Call for proposals Subsidieronde Open modules in het primair en voortgezet onderwijs, Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

2018

Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs (NCO)

Den Haag, februari 2018

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Inhoud

1

Inleiding

1

 

1.1

Achtergrond

1

 

1.2

Beschikbaar budget

2

 

1.3

Geldigheidsduur call for proposals

2

2

Doel

2

3

Richtlijnen voor aanvragers

3

 

3.1

Wie kan aanvragen

3

 

3.2

Wat kan aangevraagd worden

4

 

3.3

Wanneer kan aangevraagd worden

6

 

3.4

Het opstellen van de aanvraag

6

 

3.5

Subsidievoorwaarden

7

 

3.6

Het indienen van een aanvraag

8

4

Beoordelingsprocedure

8

 

4.1

Procedure

8

 

4.2

Criteria

12

5

Contact en overige informatie

14

 

5.1

Contact

14

 

5.2

Overige informatie

15

1 Inleiding

1.1 Achtergrond

Het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) coördineert en financiert onderwijsonderzoek en bevordert de verbinding tussen wetenschappelijk onderzoek en de praktijk van het onderwijs. Zo werkt het NRO aan vernieuwing en verbetering van het onderwijs.

Het NRO is onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).

Deze call for proposals beschrijft de procedure voor het aanvragen van een subsidie, en de beoordeling en selectie daarvan, voor de subsidieronde Open modules in het primair en voortgezet onderwijs.

Aanvragers worden uitgenodigd om een intentieverklaring en een uitgewerkte aanvraag in te dienen. Deze call for proposals valt onder verantwoordelijkheid van de programmacommissie van het Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs (NCO).

Het NCO

Sinds 2016 wordt door NRO gewerkt aan de opbouw van het NCO (voor meer info, zie www.nationaalcohortonderzoek.nl). Het NCO vervangt het eerdere cohortonderzoek naar onderwijsloopbanen, COOL5-18, dat aan het einde van 2016 is afgelopen. Aanleiding daarvoor was dat het COOL onderzoek tegen een aantal problemen aanliep, zoals de geringe respons bij scholen en de beperkte meerwaarde voor scholen. Kern van de nieuwe opzet is om het longitudinale onderwijsonderzoek op te zetten vanuit de registers (CBS en DUO) en leerlingvolgsystemen, aangevuld met zogenaamde modules die gericht zijn op specifieke onderwerpen waarvoor geen registerdata beschikbaar zijn. Die modules omvatten bv. aanvullende gegevens over sociaal-emotionele ontwikkeling, burgerschap of studiekeuzegedrag.

Het doel van het NCO is om een databestand op te bouwen dat toonaangevend is en gebruikt kan worden voor zowel fundamenteel als beleidsgericht onderwijsonderzoek. In de afgelopen twee jaar is het accent gelegd op het opbouwen van een kernbestand gericht op data van DUO en CBS. In dit bestand is informatie bijeen gebracht over de instroom- en uitstroomcohorten in het primair en voortgezet onderwijs vanaf 2008. Van deze cohorten is volledige informatie beschikbaar over de schoolloopbaan van leerlingen (bijvoorbeeld onderwijselement, leerjaar, CITO scores, BaO- advies, Examencijfers etc.) en over hun achtergrond (economische status ouders, samenstelling huishouden, inkomen ouders, vermogens ouders, herkomstland ouders, aantal kinderen, buurtkenmerken). In 2017 is een pilot gestart om data uit leerlingvolgsystemen (lvs) toe te voegen aan het kernbestand. Het betreft gegevens over de prestaties in de domeinen rekenen en taal van groep 3 tot en met groep 8 in het primair onderwijs. Naar verwachting zullen deze gegevens vanaf 2019 op grotere schaal uitgevraagd gaan worden.

In 2018 wil NRO het NCO verrijken met een open module. Deze module kan gericht zijn op aanvullend onderzoek in hetzij primair onderwijs hetzij voortgezet onderwijs. De module heeft geen betrekking op de voor- en vroegschoolse periode, het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs.

1.2 Beschikbaar budget

Het beschikbare budget voor de open module NCO bedraagt € 600.000. Er zal slechts één aanvraag worden gehonoreerd. Het bedrag is inclusief alle kosten voor dataverzameling en onderzoek.

1.3 Geldigheidsduur call for proposals

De deadline voor het indienen van intentieverklaringen is 24 april 2018, om 14:00 uur CE(S)T.

De deadline voor het indienen van aanvragen is 15 mei 2018, om 14:00 uur CE(S)T.

2 Doel

Met het toekennen van een open module beoogt de programmacommissie NCO tot verrijking van de NCO-database te komen. Hiertoe kunnen onderzoekers voorstellen indienen voor onderwerpen en vraagstukken binnen het primair of voortgezet onderwijs, die passen binnen een van de volgende onderzoeksthema’s van het NRO:

  • 1. De socialiserende functie van onderwijs

  • 2. Onderwijs en levensloop

  • 3. Het onderwijsbestel en sturing van en in het onderwijs

De uitgebreide beschrijving van deze thema’s kunt u aantreffen in het ‘NRO Onderzoeksprogramma 2016-2019’. Deze is beschikbaar op de website van het NRO: www.nro.nl/onderwijsonderzoek2016-2019. Aanvragers dienen in het aanvraagformulier aan te geven binnen welk onderzoeksthema het voorstel valt.

De uitnodiging tot het indienen van onderzoeksvoorstellen gaat uit naar onderzoekers met een vaste aanstelling aan een Nederlandse universiteit. Lectoren die bij hogescholen zijn aangesteld op het terrein van het onderwijsonderzoek, kunnen als medeaanvrager optreden. Er kan subsidie worden aangevraagd ter dekking van zowel de personele als de materiële kosten die voor het onderzoek worden gemaakt. Personele kosten betreffen de salariskosten van promovendi en postdoctoraal onderzoekers. Ervaring met de verzameling en analyse van grootschalige cohortdata is noodzakelijk in deze subsidieronde.

2.1 Aandachtspunten in het onderzoek

De programmacommissie wil voorstellen genereren die de bruikbaarheid en toepassing van het NCO vergroten. De call is met opzet open geformuleerd om onderzoekers in staat te stellen met grensverleggend onderzoek te komen, in conceptueel theoretisch en in methodisch opzicht. Uitdrukkelijk is de bedoeling om de data binnen één jaar na oplevering van de data beschikbaar te stellen aan de wetenschappelijke gemeenschap.

Het onderzoek zal worden begeleid door de programmacommissie van het NCO of individuele leden daarvan. Bij goedkeuring van het voorstel zal er een startbijeenkomst worden gepland waarin nadere afspraken worden gemaakt over het onderzoek en de begeleiding. Van de onderzoekers wordt verwacht dat ze minimaal één keer per jaar de voortgang van hun onderzoek presenteren bij de programmacommissie.

Het trekken van de steekproef voor de aanvullende dataverzameling zal in nauw overleg met de coördinatoren van NCO en de projectleider van het NCO bij het CBS plaatsvinden. De onderzoekers zijn verantwoordelijk voor de dataverzameling, maar het benaderen van de scholen zal in overleg met het NRO plaatsvinden. Hier voor zal specifiek voorlichtingsmateriaal beschikbaar worden gesteld. Koppeling van de data met het NCO gebeurt via het CBS. Hierover zullen specifieke afspraken worden gemaakt.

