken waarbij de veiligheid niet in het geding komt en het beoogde resultaat toch wordt behaald. Tevens is de bevelvoerder verantwoordelijk voor het bijhouden van zijn vakinhoudelijke competenties.

2.1 Kerntaken en taakgebieden

Kerntaak 1: uitrukken naar het incident*

De bevelvoerder rukt samen met zijn manschap(pen) uit naar het incident in een brandweereenheid. Hij komt, voor zover mogelijk, voorbereid qua verkenningsplan en voorlopig inzetplan ter plaatse.

Kerntaak 2: verkennen van het incident*

De bevelvoerder verkent of laat zijn manschappen methodisch en veilig het incident verkennen. Op basis van de bevindingen maakt hij zijn (voorlopig) inzetplan definitief.

Kerntaak 3: bestrijden van het incident*

De bevelvoerder bestrijdt het incident op basis van zijn inzetplan. Hij geeft daarbij leiding aan de eenheden die onder zijn bevel staan.

Kerntaak 4: herstellen na het incident*

De bevelvoerder coördineert de personele en materiële nazorg (inclusief de evaluatie van het proces en het functioneren). Hij zorgt voor de administratieve afhandeling van het incident.

  • * Het incident kan zijn: brand, hulpverlening, gevaarlijke stoffen of waterongevallen. In voorkomende gevallen kan er ook sprake zijn van dienstverlening.

Competentiematrix

Kerntaken

Competenties

 

Accuraat

Stressbestendig

Samenwerken

Probleem oplossen

(taakgericht) Leiderschap

Analyseren

Daadkracht

Innoveren en creativiteit

Mondeling communiceren

Leren en reflecteren

   

uitrukken

1

1

1

   

1

1

 

1

     

verkennen

1

1

1

1

1

1

1

2

1

     

bestrijden

1

1

1

1

1

1

2

2

2

     

herstellen

1

1

1

 

1

1

   

2

1

   

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.

3.1 Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria per taakgebied

Kerntaak 1: uitrukken naar het incident*

De bevelvoerder rukt samen met zijn manschap(pen) uit naar het incident in een brandweereenheid. Hij komt, voor zover mogelijk, voorbereid qua verkenningsplan en voorlopig inzetplan ter plaatse.

Werkzaamheden:

  • Verzamelt actief informatie over het incident waar hij naar uitrukt.

  • Analyseert de verkregen informatie.

  • Maakt op basis van de beschikbare informatie een voorlopig verkennings- en inzetplan en plan+.

  • Informeert de manschappen over het incident en het voorlopig verkennings- en inzetplan.

  • Kiest zijn persoonlijke beschermingsmiddelen (afhankelijk van de situatie).

  • Bereidt zich mentaal voor.

Kerntaak 2: verkennen van het incident*

De bevelvoerder verkent of laat zijn manschappen methodisch en veilig het incident verkennen. Op basis van de bevindingen maakt hij zijn (voorlopig) inzetplan (definitief).

Werkzaamheden:

  • Schouwt de situatie en stelt, indien nodig, het voorlopige verkenningsplan bij.

  • Verkent of laat zijn manschappen methodisch en veilig verkennen conform het verkenningsplan en maakt een inschatting van de aard, omvang en dynamiek van het incident.

  • Toetst de actuele en verwachte risico’s aan de eerdere inschatting en maakt zijn definitieve inzetplan.

  • Schaalt, indien nodig, op.

  • Stelt, indien nodig, zijn plan+ in werking.

  • Geeft een situatierapport aan de meldkamer.

Kerntaak 3: bestrijden van het incident*

De bevelvoerder bestrijdt het incident op basis van zijn inzetplan. Hij geeft daarbij leiding aan de eenheden die onder zijn bevel staan.

Werkzaamheden:

  • Zet in op de eerste prioriteit en geeft doelcommando’s aan zijn eigen eenheid.

  • Controleert het effect van de werkzaamheden, anticipeert op ontwikkelingen en stelt, zo nodig, de inzet bij.

  • Stelt, indien nodig, zijn plan+ in werking.

  • Informeert ter plaatse komende eenheden over het incident en stemt af.

  • Coördineert de samenwerking met overige hulpverleningsdiensten.

  • Geeft de meldkamer periodiek en de OvD bij aankomst een situatierapportage.

Kerntaak 4: herstellen na het incident*

De bevelvoerder coördineert de personele en materiële nazorg (inclusief de evaluatie van het proces en het functioneren). Hij zorgt voor de administratieve afhandeling van het incident.

Werkzaamheden:

  • Bouwt het incident af en draagt het over aan (hulpverlenings)diensten / beheerder /salvage.

  • Coördineert de personele en materiële nazorg.

  • Evalueert het incident met zijn eenheid.

  • Evalueert zijn eigen functioneren.

  • Neemt, na een traumatische ervaring, deel aan een nazorgtraject.

  • Handelt de administratie rondom het incident af.

Bijlage A, behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement e. Functie chauffeur

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub e Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1 Algemene informatie

Functienaam: Chauffeur

Beschrijving van de functie: De chauffeur:

  • 1. zorgt ervoor dat het brandweervoertuig op de plaats van het incident aankomt. Hij bestuurt het voertuig op een verantwoorde wijze en past daarbij de geldende wet- en regelgeving en de Brancherichtlijn optische en geluidssignalen brandweer toe. De situatie ter plaatse is bepalend voor de uit te voeren taak. De chauffeur bestuurt een categorie licht (rijbewijs A-B) of zwaar (rijbewijs C-D) voertuig, al dan niet in combinatie met een aanhanger (rijbewijs E).

  • 2. werkt overwegend in de repressieve dienst van de overheidsbrandweer. Hij voert de werkzaamheden voor het grootste deel uit aanrijdend naar het incident, op de plaats van het incident en terugrijdend van het incident, ongeacht het tijdstip van de dag.

  • 3. zijn rol is uitvoerend van aard. Hij voert zijn functie bij het besturen van zware voertuigen veelal onder leiding van een bevelvoerder uit; bij lichte voertuigen voert hij zijn functie over het algemeen zelfstandig uit. Bij de incidentbestrijding werkt hij volgens (veiligheids)procedures en werkafspraken.

  • 4. zijn functie wordt in wisselende, van te voren niet bekende situaties uitgevoerd. Hierbij kan het in beperkte mate nodig zijn van procedures af te wijken en creatief een oplossing te zoeken binnen de gestelde kaders om het beoogde resultaat te behalen, zonder dat de veiligheid in het geding komt. Tevens is de chauffeur verantwoordelijk voor het bijhouden van zijn vakinhoudelijke competenties.

2.1 Kerntaken en taakgebieden

Kerntaak 1: uitrukken naar het incident*

De chauffeur zorgt ervoor dat hij met het voertuig veilig, verantwoord, voorspelbaar en zo nodig vlot op de plaats van het incident aankomt. Hij plaatst het voertuig daar op de (aangegeven) opstelplaats en creëert een veilige situatie rondom het voertuig.

Kerntaak 2: herstellen na het incident*

De chauffeur ruimt, al dan niet samen met leden van zijn eenheid, de materialen op. Hij zorgt er na terugkomst op de kazerne voor dat het voertuig weer uitruk gereed is. De chauffeur werkt mee aan nazorg, evaluatie en eventueel benodigde registratie.

  • * Het incident kan zijn: brand, technische hulpverlening, gevaarlijke stoffen of waterongevallen. In voorkomende gevallen kan er ook sprake zijn van dienstverlening.

Competentiematrix

Kerntaken

Competenties

 

Accuraat

Stressbestendig

Samenwerken

Daadkracht

Mondeling communiceren

Leren en reflecteren

           

uitrukken

1

1

1

1

1

             

herstellen

1

 

1

1

1

1

           

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.

3.1 Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria per taakgebied

Kerntaak 1: uitrukken naar het incident*

De chauffeur zorgt ervoor dat hij met het voertuig veilig, verantwoord, voorspelbaar en zo nodig vlot op de plaats van het incident aankomt. Hij plaatst het voertuig daar op de (aangegeven) opstelplaats en creëert een veilige situatie rondom het voertuig.

Werkzaamheden:

  • Rijdt veilig, verantwoord, voorspelbaar en zo nodig vlot met het voertuig naar de bestemming, zowel met als zonder optische en geluidssignalen.

  • Bedient specifieke instrumentaria waaronder communicatiemiddelen en de optische en geluidssignalen.

  • Beheerst het voertuig en past rijtechnieken toe.

  • Past de rijtaak gerelateerde regelgeving toe bij het rijden met het voertuig.

  • Past richtlijnen voor incidentmanagement waar mogelijk toe.

  • Anticipeert op het verkeer en herkent en vermijdt risico’s.

