Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 8 mei 2018, nr. IENW/BSK-2018/84505, tot wijziging van de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van drinkwater in verband met het zo veel mogelijk voorkomen dat een kleinverbruiker geen toegang tot drinkwater heeft en enige redactionele wijzigingen

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 9, tweede lid, van de Drinkwaterwet;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van drinkwater wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4 wordt ‘artikel 3, tweede lid onder b’ vervangen door ‘artikel 3, tweede lid, onderdeel b’.

B

In artikel 5 wordt ‘kan’ vervangen door ‘verstrekt’ en vervalt ‘verstrekken’.

C

Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a. Mogelijkheid verzoek bewaarmiddelen voor drinkwater bij afsluiting

  • 1. Een kleinverbruiker aan wie de levering van drinkwater wordt beëindigd kan de eigenaar van een drinkwaterbedrijf verzoeken om één of meer bewaarmiddelen voor drinkwater met voldoende capaciteit om in de eerste levensbehoeften van de kleinverbruiker en diens huisgenoten te kunnen voorzien.

  • 2. De eigenaar van een drinkwaterbedrijf vermeldt de mogelijkheid tot het doen van een verzoek als bedoeld in het eerste lid bij de aankondiging dat hij de levering van drinkwater zal beëindigen.

  • 3. De eigenaar van een drinkwaterbedrijf levert de bewaarmiddelen uiterlijk op het moment direct voorafgaand aan de beëindiging van de levering van drinkwater en stelt de kleinverbruiker, indien op dat moment aanwezig, in de gelegenheid de bewaarmiddelen te vullen met drinkwater.

  • 4. Dit artikel is niet van toepassing indien de kleinverbruiker om de beëindiging van de levering van drinkwater heeft verzocht.

D

In artikel 6, onderdeel d, wordt ‘blijkt’ vervangen door ‘blijken’.

E

In artikel 7 wordt ‘artikel 6, onder d’ vervangen door ‘artikel 6, onderdeel d’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

Algemeen deel

1. Aanleiding

Water is een eerste levensbehoefte en vrijwel iedereen in Nederland heeft toegang tot drinkwater via een aansluiting aan huis. Niettemin komt gedwongen afsluiting van kleinverbruikers van drinkwater1 vanwege wanbetaling in de praktijk met enige regelmaat voor. In veel minder gevallen is fraude, misbruik of onveiligheid van de installatie oorzaak van de gedwongen afsluiting. De Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van drinkwater (hierna: regeling) voorziet in een zorgvuldige procedure voordat een drinkwaterbedrijf tot afsluiting kan overgaan. De regeling is, als stok achter de deur, essentieel voor drinkwaterbedrijven om het aantal onbetaalde rekeningen zo laag mogelijk te houden.

Het is echter onwenselijk dat iemand in het geheel geen toegang meer heeft tot drinkwater, aangezien daaruit zeer ernstige gezondheidsrisico’s kunnen voortkomen. Iedereen verdient dezelfde minimale bescherming daartegen. Dat is de aanleiding om door aanpassing van de regeling de kleinverbruiker beter te beschermen.

Enerzijds is door de onderhavige regeling bepaald dat van een kleinverbruiker die niet tijdig de rekening heeft betaald, ook niet na meerdere schriftelijke herinneringen, diens contactgegevens, klantnummer en informatie over de hoogte van diens schuld aan een instantie ten behoeve van schuldhulpverlening (veelal gemeenten of aan gemeenten gelieerde organisaties) worden verstrekt, tenzij de kleinverbruiker expliciet heeft aangegeven dat niet te willen. Door het doorgeven van de gegevens kunnen problematische schulden vroeg(er) gesignaleerd worden, kunnen schuldhulpverlenende instanties eerder in actie komen en kan de kleinverbruiker sneller in een schuldhulpverleningstraject terechtkomen.

Anderzijds is mogelijk gemaakt dat voorafgaand aan afsluiting de kleinverbruiker hoe dan ook toegang heeft of kan krijgen tot voldoende drinkwater om na de afsluiting in de eerste levensbehoeften te voorzien. Het drinkwaterbedrijf moet de kleinverbruiker in de gelegenheid stellen om één of meer bewaarmiddelen voor drinkwater, zoals waterzakken, te verkrijgen en te vullen. Zo kan de kleinverbruiker na afsluiting in de eerste levensbehoeften voorzien gedurende een periode die voor een redelijk handelende kleinverbruiker voldoende is om herstel van de aansluiting te bewerkstelligen, of om te zoeken naar een meer permanent alternatief.

Deze wijzigingsregeling sluit met de bovengenoemde initiatieven aan bij de internationale ontwikkelingen betreffende de toegang tot drinkwater (zie paragraaf 3). Het doorgeven van de gegevens van de kleinverbruiker aan schuldhulpverlenende instanties, tenzij de kleinverbruiker heeft aangegeven dat niet te wensen, is reeds ingevoerd voor de leveranciers van elektriciteit en gas via de Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 30 januari 2018 tot wijziging van de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas en de Warmteregeling (Stcrt. 2018, 5311).

2. Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van drinkwater

De regeling is gericht op procedures die gevolgd worden alvorens tot afsluiting wordt overgegaan. De regeling bepaalt dat afsluiting wegens wanbetaling niet is toegestaan voordat een procedure met waarschuwingen en informatieverstrekking is doorlopen (artikelen 3 en 4 van de regeling). Het drinkwaterbedrijf moet zich inspannen om persoonlijk in contact te komen met de kleinverbruiker om die te wijzen op mogelijkheden om betalingsachterstanden te voorkomen en te beëindigen. Bij de betalingsherinnering biedt het drinkwaterbedrijf aan om met schriftelijke toestemming van de kleinverbruiker diens gegevens te verstrekken aan een schuldhulpverleningsinstantie. Het drinkwaterbedrijf probeert bovendien in het persoonlijk contact uitsluitsel te krijgen over het al of niet geven van die toestemming.