De programmacommissie acht daarnaast de volgende punten in het onderzoek van belang.

Nieuwe en/of aanvullende data

Het is de uitdrukkelijke bedoeling dat nieuwe en/of aanvullende data worden verzameld die blinde vlekken in het NCO opvullen. Bovendien dient het voorstel te leiden tot wetenschappelijke publicaties op basis van deze gecombineerde dataset. De looptijd van het onderzoek bedraagt maximaal 4 jaar.

Wetenschappelijke vernieuwing én maatschappelijke relevantie

De programmacommissie beoogt voorstellen te genereren voor fundamenteel en strategisch onderzoek dat empirisch en analytisch van aard is. Tegelijkertijd acht de programmacommissie het van belang dat nieuwe modules in het NCO een bijdrage leveren aan maatschappelijk relevante vraagstukken. Projectvoorstellen die maatschappelijke vraagstukken adresseren en kapitaliseren op nieuwe methodische en theoretische ontwikkelingen, acht de programmacommissie van groot belang.

Gebruiksmogelijkheden

De filosofie van het NCO is om een goede link te bewaren tussen enerzijds uitkomsten van fundamenteel en strategisch onderwijsonderzoek en anderzijds de waarde daarvan voor de onderwijspraktijk of het beleid. Het NRO vraagt van alle onderzoekers die in aanmerking willen komen voor financiering om een toelichting te geven op de mogelijke kennisbenutting van hun project.

Kosten voor kennisbenutting betreffen bijvoorbeeld:

  • kosten voor het ontwikkelen van een handleiding, checklist, app, website, toets- of lesmateriaal (ontwerp, vormgeving, drukwerk, beeldmateriaal, redactie);

  • kosten voor het organiseren van bijeenkomsten voor (specifieke) doelgroepen om eindresultaten te presenteren.

De toelichting op de kennisbenutting zal worden meegewogen in de beoordeling. Alle onderzoeksvoorstellen moeten daartoe ingaan op de disseminatie en op het gebruik dat van de onderzoeksuitkomsten gemaakt kan worden, inclusief het mogelijk gebruik van de nieuwe kennisconstructie in de praktijk.

In de Handleiding kennisbenutting fundamenteel onderwijsonderzoek wordt nader toegelicht wat van uitvoerders wordt verwacht op het gebied van kennisbenutting en welke ondersteuning het NRO daarbij kan bieden. Deze handleiding is te downloaden via http://www.nro.nl/kennis-verspreiden/handleidingen-kennisbenutting.

In onderzoeksvoorstellen die kapitaliseren op het leggen van vernieuwende relaties tussen conceptontwikkeling en praktijkinnovatie moet die relatie helder geoperationaliseerd worden. Het NRO hecht veel waarde aan het gebruik van wetenschappelijke kennis in de onderwijspraktijk.

Integratie

De onderzoeksthema’s uit het NRO Onderzoeksprogramma 2016-2019 vertonen onderling veel verbanden. In de voorbereiding van het programma is zorg besteed aan de integratie van thema’s. Juist die knooppunten in het programma zijn interessant. De programmacommissie verwelkomt onderzoeksvoorstellen die zich begeven op het snijvlak van de gekozen thema’s uit het programma en die thema’s daadwerkelijk in het onderzoek integreren.

3 Richtlijnen voor aanvragers

3.1 Wie kan aanvragen

Aanvragen kunnen worden ingediend door een gepromoveerde onderzoeker met een vaste aanstelling aan een Nederlandse (para)universitaire instelling. Alleen aanvragers die een intentieverklaring hebben ingediend kunnen een uitgewerkte aanvraag indienen.

Onderzoekers van de volgende kennisinstellingen kunnen aanvragen indienen:

  • Nederlandse universiteiten;

  • KNAW- en NWO-instituten;

  • het Nederlands Kanker Instituut;

  • het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek te Nijmegen;

  • onderzoekers van de Dubble-bundellijn bij de ESRF te Grenoble;

  • NCB Naturalis.

Lectoren die bij hogescholen zijn aangesteld op het terrein van het onderwijsonderzoek, kunnen als medeaanvrager optreden.

De hoofdaanvrager en medeaanvrager(s) dienen gedurende de periode waarover subsidie wordt gevraagd effectief betrokken te kunnen blijven bij het onderzoek waarop de aanvraag betrekking heeft. De instelling dient de aanvragers in de gelegenheid te stellen om gedurende de looptijd van het aanvraagproces en het onderzoek voor een adequate begeleiding van het onderzoek zorg te dragen.

Een aanvraag telt een hoofdaanvrager en maximaal drie medeaanvragers. Een onderzoeker kan in deze subsidieronde maximaal één maal als aanvrager optreden, hetzij als hoofdaanvrager, hetzij als medeaanvrager. Hoofd- en medeaanvragers kunnen geen subsidie voor zichzelf aanvragen met uitzondering van een vervangingssubsidie.

Voor de volledigheid wordt hierbij opgemerkt dat NRO-programmaraads- en programmacommissieleden niet van deelname uitgesloten zijn. Zij vallen onder de geldende definities van ‘aanvrager’. In de beoordelingsprocedure zijn, conform de Gedragscode Belangenverstrengeling NWO, waarborgen voor mogelijke betrokkenheid van NRO-programmaraads- en commissieleden ingebouwd. Leden van de beoordelingscommissie daarentegen kunnen niet tevens aanvrager in dezelfde ronde zijn.

3.2 Wat kan aangevraagd worden

Het totale budget voor deze beoordelingsronde is maximaal € 600.000,-. Dit budget geldt als richtlijn en absoluut maximum. Er wordt maximaal één voorstel gehonoreerd. Subsidie kan worden aangevraagd ter dekking van zowel de aan het project verbonden personele als de materiële kosten. Alle kosten dienen inhoudelijk gemotiveerd te worden. Er kan alleen subsidie worden aangevraagd voor de kosten van personen en instellingen die in Nederland gevestigd zijn.

Het NRO accepteert publieke en/of private cofinanciering in de vorm van personele en materiële bijdragen op voorwaarde dat de rol en de garantie van publieke en/of private cofinanciering duidelijk worden geëxpliciteerd in het aanvraagformulier. De cofinanciering mag niet hoger zijn dan het bij het NRO aangevraagde budget, omdat het NRO de hoofdfinancier moet zijn. Voor de voorwaarden voor private cofinanciering wordt u verder verwezen naar art. 1.5 NWO-subsidieregeling.

De programmacommissie behoudt zich het recht voor bij de toekenning van een subsidie, vanwege budgettaire en inhoudelijke overwegingen, niet het gehele aangevraagde budget toe te kennen.

Personele kosten

Subsidie kan worden aangevraagd voor de salariskosten van voor het onderzoek aan te stellen personeel. Het betreft in elk geval de salariskosten van wetenschappelijk personeel en incidenteel die van niet-wetenschappelijk personeel.