  • Bereidt zich mentaal voor.

Kerntaak 2: herstellen na het incident*

De chauffeur ruimt, al dan niet samen met leden van zijn eenheid, de materialen op. Hij zorgt er na terugkomst op de kazerne voor dat het voertuig weer uitruk gereed is. De chauffeur werkt mee aan nazorg, evaluatie en eventueel benodigde registratie.

Werkzaamheden:

  • Ruimt samen met de brandweereenheid de incidentlocatie op.

  • Rijdt terug naar de uitruklocatie.

  • Maakt samen met de brandweereenheid het ingezette voertuig weer inzet gereed, zo nodig door het voertuig en de bepakking te reinigen en meldt eventuele schades en tekortkomingen.

  • Neemt met de ploegleden deel aan een evaluatiegesprek over de inzet.

  • Neemt, na een traumatische ervaring, deel aan een nazorgtraject.

  • Werkt mee aan eventueel benodigde registratie.

Bijlage A, behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement h. Functie docent

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub h Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1 Algemene informatie

Functienaam: Docent

Beschrijving van de functie: De docent:

  • 1. verzorgt lessen of lescycli binnen leergangen voor brandweerfuncties tot en met functieniveau MBO. Dat is zijn hoofdwerkomgeving. Hij treedt op als onafhankelijk en objectief beoordelaar. Daarnaast kan hij worden ingezet voor leeractiviteiten binnen vakbekwaam blijven. Pedagogisch-didactisch kan de docent les overstijgend en integraal werken aan de ontwikkeling en het leren van deelnemers en van groepen deelnemers. In vakhoudelijke zin beschikt de docent over kennis en ervaring op het niveau van een leergang of cluster van leergangen. Daarnaast beschikt hij over de aanvullende bevoegdheid om zijn lessen te verzorgen wanneer daar sprake van is (bijvoorbeeld WRM-gecertificeerd voor de opleiding chauffeur).

  • 2. is werkzaam in een regionale werkomgeving (een veiligheidsregio) dan wel in een bovenregionale werkomgeving (een opleidingsinstituut).

  • 3. rapporteert aan degene(n) die verantwoordelijk is (zijn) voor de vakbekwaamheid van het personeel dat werkzaam is bij een veiligheidsregio dan wel bij een opleidingsinstituut. Hij kan een of meerdere instructeurs inzetten voor het uitvoeren van afgebakende lessen of lesonderdelen binnen een leergang. Hiermee kent de docent een coördinerende en begeleidende rol bij een leergang; hij selecteert, instrueert, begeleidt, observeert en evalueert instructeurs bij hun taakuitoefening. Daarnaast kent de docent een adviserende rol; op basis van evaluaties en ervaringen van zichzelf en instructeurs van een leergang adviseert hij de organisatie over mogelijke verbeteringen binnen de leergang. Hij borgt in samenwerking met de trajectbegeleiders en leerwerkplekbegeleiders de aansluiting van het leren bij het opleidingsinstituut en het leren in de praktijk (op de leerwerkplek).

  • 4. moet binnen verschillende culturen/disciplines en op verschillende niveaus kunnen samenwerken.

2.1 Kerntaken en taakgebieden

Kerntaak 1: didactisch handelen

Voorbereiden, verzorgen en evalueren van activerend onderwijs afgestemd op het naar in werksituaties vereiste gedrag.

Kerntaak 2: coachen en begeleiden van deelnemers en instructeurs

Coachen en begeleiden van deelnemers in relatie tot studievoortgang, leerproces en leerproblematiek. Coachen en begeleiden van instructeurs bij hun taakuitoefening.

Kerntaak 3: begeleiden van toetsmomenten

Verzorgen van formatieve toetsen en uitvoeren van toetsmomenten als objectief beoordelaar.

Competentiematrix

Kerntaken

Competenties

 

Analyseren

Innoveren en creativiteit

Oordelen

Resultaatgericht

Flexibel

(taakgericht)

Leiderschap

Inleven

Mondeling communiceren

Leren en reflecteren

     

didactisch handelen

2

2

 

2

2

2

2

2

2

     

coachen en begeleiden van deelnemers en instructeurs

           

2

2

2

     

begeleiden van toetsmomenten

2

 

2

       

2

       

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.

3.1 Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria per taakgebied

Kerntaak 1: didactisch handelen

Voorbereiden, verzorgen en evalueren van activerend onderwijs afgestemd op het naar in werksituaties vereiste gedrag.

Werkzaamheden:

  • Systematisch voorbereiden van het onderwijs volgens de basisprincipes van de didactiek en het vertalen van de vakinhoud naar lesplannen.

  • Verzorgen van activerend onderwijs door het toepassen van onderwijskundige concepten, didactische modellen en (digitale) leermiddelen en -materialen.

  • Creëren van een optimaal leerklimaat waarin geloof in eigen kunnen en positieve relaties binnen de deelnemersgroep kenmerkend zijn.

  • Verzamelen en analyseren van informatie op verschillende evaluatieniveaus om desgewenst het onderwijs (inhoud, opzet en vorm) bij te stellen.

Kerntaak 2: coachen en begeleiden van deelnemers en instructeurs

Coachen en begeleiden van deelnemers in relatie tot studievoortgang, leerproces en leerproblematiek. Coachen en begeleiden van instructeurs bij hun taakuitoefening.

Werkzaamheden:

  • Sturen en begeleiden van groepsprocessen tijdens de leergang.

  • Coachen van individuele deelnemers in hun leerproces en eventuele leerproblematiek.

  • Coachen en begeleiden van instructeurs bij hun taakuitoefening.

Kerntaak 3: begeleiden van toetsmomenten

Verzorgen van formatieve toetsen en uitvoeren van toetsmomenten als objectief beoordelaar.

Werkzaamheden:

  • Ontwikkelen, afnemen en beoordelen van formatieve toetsmomenten.

  • Optreden als beoordelaar waarbij aan de hand van beoordelingscriteria een objectieve en onafhankelijke beoordeling voorzien van een schriftelijke en een mondeling beargumenteerde feedback wordt gegeven.

Bijlage A, behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement k. Functie hoofdofficier van dienst

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub k Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1 Algemene informatie

Functienaam: Hoofdofficier van dienst (HOvD)

Beschrijving van de functie: De hoofdofficier van dienst:

  • 1. kan twee rollen vervullen. Elke rol brengt verschillende verantwoordelijkheden met zich mee en vereist andere competenties. De twee rollen van de HOvD zijn als Taakcommandant Brandweer leiding geven aan brandweereenheden (pelotons) bij de bestrijding ter plaatse van het incident en als Algemeen Commandant Brandweerzorg het hebben, via het actiecentrum Brandweerzorg, van de leiding over de totale brandweerinzet die de bron- en effectbestrijding uitvoert en verantwoordelijk zijn voor het treffen van maatregelen in het effectgebied. Vanaf GRIP 2 neemt de Algemeen Commandant namens de brandweer deel aan het Regionaal Operationeel Team (ROT).

  • 2. werkt in de repressieve dienst van de overheidsbrandweer. Hij voert zijn werkzaamheden, afhankelijk van de rol, in verschillende omgevingen uit. In de rol van Taakcommandant Brandweer geeft de HOvD leiding aan grootschalige monodisciplinaire incidentbestrijding. Als Algemeen Commandant Brandweerzorg geeft de HOvD leiding aan het actiecentrum Brandweerzorg en neemt hij deel aan het ROT.

  • 3. is als Taakcommandant Brandweer de brandweerleiding ter plaatse. Hij kan in de maximaal opgeschaalde situatie de beschikking hebben over diverse Pelotonscommandanten die de eenheden aansturen, een Officier Verbindingen en Informatievoorziening, een Officier Logistiek en aanvullende ondersteuners en specialisten. Als Algemeen Commandant Brandweerzorg is hij de hoogst operationeel leidinggevende van de brandweer bij een incident, geeft hij leiding aan het actiecentrum Brandweerzorg en stuurt hij, afhankelijk van de aard en grootte van het incident, één of meerdere proceshoofden en adviseurs aan.

  • 4. geeft als Taakcommandant Brandweer leiding aan incidenten waarbij meerdere pelotons worden ingezet. Als Algemeen Commandant Brandweerzorg is hij verantwoordelijk voor de totale brandweerinzet en speelt hij in zijn planvorming en planvoorstellen in op de maatschappelijke impact en de politiek-bestuurlijke consequenties en brengt deze in het ROT overleg in (vanaf GRIP 2). De incidenten liggen op het gebied van grootschalige incidentbestrijding en rampenbestrijding. De persoon die aan het kwalificatieprofiel voldoet is direct inzetbaar als HOvD.