De regeling ontziet kleinverbruikers voor wie of wiens huisgenoten de beëindiging van de levering van drinkwater zeer ernstige gezondheidsrisico’s tot gevolg zouden hebben (aangeduid als kwetsbare consumenten, zie artikel 1, onderdeel a, van de regeling). Wanneer zij met een doktersverklaring van een onafhankelijke arts kunnen aantonen dat afsluiting leidt tot zeer ernstige gezondheidsrisico’s voor hen of hun huisgenoten, mogen zij in beginsel niet worden afgesloten, aldus artikel 6 van de regeling. Een uitzondering op het ‘verbod’ is gemaakt voor afsluiting op eigen verzoek, bij onveiligheid van de installatie, bij fraude en bij misbruik. In die gevallen mag dus ook een kwetsbare consument worden afgesloten. Afsluiting wegens wanbetaling mag wel plaatsvinden bij andere kleinverbruikers (als de voorgaande stappen, die in de regeling zijn voorgeschreven, zijn doorlopen).

3. Internationale ontwikkelingen

Sinds de inwerkingtreding van de regeling op 1 juni 2012 is op internationaal gebied de visie op drinkwater en de toegang daartoe veranderd. In de laatste jaren is er meer (specifieke) aandacht gekomen voor dit onderwerp.

3.1 Internationale verdragen

Een aantal internationale verdragen raakt al dan niet rechtstreeks de toegang tot drinkwater. Dat zijn onder meer het Verdrag inzake de rechten van het kind2, het VN-Gehandicaptenverdrag3 en het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten4. Uit deze internationale verdragen volgt al dan niet expliciet dat een ieder recht heeft op toegang tot voldoende schoon drinkwater.

3.2 Burgerinitiatief Right2Water en Mededeling van de Europese Commissie

De Mededeling van de Europese Commissie in het kader van het burgerinitiatief Right2Water5 gaat ook over de toegang tot drinkwater. Uitgangspunt van de Mededeling is dat voor water betaald wordt en dat de toegang tot drinkwater betaalbaar moet zijn. Nationale overheden zijn bevoegd concrete maatregelen te treffen om degenen die geen schoon drinkwater kunnen betalen, te beschermen. De Europese Commissie nodigt in de Mededeling lidstaten uit om binnen hun bevoegdheid rekening te houden met de bezorgdheid die uit het burgerinitiatief blijkt en zich ervoor in te zetten dat een ieder toegang heeft tot een minimum watervoorziening, conform aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie6.

4. Toegang tot en afsluiting van drinkwater

Toegang tot drinkwater wordt in deze wijzigingsregeling zodanig geïnterpreteerd dat kleinverbruikers in staat zijn om over drinkwater te beschikken door een rechtstreekse aansluiting in huis dan wel via een andere weg. Door het uitgebreide leidingnetwerk en de aanwezigheid van aansluitingen op vrijwel alle panden en verblijfsobjecten, is de toegang tot schoon en voldoende drinkwater in Nederland gegarandeerd. Daarnaast leggen drinkwaterbedrijven, vaak op verzoek van gemeenten, op steeds meer plekken openbare drinkwatertappunten aan.

Door over te gaan tot vroegsignalering van problematische schulden door het aan schuldhulpverlenende instanties doorgeven van gegevens van kleinverbruikers die de waterrekening langdurig niet kunnen betalen, wordt de toegang in algemene zin verbeterd. Hierdoor wordt de schuldenproblematiek aangepakt.

In het geval van afsluiting van de drinkwaterlevering is er niet per definitie sprake meer van rechtstreekse toegang, aangezien er geen water meer wordt geleverd via de gebruikelijke route. Deze wijzigingsregeling streeft ernaar in dat geval de toegankelijkheid op een andere manier te waarborgen.

Het afsluiten van kleinverbruikers anders dan op eigen verzoek mag er niet toe leiden dat kleinverbruikers op geen enkele wijze toegang meer hebben tot drinkwater. Er dient, zeker bij afsluiting van kwetsbare consumenten, op andere wijze gezorgd te worden dat er toegang tot drinkwater is. Immers, het onderscheid tussen kwetsbare consumenten en andere kleinverbruikers is niet altijd helder en door afsluiting kan ook een kleinverbruiker die geen kwetsbare consument is, in een moeilijke situatie terechtkomen. Tegelijkertijd behoudt de doktersverklaring voor kwetsbare consumenten haar waarde, omdat die ervoor kan zorgen dat afsluiting in het geheel niet zal plaatsvinden.

Het voorgaande betekent echter niet dat drinkwater gratis dient te zijn. Dat blijkt in internationaal verband, maar is ook in Nederland nader geconstateerd in onder meer een rechterlijke uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch7 en in antwoorden op Kamervragen van de toenmalige Minister van Infrastructuur en Milieu aan de voorzitter van de Tweede Kamer8. In een brief van de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan de voorzitter van de Tweede Kamer werd opgemerkt dat betaling voor de diensten voor het financieel duurzaam realiseren van het recht op water en sanitatie van groot belang is.9 Gezocht is dus naar een oplossing waarbij aan de ene kant de toegang tot – aldus de voornoemde mededeling van de Europese Commissie – minimum drinkwatervoorziening blijft bestaan, terwijl dat aan de andere kant niet tot gevolg heeft dat drinkwater in grote hoeveelheden aan grote groepen personen gratis wordt verstrekt.

5. Wijzigingen in de regeling

In deze wijzigingsregeling worden twee wijzigingen voorgesteld. Ten eerste worden gegevens van kleinverbruikers die de rekening langdurig niet (kunnen) betalen en niet reageren op een aanbod om de gegevens aan een schuldhulpverlenende instantie door te geven, bij het uitblijven van elke vorm van reactie alsnog doorgegeven aan schuldhulpverlenende instanties. Ten tweede moet bij afsluiting van de levering van drinkwater de kleinverbruiker de mogelijkheid hebben om door middel van bewaarmiddelen toegang te hebben tot voldoende drinkwater om te voldoen in de eerste levensbehoeften van zichzelf en zijn of haar huisgenoten.