Voor personeel aan onderwijs- en onderzoeksinstellingen gefinancierd met publieke middelen wordt het volgende onderscheid gemaakt:

  • AiO’s en postdoc’s (aangesteld aan een universiteit)

Voor de aanstelling van promovendi en postdocs op het project is het met de VSNU gesloten Akkoord Bekostiging Wetenschappelijk Onderzoek inclusief bijbehorende meest recente salaristarieven http://www.nwo.nl/financiering/hoe-werkt-dat/salaristabellen van toepassing.

Wetenschappelijk personeel

Onder wetenschappelijk personeel wordt personeel verstaan dat onderzoek verricht: promovendi, postdoctoraal onderzoekers en onderzoekers die met een vervangingssubsidie vrijgesteld worden om onderzoek te verrichten. De werkzaamheden van deze personen resulteren in wetenschappelijke output. Per categorie gelden de volgende uitgangspunten.

Promovendus

  • Een promovendus is op het moment van aanstelling minder dan twee jaar afgestudeerd;

  • Een promovendus kan alleen vanaf het eerste jaar worden aangesteld;

  • De aanstellingsduur bedraagt in beginsel maximaal vier jaar, de aanstellingsomvang 1,0 fte. Een deeltijdaanstelling (vijf jaar, 0,8 fte) is mogelijk.

Postdoconderzoeker

  • Een postdoconderzoeker is op het moment van de aanstelling gepromoveerd, of de promotiedatum is vastgesteld en vindt binnen zes maanden na aanstelling plaats;

  • Een postdoconderzoeker is op het moment van de aanstelling niet langer dan vijf jaar geleden gepromoveerd;

  • De aanstellingsduur voor een postdoconderzoeker bedraagt minimaal één en maximaal vier jaar;

  • Een deeltijdaanstelling (minimaal 0,5 fte) is mogelijk.

Vervangingssubsidie

Een hoofd- of medeaanvrager die tevens hoogleraar, U(H)D of lector is, kan voor een gedeelte van zijn of haar onderwijsverplichtingen worden vrijgesteld door middel van een vervangingssubsidie, zodat hij of zij zich voor een bepaalde periode kan wijden aan het onderzoek. Een vervangingssubsidie voor het verrichten van onderzoek wordt alleen toegekend indien de aanvrager kan aantonen dat een subsidie voor een promovendus of postdoc niet in het beoogde doel voorziet. Uit de vervangingssubsidie kunnen de salariskosten worden gedekt van de vervanger. Hiervoor wordt het vaste salaristarief van een postdoc gehanteerd met een maximum van € 100.000,–.

Niet-wetenschappelijk personeel

Onder niet-wetenschappelijk personeel wordt personeel verstaan dat het onderzoek van de hierboven genoemde personen ondersteunt met specialistische niet- wetenschappelijke taken ten behoeve van het onderzoek, bijvoorbeeld computerprogrammering. Subsidie kan worden aangevraagd voor niet- wetenschappelijk personeel op mbo-, hbo- of academisch niveau. De inzet dient uitdrukkelijk gemotiveerd te worden, zowel wat betreft niveau, als wat betreft duur. Administratief ondersteunende taken kunnen niet onder deze subsidie worden aangevraagd.

In de aanvraag dient te worden aangegeven hoe de aangevraagde personele kosten verdeeld worden over de verschillende leden van het consortium (indien van toepassing) met de overwegingen achter deze verdeling.

De hoofdaanvrager is verantwoordelijk voor de verdeling van het budget over de leden van het consortium.

Materiële kosten

In een aanvraag kan subsidie worden aangevraagd ter dekking van materiële kosten, zoals:

  • de aanschaf van speciaal voor het onderzoek benodigde apparatuur, gebruiksgoederen;

  • kosten voor het houden van enquêtes, het doen van experimenten en testonderzoek, en de aanschaf van databestanden;

  • reizen die noodzakelijk zijn in verband met het onderzoek;

  • studentassistentie;

  • kosten die verband houden met disseminatie van onderzoeksresultaten, op toegankelijke wijze ter beschikking stellen van onderzoeksdata, kennisoverdracht en kennisbenutting.

  • internationaliseringskosten.

De kosten van apparatuur, van verbruiksgoederen of van administratieve of technische hulp die tot het gebruikelijke voorzieningenpakket van een onderzoeksinstelling gerekend moeten worden en de kosten voor computergebruik bij rekencentra, alsmede voor het gebruik van laboratoria komen niet in aanmerking voor subsidiëring, tenzij het onderzoek een gebruik van faciliteiten met zich meebrengt dat aantoonbaar uitgaat boven het normale gebruik. Uitsluitend kosten die rechtstreeks voortvloeien uit het onderzoek zijn subsidiabel. Er kunnen derhalve bijvoorbeeld geen huisvestings-, overhead-, onderhouds- of afschrijvingskosten uit het materiële budget worden bekostigd.

Bij een aanstelling van minimaal 1 jaar / 0,5 fte wordt een maximale benchfee van € 5.000,– ter beschikking gesteld. Bij een aanstelling in deeltijd wordt de benchfee naar rato toegekend. Deze benchfee is bedoeld voor kosten ter stimulering van de wetenschappelijke carrière van de door het NRO gefinancierde onderzoeker (bijvoorbeeld congresbezoek, publicatie van de dissertatie).

Congresbezoek van promovendi en postdocs wordt bekostigd vanuit de benchfee. Dit betreft een vergoeding van maximaal 5.000 euro. Congresbezoek voor het overige personeel kan worden aangevraagd als ‘congreskosten overig personeel’.

Materiële kosten dienen zowel inhoudelijk gemotiveerd als financieel onderbouwd te worden.

Internationaliseringskosten

Kosten voor internationalisering van het beoogde onderzoek kunnen, indien ze niet worden vergoed door de eigen universiteit of faculteit en indien ze zijn gespecificeerd en gemotiveerd in de aanvraag, voor vergoeding in aanmerking komen. Het betreft de kosten van:

  • reizen naar en verblijf in het buitenland voor onderzoeksdoeleinden of een werkbezoek in het kader van het onderzoek, van de coördinator van een onderzoeksproject en/of van een uitvoerend onderzoeker;

  • reizen naar en verblijf in het buitenland voor begeleiders of onderzoekers die uitgenodigd worden voor de presentatie van onderzoeksresultaten in een workshop of expertmeeting aldaar;

  • de organisatie van workshops in Nederland, alsmede de kosten van reizen naar en verblijf in Nederland voor buitenlandse begeleiders of onderzoekers die uitgenodigd worden voor de presentatie van onderzoeksresultaten op een workshop of expertmeeting in het kader van het onderzoek;

  • reizen naar en verblijf in het buitenland voor het (mede)presenteren aan het onderzoek verbonden personen van de resultaten van het onderzoek op een internationaal congres. Kosten van promovendi en postdocs voor dit doeleinde, vallen onder de benchfee en gelden als maximum.

De programmacommissie behoudt zich het recht voor bij de toekenning van een subsidie, vanwege budgettaire overwegingen, niet het gehele aangevraagde budget voor internationaliseringskosten toe te kennen.

Kennisbenutting

Kosten voor kennisbenutting betreffen bijvoorbeeld:

  • kosten voor het ontwikkelen van een handleiding, checklist, app, website, toets- of lesmateriaal (ontwerp, vormgeving, drukwerk, beeldmateriaal, redactie);

  • kosten voor het organiseren van bijeenkomsten voor (specifieke) doelgroepen om eindresultaten te presenteren.