2.1 Kerntaken en taakgebieden

Kerntaak 1: Taakcommandant Brandweer*

De HOvD geeft als Taakcommandant Brandweer leiding aan brandweereenheden (pelotons) bij de bestrijding van het incident ter plaatse. Bij reguliere incidenten, geeft de Taakcommandant (afhankelijk van de situatie) sturing dan wel advies aan de Officier van Dienst (OvD) Brandweer ter plaatse. Bij grootschalige incidenten is de Taakcommandant (als Hoofd van de taakorganisatie Bron- en Emissiebestrijding, Grootschalige Redding of Grootschalige Ontsmetting) verantwoordelijk voor de bestrijding van het incident (in zijn inzetvak). Tevens kan de Taakcommandant plaatsnemen in het Commando Plaats Incident (CoPI).

Kerntaak 2: Algemeen Commandant Brandweerzorg*

De HOvD geeft als Algemeen Commandant Brandweerzorg leiding aan de totale brandweerinzet die de bron- en effectbestrijding uitvoert. Hij doet dit door leiding te geven aan het actiecentrum Brandweerzorg waarvan de samenstelling op basis van de incidenttypering kan variëren. Hij neemt vanaf GRIP 2 namens de brandweer deel aan het ROT en draagt bij aan het treffen van multidisciplinaire maatregelen in het effectgebied.

  • * Welke rollen de HOvD in de praktijk uitvoert is een aangelegenheid van de organisatie waarin de HOvD werkzaam is en is afhankelijk van de ervaring van de functionaris (mono-multi, beginnend-ervaren).

Competentiematrix

Kerntaken

Competenties

 

Accuraat

Stressbestendig

Samenwerken

Analyseren

Plannen, organiseren en coördineren

Politiek-bestuurlijk inzicht

Mondeling communiceren

Daadkracht

Inleven

Maatschappelijk georiënteerd

   

Taakcommandant Brandweer

3

3

3

3

3

1

2

3

2

2

   

Algemeen Commandant Brandweerzorg

3

3

3

3

3

2

2

3

2

2

   

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.

Leiderschapsprofiel

Het brandweerveld heeft voor alle leiders op operationeel, tactisch en strategisch niveau zes rollen gedefinieerd. Aan de functie HOvD wordt het volgende leiderschapsprofiel toegekend: Tactisch leidinggevende. In supplement hh wordt dit profiel nader uitgewerkt.

3.1 Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria per taakgebied

Kerntaak 1: Taakcommandant Brandweer

De HOvD geeft als Taakcommandant Brandweer leiding aan brandweereenheden (pelotons) bij de bestrijding van het incident ter plaatse. Bij reguliere incidenten, geeft de Taakcommandant (afhankelijk van de situatie) sturing dan wel advies aan de Officier van Dienst (OvD) Brandweer ter plaatse. Bij grootschalige incidenten is de Taakcommandant (als Hoofd van de taakorganisatie Bron- en Emissiebestrijding, Grootschalige Redding of Grootschalige Ontsmetting) verantwoordelijk voor de bestrijding van het incident (in zijn inzetvak). Tevens kan de Taakcommandant plaatsnemen in het CoPI.

Werkzaamheden:

  • Geeft bij reguliere incidenten (afhankelijk van de situatie) sturing dan wel advies aan de OvD Brandweer ter plaatse van het incident.

  • Maakt een inschatting van de aard, omvang en dynamiek van het inzetvak en vormt daardoor een correct totaalbeeld van de situatie.

  • Vertaalt de opdracht tijdig naar een inzetplan waarin de ontwikkeling en mogelijke veranderingen van het incident zijn meegenomen.

  • Maakt een inzetplan voor het inzetvak, vertaalt dit naar inzetdoelen en/of inzetvakken van brandweerpelotons.

  • Stuurt de pelotonscommandanten in het inzetvak aan door middel van duidelijke en uitvoerbare bevelen.

  • Controleert het effect van de werkzaamheden, anticipeert op ontwikkelingen en stelt zo nodig bij.

  • Vraagt indien nodig om bijstand.

  • Levert een bijdrage aan het multidisciplinaire informatiemanagement.

  • Stemt af met de naastgelegen inzetvakken, rekening houdend met schaarste in beschikbare menskracht en middelen.

  • Bewaakt de samenwerking met de overige disciplines in zijn vak.

  • Kan als functionaris namens de Brandweer plaatsnemen in het CoPI.

  • Evalueert het optreden met het doel hiervan te leren.

  • Draagt zorg voor het acuut waarschuwen van de bevolking.

  • Organiseert nazorg aan het personeel.

  • Neemt maatregelen om de veiligheid van eigen personeel, andere hulpverleningsdiensten, de bevolking en derden optimaal te waarborgen.

Kerntaak 2: Algemeen Commandant Brandweerzorg

De HOvD geeft als Algemeen Commandant Brandweerzorg leiding aan de totale brandweerinzet die de bron- en effectbestrijding uitvoert. Hij doet dit door leiding te geven aan het actiecentrum Brandweerzorg waarvan de samenstelling op basis van de incidenttypering kan variëren. Hij neemt vanaf GRIP 2 namens de brandweer deel aan het ROT en draagt bij aan het treffen van multidisciplinaire maatregelen in het effectgebied.

Werkzaamheden:

  • Vormt samen met de Algemeen Commandanten van andere disciplines en diensten, de Informatiemanager, de Communicatieadviseur en de Operationeel Leider het ROT en stemt hierin de multidisciplinaire maatregelen in het effectgebied af.

  • Verstrekt gestructureerd, eenduidig en kernachtig informatie en vormt met de deelnemers aan het ROT een gemeenschappelijk beeld van het incident.

  • Geeft in het ROT een advies omtrent de scheiding van bron- en effectgebied na afstemming met de Taakcommandant Brandweer in het CoPI.

  • Treft monodisciplinaire maatregelen (geeft efficiënt en effectief leiding aan de totale brandweerinzet in het bron- en effectgebied).

  • Draagt zorg voor de organisatie en uitvoering van en geeft leiding aan het actiecentrum Brandweerzorg.

  • Levert een bijdrage aan het multidisciplinaire advies aan het Beleidsteam.

  • Informeert en adviseert de brandweeradviseur in het Beleidsteam.

  • Zorgt (eventueel via het Hoofd Informatie (HIN) Brandweer) voor een actueel en geverifieerd monodisciplinair beeld ten behoeve van het multidisciplinaire informatiemanagement.

  • Draagt in afstemming met de Communicatieadviseur ROT, indien nodig, zorg voor het waarschuwen/informeren van de bevolking.

  • Neemt maatregelen om de veiligheid van eigen personeel, andere hulpverleningsdiensten, de bevolking en derden optimaal te waarborgen.

  • Stemt de maatregelen op het gebied van brandweerzorg af met andere overheden en externe partners.

  • Draagt zorg voor de overdracht naar de reguliere organisatie van de incidentgemeente na afschaling.

Bijlage A, behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement l. Functie instructeur

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub l Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1 Algemene informatie

Functienaam: Instructeur

Beschrijving van de functie: De instructeur:

  • 1. verzorgt afgebakende lessen of lesonderdelen binnen leergangen voor brandweerfuncties tot en met functieniveau MBO. Dat is zijn hoofdwerkomgeving. Hij treedt op als onafhankelijk en objectief beoordelaar. Daarnaast kan hij worden ingezet voor leeractiviteiten binnen vakbekwaam blijven. Pedagogisch-didactisch kan de instructeur het leren van complexe kennis en vaardigheden door deelnemers en groepen begeleiden binnen een afgebakende context. In vakinhoudelijke zin beschikt de instructeur over kennis en ervaring op het niveau van een thema zoals brandbestrijding, incidentbestrijding gevaarlijke stoffen of een specialistische functie zoals chauffeur. Daarnaast beschikt hij over aanvullende bevoegdheid om zijn lessen te verzorgen wanneer daar sprake van is (bijvoorbeeld WRM-gecertificeerd voor de opleiding chauffeur).

  • 2. is werkzaam in een regionale werkomgeving (een veiligheidsregio) dan wel in een bovenregionale werkomgeving (een opleidingsinstituut).

  • 3. voert onder verantwoordelijkheid van een docent afgebakende lessen of lesonderdelen uit, aansluitend op zijn eigen vakinhoudelijke expertise. Een instructeur borgt in samenwerking met zijn collega-instructeurs en onder verantwoordelijkheid van de docent, de kwaliteit van (onderdelen van) een leergang. Hij kent in deze een signalerende rol waarin hij evaluatieresultaten en eigen ervaringen die vragen om aanpassingen binnen (onderdelen van) de leergang en/of begeleidingsactiviteiten, aan de docent rapporteert.