5.1 Doorgeven van gegevens

Met deze wijziging van de regeling wordt geregeld dat de eigenaar van het drinkwaterbedrijf die geen contact krijgt met de kleinverbruiker die de rekening ook na meerdere schriftelijke herinneringen niet heeft betaald, de contactgegevens, het klantnummer en informatie over de hoogte van de schuld van die kleinverbruiker verstrekt aan een instantie voor schuldhulpverlening. Zoals in paragraaf 2 is vermeld, was er voorheen al de mogelijkheid daartoe. Nu wordt het een verplichting voor drinkwaterbedrijven. Het uitgangspunt blijft dat de gegevens alleen worden verstrekt met instemming van de kleinverbruiker. Het drinkwaterbedrijf dient zich in te spannen om contact te krijgen. Wanneer de kleinverbruiker in het contact met het drinkwaterbedrijf niet uitdrukkelijk instemt met de verstrekking, worden de gegevens niet verstrekt. Dat was voorheen al onderdeel van de regeling. In de regeling is nu een nieuwe regel opgenomen voor als het, ondanks alle pogingen van het drinkwaterbedrijf, niet lukt om contact te krijgen. Als (ook) niet wordt gereageerd op het aanbod van de eigenaar van het drinkwaterbedrijf om de gegevens aan een schuldhulpverleningsinstantie te verstrekken, worden de gegevens in het kader van vroegsignalering van problematische schulden op grond van de regeling zonder toestemming verstrekt aan schuldhulpverleningsinstanties.

5.2 Bewaarmiddelen voor drinkwater bij afsluiting

Om het recht op een minimum drinkwatervoorziening te bewerkstelligen zonder een (kosten)efficiënte drinkwatervoorziening onmogelijk te maken, wordt naast het voorgaande bepaald dat een kleinverbruiker voorafgaand aan afsluiting uitdrukkelijk in staat wordt gesteld een watervoorraad aan te leggen die voor een beperkte periode in de eerste levensbehoeften van de kleinverbruiker en diens huisgenoten voorziet.

De drinkwaterbedrijven behouden de mogelijkheid om bij wanbetaling tot afsluiting over te gaan. Daardoor blijft er een stok achter de deur voor de betaling en worden drinkwaterbedrijven in staat gesteld het aantal wanbetalers beperkt te houden.

Voor wat betreft de bewaarmiddelen bepaalt artikel 5a, eerste lid, dat die een zodanige capaciteit moeten hebben dat de kleinverbruiker en diens huisgenoten na afsluiting in de eerste levensbehoeften kunnen voorzien. Het is in principe aan de drinkwaterbedrijven om te bepalen welke capaciteit daarvoor voldoende is. In overleg met de Vereniging voor waterbedrijven in Nederland (Vewin) wordt als uitgangspunt een ‘overbruggingsperiode’ van vier dagen gehanteerd ter bepaling van welke capaciteit voldoende is. Hiermee wordt aangesloten bij de termijn die volgens de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening geldt voor gemeenten om een eerste gesprek te hebben met een persoon die zich tot de gemeente heeft gewend voor schuldhulpverlening om de hulpvraag vast te stellen als sprake is van een dreigende afsluiting van onder andere drinkwater. Die termijn is drie dagen; daarbovenop wordt een marge van één dag gehanteerd, zodat de hulp op gang kan worden gebracht. Uit ervaringen van de drinkwaterbedrijven blijkt dat binnen die tijd de meeste afsluitingen ongedaan zijn gemaakt. De minimum watervoorziening kan als uitgangspunt worden gesteld op drie liter per persoon per dag. Deze hoeveelheid is gebaseerd op de minimale hoeveelheid nooddrinkwatervoorziening die een drinkwaterbedrijf moet leveren ingeval van een verstoring van de reguliere drinkwatervoorziening op grond van artikel 48 van het Drinkwaterbesluit. De bewaarmiddelen zullen dus in beginsel een corresponderende inhoud (van ten minste 12 liter per persoon in het desbetreffende huishouden) dienen te hebben. Hiermee wordt bereikt dat op enigerlei wijze wordt gezorgd dat de kleinverbruiker niet geheel verstoken blijft van water. In individuele gevallen kan de noodzaak tot een alternatieve drinkwatervoorziening groter of anders van aard zijn, in die zin dat sommige kleinverbruikers bij een gebrek aan water zeer ernstige gezondheidsrisico’s lopen of op een andere, eigen wijze een betere toegang hebben tot alternatieve drinkwatervoorzieningen. Daarop kan de totale capaciteit van de te verstrekken bewaarmiddelen worden aangepast. Het drinkwaterbedrijf zal deze afweging maken, waarbij het uitgangspunt blijft dat het voldoende moet zijn om in de eerste levensbehoefte van de kleinverbruiker en diens huisgenoten te voorzien. De bewaarmiddelen hoeven overigens niet geretourneerd te worden nadat de levering van drinkwater is hervat. Dit is met de Vewin besproken, aangezien de drinkwaterbedrijven hebben aangegeven dat de bewaarmiddelen mede vanwege de hygiëne niet opnieuw gebruikt zullen worden.

De afsluiting als prikkel voor wanbetalers om de rekening te betalen dan wel hulp te zoeken, blijft in stand. Het kunnen hebben van een drinkwatervoorraad voor een korte periode na afsluiting biedt de mogelijkheid om de toegang tot voldoende drinkwater te behouden. Deze voorziening zorgt er niet voor dat wanbetaling gestimuleerd wordt. Afsluiting is nog steeds een zwaar middel. Drinkwater uit bijvoorbeeld een waterzak is geen volwaardig alternatief voor de levering van drinkwater aan huis, ook niet als wordt bedacht dat een waterzak kan worden bijgevuld, bijvoorbeeld bij andere kleinverbruikers of in openbare gebouwen. Men zal heraansluiting dus nog sterk verkiezen boven afsluiting.

6. Privacy

Ten aanzien van het verstrekken van de gegevens van kleinverbruikers aan schuldhulpverlenende instanties (gemeenten, gemeentelijke kredietbanken of andere door gemeenten gehouden instellingen die zich krachtens hun doelstelling met schuldbemiddeling bezighouden) speelt privacy een grote rol. Daarom is een Privacy Impact Assessment (PIA) uitgevoerd. Deze is vergelijkbaar met de PIA die het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat in de fase van beleidsontwikkeling heeft uitgevoerd ten aanzien van de eerdergenoemde wijziging van de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas en de Warmteregeling. Met behulp hiervan zijn de noodzaak en de andere randvoorwaarden voor deze wijzigingsregeling die voortvloeien uit de regels omtrent gegevensverwerking, met name de Algemene verordening gegevensbescherming, bekeken. Hoewel het Rijk geen verwerker is bij de uitvoering van de regeling, zijn met de PIA zo goed mogelijk de implicaties van de uitbreiding van gegevensuitwisseling voor gegevensbescherming in kaart gebracht. Hierbij is onder meer aandacht besteed aan de beginselen van gegevensminimalisering en doelbinding en de rechten van de betrokkenen.