De kosten voor kennisbenutting moeten gespecificeerd en toegelicht worden in de begroting van de aanvraag. Kosten van personeel binnen het consortium voor kennisbenuttingsactiviteiten worden in het aanvraagformulier opgegeven onder ‘personele kosten’ en niet onder de post ‘kennisbenutting’, die valt onder ‘materiële kosten’.

Financiering

Subsidie wordt toegekend en volledig uitbetaald aan de hoofdaanvrager. De uitbetaling van personele en materiële kosten geschiedt volgens de in de toekenningsbrief genoemde tranches. De laatste tranche wordt uitgekeerd na goedkeuring van het eindverslag en de financiële verantwoording.

3.3 Wanneer kan aangevraagd worden

De deadline voor het indienen van intentieverklaringen is 24 april 2018, om 14:00 uur CE(S)T.

De deadline voor het indienen van aanvragen is 15 mei 2018, om 14:00 uur CE(S)T.

Bij het indienen van uw intentieverklaring en aanvraag in ISAAC dient u ook online nog gegevens in te voeren. Begin daarom ten minste één dag vóór de deadline van deze call for proposals met het indienen van uw aanvraag. Aanvragen die na de deadline worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

3.4 Het opstellen van de intentieverklaring en de aanvraag

De intentieverklaring moet via ISAAC worden ingevuld en ingediend. Hiervoor is geen apart formulier beschikbaar.

Het opstellen en indienen van een volledige aanvraag werkt als volgt:

  • Download het aanvraagformulier vanuit het online aanvraagsysteem ISAAC of vanaf de website van NWO (onderaan de webpagina van het betreffende financieringsinstrument).

  • Vul het aanvraagformulier in.

  • Sla het formulier op als pdf en upload het in ISAAC. Uw aanvraag dient in het Engels te worden opgesteld.

Disciplinecodes

Het is verplicht om in het aanvraagformulier één of meerdere disciplinecode(s) in te vullen die van toepassing is/zijn op het voorgestelde onderzoek. U kunt hiervoor alleen gebruik maken van de NWO disciplinecodes, te vinden via www.nwo.nl/disciplinecodes. Het is verplicht om deze informatie ook in ISAAC in te vullen in het tabblad ‘Algemeen’ bij ‘Disciplines’ voor u de aanvraag indient.

In zowel het aanvraagformulier als ISAAC hoort daar in ieder geval altijd de disciplinecode voor ‘Onderwijswetenschappen’ (41.90.00) tussen te staan. Vervolgens zet u in rangorde van boven naar onder de belangrijkste (sub)disciplines.

3.5 Subsidievoorwaarden

Op alle aanvragen zijn de NWO-subsidieregeling 2017 en het Akkoord bekostiging wetenschappelijk onderzoek van toepassing.

Open access

Alle publicaties van onderzoek dat is gefinancierd op basis van toekenningen voortvloeiend uit deze call for proposals dienen onmiddellijk (op het moment van publicatie) wereldwijd vrij toegankelijk te zijn (open access). Er zijn verschillende manieren voor onderzoekers om open access te publiceren

Een uitgebreide toelichting hierop vindt u op www.nwo.nl/openscience.

Projectresultaten moeten zo spoedig mogelijk worden gepubliceerd, ook wanneer sprake is van te verwachten exploitatierechten.

Datamanagement

Bij goed onderzoek hoort verantwoord datamanagement. Onderzoeksdata die voortkomen uit met publieke middelen gefinancierd onderzoek moeten zo veel mogelijk ‘vrij’ en duurzaam beschikbaar komen voor hergebruik door andere onderzoekers. Daarnaast is het belang van verantwoord datamanagement groot. Aanvragen dienen daarom te voldoen aan het datamanagementprotocol van NWO. Onderzoekers dienen in hun begroting ook rekening te houden met de personele en materiële kosten voor datamanagement. Dit protocol bestaat uit twee stappen:

  • 1. Datamanagementparagraaf

    De datamanagementparagraaf maakt deel uit van de uitgewerkte onderzoeksaanvraag. Onderzoekers dienen vier vragen te beantwoorden over datamanagement binnen hun beoogde onderzoeksproject. Zij worden dus gevraagd reeds voor aanvang van het onderzoek te bedenken hoe de verzamelde data geordend en gecategoriseerd moeten worden zodat zij vrij beschikbaar kunnen worden gesteld. Vaak zullen al bij het tot stand komen van de data en de analyse

    daarvan maatregelen getroffen moeten worden om opslag en deling later mogelijk te maken. Onderzoekers kunnen zelf aangeven welke onderzoeksdata zij voor opslag en hergebruik relevant achten.

  • 2. Datamanagementplan

    Na honorering van een aanvraag dient de onderzoeker de datamanagementparagraaf uit te werken tot een datamanagementplan. 3 maanden na honorering van de aanvraag moet dat plan via ISAAC onder rapportages zijn ingediend bij het NRO. Het NRO keurt het plan zo snel mogelijk goed. Goedkeuring van het datamanagementplan door het NRO is voorwaarde voor de subsidieverlening. Het plan kan tijdens het onderzoek worden bijgesteld.

Meer informatie over het datamanagementprotocol van NWO staat op: www.nwo.nl/datamanagement. Daarnaast is informatie te vinden op de website van het Landelijk Coördinatiepunt Research Datamanagement: www.lcrdm.nl.

NARCIS

Bij aanvang van het onderzoek dient melding gemaakt te worden bij NARCIS, de Nederlandse onderzoeksdatabank van Data Archiving and Networked Services (DANS) van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), opdat de beschrijving van het onderzoek kan worden opgenomen in de databank van NARCIS: www.narcis.nl. Het onderzoek wordt na aanmelding binnen vijf werkdagen opgenomen in NARCIS en krijgt daarbij een uniek onderzoeksnummer (OND- nummer), waarmee het bekend is voor andere onderzoekers.

DANS

Alle producten en tussenproducten, met name databestanden met onderzoeksgegevens die zich lenen voor meervoudig gebruik, dienen binnen drie maanden na publicatie van een rapport door de subsidieontvanger te worden aangeboden aan het online archiveringssysteem EASY van Data Archiving and Networked Services (DANS) van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (KNAW), onder vermelding van het unieke OND-nummer. De producten moeten daarbij zijn geschoond van de vertrouwelijke gegevens, de gerubriceerde gegevens en de gegevens waarvan op grond van de wet- en regelgeving het openbaar maken achterwege moet blijven. Databestanden dienen voorzien te zijn van documentatie conform de richtlijnen van DANS. Na opname van de databestanden in EASY wordt een ‘Persistent Identifier’ van het databestand toegekend door DANS.

NCO

De omvangrijke landelijk representatieve databestanden uit dit onderzoek dienen ter beschikking te worden gesteld aan het CBS, ten behoeve van het Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs (NCO) dat onderdeel is van het NRO. Het NCO zal instructies en handleidingen verstrekken op basis waarvan de dataverzameling kan worden aangepast en informatie kan worden verstrekt aan de respondenten.

Specifieke subsidievoorwaarden

Als algemene regel geldt dat aanvragers uitsluitend voorstellen kunnen indienen die passen binnen de drie genoemde thema’s van het NRO Onderzoeksprogramma 2016-2019.