  • 4. moet binnen verschillende culturen/disciplines en op verschillende niveaus kunnen samenwerken.

2.1 Kerntaken en taakgebieden

Kerntaak 1: didactisch handelen*

Voorbereiden, verzorgen en evalueren van activerend onderwijs afgestemd op het naar in werksituaties vereiste gedrag.

Kerntaak 2: begeleiden van deelnemers in hun leerproces*

Begeleiden van deelnemers bij de uitvoering van leeractiviteiten.

Kerntaak 3: begeleiden van toetsmomenten*

Verzorgen van formatieve toetsen en uitvoeren van toetsmomenten als objectief beoordelaar.

  • * Welke taken de instructeur in de praktijk uitvoert is afhankelijk van de organisatie en/of afdeling waarin hij werkzaam is en de ervaring van de functionaris (mono-multi, beginnend-ervaren).

Competentiematrix

Kerntaken

Competenties

 

Innoveren en creativiteit

Oordelen

Resultaatgericht

Flexibel

(taakgericht) Leiderschap

Inleven

Mondeling communiceren

Leren en reflecteren

       

didactisch handelen

1

1

1

1

1

1

1

1

       

begeleiden van deelnemers in hun leerproces

         

1

1

1

       

begeleiden van toetsmomenten

 

1

       

1

         

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.

3.1 Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria per taakgebied

Kerntaak 1: didactisch handelen

Voorbereiden, verzorgen en evalueren van activerend onderwijs afgestemd op het naar in werksituaties vereiste gedrag.

Werkzaamheden:

  • Systematisch voorbereiden van het onderwijs aan de hand van een aanwezig lesplan.

  • Verzorgen van activerend onderwijs door het toepassen van onderwijskundige concepten, didactische modellen en (digitale) leermiddelen en -materialen met het lesplan als leidraad.

  • Creëren van een optimaal leerklimaat waarin geloof in eigen kunnen en positieve relaties binnen de deelnemersgroep kenmerkend zijn.

  • Evalueren van de leeractiviteiten met de deelnemers en rapporteren van de bevindingen aan de verantwoordelijke docent.

Kerntaak 2: begeleiden van deelnemers in hun leerproces

Begeleiden van deelnemers bij de uitvoering van leeractiviteiten.

Werkzaamheden:

  • Sturen en begeleiden van groepsprocessen tijdens de leergang.

  • Geven van feedback aan de deelnemer(s) tijdens de uitvoering van leeractiviteiten.

  • Signaleren en rapporteren van leer- en/of motivatieproblemen aan de verantwoordelijke docent.

Kerntaak 3: begeleiden van toetsmomenten

Verzorgen van formatieve toetsen en uitvoeren van toetsmomenten als objectief beoordelaar.

Werkzaamheden:

  • Afnemen en beoordelen van formatieve toetsmomenten.

  • Signaleren en rapporteren van geconstateerde hiaten in kennis en/of kunde aan de verantwoordelijke docent/leidinggevende.

  • Optreden als beoordelaar waarbij aan de hand van beoordelingscriteria een objectieve en onafhankelijke beoordeling voorzien van schriftelijke en mondelinge beargumenteerde feedback wordt gegeven.

Bijlage A, behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement u. Functie officier van dienst

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub u Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1 Algemene informatie

Functienaam: officier van dienst (OvD)

Beschrijving van de functie: De officier van dienst:

  • 1. vervult vier rollen. Elke rol brengt verschillende verantwoordelijkheden met zich mee en vereist andere competenties. De vier rollen van de OvD zijn leiding geven aan de brandweereenheden bij repressief optreden, initiëren en coördineren van motorkapoverleg bij multidisciplinair repressief optreden, lid van het Commando Plaats Incident (CoPI) namens de Brandweer en medewerker in het actiecentrum Brandweerzorg. In één incident kan een OvD meerdere rollen vervullen.

  • 2. werkt in de repressieve dienst van de Brandweer. Hij voert zijn werkzaamheden, afhankelijk van de rol, in verschillende omgevingen zoals het incidentterrein, het CoPI en het actiecentrum Brandweer, uit.

  • 3. zijn functie bevindt zich functioneel tussen de bevelvoerder en de Taakcommandant Brandweer of de Algemeen Commandant Brandweerzorg. De OvD geeft bij repressief optreden leiding aan de bevelvoerders. Bij grootschalig repressief optreden is de OvD pelotonscommandant, en staat hij onder bevel van de Taakcommandant Brandweer. De OvD is gelijkwaardig lid van het motorkapoverleg. In het CoPI staat de OvD onder leiding van de Leider CoPI als het gaat om de multidisciplinaire samenwerking. De OvD staat als het gaat om het monodisciplinaire optreden onder leiding van de Algemeen Commandant Brandweerzorg. Dit geldt voor zowel de rol als lid van het CoPI als voor de rol van medewerker in het actiecentrum Brandweerzorg.

  • 4. kan te maken krijgen met zowel kleine als grootschalige incidenten die zowel kleine als grote politiek-maatschappelijke impact kunnen hebben. De OvD moet een analyse maken van het incident, de verwachte ontwikkeling van het incident en het daarbij meest passende brandweeroptreden. Daarbij moet in acht worden genomen dat het incident over het algemeen dynamisch is en kan plaatsvinden in een slecht overzichtelijke omgeving. De OvD heeft daarbij te maken met verschillende verwachtingen vanuit de omgeving (mono versus multi) en maatschappelijke belangen. Tijdens het optreden moet de OvD functioneren onder tijdsdruk en kan hij te maken hebben met mentale belasting.

2.1 Kerntaken en taakgebieden

Kerntaak 1: leidinggeven aan brandweereenheden bij de bestrijding van het incident

De OvD maakt een analyse van het incident en de te verwachten incidentontwikkeling. Op basis hiervan besluit de OvD tot een passende brandweerinzet en geeft leiding aan de uitvoerende brandweerprocessen in het veld. Bij grootschalig repressief optreden is de OvD pelotonscommandant en staat dan onder leiding van de Taakcommandant Brandweer.

Kerntaak 2: initiëren en coördineren van multidisciplinaire samenwerking

Bij multidisciplinair repressief optreden kan de OvD het multidisciplinaire overleg in het motorkapoverleg opstarten en coördineren en schaalt zo nodig op naar GRIP 1 of 2.

Kerntaak 3: deelnemen aan het CoPI

Bij multidisciplinair optreden vertegenwoordigt de OvD de brandweer in het CoPI in de rol van Taakcommandant Brandweer (deze rol wordt in opgeschaalde situaties door de Hoofd Officier van Dienst (HOvD) ingevuld). Draagt bij aan het totaalbeeld door multidisciplinair relevante aspecten uit de monodisciplinaire inzet in te brengen. Stemt af met de multipartners en draagt bij aan het teamresultaat. Vertaalt de multidisciplinaire besluiten uit het CoPI naar monodisciplinaire acties.

Kerntaak 4: deelnemen aan het actiecentrum Brandweerzorg

Bij grootschalig monodisciplinair optreden of bij multidisciplinair repressief optreden adviseert, ondersteunt en informeert de OvD de Algemeen Commandant Brandweerzorg in het actiecentrum Brandweerzorg. Levert een bijdrage aan de operationele brandweerprocessen.

Competentiematrix

Kerntaken

Competenties

 

Accuraat

Stressbestendig

Samenwerken

Analyseren

Plannen, organiseren en coördineren

Maatschappelijk georiënteerd

Mondeling communiceren

Daadkracht

Inleven

Leren en reflecteren

   

leidinggeven aan brandweereenheden bij de bestrijding van het incident

2

3

2

2

2

2

2

3

2

2

   

initiëren en coördineren van multidisciplinaire samenwerking

2

2

2

2

2

2

2

3

2

2

   

deelnemen aan het CoPI

3

2

3

2

2

2

2

3

2

2

   

deelnemen aan het actiecentrum Brandweerzorg

2

1

2

2

2

2

3

3

2

2

   

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.

Leiderschapsprofiel

Het brandweerveld heeft voor alle leiders op operationeel, tactisch en strategisch niveau zes rollen gedefinieerd. Aan de functie OvD wordt het volgende leiderschapsprofiel toegekend: Operationeel leidinggevende. In supplement hh wordt dit profiel nader uitgewerkt.

3.1 Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria per taakgebied

Kerntaak 1: leidinggeven aan brandweereenheden bij de bestrijding van het incident

De OvD maakt een analyse van het incident en de te verwachten incidentontwikkeling. Op basis hiervan besluit de OvD tot een passende brandweerinzet en geeft leiding aan de uitvoerende brandweerprocessen in het veld. Bij grootschalig repressief optreden is de OvD pelotonscommandant en staat dan onder leiding van de Taakcommandant Brandweer.