Het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer is een recht dat ingevolge artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) alleen mag worden beperkt als die beperking bij wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is uit het oogpunt van specifieke belangen, waaronder het belang van de bescherming van de gezondheid. De inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer is volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens noodzakelijk in een democratische samenleving als er een ‘dringende maatschappelijke behoefte’ bestaat en voldaan is aan het proportionaliteitsvereiste. Die houdt in dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer niet onevenredig mag zijn ten opzichte van het daarmee te dienen doel. Er dient een belangenafweging te worden verricht, waarbij de omstandigheden van het geval, het algemeen belang en de op het spel staande belangen van het individu moeten worden betrokken.10 Voorts moet de verwerking voldoen aan de subsidiariteitseis. Dit betekent dat het doel niet op een andere, voor de betrokkene minder nadelige wijze kan worden gerealiseerd.

Door in deze wijzigingsregeling de verplichting voor het drinkwaterbedrijf om gegevens te verstrekken op te nemen, is sprake van een geldige wettelijke grondslag voor de verstrekking van persoonsgegevens in de zin van artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene verordening gegevensbescherming. Daarmee is de inbreuk op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer in artikel 8 EVRM bij wet voorzien.

Verstrekking van de gegevens van de kleinverbruiker aan een instantie voor schuldhulpverlening als onderdeel van het afsluitbeleid is in het belang van de bescherming van de gezondheid. Drinkwater is een eerste levensbehoefte. Zonder drinkwater zou de gezondheid van de kleinverbruiker of diens huisgenoten gevaar kunnen lopen. Daarnaast is aannemelijk dat schulden, die de aanleiding zijn voor de verstrekking van de gegevens, verband houden met psychosociale problemen, zoals stress, spanning, angststoornissen en depressie, die kunnen leiden tot lichamelijke klachten.

De inbreuk op de privacy van de kleinverbruiker wordt gerechtvaardigd door een dringende maatschappelijke behoefte. Mensen die te leiden hebben onder problematische schulden moeten zo snel en zo goed mogelijk geholpen worden, liefst voordat afsluiting van drinkwater aan de orde kan komen. Dit heeft tot doel om de nadelige effecten van oplopende schulden zo veel mogelijk te beperken. Voor de beoordeling van de zwaarte van de inbreuk ten opzichte van het te dienen doel is van belang dat de inmenging in de persoonlijke levenssfeer op grond van deze wijzigingsregeling ten doel heeft gezondheidsproblemen van de kleinverbruiker en diens huisgenoten te voorkomen. Het verstrekken van persoonsgegevens van de kleinverbruiker aan een instantie voor schuldhulpverlening is een inmenging waarmee mogelijk grote gezondheidsproblemen bij die kleinverbruiker of diens huisgenoten kunnen worden voorkomen, doordat het schuldenprobleem mogelijk wordt aangepakt voordat de gezondheid in gevaar komt.

In verband met de proportionaliteitstoets is relevant dat de gegevens pas worden verstrekt na schriftelijke kennisgeving van de mogelijkheden tot schuldhulpverlening en na meerdere pogingen tot persoonlijk contact. De verstrekking vindt dan ook alleen plaats aan de schuldhulpverleningsinstantie, die de gegevens niet verder verspreidt. De gegevens worden alleen door de instantie zelf gebruikt om waar nodig en nuttig in contact te treden met de kleinverbruiker om de mogelijkheden voor schuldhulpverlening te verkennen. De instantie voor schuldhulpverlening heeft de contactgegevens, het klantnummer en de hoogte van de schuld nodig om in contact te kunnen treden met de kleinverbruiker. Zonder naam, adres en woonplaats kan geen contact worden opgenomen. Zonder het klantnummer kan de uitwisseling van informatie tussen schuldhulpverleningsinstanties en drinkwaterbedrijven over de kleinverbruiker niet plaatsvinden. Tot slot heeft een schuldhulpverleningsinstantie de hoogte van de schuld nodig om een passend plan van aanpak op te stellen. Er zijn geen andere manieren waarop de instantie zijn taak effectief kan uitvoeren. Aan het subsidiariteitsvereiste is om die reden eveneens voldaan.

7. Effecten

7.1 Betrokkenen

De verplichting tot verstrekking van gegevens van kleinverbruikers met wie geen contact mogelijk is gebleken aan schuldhulpverlenende instanties heeft allereerst gevolgen voor de kleinverbruikers zelf. Hun gegevens worden doorgegeven aan een schuldhulpverlenende instantie. Het primaire doel hiervan is om de betrokkenen te beschermen tegen verergering van problematische schulden en de gevolgen daarvan, door een schuldenprobleem vroegtijdig te signaleren en een helpende hand te bieden, waar mogelijk en indien die hulp door de betrokkene wordt toegelaten. Uiteindelijk heeft de betrokkene hier zelf voordeel bij.

Door de verstrekking worden kleinverbruikers als wanbetaler bekend bij schuldhulpverlenende instanties. Hierdoor kunnen ze als zodanig te boek komen te staan, doch alleen bij die instantie. De gegevens worden niet verder verspreid. De betrokkenen kunnen in een schuldhulpverleningstraject komen, als de instantie naar aanleiding van het signaal optreedt en de betrokkene akkoord gaat met een schuldhulpverleningstraject.

Tot slot zij opgemerkt dat alleen in het uiterste geval gegevens worden verstrekt zonder toestemming van de betrokkene; daaraan zijn dan al vele pogingen voorafgegaan om in contact te komen met de betrokkene.

7.2 Bedrijfsleven

Het bedrijfsleven in het algemeen wordt door deze wijzigingsregeling nauwelijks geraakt, aangezien deze alleen ziet op kleinverbruikers. Het doel van de regeling is consumenten en hun huisaansluiting te beschermen. Aangezien de bepaling gaat om het voorzien in eerste levensbehoeften, zal deze niet kunnen worden ingeroepen bij een afsluiting van bedrijfsruimten en winkelpanden, ook al vallen de afnemers wel onder de definitie ‘kleinverbruiker’. Het gaat dan immers niet om een woon- of verblijfplaats van personen.

Uiteraard heeft deze wijzigingsregeling effect op de 10 drinkwaterbedrijven in Nederland. Zij moeten nu aan schuldhulpverlenende instanties de contactgegevens, klantnummers en informatie over de hoogte van de schuld verstrekken van alle kleinverbruikers die niet tijdig aan hun betalingsverplichtingen hebben voldaan en niet hebben gereageerd op het aanbod om hun gegevens te verstrekken aan de genoemde instanties, ondanks meerdere herinneringen. De drinkwaterbedrijven zijn al bekend met het verstrekken van die gegevens, omdat ze dat al vrijwillig of met instemming van de betrokkene konden doen, maar door de plicht wordt het aantal verstrekkingen potentieel flink uitgebreid. Drinkwaterbedrijven verwachten hierbij echter geen problemen en weinig extra kosten, mits zij komen tot goede afspraken met de gemeenten (die fungeren als schuldhulpverlenende instantie of daaraan gelieerd zijn). Het meest voordelig voor drinkwaterbedrijven zou zijn als in hun verzorgingsgebied een uniforme werkwijze wordt gehanteerd.

Daarnaast moeten drinkwaterbedrijven bij de voorgenomen beëindiging van de levering van drinkwater kleinverbruikers desgevraagd voorzien van bewaarmiddelen waarmee kleinverbruikers in de gelegenheid worden gesteld een drinkwatervoorraad aan te leggen. Ook is er een uitbreiding van de informatieplicht van het drinkwaterbedrijf jegens de kleinverbruiker ten aanzien van de aankondiging dat afsluiting zal plaatsvinden. Drinkwaterbedrijven zullen ook voorbereid moeten zijn op het ontvangen van en het reageren op eventuele verzoeken tot bewaarmiddelen. Daarnaast moeten drinkwaterbedrijven een voldoende voorraad van bewaarmiddelen aanleggen en paraat houden, zodat bewaarmiddelen tijdig kunnen worden verstrekt. De drinkwaterbedrijven schatten in dat de extra handelingen in verband met de ontvangst van verzoeken en het verstrekken van de bewaarmiddelen een tijdsbeslag van circa anderhalf uur per verzoek en een extra belasting van administratie en systemen zal opleveren, wat overeenkomt met circa € 100,– aan kosten per verstrekking van bewaarmiddelen, exclusief de kosten van de bewaarmiddelen en de verzendkosten. Op basis van het aantal afsluitingen in 2016 (3600) zullen de geraamde kosten uitkomen op € 360.000 per jaar voor de gehele drinkwatersector. De kosten van de bewaarmiddelen en de verzending kunnen, mits dit voortvloeit uit de algemene voorwaarden van een drinkwaterbedrijf, achteraf in rekening worden gebracht tegen niet meer dan kostprijs (deze kostprijs kan in de orde van grootte liggen van ongeveer € 10,–). De verwachting is echter dat van deze mogelijkheid geen gebruik zal worden gemaakt als het aantal aanvragen beperkt blijft.

7.3 Overheden

De wijzigingsregeling heeft voor waterschappen, provincies en het Rijk geen directe gevolgen.

Er zijn wel gevolgen voor gemeenten. Gemeenten hebben immers een verantwoordelijkheid op het gebied van schuldhulpverlening op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Aan die taak wordt onder meer uitvoering gegeven doordat de gemeente optreedt als schuldhulpverlenende instantie. De meest voorkomende aanbieders van schuldbemiddeling (in de zin van de Wet op het consumentenkrediet) zijn de gemeenten of aan de gemeenten gelieerde organisaties. De gemeente heeft in het laatste geval een financieringsrelatie of ten minste een samenwerkingsrelatie met organisaties die betrokken kunnen zijn bij het integraal oplossen van de problemen van een schuldenaar. Meer dan tot nu toe zullen gemeenten dus direct of indirect als schuldhulpverlenende instantie te maken krijgen met de gegevens die drinkwaterbedrijven verstrekken op grond van artikel 5 van de regeling. Hierover zijn tussen sommige gemeenten en drinkwaterbedrijven al afspraken gemaakt en zullen nog nadere afspraken worden gemaakt. Aangezien de verstrekking ziet op persoonsgegevens, is het in het bijzonder van belang dat de verstrekking op een betrouwbare wijze gebeurt. Hierover zijn afspraken tussen gemeenten en drinkwaterbedrijven nodig, om ervoor te zorgen dat de verstrekking op een goede manier gebeurt. Voor de uitwisseling van gegevens wordt gebruikgemaakt van een na overleg met gemeenten door de drinkwaterbedrijven vastgesteld gestandaardiseerd format dat erin voorziet dat de verstrekking op betrouwbare wijze plaatsvindt. Het is uiteindelijk aan de gemeenten hoe zij met de aan hen verstrekte gegevens omgaan; wanneer zij expliciet hebben aangegeven alle gegevens te willen ontvangen, kan er ook door de drinkwaterbedrijven op worden vertrouwd dat in ieder geval iets met de verstrekte gegevens zal worden gedaan.

Door de prikkel die van de afsluiting uitgaat in stand te laten, wordt beoogd dat burgers die de rekening voor drinkwater niet meer kunnen betalen, vrijwillig dan wel door tussenkomst van de schuldhulpverlenende instanties die eventueel gegevens van een kleinverbruiker hebben ontvangen, bij de gemeente aankloppen om in aanmerking te komen voor schuldhulpverlening. Er wordt door sommige drinkwaterbedrijven en gemeenten ook gekeken hoe op andere manieren met de afsluiting van drinkwater door een meeromvattend schuldenprobleem van burgers kan worden omgegaan.

De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid van de wijzigingsregeling getoetst. Die toets heeft niet geleid tot bijzonderheden, waardoor de regeling uitvoerbaar wordt geacht.

8. Advisering en consultatie

Er is een wettelijke verplichting om de gezamenlijke drinkwaterbedrijven, de consumentenorganisaties en de branchevereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren (in de Drinkwaterwet nog aangeduid als de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet; NVVK) in de gelegenheid te stellen hun zienswijze te geven over de inhoud van een regeling tot beëindiging van de levering van drinkwater (artikel 9, vierde lid, van de Drinkwaterwet). Daartoe is aangesloten bij de internetconsultatie.

8.1 Vereniging van waterbedrijven in Nederland

Deze wijzigingsregeling is opgesteld met input uit de consultatie van de Vewin en enkele individuele drinkwaterbedrijven. Hen is gevraagd op het ontwerp van de wijzigingsregeling te reageren. De uitvoerbaarheid van de regeling is in dit geval immers erg belangrijk en drinkwaterbedrijven hebben daarbij zowel een groot belang als veel expertise.

Met de Vewin en de drinkwaterbedrijven is in het bijzonder gesproken over het aanbieden van bewaarmiddelen en het verstrekken van de gegevens van kleinverbruikers die niet reageren op het aanbod om de gegevens door te geven aan schuldhulpverlenende instanties. Over de bewaarmiddelen heeft de Vewin opgemerkt dat de verstrekking ervan naar verwachting voor de praktijk geen problemen zal opleveren. Drinkwaterbedrijven hebben eigenlijk altijd bewaarmiddelen voorradig voor calamiteiten en kunnen deze gemakkelijk meenemen bij een eventuele afsluiting. Afgesproken is dat ten minste 12 liter per persoon zal worden achtergelaten bij de kleinverbruiker en diens huisgenoten en dat de bewaarmiddelen niet geretourneerd hoeven te worden (zie paragraaf 5.2). Over het doorgeven van de informatie hebben de Vewin en drinkwaterbedrijven opgemerkt dat het in theorie een goed idee is om bij geen contact de gegevens door te geven aan schuldhulpverlenende instanties, met inachtneming van de privacyregelgeving. Echter, ze geven aan dat er in potentie veel gegevens door te geven zijn, aangezien er relatief veel betalingsherinneringen worden gestuurd. Ook na een tweede betalingsherinnering is de hoeveelheid nog dusdanig dat erg veel gegevens zouden moeten doorgegeven, wat de drinkwaterbedrijven onpraktisch lijkt, aangezien de ontvangende instanties deze hoeveelheid waarschijnlijk ook niet effectief zouden kunnen verwerken. Gezien de formulering van artikel 5 van de regeling is afgesproken dat daaraan op een pragmatische manier uitvoering wordt gegeven. Daarmee kunnen drinkwaterbedrijven de gegevens effectief doorgeven, kunnen de ontvangende instanties in staat worden gesteld deze gegevens te ontvangen en er iets mee te doen, worden niet te snel of te lichtvaardig persoonsgegevens doorgegeven en wordt het doel van vroegsignalering bereikt.

8.2 Consumentenorganisaties

Als consumentenorganisatie is de Consumentenbond uitgenodigd om op het ontwerp van deze wijzigingsregeling te reageren. Daarvan is echter geen reactie ontvangen. De consumentenbelangen zijn vertegenwoordigd door de reacties, deels van consumenten zelf, die tijdens de internetconsultatie zijn binnengekomen.

8.3 NVVK

De NVVK is de branchevereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren. NVVK-leden zijn kredietbanken, gemeenten en particuliere organisaties voor schuldhulpverlening of voor bewindvoering (die uitvoering geven aan wettelijke schuldsanering natuurlijke personen en beschermingsbewind). In de internetconsultatie heeft de NVVK een reactie gegeven. De NVVK vond het voorstel dat iemand een gevulde waterzak van 12 liter krijgt voorafgaand aan afsluiting van water stuitend. Drinkwater is een eerste levensbehoefte. Volgens verschillende internationale verdragen heeft een ieder recht op toegang tot voldoende schoon drinkwater. Dit recht zou in een welvarend land als Nederland toch geborgd moeten zijn, aldus de NVVK.

Dat drinkwater een eerste levensbehoefte is, wordt breed gedeeld, evenals het recht op toegang tot drinkwater. Daarom is het uitgangspunt van de regeling ook dat afsluiting niet zou moeten plaatsvinden en alles in het werk moet worden gesteld om afsluiting te voorkomen. Afsluiting is en blijft een ultimum remedium. De wijzigingsregeling beoogt dan ook geenszins de rechten van burgers in te perken. Integendeel, het achterlaten van water bij een kleinverbruiker die onverhoopt toch wordt afgesloten, is bedoeld om ervoor te zorgen dat deze persoon niet geheel zonder drinkwater komt te zitten. Deze maatregel komt juist tegemoet aan het feit dat drinkwater een eerste levensbehoefte is en een ieder daar recht op heeft.

De NVVK stelt voor een drinkwaterfonds in het leven te roepen waaruit drinkwaterbedrijven kunnen putten op het moment dat een kleinverbruiker afgesloten dreigt te worden. Dat sluit ook aan bij het standpunt van de NVVK dat minderjarigen nooit afgesloten zouden mogen worden.

Het voorstel van de NVVK om een drinkwaterfonds op te richten gaat voorbij aan het feit dat Nederland een goed sociaal vangnet kent (kinderbijslag, huursubsidie, bijstand). Daarnaast worden gemeenten door het Rijk ondersteund om uitvoering te geven aan armoedebeleid, waaronder schuldhulpverlening en -sanering. Een drinkwaterfonds past hier niet bij. Bovendien zou het fonds betaald moeten worden uit rijksmiddelen dan wel de opbrengsten van drinkwaterbedrijven, met stijgende lasten voor alle burgers tot gevolg. Dit past ook niet bij de gekozen financiering van de drinkwatervoorziening in Nederland.

8.4 Vereniging Nederlandse Gemeenten

Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is verzocht om te reageren op de internetconsultatie. De gemeente heeft op grond van de Gemeentewet een algemene zorgplicht voor haar inwoners en is vanuit de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening verantwoordelijk voor de schuldhulpverlening binnen de gemeente. De VNG heeft tezamen met Divosa, de vereniging van leidinggevenden in het sociaal domein, gereageerd op de internetconsultatie. Ook de VNG en Divosa wijzen op het recht op toegang tot voldoende schoon drinkwater en spraken hun ongenoegen uit over het voorstel. Zij vonden dat deze wijzigingsregeling haaks staat op het ingezette beleid van gemeenten, haar partners en de Rijksoverheid. Met de wijzigingsregeling zouden wederom pleisters worden geplakt in plaats van dat structurele oorzaken worden aangepakt. Drinkwaterbedrijven zouden een belangrijke rol kunnen spelen in vroegsignalering van mensen met schulden. Door intensief samen te werken met gemeenten worden mensen met schulden eerder bereikt. Het delen van gegevens, klantvriendelijke incasso, het inhouden van de vaste lasten op de uitkering of de inzet van budgetbeheer en schuldhulpverlening zorgen ervoor dat mensen met financiële problemen worden geholpen. Gemeenten kunnen mensen immers sneller en beter helpen wanneer geen sprake is van een acute situatie. Zij pleitten ervoor afsluiting van water in alle gevallen als ultimum remedium te beschouwen en door samenwerking en actieve vroegsignalering ondersteuning te bieden om ieders recht op voldoende schoon drinkwater te respecteren.

Onder andere deze reactie heeft geleid tot het opnemen van de wijziging van artikel 5 van de regeling in deze wijzigingsregeling. In eerste instantie was en is deze wijzigingsregeling bedoeld om toegang tot drinkwater voor kleinverbruikers te verzekeren, door ze ook na afsluiting toegang te laten houden tot een voorraad drinkwater. Het uitgangspunt is daarbij altijd dat afsluiting een ultimum remedium is. Het voordeel van vroegsignalering wordt ook onderkend. Daarom is de mogelijkheid voor drinkwaterbedrijven om informatie door te geven van kleinverbruikers waarmee zij geen contact kunnen krijgen, omgevormd tot een plicht (zie paragraaf 5.1). Daarmee krijgen gemeenten meer informatie over mensen die wellicht schuldhulpverlening nodig hebben en willen. Klantvriendelijke incasso wordt ook zo veel mogelijk door drinkwaterbedrijven beoogd. De aangedragen oplossingen van het inhouden van de vaste lasten op de uitkering of de inzet van budgetbeheer en schuldhulpverlening kunnen via de regeling niet worden bereikt: daarvoor zijn andere instrumenten nodig.

8.5 Internetconsultatie

Tot slot zijn burgers en bedrijven over deze wijziging geconsulteerd via internetconsultatie. Van 29 mei tot 25 juni 2017 kon men via www.internetconsultatie.nl reageren op het ontwerp van deze wijzigingsregeling. Dat heeft in totaal 18 reacties opgeleverd, waarvan er 15 openbaar zijn. De reacties zijn afkomstig van zeven particulieren, een innovatiebureau, de Landelijke Cliëntenraad (LCR) en de Sociale Cliëntenraad Walcheren, de Landelijke Organisatie Sociaal Raadslieden (LOSR, gezamenlijk met Sociaal Werk Nederland), de NVVK, VNG en Divosa gezamenlijk, Defence for Children International, De Kinderombudsman, Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM), Wout van Veen advocaten alsmede FNV. De laatste twee participanten steunen de reactie van de LCR. De reacties van de NVVK en VNG zijn hiervoor reeds aan de orde geweest.

Op enkele reacties na reageerde het overgrote deel van de participanten kritisch op het voorstel. In verreweg de meeste reacties werd de kwetsbare positie van kinderen benadrukt. Zij zouden van deze maatregel de dupe worden. Onder meer werd naar voren gebracht dat drinkwater een eerste levensbehoefte is, dat niemand ontzegd mag worden, en dat het afsluiten van drinkwater kwetsbare burgers in een directe levensbehoefte raakt en gezondheid in gevaar brengt. De maatregel zou aldus, volgens meerdere participanten, disproportioneel zijn. Hierbij werd tevens door meerdere participanten naar voren gebracht dat er andere mogelijkheden zijn om met wanbetaling om te gaan. Het recht op toegang tot drinkwater wordt door het kabinet erkend als belangrijk mensenrecht. De Drinkwaterwet geeft dan ook het recht op toegang tot drinkwater, via een zogenaamde aansluitverplichting, en daarnaast de verplichting voor drinkwaterbedrijven om het afsluiten van een kleinverbruiker zoveel mogelijk te voorkomen. Daar is ook de regeling op gericht. Dat de toegang tot drinkwater een mensenrecht is, betekent echter niet dat het gratis zou moeten zijn. Voor het duurzaam realiseren van het recht op water en sanitatie is betaling voor de levering van drinkwater van groot belang. Dit omdat het de financiële duurzaamheid van het dienstensysteem waarborgt. Ondanks de zorgvuldigheid die drinkwaterbedrijven in acht moeten nemen bij afsluiting, bestaat er een zekere spanning met de toegenomen aandacht voor het recht op de toegang tot drinkwater. Dit is de reden geweest om de regeling zodanig aan te passen dat de kleinverbruiker, waaronder ook gezinnen met minderjarige kinderen, ook na afsluiting kan beschikken over voldoende drinkwater om in de eerste levensbehoefte te voorzien. Aanvullend zijn drinkwaterbedrijven verplicht gegevens van wanbetalers door te geven aan (gemeentelijke) schuldhulpverlenende instanties. Daardoor kunnen ook gezinnen met minderjarige kinderen eerder in beeld komen bij gemeenten en kan in een eerder stadium (schuld)hulp worden geboden.

Andere alternatieven die worden aangedragen, zoals het aanmerken van kinderen als kwetsbare consumenten of het oprichten van een drinkwaterfonds, zijn veelal dermate ingrijpend dat de financiële houdbaarheid van de drinkwatervoorziening niet meer is geborgd. Insprekers wijzen daarnaast op het voorkomen van schulden, door de waterrekening uit andere sociale voorzieningen te betalen of de gemeenten of andere schuldhulpverlenende instanties (eerder) te betrekken. Het kabinet deelt de mening van de insprekers dat voorkomen beter is dan genezen en dat er veel te winnen is door de schuldenproblematiek in een eerder stadium aan te pakken. Dat kan echter niet alleen via de onderhavige wijzigingsregeling worden bereikt. De gemeentelijke schuldhulpverlening meer informeren kan worden bereikt, maar in het sociale vangnet kan niet direct iets worden veranderd.

Na, en mede naar aanleiding van, de internetconsultatie is de wijziging van artikel 5 van de regeling toegevoegd. Deze wijziging is gedaan in het kader van vroegsignalering van problematische schulden. Uit verschillende reacties uit de internetconsultatie kwam naar voren dat men daarin een meer fundamentele oplossing voor het schuldenprobleem ziet, in plaats van dat ter voldoening van de eerste levensbehoeften een beperkte hoeveelheid drinkwater bij een van levering afgesloten kleinverbruiker achtergelaten wordt. Desalniettemin is ook de verstrekking van bewaarmiddelen op verzoek geïntroduceerd in de regeling. De drinkwaterbedrijven hebben te kennen gegeven daarmee uit de voeten te kunnen. Bovendien zorgt het ervoor dat afsluiting door drinkwaterbedrijven er niet direct toe leidt dat iemand acuut zonder drinkwater zit.

Over de verstrekking van gegevens in het kader van de wijzigingsregeling heeft geen afzonderlijke internetconsultatie plaatsgevonden. Aangezien deze maatregel juist in het leven is geroepen naar aanleiding van de internetconsultatie, wordt dat niet bezwaarlijk geacht. Bovendien heeft een internetconsultatie plaatsgevonden over de vergelijkbare Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 30 januari 2018 tot wijziging van de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas en de Warmteregeling (Stcrt. 2018, 5311). Daarop zijn enkele, overwegend positieve, reacties gekomen. Op basis daarvan was de verwachting dat een (tweede) internetconsultatie over deze wijzigingsregeling niet tot een andere uitkomst zou leiden.

9. Inwerkingtreding

Deze wijzigingsregeling treedt in werking op 1 juli 2018, in overeenstemming met de systematiek van de vaste verandermomenten van regelgeving. De invoeringstermijn van drie maanden uit aanwijzing 4.17, vijfde lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving is niet gehaald. Echter, met gemeenten is, door tussenkomst van de VNG, al eerder gedeeld dat deze wijzigingsregeling in werking zou treden. Daarom wordt inwerkingtreding met ingang van 1 juli niet bezwaarlijk geacht, ook gelet op de aanmerkelijke voordelen voor kleinverbruikers.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A, D en E

Deze onderdelen betreffen redactionele wijzigingen.

Artikel I, onderdeel B

Artikel 5 van de regeling bevatte de mogelijkheid om aan schuldhulpverlenende instanties gegevens te verstrekken van kleinverbruikers die langdurig de waterrekening niet hadden betaald en niet uitdrukkelijk hadden gereageerd op het aanbod van het drinkwaterbedrijf om tot het verstrekken van die gegevens over te gaan. Van die mogelijkheid is een verplichting gemaakt, zonder dat de genoemde voorwaarde van het ontbreken van contact is gewijzigd. De redenen hiervoor zijn toegelicht in het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel I, onderdeel C

Het nieuwe artikel 5a van de regeling introduceert de mogelijkheid voor kleinverbruikers van drinkwater die worden afgesloten om te verzoeken om bewaarmiddelen voor drinkwater. Door die bewaarmiddelen voor de afsluiting te vullen met drinkwater, hebben de kleinverbruikers en hun huisgenoten na afsluiting nog een beperkte hoeveelheid drinkwater om in hun eerste levensbehoeften te kunnen voorzien.

De bewaarmiddelen moeten door de kleinverbruiker worden gevraagd (artikel 5a, eerste lid). De kleinverbruiker wordt op die mogelijkheid geattendeerd bij de aankondiging dat de levering van drinkwater zal worden beëindigd (artikel 5a, tweede lid). Die aankondiging vindt altijd plaats nadat betalingsherinneringen zijn verstuurd en persoonlijk contact is gezocht. Dit is ook opgenomen in artikel 9, eerste lid, aanhef, van de Model Algemene Voorwaarden Drinkwater 2012 van de Vewin.

Het verzoek van de kleinverbruiker is niet gebonden aan een bepaalde vorm of termijn. In eerste instantie kan worden gedacht aan een schriftelijk of telefonisch verzoek in reactie op een aankondiging van afsluiting. Het verzoek kan echter ook mondeling worden gedaan, tot het moment dat de afsluiting heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld op het moment dat een medewerker van het drinkwaterbedrijf bij de kleinverbruiker langskomt om de levering van drinkwater te beëindigen. Doet een kleinverbruiker een dergelijk verzoek, dan zal het drinkwaterbedrijf de middelen uiterlijk bij de afsluiting verstrekken (artikel 5a, derde lid). In ieder geval moet de kleinverbruiker de gelegenheid hebben de bewaarmiddelen te vullen voordat de levering van drinkwater wordt beëindigd, indien de kleinverbruiker aanwezig is op het moment van afsluiting.

De bepaling geldt niet in de gevallen waarin de kleinverbruiker verzoekt om de beëindiging van levering (artikel 5a, vierde lid). Uit het verzoek kan immers worden afgeleid dat de kleinverbruiker op een andere manier voorziet in zijn drinkwater. Te denken valt aan een verhuizing, waarbij de kleinverbruiker de waterlevering in het oude huis laat beëindigen.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Kleinverbruikers (van drinkwater) zijn in artikel 1 van de Drinkwaterwet gedefinieerd als: consumenten of andere afnemers met een aansluiting waarbij de volumestroom van de levering van water niet meer bedraagt dan vijf kubieke meter per uur.

X Noot
2

Op 20 november 1989 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van het kind (Trb. 1990, 46).

X Noot
3

Op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (Trb. 2007, 169).

X Noot
4

Op 16 december 1966 te New York tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (Trb. 1969, 100).

X Noot
5

Mededeling van de Commissie van 19 maart 2014 over het Europees burgerinitiatief ‘Water en sanitaire voorzieningen zijn een mensenrecht! Water is een publiek goed, geen handelswaar!’, COM(2014) 177.

X Noot
6

Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie is per persoon per dag 50 tot 100 liter water nodig om te voldoen aan de basisbehoeften en zeer ernstige gezondheidsproblemen te voorkomen. Toegang tot 20 tot 25 liter per persoon per dag is een minimum, maar dan doen zich wel gezondheidsproblemen voor, omdat deze hoeveelheid niet voldoende is om aan de vereisten van basishygiëne en verbruik te beantwoorden (Office of the United Nations High Commissioner for Human Rights, The Right to Water, Genève: Verenigde Naties 2010, p. 8).

X Noot
7

Hof ’s-Hertogenbosch 2 maart 2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BL6583.

X Noot
8

Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 2798.

X Noot
9

Kamerstukken II 2007/08, 31 250, nr. 15, p. 3.

X Noot
10

EHRM 19 juni 2006, nr. 35014/97 (Hutten-Czapska/Polen).

Naar boven