Onderzoeksvoorstellen op het snijvlak van deze thema's zijn welkom. Onderzoekers dienen aan te geven welke thema's het betreft en welke daarvan het centrale of kernthema is. Onderzoeksvoorstellen die niet zijn toegespitst op de geselecteerde thema’s of onderwijssectoren, worden niet in behandeling genomen. Het is aan de aanvrager om te beargumenteren waarom een aanvraag binnen een thema past. Het aanvraagformulier biedt hiervoor ruimte.

Van een hoofdaanvrager wordt verwacht dat hij of zij bereid is om de wetenschappelijke, organisatorische en financiële verantwoordelijkheid voor het te subsidiëren onderzoek op zich te nemen. Dit houdt onder meer in dat de hoofdaanvrager, indien subsidie wordt toegekend, zal zorg dragen voor de dagelijkse begeleiding van de onderzoeker(s) en de coördinatie van het onderzoek, alsmede voor het tot stand komen van voortgangsrapportages, het wetenschappelijk eindverslag, financiële verantwoording en de juiste en volledige registratie van alle gerealiseerde output.

Let op! Deze subsidieronde vindt tegelijk plaats met de subsidieronde Beleidsgericht Onderwijsonderzoek 2018. Het is niet toegestaan om in beide rondes een aanvraag over hetzelfde hoofdstuk uit het NRO Onderzoeksprogramma 2016-2019 in te dienen.

3.6 Het indienen van een aanvraag

Het indienen van een intentieverklaring en een aanvraag kan alleen via het online aanvraagsysteem ISAAC. Intentieverklaringen en aanvragen die niet via ISAAC zijn ingediend, worden niet in behandeling genomen.

Een hoofdaanvrager is verplicht zijn/haar aanvraag via zijn/haar eigen ISAAC- account in te dienen. Indien de hoofdaanvrager nog geen ISAAC-account heeft, dient hij/zij dat minimaal een dag voor het indienen aan te maken. Dit om eventuele aanmeldproblemen op tijd te kunnen verhelpen. Indien de hoofdaanvrager al een account bij NWO heeft, hoeft deze geen nieuw account aan te maken om een nieuwe aanvraag in te dienen.

Bij het indienen van uw aanvraag in ISAAC dient u ook online nog gegevens in te voeren. Begin daarom ten minste één dag vóór de deadline van deze call for proposals met het indienen van uw aanvraag. Aanvragen die na de deadline worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

Voor vragen van technische aard verzoeken wij u contact op te nemen met de ISAAC-helpdesk, zie paragraaf 5.2.1.

4 Beoordelingsprocedure

4.1 Procedure

De eerste stap in de beoordelingsprocedure is een toets of de aanvraag in behandeling genomen kan worden. Hiervoor worden de voorwaarden zoals beschreven in hoofdstuk 3 van deze call for proposals toegepast.

Voor alle bij de beoordeling en/of besluitneming betrokken personen en betrokken NWO-medewerkers is de NWO-code belangenverstrengeling van toepassing.

De datamanagementparagraaf in de aanvraag wordt niet beoordeeld en derhalve ook niet meegewogen in de beslissing om een aanvraag al of niet toe te kennen. Wel kan de commissie advies geven met betrekking tot de datamanagementparagraaf. Na honorering van een aanvraag dient de onderzoeker de paragraaf uit te werken in een datamanagementplan. Aanvragers kunnen hierbij gebruik maken van het advies van de commissie.

NRO voorziet alle uitgewerkte aanvragen van een kwalificatie. Deze kwalificatie wordt aan de aanvrager bekend gemaakt bij het besluit over het al dan niet toekennen van subsidie.

De kwalificatie kent de volgende categorieën:

  • excellent

  • zeer goed

  • goed

  • ontoereikend

  • komt niet in aanmerking voor de volgende fase van de NWO- beoordelingsprocedure (geldt alleen voor financieringsinstrumenten met een voorselectie).

Voor meer informatie over de kwalificaties zie: http://www.nwo.nl/kwalificaties.

In deze subsidieronde is gekozen voor een procedure met intentieverklaringen en uitgewerkte aanvragen.

De procedure bestaat uit de volgende stappen:

  • indiening van intentieverklaringen

  • indiening van aanvragen

  • in behandeling nemen van de aanvragen

  • voorselectie (optioneel)

  • beoordeling door internationale referenten

  • weerwoord

  • preadvisering beoordelingscommissie

  • beoordeling door de beoordelingscommissie

  • besluitvorming programmacommissie van het NCO

Indiening van intentieverklaringen

Door middel van een intentieverklaring geeft u aan dat u een aanvraag wilt indienen voor deze call for proposals. De intentieverklaring is bedoeld om het bureau te informeren ten behoeve van volgende stappen in de procedure. Voor indiening van de intentieverklaring is een standaardformulier in ISAAC beschikbaar.

Intentieverklaringen dienen uiterlijk 24 april 2018, 14:00 uur via ISAAC te zijn ingediend. Het indienen van een intentieverklaring is verplicht. Het is verplicht om in de intentieverklaring definitieve opgave te doen van de namen van hoofdaanvrager, de medeaanvrager(s) en het hoofdthema van de aanvraag. U kunt hier niet meer van afwijken in het aanvraagformulier. De namen van de medeaanvragers en het hoofdthema kunnen in de intentieverklaring worden opgenomen in het veld waarin u ook de samenvatting invult. Ontvangst van de intentieverklaring zal bevestigd worden aan de hoofdaanvrager. Het is mogelijk om een intentieverklaring in te trekken, u wordt gevraagd om dit via e-mail aan het NRO kenbaar te maken en de verklaring in ISAAC terug te trekken.

Indiening van aanvragen

Voor indiening van het voorstel is een standaardformulier beschikbaar. Dit formulier wordt op de website van NWO en in ISAAC beschikbaar gesteld. Aanvragers dienen zich te houden aan de in dit formulier opgenomen vragen en de toelichting hierop, alsmede aan de richtlijnen voor het maximale aantal woorden en pagina’s.

Volledig ingevulde aanvraagformulieren dienen uiterlijk 15 mei 2018, 14:00 uur via ISAAC ingediend te zijn. Na genoemd tijdstip is indiening niet meer mogelijk. Na ontvangst van de aanvraag ontvangt de indiener hiervan een bevestiging.

In behandeling nemen van de aanvragen

Zo spoedig mogelijk na indiening van het voorstel krijgt de hoofdaanvrager bericht over het al dan niet in behandeling nemen van de aanvraag. Het NRO-secretariaat bepaalt dat aan de hand van de in paragraaf 4.2.1 genoemde criteria voor het in behandeling nemen van de aanvraag. Een aanvraag die niet voldoet aan een van de genoemde criteria, wordt niet in behandeling genomen.

Voorselectie (optioneel)

Bij grote aantallen uitgewerkte aanvragen kan de programmacommissie ervoor kiezen om een voorselectie te houden (art. 2.2.3 NWO Subsidieregeling). Hierbij is het aantal ingediende aanvragen vier maal groter dan het aantal honoreringen. Bij een voorselectie worden de aanvragen globaal op de beoordelingscriteria beoordeeld. De beoordelingscommissie geeft de aanvrager gelegenheid tot wederhoor en adviseert vervolgens de programmacommissie. Vervolgens besluit de programmacommissie de minder kansrijke aanvragen terzijde te schuiven.

Beoordeling door referenten

De in behandeling genomen aanvragen worden voor commentaar voorgelegd aan ten minste twee onafhankelijke referenten uit binnen- en buitenland. Hen wordt gevraagd een inhoudelijk en beargumenteerd commentaar op het voorstel te geven. Zij formuleren hun commentaar aan de hand van de beoordelingscriteria. De referenten worden gekozen op basis van hun expertise en mogen niet betrokken zijn bij de aanvragen. Aanvragers kunnen bij het indienen van de aanvraag via ISAAC suggesties doen voor potentiële referenten met wie zij geen directe samenwerkingsrelatie onderhouden. Het geven van suggesties biedt geen garantie dat deze referenten ook zullen worden benaderd om de aanvraag te beoordelen.

Het bureau bepaalt, onder verantwoordelijkheid van de programmacommissie, wie als referenten worden benaderd. De leden van de beoordelingscommissie kunnen om suggesties worden gevraagd. Indien blijkt dat een referentencommentaar zich te zeer richt op de persoon van de aanvrager of uitvoerder, of anderszins onzakelijk is, behoudt de programmacommissie zich het recht voor dit commentaar te doen herzien alvorens het voor te leggen aan de beoordelingscommissie dan wel het commentaar niet door te zenden.

Weerwoord

De aanvrager ontvangt de geanonimiseerde commentaren op zijn of haar aanvraag en krijgt één week de gelegenheid een weerwoord hierop te formuleren. Indien de teneur van de referentcommentaren overwegend negatief is, wordt de aanvrager dringend aangeraden de aanvraag terug te trekken. De ervaring heeft geleerd dat de kans op een positieve beoordeling over het algemeen zeer klein is bij overwegend negatieve referentencommentaren. Indien de aanvrager besluit de aanvraag terug te trekken, dan dient hij dit zo snel mogelijk aan het NRO-bureau te melden.

Bespreking door beoordelingscommissie

De beoordelingscommissie bespreekt de aanvraag, de referentencommentaren en het weerwoord van de aanvrager en stelt aan de hand hiervan een schriftelijk advies op voor de programmacommissie over de kwaliteit van de aanvraag. De adviezen komen tot stand in het kader van de vigerende wetenschappelijke criteria.

Bij een aanvraag voor geeft de beoordelingscommissie een oordeel over het gehele voorstel, inclusief de deelprojecten. Zij geeft daarnaast een beeld van de kwaliteit van de referentencommentaren en het weerwoord.

Indien zich op de eerste positie (de prioriteringsgrens) aanvragen bevinden die ex aequo zijn geëindigd, dan prioriteert de commissie deze voorstellen.

Besluitvorming door de programmacommissie

De adviezen van de beoordelingscommissie worden door de programmacommissie getoetst en besproken. Vervolgens stelt de programmacommissie de kwalificaties vast en besluit hij welke aanvraag voor honorering in aanmerking komt. Bij deze besluitvorming kan de programmacommissie inhoudelijke en beleidsmatige overwegingen in aanmerking nemen. De aanvragers ontvangen zo spoedig mogelijk na de afronding van de besluitvorming door de programmacommissie de uitslag over de beoordeling van hun aanvraag.

Na toekenning

Binnen een half jaar starten

Het toegekende onderzoeksproject dient uiterlijk een half jaar na de toekenning te starten, anders kan het subsidiebesluit worden ingetrokken. Voor de start dienen de personalia van de uitvoerder(s) aan de programmacommissie te zijn doorgegeven aan de hand van het personeelsinformatieformulier dat u kunt downloaden op www.nro.nl/projectbeheer. De datum waarop de eerste uitvoerder daadwerkelijk wordt aangesteld beschouwt de programmacommissie als werkelijke startdatum van het onderzoek en zal als zodanig in de administratie worden opgenomen.

Tussentijdse wijzigingen melden

Op de hoofdaanvrager van wie een project is gehonoreerd, rust de verplichting om, conform de algemene subsidievoorwaarden, eventuele afwijkingen in de planning of uitvoering van het onderzoek, onmiddellijk en met redenen omkleed voor te leggen aan het NRO-bureau. De programmacommissie dient akkoord te gaan met dergelijke wijzigingen. Verlengingen van de subsidieperiode zijn in principe beperkt toegestaan.

Monitoring voortgang onderzoek en kennisbenutting

Het NRO monitort de voortgang en evalueert de resultaten van het gefinancierde onderzoek. Als uitgangspunt dienen hierbij de in de aanvraag vermelde planning en de beoogde opbrengsten van het onderzoek. Indien hierop een afwijking wordt geconstateerd, en deze is niet tijdig gemeld en goedgekeurd door de programmacommissie en is geen sprake van force majeure, dan zal de programmacommissie de subsidie lager vaststellen. Zie daartoe verder de NCO toetsings- en evaluatieprocedure, beschikbaar via www.nro.nl/projectbeheer.

Daarnaast heeft de programmacommissie een meer interactieve inhoudelijke monitoring ingesteld. Deze is bedoeld voor het afleggen van verantwoording voor de toegekende subsidie.

Het NRO vindt het belangrijk om de resultaten van wetenschappelijk onderzoek te delen met een breed publiek en met eventuele gebruikers. Dit gebeurt onder meer door deze resultaten onder de aandacht te brengen van de (vak)media en vakbladen. Na toekenning van de subsidie zal de medewerker kennisbenutting van het NRO contact opnemen met de hoofdaanvrager voor overleg over het plan voor kennisdisseminatie zoals dat in de subsidieaanvraag is opgenomen en te overleggen op welke wijze onderzoeksresultaten bekend worden gemaakt. Ter ondersteuning van de disseminatieactiviteiten zal hierover ook tijdens de looptijd van het project regelmatig overleg worden gevoerd. Voor de disseminatie van de onderzoeksresultaten dient in de aanvraag apart budget gereserveerd te worden.

De medewerker kennisbenutting kan bijvoorbeeld (adviseren over) het opstellen van een persbericht opstellen en de benadering van journalisten benaderen over het onderzoek. Ook tijdens de looptijd van het onderzoek kan de medewerker kennisbenutting betrokken worden bij niet-wetenschappelijke disseminatieactiviteiten. Punten van aandacht zijn hier tevens verspreiding en valorisatie van relevante kennis binnen het onderwijsveld.

Voortgangsrapportage

Halverwege de looptijd van het onderzoek dient de hoofdaanvrager verslag te doen van het tot dan toe uitgevoerde onderzoek en de vergelijking te maken met het onderzoek zoals geformuleerd in het programma. Ook moet duidelijk worden wat er aan kennisdisseminatie en kennisoverdracht is gedaan. Tevens dient de hoofdaanvrager aan te geven hoe het onderzoek in de tweede periode zal worden uitgevoerd. De schriftelijke rapportage dient te worden goedgekeurd door de programmacommissie.

Eindverslag

Uiterlijk binnen drie maanden na afloop van de subsidieperiode dient, conform de subsidiebepalingen van NWO, de hoofdaanvrager een eindverslag op te stellen en een financiële verantwoording in te dienen. Alle tot dan toe in het kader van het project gerealiseerde en in de aanvraag genoemde wetenschappelijke output wordt geregistreerd. Tevens dient de hoofdaanvrager een gedetailleerde planning van oplevering van de nog te verwachten wetenschappelijke output op te stellen. Na goedkeuring van het eindverslag wordt de subsidieperiode afgesloten en de definitieve subsidie vastgesteld. Het niet op tijd indienen van het eindverslag kan tot gevolg hebben dat de laatste subsidietranche niet wordt uitgekeerd.

Wetenschappelijke output

Het onderzoek zal pas succesvol zijn afgerond als minimaal de in de aanvraag genoemde wetenschappelijke output aan de programmacommissie ter beschikking is gesteld. Voor dissertaties geldt dat deze digitaal aan de programmacommissie worden aangeboden. Daarnaast verlangt het NRO dat gedurende de looptijd, en tot twee jaar na de looptijd van het project, iedere publicatie of andere vorm van output volgens het Standaard Evaluatie Protocol (SEP) afzonderlijk wordt geregistreerd in ISAAC; het elektronische indiensysteem van NWO op www.isaac.nwo.nl. Daar is een uitgebreide beschrijving te vinden van de stappen voor het registreren van producten in ISAAC.

Afronding

De programmacommissie kan onderzoek alleen inhoudelijk vaststellen als ook de output beschikbaar is. Indien door een situatie van overmacht de oplevering van output vertraging oploopt, stelt de programmacommissie de hoofdaanvrager in de gelegenheid deze output binnen een redelijke termijn op te leveren. Hiermee wordt de vaststelling en de financiële afronding van het project opgeschort.

Indien er geen sprake is van overmacht en wanneer de hoofdaanvrager binnen de gestelde termijn de output niet oplevert, dan wordt het onderzoek op basis van het eindverslag vastgesteld. Het onderzoek wordt dan beschouwd als niet succesvol afgerond. Dit kan ertoe leiden dat de laatste subsidietranche niet wordt uitgekeerd.

Presentatie resultaten

Het NRO zal regelmatig bijeenkomsten organiseren waar alle onderzoeken die door de vier programmaraden zijn gehonoreerd gepresenteerd worden. Uitvoerders van door het NCO gesubsidieerde projecten worden verwacht hieraan een bijdrage te leveren.

Bezwaar en beroep

Voor het indienen van formele bezwaren tegen beslissingen in het kader van deze subsidieronde staan, waar van toepassing, de geldende bezwaar- en beroepsprocedures open.

Tijdpad subsidieronde

februari 2018

uitnodiging tot het indienen van onderzoeksvoorstellen

24 april 2018, 14:00 uur

deadline indienen intentieverklaringen

15 mei 2018, 14:00 uur

deadline indienen uitgewerkte voorstellen

eind mei 2018

vaststelling in behandeling nemen door het secretariaat; bericht naar aanvragers hierover

juni–september 2018

beoordeling door referenten

oktober 2018

gelegenheid tot weerwoord aanvrager op commentaren referenten

oktober/november 2018

opstellen adviezen door beoordelingscommissie

december 2018

besluitvorming programmacommissie NCO

4.2 Criteria

4.2.1 Criteria voor het in behandeling nemen van de aanvraag

Om in aanmerking te komen voor toelating tot de beoordelingsprocedure dient iedere aanvraag te voldoen aan een aantal formele voorwaarden, zoals hieronder beschreven. Aanvragen zullen eerst op deze voorwaarden worden getoetst. Alleen aanvragen die aan de voorwaarden voldoen zullen tot de beoordelingsprocedure worden toegelaten.

  • Is er tijdig een intentieverklaring ingediend via ISAAC?

  • Is het voorstel tijdig ingediend via ISAAC?

  • Is de aanvraag in het Engels opgesteld?

  • Is het voorstel via het account van de hoofdaanvrager ingediend?

  • Is de hoofdaanvrager een gepromoveerde onderzoeker met een vaste aanstelling aan een Nederlandse (para)universitaire instelling?

  • Bevat de aanvraag maximaal drie medeaanvragers?

  • Zijn de aanvragers bij maximaal één aanvraag in deze subsidieronde betrokken?

  • Hebben de aanvragers geen aanvraag ingediend over hetzelfde hoofdstuk in de subsidieronde Beleidsgericht onderzoek 2018?

  • Is gebruik gemaakt van het verplichte formulier?

  • Zijn alle vragen beantwoord?

  • Wordt het maximaal aantal woorden niet overschreden?

  • Is de aanvraag in het Engels opgesteld?

  • Richt de aanvraag zich op het primair en/of voortgezet onderwijs?

  • Sluit het voorstel aan op de drie geselecteerde hoofdstukken van het NRO Onderzoeksprogramma 2016–2019?

  • Is er één hoofdthema aangevinkt?

  • Bestaat het voorstel uit ten minste twee deelprojecten en heeft het een omvang van ten minste € 400.000,- en niet meer dan € 600.000,-?

  • Valt de aangevraagde onderzoeksformatie binnen de criteria?

  • Is het budget volgens de richtlijnen van de call for proposals opgesteld?

  • Sluit de periode waarover subsidie wordt aangevraagd aan bij de in deze call gestelde voorwaarden?

Alleen aanvragen die aan deze voorwaarden voldoen, zijn ontvankelijk en worden door het NRO in behandeling genomen.

4.2.2 Criteria voor de beoordeling van de aanvraag

Voorstellen dienen passend te zijn binnen de geselecteerde thema’s van het NRO Onderzoeksprogramma 2016-2019 en worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria.

  • Wetenschappelijke kwaliteit (30%)

    • o Uitwerking probleemstelling

      • Is er een centrale probleemstelling die in de deelonderzoeken wordt uitgewerkt?

      • Zijn de problemen die in het onderzoek aan de orde worden gesteld helder beschreven en afgebakend?

      • Is er een duidelijke samenhang tussen de centrale probleemstelling en de onderliggende deelprojecten (verticale integratie) en tussen de deelprojecten onderling (horizontale integratie)? Is dat in het voorstel goed onderbouwd?

      • Is de aanduiding van en de aansluiting op bestaande kennis en theorieën, ook domeinspecifieke, adequaat?

      • Is de probleemstelling op consequente wijze uitgewerkt in een model, veronderstellingen enzovoort?

    • o Opzet en methoden

      • Zijn de voorgestelde methoden en technieken doelmatig en geschikt om de onderzoeksvragen te beantwoorden?

      • Is de gekozen methodisch-technische opzet consistent en wordt deze voldoende gemotiveerd?

      • Is er een gedegen beschrijving van de voorgestelde wijze van dataverzameling en data-analyse?

      • Wat is de kwaliteit en innovativiteit van het beoogde instrumentarium? Is het betrouwbaar en valide?

      • Zijn de genoemde bronnen en data toegankelijk en beschikbaar, en zijn ze geschikt om de in de probleemstelling genoemde vragen te beantwoorden?

      • Is de raming van de aangevraagde personele en materiële middelen redelijk voor het voorgestelde onderzoek en voldoende adequaat beargumenteerd?

      • Wat is de kwaliteit en haalbaarheid van het afnamedesign?

    • o Multidisciplinariteit

      • Vereist de vraagstelling van het voorstel een multidisciplinaire opzet en zo ja, waarom?

    • o Organisatie van het onderzoek

      • Is de organisatie van het voorstel helder omschreven?

    • o Haalbaarheid van het onderzoek

      • Is er een goed doordacht en haalbaar werk- en publicatieplan?

  • Wetenschappelijke betekenis (30%)

    • o Wetenschappelijk belang

      • In welke mate en op welke wijze is het onderzoek theoretisch, en/of methodisch en/of in descriptief opzicht van belang?

      • Lost het onderzoek een wetenschappelijk belang op, of bevat het onderzoek wetenschappelijke aspecten in die zin dat het een wetenschappelijk probleem op een nieuwe wijze formuleert en aldus de oplossing ervan naderbij brengt?

      • Is er sprake van nieuwe en/of aanvullende data ten opzichte van de NCO-data?

    • o Originaliteit

      • Verdienen keuze en uitwerking van de probleemstelling, en/of de theoretische uitwerking en/of de methodologie de kwalificatie origineel en vernieuwend?

      • Worden bestaande inzichten uit de eigen of andere disciplines op originele wijze toegepast of wordt aan bestaande methoden een nieuwe toepassing gegeven?

      • Draagt het onderzoek bij aan de methodische vernieuwing in termen van het gehanteerde design, de relatie onderzoek met innovatie en praktijk, en de inzet van nieuwe technologie als onderzoekshulpmiddel?

    • o Wetenschappelijke meerwaarde

      • Is er sprake van een wetenschappelijke meerwaarde van het programma als geheel ten opzichte van de onderliggende deelprojecten en wat houdt die in?

      • Biedt het onderzoek belangwekkende wetenschappelijke perspectieven?

    • o Verwachte wetenschappelijk output

      • Wat is de omvang en kwaliteit van de verwachte output?

  • Kwaliteit aanvragers (30%)

    • o Wetenschappelijke kwaliteit

      • Wat is de kwaliteit van de past performance, het track record en publicatierecord van de aanvragers?

    • o Methodologische expertise

      • Is er sprake van aantoonbare expertise in en ervaring met de verzameling en analyse van grootschalige cohortdata?

      • Is er sprake van aantoonbare expertise in en ervaring met instrumentontwikkeling en standaardbepaling?

      • Hebben de aanvragers aantoonbare kennis van het Nederlandse onderwijsveld en hebben zij een netwerk daarbinnen?

      • Hebben de aanvragers kennis van de uitvoeringsproblematiek van (digitale) dataverzamelingen en aantoonbare ervaring met (succesvol verlopen) (digitale) toetsing?

      • Wordt het onderzoek ingebed in een adequate onderzoekinfrastructuur?

  • Programmatische betekenis (10%)

    • o Betekenis voor het NRO Onderzoeksprogramma

      • Past het voorstel binnen de geselecteerde thema’s van het NRO Onderzoeksprogramma 2016-2019?

      • Wat is de relevantie van het voorgestelde onderzoek voor de in het NRO Onderzoeksprogramma 2016-2019 geproblematiseerde vraagstukken?

    • o Betekenis voor beleid en praktijk

      • Wordt met het onderzoek een bijdrage geleverd aan een of meer maatschappelijk relevante vraagstukken

      • Wat zouden de verwachte resultaten kunnen betekenen voor praktijk en/of beleid?

    • o Communicatie en kennisverspreiding

      • Worden voldoende activiteiten voorgesteld om belanghebbenden en andere geïnteresseerden vooraf, tijdens en na de looptijd van het project te informeren?

      • Worden voldoende activiteiten voorgesteld ten behoeve van de verspreiding van de resultaten?

Weging van de criteria

De criteria ‘wetenschappelijke kwaliteit’, ‘wetenschappelijke betekenis’ en ‘kwaliteit aanvragers’ tellen ieder voor 30% mee in de eindbeoordeling. Het criterium ‘programmatische betekenis telt voor 10% mee in de eindbeoordeling.

De beoordeling per criterium, elk met het gewicht zoals hierboven aangegeven, resulteert in een eindkwalificatie waarbij het standaard kwalificatiesysteem van NWO wordt gehanteerd. De kwalificatiecategorieën zijn:

  • excellent

  • zeer goed

  • goed

  • ontoereikend

Op het criterium ‘wetenschappelijke kwaliteit’ dient sprake te zijn van tenminste de kwalificatie ‘zeer goed’ om in aanmerking te komen voor subsidietoekenning. Bij de overige criteria dient sprake te zijn van tenminste de kwalificatie ‘goed’.

4.2.3 Samenstelling beoordelingscommissie

De beoordelingscommissies worden ingesteld door de programmacommissie. De leden van de commissie worden gekozen op basis van hun expertise en niet- betrokkenheid bij de aanvragen. De commissie wordt voorgezeten door een technisch voorzitter. Leden van deze commissie die, volgens de Gedragscode Belangenverstrengeling NWO, betrokken zijn bij aanvragen nemen niet deel aan de beoordeling van de betreffende aanvragen.

De namen van de leden van de beoordelingscommissie worden na afloop van de procedure op de website van het NRO vermeld.

4.2.4 Beleidsmatige overwegingen

Bij de honorering van de voorstellen kan de programmacommissie naast de kwaliteitscriteria ook budgettaire gronden in aanmerking nemen.

5 Contact en overige informatie

5.1 Contact

5.1.1 Inhoudelijke vragen

Voor inhoudelijke vragen over deze call for proposals neemt u contact op met:

  • Pia Hindriks

    t: 070 349 4056, e: p.hindriks@nwo.nl

  • Liesbet de Haas

    t: 070 344 0957, e: l.dehaas@nwo.nl

  • Secretariaat NRO

    t: 070 349 4079, e: opro@nro.nl

Voor inhoudelijke vragen over het NCO kunt u contact opnemen met een van de nationaal coördinatoren van het NCO:

  • Prof. dr. Rolf van der Velden

    e: r.vandervelden@nwo.nl

  • Dr. Mark Levels

    e: m.levels@nwo.nl

5.1.2 Technische vragen over het elektronisch aanvraagsysteem ISAAC

Bij technische vragen over het gebruik van ISAAC kunt u contact opnemen met de ISAAC-helpdesk. Raadpleeg eerst de handleiding voordat u de helpdesk om advies vraagt. De ISAAC-helpdesk is bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 10.00 tot

17.00 uur op telefoonnummer +31 (0)20 346 71 79. U kunt uw vraag ook per e-mail stellen via isaac.helpdesk@nwo.nl. U ontvangt dan binnen twee werkdagen een reactie.

5.2 Overige informatie

Informatieochtend voor belangstellenden

NRO zal samen met de coördinatoren van het NCO, Mark Levels en Rolf van der Velden, een informatieochtend plannen voor onderzoekers die belangstelling hebben om een voorstel in te dienen. Deze ochtend wordt georganiseerd op vrijdag 16 maart 2018 van 10.00 tot 13.00 uur in Utrecht. Belangstellenden dienen zich uiterlijk vrijdag 9 maart 2018 aan te melden voor deze bijeenkomst via info@nationaalcohortonderzoek.nl.

Naar boven