Werkzaamheden:

  • Vormt op basis van de initiële informatie meerdere scenario’s.

  • Maakt door middel van een verkenning een inschatting van de aard, omvang en dynamiek van het incident en vormt daardoor een totaalbeeld van de huidige en verwachte situatie.

  • Toetst voortdurend de scenario’s aan de werkelijke situatie en anticipeert hierop.

  • Kiest ter plaatse voor het best passende sturingsmodel (in het kader van situationele commandovoering) en geeft op basis hiervan leiding aan de uitvoerende brandweerprocessen in het veld. Past hierbij de principes van situationele commandovoering toe.

  • Maakt op basis van de verwachte situatie een inzetplan waarin ontwikkelingen in het incident worden meegenomen en vertaalt dit naar inzetdoelen en/of inzetvakken van brandweereenheden. Past hierbij de principes uit de brandweerdoctrine toe.

  • Schaalt indien nodig op, zowel monodisciplinair (inclusief eenheden, specialismen en leidinggevenden) als multidisciplinair.

  • Toetst het beeld en het gekozen sturingsmodel (in het kader van situationele commandovoering) aan de praktijk en stelt zo nodig bij.

  • Controleert het effect van de werkzaamheden, anticipeert op ontwikkelingen en stelt zo nodig bij.

  • Neemt maatregelen om de veiligheid van eigen personeel, andere hulpverleningsdiensten en de bevolking optimaal te waarborgen.

  • Draagt zorg voor de registratie van belangrijke gegevens (bijvoorbeeld blootstelling gevaarlijke stoffen).

  • Draagt zorg voor logistiek.

  • Schaalt af en zorgt voor een passende overdracht.

  • Informeert de betrokken omgeving van het incident en analyseert daarbij in hoeverre dit direct of na afloop dient te geschieden.

  • Bij grootschalige incidenten is de OvD als pelotonscommandant verantwoordelijk voor de bestrijding van zijn deel van het incident. Dit brengt de volgende werkzaamheden met zich mee:

  • Maakt door middel van een verkenning een inschatting van de huidige en verwachte aard, omvang en dynamiek van zijn deel van het incident.

  • Vraagt indien nodig om bijstand.

  • Maakt een inzetplan voor zijn deel van het incident, vertaalt dit naar inzetdoelen en/of inzetvakken van brandweereenheden en voert het bevel. Past hierbij de principes uit de brandweerdoctrine toe.

  • Rapporteert over de voortgang aan de Taakcommandant Brandweer.

  • Controleert en stemt af met de pelotonscommandant van het naastgelegen deel en van de ingezette specialistische pelotons.

Kerntaak 2: initiëren en coördineren van multidisciplinaire samenwerking

Bij multidisciplinair repressief optreden kan de OvD het multidisciplinaire overleg in het motorkapoverleg opstarten en coördineren en schaalt zo nodig op naar GRIP 1 of 2.

Werkzaamheden:

  • Roept, op basis van zijn analyse van de huidige en verwachte incidentontwikkeling, indien nodig de hoogste leidinggevende ter plaatse van elke discipline bijeen en vormt een motorkapoverleg.

  • Draagt zorg voor een goed werkend coördinatieoverleg: efficiënt en effectief. Past hierbij de principes van team resource management toe.

  • Vormt met de deelnemers aan het motorkapoverleg een gemeenschappelijk beeld van het incident.

  • Maakt met de deelnemers aan het motorkapoverleg een plan van aanpak en verdeelt de werkzaamheden op basis van de processen in de rampenbestrijding, waarbij ieders deskundigheid en belang is meegenomen op basis van prioriteiten.

  • Betrekt ook andere niet-operationele diensten en maakt afspraken over hun bijdrage/ondersteuning aan de incidentbestrijding.

  • Bewaakt de voortgang van de uitvoering van de gemaakte afspraken.

  • Anticipeert op de ontwikkeling van het incident en coördineert de opschaling (GRIP) en start het CoPI op.

  • Neemt maatregelen om de veiligheid van de betrokken hulpverleningsdiensten en de bevolking optimaal te waarborgen.

Kerntaak 3: deelnemen aan het CoPI*

Bij multidisciplinair optreden vertegenwoordigt de OvD de brandweer in het CoPI in de rol van Taakcommandant Brandweer (deze rol wordt in opgeschaalde situaties door de Hoofd Officier van Dienst (HOvD) ingevuld). Draagt bij aan het totaalbeeld door multidisciplinair relevante aspecten uit de monodisciplinaire inzet in te brengen. Stemt af met de multipartners en draagt bij aan het teamresultaat. Vertaalt de multidisciplinaire besluiten uit het CoPI naar monodisciplinaire acties.

Werkzaamheden:

  • Draagt bij aan het totaalbeeld door multidisciplinair relevante aspecten uit de monodisciplinaire brandweerinzet in te brengen in het CoPI.

  • Vormt met de deelnemers van het CoPI een gemeenschappelijk beeld van het incident en draagt bij aan de analyse van het incident. Past hierbij de principes van situationele commandovoering toe.

  • Komt met de deelnemers van het CoPI tot afstemming over de multi-koppelvlakken in het incident en maakt afspraken over uitvoering hiervan.

  • Stemt af met de multipartners en draagt bij aan het teamresultaat. Past hierbij de principes van team resource management toe.

  • Adviseert gevraagd en ongevraagd het CoPI.

  • Draagt bij aan de formulering van adviezen voor het ROT en levert een bijdrage aan de multidisciplinaire behoeftestelling van het CoPI aan het ROT.

  • Analyseert de betekenis van de besproken scenario-ontwikkelingen in relatie tot de brandweerinzet.

  • Vertaalt de multidisciplinaire besluiten uit het CoPI naar monodisciplinaire acties.

    • * Bij grootschalige incidenten worden de bovenstaande werkzaamheden uitgevoerd door de Taakcommandant Brandweer in het CoPI.

Kerntaak 4: deelnemen aan het actiecentrum Brandweerzorg

Bij grootschalig monodisciplinair optreden of bij multidisciplinair repressief optreden adviseert, ondersteunt en informeert de OvD de Algemeen Commandant Brandweerzorg in het actiecentrum Brandweerzorg. Levert een bijdrage aan de operationele brandweerprocessen.

Werkzaamheden:

  • Draagt bij aan het multidisciplinair totaalbeeld van het incident door zijn aandeel te leveren aan het monodisciplinair beeld.

  • Ondersteunt de Algemeen Commandant Brandweerzorg en de hoofden van de taakorganisaties door deeltaken uit te voeren.

  • Maakt voorstellen voor het invullen van de restdekking.

  • Maakt voorstellen voor het aanvragen van interregionale bijstand.

  • Maakt voorstellen voor de efficiënte inzet van regionale eenheden bij grootschalig monodisciplinair optreden.

  • Levert een bijdrage aan de analyse en beoordeling van de actuele situatie.

  • Levert een actieve bijdrage aan de ontwikkeling van mogelijke scenario’s.

  • Zorgt dat opdrachten binnen de taakorganisatie worden uitgevoerd.

  • Rapporteert de voortgang van de bestrijdingswerkzaamheden aan het hoofd van de taakorganisatie dan wel de Algemeen Commandant Brandweerzorg.

  • Maakt voorstellen voor aflossing van ingezette eenheden.

  • Zorgt voor logistieke ondersteuning van de brandweerzorg gerelateerde inzet.

Bijlage A, behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement z. Functie specialist operationele voorbereiding

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub z Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1 Algemene informatie

Functienaam: Specialist operationele voorbereiding (SOV)

Beschrijving van de functie: De specialist operationele voorbereiding:

  • 1. is een spin in het web en als zodanig verantwoordelijk voor activiteiten die nodig zijn om de gewenste slagkracht te realiseren bij incidentbestrijding en crisisbeheersing. Afhankelijk van de invulling van de functie voert de SOV activiteiten uit, die nodig zijn voor het adequaat uitvoeren van zijn werkzaamheden op een of meer van de volgende gebieden: Beschikbaar hebben van de juiste en geschikte middelen, materialen, materieel en personeel. Voorbeelden van instrumenten om dit doel te bereiken zijn plannen en procedures, regelingen, leidraden en handreikingen en systemen.

  • 2. werkt in een veiligheidsregio binnen een team dat zich bezighoudt met de operationele voorbereiding van incidentbestrijding en crisisbeheersing.

  • 3. is verantwoordelijk voor een kwalitatief hoogwaardige invulling van activiteiten ter voorbereiding op incidentbeheersing en crisisbeheersing. Een SOV adviseert zelfstandig ten behoeve van één of meerdere van onderstaande actoren van de veiligheidsketen:

    • o Bestuur en management veiligheidsregio

      De SOV is de adviseur voor het vakgebied operationele voorbereiding voor het eigen management en het bestuur. Hij kent bestuurlijke belangen en weet commitment voor zijn adviezen te verkrijgen.

    • o Multidisciplinaire en externe partners

      De SOV is de adviseur voor het vakgebied operationele voorbereiding ten opzichte van (multidisciplinaire) partners van de veiligheidsregio. Hij zorgt voor een goede aansluiting van de instrumenten ten bate van een goede voorbereiding, met die van de (multidisciplinaire) partners en externe partners.

    • o Monodisciplinaire afdelingen binnen de veiligheidsketen

      Met de verschillende afdelingen binnen de veiligheidsketen werkt de SOV nauw samen, stemt af, wisselt informatie uit en geeft advies en begeleiding.

  • 4. zijn werk wordt bepaald door ruime beleidslijnen. De SOV moet daar binnen rekening houden met de diverse belangen van betrokken partijen. De wijze van aanpak en uitvoering wordt voor een groot deel aan de SOV zelf overgelaten. Hij kan daarbij de rol hebben van adviseur, projectleider, onderzoeker of expert. Een SOV zal hiertoe naar eigen inzicht standaard werkwijzen moeten combineren waardoor de werkzaamheden niet altijd standaard van aard zijn.

2.1 Kerntaken en taakgebieden

Kerntaak 1: analyseren en evalueren

De SOV verzamelt informatie uit de meest uiteenlopende bronnen, maakt behoefteanalyses, selecteert scenario’s en evalueert en analyseert bestaande instrumenten die ingezet zijn ter voorbereiding op of ter evaluatie van de incidentbestrijding en crisisbeheersing.

Kerntaak 2: ontwikkelen, beheren en innoveren

Op basis van een analyse en/of evaluatie ontwikkelt, beheert en innoveert een SOV instrumenten voor of ter verbetering van de operationele voorbereiding op de incidentbestrijding en crisisbeheersing.

Kerntaak 3: implementeren en informeren

De SOV verzorgt en begeleidt de invoering en de in gebruik name van de betreffende instrumenten voor of ter verbetering van de operationele voorbereiding en zorgt voor het in stand houden van de organisatorische kaders om dit te realiseren.

Kerntaak 4: adviseren en afstemmen

Een SOV geeft advies over de operationele voorbereiding van incidentbestrijding en crisisbeheersing en stemt deze af op zowel operationeel, tactisch als strategisch niveau.

  • * Welke van de bovenstaande taken de SOV in de praktijk uitvoert is afhankelijk van de organisatie en/of afdeling waarin hij werkzaam is en de ervaring van de functionaris (mono-multi, beginnend-ervaren).

Competentiematrix

 

Kerntaken

Competenties

 

Leren en reflecteren

Samenwerken

Resultaatgericht

Overtuigen

Plannen, organiseren en coördineren

Analyseren

Oordelen

Mondeling communiceren

Netwerken

Maatschappelijk georiënteerd

   

analyseren en evalueren

3

2

1

 

1

2

2

2

 

1

   

ontwikkelen, beheren en innoveren

3

2

1

 

1

2

 

2

 

1

   

implementeren en informeren

3

2

1

2

1

 

2

2

1

1

   

adviseren en afstemmen

3

2

1

2

 

2

2

2

1

1

   

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.

Leiderschapsprofiel

Het brandweerveld heeft voor alle leiders op operationeel, tactisch en strategisch niveau zes rollen gedefinieerd. Aan de functie SOV wordt het volgende leiderschapsprofiel toegekend: Tactisch specialist. In supplement hh wordt dit profiel nader uitgewerkt.

3.1 Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria per taakgebied

Kerntaak 1: analyseren en evalueren

De SOV verzamelt informatie uit de meest uiteenlopende bronnen, maakt behoefteanalyses, selecteert scenario’s en evalueert en analyseert bestaande instrumenten die ingezet zijn ter voorbereiding op of ter evaluatie van de incidentbestrijding en crisisbeheersing.

Werkzaamheden:

  • Inventariseert instrumenten voor of ter verbetering van de operationele voorbereiding:

    • o Onderzoekt mogelijke scenario’s.

    • o Gaat op zoek naar en verzamelt evaluatiegegevens over incidenten, crises en/of oefeningen.

    • o Onderzoekt bestaande instrumenten op het gebied van incidentbestrijding en crisisbeheersing.

  • Analyseert instrumenten voor of ter verbetering van de operationele voorbereiding:

    • o Verwerkt de gegevens uit de inventarisatie.

    • o Analyseert de benodigde capaciteit en middelen.

  • Interpreteert instrumenten voor of ter verbetering van de operationele voorbereiding, zoals evaluatiegegevens van incidenten, crises en/of oefeningen of nieuwe ontwikkelingen op het gebied van incidentbestrijding en crisisbeheersing.

  • Maakt een plan voor of ter verbetering van de operationele voorbereiding:

    • o Stelt op basis van de analyse een evaluatierapport op of een plan ter verbetering.

    • o Stelt hiervoor doelstellingen vast.

    • o Selecteert doelgroep en scenario’s.

    • o Stemt het plan af met relevante betrokkenen.

Kerntaak 2: ontwikkelen, beheren en innoveren

Op basis van een analyse en/of evaluatie ontwikkelt, beheert en innoveert een SOV instrumenten voor of ter verbetering van de operationele voorbereiding op de incidentbestrijding en crisisbeheersing.

Werkzaamheden:

  • Ontwikkelt instrumenten ten bate of ter verbetering van de operationele voorbereiding en betrekt hierbij de relevante afdelingen, functionarissen en partners.

  • Beheert instrumenten ten bate of ter verbetering van de operationele voorbereiding:

    • o Belegt en coördineert taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Stelt op basis van de analyse een evaluatierapport op of een plan ter verbetering.

    • o Actualiseert bestaande instrumenten.

    • o Informeert relevante betrokkenen.

  • Innoveert instrumenten ten bate of ter verbetering van de operationele voorbereiding en neemt actuele ontwikkelingen hierin mee.

Kerntaak 3: implementeren en informeren

De SOV verzorgt en begeleidt de invoering en in gebruik nemen van de betreffende instrumenten voor of ter verbetering van de operationele voorbereiding en zorgt voor het in stand houden van de organisatorische kaders om dit te realiseren.

Werkzaamheden:

  • Brengt mogelijke gevolgen van de instrumenten voor een goede operationele voorbereiding in beeld voor de relevante afdelingen en partners.

  • Stelt een implementatieplan op voor de relevante afdelingen, functionarissen en partners.

  • Communiceert het implementatieplan met de relevante afdelingen, functionarissen en partners.

  • Coördineert en voert het implementatieplan uit, in samenwerking met de relevante afdelingen en disciplines.

Kerntaak 4: adviseren en afstemmen

Een SOV geeft advies over de operationele voorbereiding van incidentbestrijding en crisisbeheersing en stemt deze af op zowel operationeel, tactisch als strategisch niveau.

Werkzaamheden:

  • Bereidt documenten ter besluitvorming voor zoals een plan van aanpak en een Implementatieplan.

  • Adviseert over de (gevolgen van) de herziene of nieuwe instrumenten voor een goede operationele voorbereiding op zowel operationeel, strategisch en tactisch niveau.

  • Adviseert relevante afdelingen over het implementatietraject.

TWEEDE BIJLAGE BIJ DE REGELING VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID VAN 5 JUNI 2018, NR. 2018-2205091, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE REGELING PERSONEEL VEILIGHEIDSREGIO’S IN VERBAND MET DE ACTUALISERING VAN DE BEKWAAMHEIDSEISEN BETREFFENDE ENKELE BRANDWEERFUNCTIES

Bijlage A, behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement hh. Leiderschapsprofiel

Profiel: tactisch leidinggevende

Rol

Competentie

Gedrag

Brandweer-vakman

Verbinden met het vakmanschap

Op generiek niveau beschikken over voldoende brandweerinhoudelijke kennis en kunde om deze rol goed in te kunnen vullen.

Kijkt door de ogen van de vakman naar het toekomstbeeld van de organisatie en levert daarmee een bijdrage aan de visievorming.

Visie

Het toekomstbeeld uitdragen en de visie vertalen van de organisatie naar de vakmensen in het team/ eigen organisatieonderdeel.

Vertaalt op een concrete en aansprekende wijze visie naar uitvoering en geeft hierbij concrete mogelijkheden en beperkingen aan.

Kan de visie enthousiast vertalen naar concrete beelden en voorstellingen.

Maakt zich de visie eigen en vertaalt deze op enthousiaste wijze naar een verhaal voor zijn/haar organisatiedeel.

Manager

Resultaatgerichtheid

Het helder stellen van doelen (SMART) en het behalen van resultaten conform tijdpad, normen en afspraken.

Stelt heldere doelen voor de eigen afdeling, in overleg met medewerkers en leidinggevenden.

Vertaalt de doelen naar concrete resultaatafspraken met mensen ten aanzien van tijd, middelen en geld.

Aansturen

Zorgen dat medewerkers bijdragen aan de doelstellingen, de juiste randvoorwaarden scheppen daarvoor en zorgen voor de juiste middelen.

Bewaakt de voortgang en stuurt bij op resultaat of proces waar nodig.

Schept de juiste voorwaarden in het organisatie onderdeel om resultaat te kunnen behalen (bijvoorbeeld budget regelen).

Teamcoach

Inspireren

Medewerkers inspireren het beste uit zichzelf te halen en uit het team.

Legt enthousiast het doel van de visie en het waarom uit.

Enthousiasmeert en brengt medewerkers in beweging door beelden te schetsen en verhalen te vertellen die aansluiten bij de belevingswereld van het team.

Teamgericht coachen

Coachen van één of meerdere teams. Duurzame samenwerkingsrelaties tot stand brengen.

Bevordert zelfsturing en zelfregulering in het team en houdt tegelijkertijd het doel van het team in zicht.

Schept een open, respectvolle, veilige en transparante omgeving voor het optimaal functioneren van het team.

Geeft ruimte aan verschillende meningen en biedt de mogelijkheid te leren van (elkaars) fouten.

Creëert voldoende gelegenheid om de teameffectiviteit te bespreken (kwaliteit van de teamleden, de samenstelling en de randvoorwaarden).

Coach

Inlevingsvermogen

Luisteren naar en meedenken met anderen, onderkennen van gevoelens en behoeften van anderen, zich verplaatsen in anderen en bewust omgaan met verschillende achtergronden en belangen.

Legt gemakkelijk contact en maakt verbinding met mensen.

Staat open voor de ideeën en meningen van anderen, ook als deze niet overeenkomen met het eigen standpunt, neemt de tijd voor mensen en

luistert actief.

Signaleert (in)directe signalen en weerstand en speelt daar actief en effectief op in door contact te zoeken met de medewerker.

Ontwikkelen

Anderen stimuleren en ondersteunen bij hun persoonlijke ontwikkeling. Een stimulerende leeromgeving creëren ten behoeve van een lerende organisatie.

Bespreekt kwaliteiten, talenten en beperkingen met de medewerker en

geeft feedback op gedrag.

Faciliteert individuele ontwikkeling, enerzijds door de juiste voorwaarden te scheppen, anderzijds door medewerkers te stimuleren.

Zorgt ervoor dat de individuele ontwikkeling van medewerkers in lijn ligt met de organisatie behoefte, stuurt waar nodig bij.

Veranderaar

Overtuigen en beïnvloeden

De juiste veranderingsaanpak/ stijl toepassen om mensen binnen en buiten de organisatie mee te krijgen met relevante veranderingen binnen en buiten de organisatie. In staat zijn om instemming te krijgen voor ideeën en voorstellen.

Past de juiste veranderstijl toe (zowel top down als bottom up).

Enthousiasmeert en zet aan tot verandering bij de relevante partijen binnen en buiten de brandweer.

Innoveren

Ruimte geven in de zin van tijd en geld en nieuwe, originele ideeën, werkwijzen en toepassingen stimuleren. Deze zelf ook hebben. Open staan voor en initiëren van toekomstige vernieuwing van strategie, werkwijzen en bedrijfsvoering.

Geeft ruimte aan initiatieven en nieuwe ontwikkelingen, zowel top down als bottom up.

Stimuleert een omgeving waarin medewerkers lef tonen, risico’s durven nemen en waar mislukkingen niet bestaan (‘fouten maken mag’).

Is maatschappelijk sensitief, volgt de ontwikkelingen in de buitenwereld en ziet de verbanden met en mogelijkheden voor de brandweerwereld.

Netwerker

Omgevingsbewustzijn

Relevante ontwikkelingen volgen in de omgeving van de organisatie en deze kennis benutten ten behoeve van de organisatie en/of het vakgebied.

Heeft goed zicht op de ontwikkelingen in interne en externe netwerken en

participeert actief in deze netwerken.

Is zich bewust van zijn omgeving, met name ook op het politiek-bestuurlijke vlak.

Is bekend met de agenda’s en belangen van de netwerkpartners en kan

hierop anticiperen ten einde een win-win situatie te creëren.

Verbindend vermogen op relatie en inhoud

In staat zijn op zowel de relatie als de inhoud verbinding te maken met belangrijke stakeholders.

Is zich bewust van relaties en verhoudingen in het netwerk, zowel tussen individuen als tussen groepen in het netwerk.

Gaat op zoek naar gezamenlijke belangen in de relatie met stakeholders en is daardoor in staat eigen doelstellingen te realiseren.

Is een teamspeler in de samenwerking met andere tactische leiders binnen de organisatie.

Profiel: operationeel leidinggevende

Rol

Competentie

Gedrag

Brandweer-vakman

Vakmanschap

Bevorderen van kennisdeling en bewustzijn over de eisen die worden gesteld aan het vakmanschap.

Laat zien over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken om zelfstandig uitvoering te kunnen geven aan het ‘rode vakmanschap’.

Past zijn of haar kennis en vaardigheden adequaat toe en draagt zijn of haar vakmanschap ook over aan collega’s.

Zorgt ervoor dat zijn of haar vakkennis en vaardigheden op peil blijven en motiveert collega’s hier ook aan te werken.

Brandweer-vakman

Kwaliteitsbewaking

Ondernemen van actie om de kwaliteit van het eigen werk te verbeteren. Medewerkers aansturen om de kwaliteit van hun werkzaamheden te verbeteren.

Brengt ideeën in voor verbetering teneinde de kwaliteit van dienstverlening te verbeteren.

Communiceert de correcte werkwijze aan collega’s en spreekt anderen er op aan als ze niet volgens de geldende regels en protocollen werken.

Geeft het goede voorbeeld als het gaat om vakbekwaam handelen, werkt volgens de geldende regels, voorschriften en protocollen.

Manager

Verantwoording afleggen

Doordacht en weloverwogen handelen, in lijn met geldende regels en procedures. Verantwoording nemen voor het handelen.

Stelt duidelijke kaders en regels voor het uitvoeren van de

werkzaamheden. Volgt zelf deze regels en stuurt ook het team hier op aan.

Neemt doordacht en weloverwogen beslissingen, weegt daarbij voor- en

nadelen en mogelijk risico’s zorgvuldig af, ook onder druk.

Licht beslissingen toe aan het team en onderbouwt, met inhoudelijke argumenten, waarom bepaalde keuzes zijn gemaakt. Geeft ruimte aan het team om hier ook vragen over te stellen.

Draagt de verantwoordelijkheid voor het eigen handelen en het handelen van het team, ook als zaken niet goed zijn verlopen.

Resultaatgerichtheid

Het helder stellen van doelen (SMART) en het realiseren van resultaten conform tijdpad, normen en afspraken.

Stelt heldere, concrete en haalbare doelen voor zichzelf en voor het team in lijn met de organisatiedoelstellingen.

Vertaalt deze doelen naar concrete resultaatafspraken in termen van tijd, middelen en geld.

Bewaakt de voortgang en spreekt mensen aan op het al dan niet behalen van resultaten.

Teamcoach

Teamgericht coachen

Coachen van één of meerdere teams. Samenwerkingsrelaties tot stand brengen en in stand houden.

Bevordert zelfsturing en zelfregulering in het team door medewerkers duidelijke taken en verantwoordelijkheden te geven en hen zelf oplossingen aan te laten dragen bij problemen of lastige situaties.

Geeft ruimte en stimuleert verschillende denkwijzen in het team teneinde het team te versterken, ten bate van het organisatie belang.

Versterkt het groepsgevoel.

Stimuleren

Medewerkers stimuleren zich in te zetten voor het groepsresultaat.

Geeft medewerkers vertrouwen.

Weet anderen te motiveren het beste uit zichzelf en het team te halen.

Creëert een open, veilige en respectvolle werksfeer.

Stimuleert en stuurt aan op teamprestaties.

Coach

Inlevingsvermogen

Luisteren naar en meedenken met anderen, onderkennen van gevoelens en behoeften van anderen, zich verplaatsen in anderen en bewust omgaan met verschillende achtergronden en belangen.

Heeft oog voor het welzijn van zijn of haar medewerkers en handelt indien nodig.

Legt gemakkelijk contact en maakt verbinding met mensen.

Neemt de tijd voor mensen, staat open voor de ideeën en meningen van anderen en luistert actief.

Signaleert (in)directe emoties en speelt daar actief en effectief op in door contact te zoeken met de medewerker en begrip te tonen.

Ontwikkelen van het individu

Anderen stimuleren en ondersteunen bij hun persoonlijke ontwikkeling. Een stimulerende leeromgeving creëren ten behoeve van een lerende organisatie.

Coacht medewerkers op het

verbeteren en optimaliseren van

hun individuele prestaties.

Bespreekt kwaliteiten, talenten

en beperkingen met de

medewerker en geeft feedback

op gedrag.

Daagt medewerkers uit om zich

te ontwikkelen en geeft daarvoor de ruimte.

Veranderaar

Overtuigen en beïnvloeden

Op het juiste moment en met een passende stijl instemming verkrijgen voor ideeën en voorstellen.

Vertaalt besluiten, ideeën en beelden (beleving) zowel naar boven als naar beneden in de organisatie.

Beïnvloedt medewerkers door voorbeeld gedrag te laten zien en een passende communicatiestijl te gebruiken.

Sluit in zijn of haar communicatie aan op de belevingswereld van de medewerkers.

Luisteren

Actief luisteren. Het in gesprekken zodanig structureren, optreden en interveniëren dat het beoogde resultaat op effectieve wijze wordt bereikt.

Luistert actief en vraagt indien nodig door.

Is benaderbaar, gaat respectvol om met andere zienswijzen en stelt eigen oordeel uit.

Luistert naar ervaringen en heeft begrip voor emoties die teweeg worden gebracht door veranderingen.

Netwerker

Organisatiebewustzijn

Het vermogen om relaties en verschillende belangen binnen (en buiten) de organisatie in te schatten, te begrijpen en op basis hiervan te handelen.

Kent de formele en informele structuur van de organisatie, heeft oog voor de verschillende belangen en begrijpt de eigen positie.

Heeft oog voor de organisatiecultuur.

Is een teamspeler in de samenwerking met andere operationele leiders.

Omgevingsbewustzijn

Volgen van relevante ontwikkelingen in de omgeving van de organisatie en benutten voor de eigen werksituatie.

Stelt zich op de hoogte van maatschappelijke ontwikkelingen, zowel binnen de eigen regio als op landelijk niveau.

Stelt zich op hoogte van ontwikkelingen binnen het eigen vakgebied.

Signaleert relevante ontwikkelingen en vertaalt deze, indien mogelijk, naar de eigen werksituatie.

Profiel: tactisch specialist

Rol

Competentie

Gedrag

Brandweer-vakman

Verbinden met vakmanschap

Op specialistisch niveau beschikken over voldoende brandweerinhoudelijke kennis en kunde om deze rol goed in te kunnen vullen.

Kijkt als vakman en expert naar het toekomstbeeld van de organisatie en levert daarmee een bijdrage aan de visievorming.

Is actief gericht op het delen van eigen vakkennis met anderen en maakt ook gebruik van vakkennis van anderen.

Bewaakt de kwaliteit van vakmanschap in het eigen organisatieonderdeel op het eigen vakgebied.

Visie

Het toekomstbeeld uitdragen en vertaalt visie van de organisatie naar de vakmensen in het team/eigen organisatieonderdeel.

Vertaalt op een concrete en aansprekende wijze visie naar het eigen vakgebied en geeft hierbij concrete mogelijkheden en beperkingen aan.

Kan de visie enthousiast vertalen naar concrete beelden en voorstellingen.

Maakt zich de visie eigen en vertaalt deze op enthousiaste wijze naar een verhaal door zijn/haar organisatiedeel c.q. vakgebied.

Expert

Analyseren

Problemen en verbanden zien, gegronde conclusies trekken en consequenties inschatten.

Heeft oog voor (onderliggende) belangentegenstellingen.

Plaatst het probleem in een ruimere context dan zijn/haar eigen vakgebied.

Brengt complexe, soms tegenstrijdige informatie terug tot de kern.

Adviseren

Adviezen opstellen, deze onderbouwen en ze op overtuigende wijze overbrengen op anderen.

Weet door voorbereiding, vasthoudendheid en het uitstralen van geloof in het eigen standpunt weerstanden te overwinnen.

Onderbouwt adviezen met relevante argumenten die aansluiten bij de belevingswereld van de gesprekspartner, kiest de juiste tactiek in adviestrajecten.

Maakt complexe onderwerpen begrijpelijk voor anderen.

Veranderaar

Overtuigen en beïnvloeden

De juiste veranderingsaanpak/stijl toepassen om mensen binnen en buiten de organisatie mee te krijgen met relevante veranderingen binnen en buiten de organisatie. In staat zijn om instemming te krijgen voor ideeën en voorstellen.

Past de juiste veranderstijl toe

(zowel top down als bottum up) en weet ook op horizontaal niveau op de goede manier te beïnvloeden.

Enthousiasmeert en zet aan tot verandering bij de relevante partijen binnen en buiten de brandweer.

Innoveren

Ruimte geven in de zin van tijden en geld en nieuwe originele ideeën, werkwijzen en toepassingen stimuleren. Deze ook zelf hebben. Open staan voor en het initiëren van toekomstige vernieuwing van strategie. Werkwijze en bedrijfsvoering.

Is maatschappelijk sensitief, volgt de ontwikkelingen in de buitenwereld en ziet de verbanden met en mogelijkheden voor de brandweerwereld.

Benadert vraagstukken vanuit nieuwe en onverwachte invalshoeken.

Bedenkt (nieuwe) oplossingen voor complexe problemen.

Genereert, samen met anderen, nieuwe ideeën voor de ontwikkeling van het vak.

Komt regelmatig met ongebruikelijke en innovatieve voorstellen en ideeën.

Netwerker

Omgevingsbewustzijn

Relevante ontwikkelingen volgen in de omgeving van de organisatie en de kennis benutten ten behoeve van de organisatie en/of vakgebied.

Heeft goed zicht op de ontwikkelingen in interne en externe netwerken en

participeert actief in deze netwerken.

Is zich bewust van zijn omgeving, met name ook op het politiek- bestuurlijke vlak.

Is bekend met de agenda’s en belangen van de netwerkpartners en kan hierop anticiperen ten einde een win-win situatie te creëren.

Verbindend vermogen op relatie en inhoud

In staat zijn op zowel de relatie als de inhoud verbinding te maken met belangrijke stakeholders.

Is zich bewust van relaties en verhoudingen in het netwerk, zowel tussen individuen als tussen groepen in het netwerk.

Gaat op zoek naar gezamenlijke belangen in de relatie met stakeholders en is daardoor in staat eigen doelstellingen te realiseren.

TOELICHTING

De in deze regeling vervatte wijziging van de Regeling personeel veiligheidsregio’s (hierna: Rpv) betreft in hoofdzaak een aanpassing van bijlage A, inhoudende een actualisatie van de daarin beschreven kerntaken en competenties behorende bij een aantal brandweerfuncties, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit personeel veiligheidsregio’s, namelijk die van bevelvoerder, chauffeur, docent, hoofdofficier van dienst, instructeur, officier van dienst en specialist operationele voorbereiding, met inbegrip van de toevoeging van een nieuw supplement hh (Leiderschapsprofiel) waarin per leiderschapsprofiel (tactisch leidinggevende, operationeel leidinggevende en tactisch specialist) de competenties van brandweerfuncties, waaraan een dergelijk profiel met deze regeling wordt toegekend, nader wordt beschreven.

Aanleiding voor bovenbedoelde actualisatie van de kerntaken en competenties behorende bij enkele brandweerfuncties zijn wijzigingen in (werk)processen in het werkveld. Het voorstel hiervoor is gedaan door de voorzitter van het Veiligheidsberaad. Voorafgaand daaraan is dit voorstel afgestemd met onder meer deskundigen uit het brandweerveld, een vertegenwoordiging van de gezamenlijke vakbonden, de Raad van Brandweercommandanten (RBC) en de Brandweeracademie van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV). Hierdoor is volgens voormelde voorzitter sprake van voldoende draagvlak hiervoor in het brandweerveld, bij de betrokken vakbonden en bij de veiligheidsregio’s. Naar mijn oordeel is om bovengenoemde redenen aanpassing van bijlage A van de Rpv inderdaad noodzakelijk.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in artikel 1, eerste lid, een omissie (het ontbreken van ook een uitdrukkelijke verwijzing naar bijlage 1a van het Besluit personeel veiligheidsregio’s) te herstellen.

Er is besloten om af te zien van het uitvoeren van een internetconsultatie omdat de voorgenomen wijziging geen gevolgen heeft voor burgers, bedrijven en instellingen en er geen verandering wordt gebracht in rechten en verplichtingen, administratieve lasten of uitvoeringslasten.

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2018.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven