Wijziging van het besluit van 5 juli 2010, nr. DGB2010/872M, Stcrt. 2010, nr. 10783

Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen

Besluit van 29 maart 2018

nr. 2018-45958.

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit wijzigt het besluit van 5 juli 2010, nr. DGB2010/872M (Stcrt. 2010, nr. 10783). Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2018 in de Eerste Kamer1, heb ik toegezegd om voor enkele situaties in een beleidsbesluit te bevestigen dat het aangaan van een huwelijk of het aangaan of wijzigen van huwelijkse voorwaarden niet leidt tot heffing van schenkbelasting. Dit wordt geregeld in het onderhavige besluit.

ARTIKEL I

Het besluit van 5 juli 2010, nr. DGB2010/872M (Stcrt. 2010, nr. 10783), wordt als volgt gewijzigd:

A

In onderdeel 1 komt het vierde gedachtestreepje van de opsomming te luiden:

  • de echtgenoot bij het aangaan van een huwelijk of het aangaan of wijzigen van huwelijkse voorwaarden (onderdeel 3);.

B

Onderdeel 3 komt te luiden:

3. Ontstaan of wijzigen huwelijksgoederengemeenschap

Een huwelijksgoederengemeenschap kan op verschillende manieren ontstaan. Als echtgenoten trouwen zonder huwelijkse voorwaarden te maken, ontstaat van rechtswege een gemeenschap van goederen volgens de regels van titel 7 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Tot 1 januari 2018 was dit een algehele gemeenschap van goederen waartoe naast het gezamenlijk op te bouwen vermogen ook het voorhuwelijkse vermogen van de echtgenoten behoort. Met ingang van 1 januari 2018 zijn de regels van titel 7 van Boek 1 BW gewijzigd en geldt een nieuwe wettelijke gemeenschap, die beperkter van omvang is2. Zo blijft het voorhuwelijkse vermogen tot het privévermogen van de betreffende echtgenoot behoren. Hetzelfde geldt voor giften en erfrechtelijke makingen waarvoor de schenker of erflater niet expliciet heeft bepaald dat ze in de gemeenschap vallen. Daarentegen behoort vermogen dat voor het huwelijk al gezamenlijk eigendom was wél tot de wettelijke gemeenschap. Deze gemeenschap wordt hierna aangeduid als wettelijke gemeenschap van goederen. De gemeenschap volgens het wettelijke regime tot 1 januari 2018 wordt hierna aangeduid als algehele gemeenschap van goederen.

Echtgenoten kunnen ook een gemeenschap van goederen laten ontstaan door het opstellen van huwelijkse voorwaarden. Dit kan zowel voor als tijdens het huwelijk. Ook is het mogelijk dat er al een gemeenschap van goederen bestond en dat deze tijdens het huwelijk wordt gewijzigd door huwelijkse voorwaarden op te stellen of te wijzigen.

Daarnaast is het mogelijk dat echtgenoten geen gemeenschap van goederen zijn aangegaan, maar wel in de huwelijkse voorwaarden opnemen dat bij echtscheiding of overlijden hun vermogens verrekend worden alsof een gemeenschap van goederen heeft bestaan. In economische zin levert deze verrekening dan dezelfde situatie op als bij een gemeenschap van goederen.

De wet en jurisprudentie geven niet in alle gevallen duidelijkheid over de gevolgen van het aangaan of wijzigen van een huwelijksgoederengemeenschap voor de schenkbelasting. Hieronder geef ik voor een aantal veel voorkomende gevallen aan dat voor de toepassing van de Successiewet geen sprake is van een schenking.

C

Onder vernummering van onderdelen 3.2 en 3.3 tot 3.4 respectievelijk 3.5, wordt onderdeel 3.1 vervangen door een drietal onderdelen, luidende:

3.1. Aangaan van een huwelijk zonder huwelijkse voorwaarden

Uitgangspunt voor de toepassing van de Successiewet is dat het aangaan van het huwelijk zonder opstellen van huwelijkse voorwaarden, geen schenking is. Dit betekent dat het van rechtswege ontstaan van een wettelijke gemeenschap van goederen, waarin de echtgenoten voor gelijke delen gerechtigd zijn voor de toepassing van de Successiewet geen schenking is. Dit gold ook voor huwelijken die voor 1 januari 2018 zijn aangegaan onder het toen geldende wettelijke regime, de algehele gemeenschap van goederen.

3.2. Aangaan of wijzigen van huwelijkse voorwaarden

Echtgenoten kunnen er ook voor kiezen om onder huwelijkse voorwaarden te trouwen of om tijdens het huwelijk alsnog huwelijkse voorwaarden op te stellen of te wijzigen. Hierbij kan sprake zijn van een schenking. Dit is afhankelijk van feiten en omstandigheden. Hieronder zet ik enige mogelijke situaties uiteen, waarbij voor de toepassing van de Successiewet geen sprake is van een schenking.

3.2.1. Wijziging naar een wettelijke gemeenschap van goederen bij huwelijkse voorwaarden

Als echtgenoten tijdens het huwelijk hun huwelijkse voorwaarden wijzigen in een wettelijke gemeenschap van goederen, ontstaat vermogensrechtelijk dezelfde situatie zoals opgenomen in onderdeel 3.1 van dit besluit. Omdat het wettelijke regime van kracht wordt, waarbij beide echtgenoten voor gelijke delen gerechtigdheid zijn in de gemeenschap van goederen, is er voor de toepassing van de Successiewet geen sprake van een schenking.

3.2.2. Aangaan van of wijziging naar een algehele gemeenschap van goederen bij huwelijkse voorwaarden

Zoals in onderdeel 3.1 is aangegeven, is onder het tot 1 januari 2018 geldende wettelijke regime van een algehele gemeenschap van goederen waarin echtgenoten voor gelijke delen gerechtigd zijn, voor de toepassing van de Successiewet geen sprake van een schenking. Dezelfde vermogenrechtelijke situatie kan vanaf 1 januari 2018 worden bereikt door voorafgaand aan het huwelijk huwelijkse voorwaarden op te stellen waarbij een algehele gemeenschap van goederen wordt aangegaan, waarin echtgenoten voor gelijke delen gerechtigd zijn (er wordt dan aangesloten bij het wettelijke regime zoals dat tot en met 31 december 2017 gold). Echtgenoten kunnen ook tijdens het huwelijk huwelijkse voorwaarden opstellen of wijzigen waarbij een algehele gemeenschap van goederen ontstaat waarin beide echtgenoten voor gelijke delen gerechtigd zijn. Ook in deze gevallen is voor de toepassing van de Successiewet geen sprake van een schenking tussen de echtgenoten.

3.2.3. Wederkerig finaal verrekenbeding

In plaats van het laten ontstaan van een gemeenschap van goederen kunnen echtgenoten bij huwelijkse voorwaarden overeenkomen dat ze bij echtscheiding en overlijden of alleen bij overlijden hun vermogens verrekenen alsof er sprake is van een gemeenschap van goederen. Dit kan voorafgaand aan het huwelijk in de huwelijkse voorwaarden worden overeengekomen. Ook kunnen tijdens het huwelijk de huwelijkse voorwaarden waarin een koude uitsluiting is opgenomen, worden aangevuld met een verplicht wederkerig finaal verrekenbeding dat werkt bij echtscheiding en overlijden of alleen bij overlijden. Hierdoor ontstaat bij echtscheiding of overlijden economisch dezelfde situatie als bij het aangaan van een wettelijke of algehele gemeenschap van goederen.

Goedkeuring

Ik keur goed dat als echtgenoten een huwelijk aangaan onder huwelijkse voorwaarden waarbij iedere gemeenschap is uitgesloten en waarbij zij een wederkerig verplicht finaal verrekenbeding overeenkomen dat hen ertoe verplicht om bij echtscheiding en overlijden of alleen bij overlijden hun vermogens te verrekenen alsof zij op basis van een gelijke gerechtigdheid gehuwd zijn in wettelijke of algehele gemeenschap van goederen, dit voor de toepassing van de Successiewet niet leidt tot een schenking. Dit geldt ook als echtgenoten huwelijkse voorwaarden hebben opgesteld waarbij iedere gemeenschap is uitgesloten en zij tijdens het huwelijk alsnog een wederkerig verplicht finaal verrekenbeding opnemen dat hen ertoe verplicht om bij echtscheiding en overlijden of alleen bij overlijden hun vermogens te verrekenen alsof zij op basis van een gelijke gerechtigdheid gehuwd zijn in een wettelijke of algehele gemeenschap van goederen.

3.2.4. Uitsluiten van vermogensbestanddelen

Het ontstaan van een wettelijke gemeenschap van goederen leidt met ingang van 1 januari 2018 in de meeste gevallen niet tot een directe vermogensverschuiving, omdat het vermogen dat de echtgenoten daarvoor in privé bezaten, privé blijft. Dit kan anders zijn als een goed voor het huwelijk aan de echtgenoten gezamenlijk toebehoorde. Door het ontstaan van de wettelijke gemeenschap van goederen gaan dit goed en alle schulden betreffende dit goed tot de ontstane gemeenschap behoren. Dat is bijvoorbeeld het geval als samenwoners gezamenlijk een woning hebben gekocht. Als zij gaan trouwen zonder het maken van huwelijkse voorwaarden omvat de gemeenschap deze woning en de daarop betrekking hebbende schulden. Bij de ontbinding van het huwelijk is dan ieder gerechtigd tot de helft van de woning minus de daarop betrekking hebbende schulden. Deze schulden zijn onder andere de (hypothecaire) schulden die zijn aangegaan voor de aanschaf van de gezamenlijke eigen woning, maar ook bijvoorbeeld de onderlinge schuld tussen de samenwoners die is overeengekomen omdat één van hen tijdens de aanschaf meer eigen vermogen heeft ingelegd.

Mij is bekend dat het gemeenschappelijk worden van deze onderlinge schuld ongewenste effecten kan hebben. Dat komt omdat hierdoor de vordering van degene die het meeste heeft ingelegd per saldo lager wordt. Deze verlaging wordt voorkomen door in de huwelijkse voorwaarden op te nemen dat de gemeenschap van goederen niet de onderlinge schuld omvat. Deze oplossing wordt dan ook in de praktijk geadviseerd. Gebleken is dat er onduidelijkheid bestaat over de mogelijke gevolgen voor de schenkbelasting van een dergelijke bepaling in de huwelijkse voorwaarden. Deze onduidelijkheid wil ik wegnemen voor de veel voorkomende situatie dat twee mensen samen een woning hebben gekocht en daarna een wettelijke gemeenschap van goederen ontstaat. Daarom keur ik, ondanks dat in het geschetste geval wordt afgeweken van het standaard wettelijke huwelijksgoederenregime, onder voorwaarden goed dat in dit geval voor de toepassing van de Successiewet geen sprake is van een schenking. Deze goedkeuring geldt zowel bij het opstellen van huwelijkse voorwaarden voor het aangaan van het huwelijk als tijdens het huwelijk, waarbij een wettelijke gemeenschap van goederen wordt aangegaan waarin de echtgenoten voor gelijke delen gerechtigd zijn. Bij opstellen van huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk moet gedacht worden aan de situatie dat echtgenoten zijn gehuwd onder koude uitsluiting maar wel gezamenlijk een eigen woning hebben en na 1 januari 2018 hun huwelijkse voorwaarden wijzigen, waarbij een wettelijke gemeenschap van goederen wordt overeengekomen.

Goedkeuring

Ik keur onder voorwaarden goed dat voor de toepassing van de Successiewet geen sprake is van een schenking als echtgenoten de schuld, die de ene echtgenoot reeds voor het ontstaan van de wettelijke gemeenschap van goederen aan de andere echtgenoot had, buiten de wettelijke gemeenschap van goederen houden. Het betreft de schuld die is ontstaan bij aanschaf van de woning en die is overeengekomen omdat de ene echtgenoot meer eigen vermogen heeft ingelegd.

Voorwaarden

Voor de goedkeuring gelden de volgende vier voorwaarden:

  • De echtgenoten nemen in de huwelijkse voorwaarden op dat een wettelijke gemeenschap van goederen volgens het vanaf 1 januari 2018 geldende wettelijke huwelijksgoederenregime wordt aangegaan waarin beiden voor gelijke delen gerechtigd zijn.

  • Er is sprake van een onderlinge schuld tussen de echtgenoten die is ontstaan bij de gezamenlijke aanschaf van de eigen woning en die zonder nadere afspraak tot de wettelijke gemeenschap van goederen zou behoren op grond van artikel 94, zevende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

  • In de huwelijkse voorwaarden, waarbij een wettelijke gemeenschap is aangegaan, is alleen met betrekking tot bovengenoemde schuld afgeweken van het wettelijke huwelijksgoederenregime.

  • Het betreft de aanschaf van een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

3.3. Een algehele gemeenschap van goederen met ongelijke delen

De arresten van 28 januari 1959 (BNB 1959/122) en 17 maart 1971 (BNB 1971/95), die veelal worden aangehaald bij situaties waarin echtgenoten hun huwelijksgoederenregime wijzigen naar algehele gemeenschap van goederen, zijn gewezen voor situaties waarin de echtgenoten voor gelijke delen gerechtigd werden in een algehele gemeenschap van goederen. Er kan verschil van mening bestaan over de vraag of de genoemde arresten ook gelden voor situaties waarbij echtgenoten overeenkomen om bij ontbinding van een algehele gemeenschap van goederen niet te verdelen op basis van gelijke delen. In de brief van 6 februari 2012 aan de Tweede Kamer3 heeft de toenmalige Staatssecretaris van Financiën toegelicht dat het enkele feit dat de verdeelsleutel afwijkt van 50-50, niet in alle gevallen betekent dat sprake is van een schenking. Als voorbeeld wordt in die brief een verdeelsleutel 70-30 genoemd. Dit gehanteerde voorbeeld heeft in de praktijk tot de vraag geleid of elke verdeelsleutel mogelijk is zonder dat dit tot een schenking leidt. Ik wens duidelijkheid te verschaffen over de reikwijdte van de aangehaalde toelichting. Op basis van een redelijke wetsuitleg keur ik daarom het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur het volgende goed. Als één van beide echtgenoten direct voorafgaand aan het aangaan van of wijzigen in een algehele gemeenschap van goederen meer vermogen bezat dan de andere echtgenoot leidt een andere verdeelsleutel dan 50-50 niet tot een schenking voor de toepassing van de Successiewet, indien die echtgenoot gerechtigd blijft tot ten minste 50% van het tot de algehele gemeenschap van goederen behorende vermogen en ten hoogste tot de gerechtigdheid die hij al had. Deze goedkeuring geldt ook als echtgenoten een huwelijk aangaan onder huwelijkse voorwaarden waarbij iedere gemeenschap is uitgesloten en waarbij zij op hetzelfde moment of tijdens het huwelijk alsnog een wederkerig verplicht finaal verrekenbeding overeenkomen dat hen ertoe verplicht om bij echtscheiding en overlijden of alleen bij overlijden hun vermogens te verrekenen alsof zij in algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd.

Voorbeeld

Een man en een vrouw gaan trouwen onder huwelijkse voorwaarden waarbij ze een algehele gemeenschap van goederen aangaan met de verdeelsleutel man-vrouw van 70-30. De man heeft bij het aangaan van het huwelijk een vermogen van € 1.000.000; de vrouw heeft geen vermogen. Stel dat de huwelijksgoederengemeenschap vijf jaar later wordt ontbonden, dan is de man bij gelijk gebleven vermogens gerechtigd tot € 700.000 en de vrouw tot € 300.000. Omdat de man € 1.000.000 had en bij ontbinding van de gemeenschap gerechtigd is tot meer dan de helft van het tot de algehele gemeenschap behorende vermogen, is er voor de toepassing van de Successiewet geen sprake van een schenking. De goedkeuring geldt niet voor de situatie dat de man en vrouw een verdeling van bijvoorbeeld 30-70 zouden zijn overeengekomen, omdat de gerechtigdheid van de man dan daalt onder 50%.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2018.

Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.

Den Haag, 29 maart 2018

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, J. de Blieck Lid van het managementteam Belastingdienst.

TOELICHTING

In artikel I, onderdeel A, wordt de opsomming aangepast aan het gewijzigde opschrift van onderdeel 3.

In artikel I, onderdeel B, is een vervangende tekst opgenomen voor onderdeel 3.

Onderdeel 3.1 wordt vervangen door een drietal nieuwe onderdelen. Dit is geregeld in artikel I, onderdeel C, van dit besluit. In verband daarmee worden de oude artikelen 3.2 en 3.3 vernummerd tot artikel 3.4 en 3.5. Inhoudelijk blijven laatstgenoemde artikelen ongewijzigd.

Artikel II regelt de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wijziging(en). Deze datum wordt gesteld op 29 maart 2018. Het besluit heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2018. Dit houdt verband met het feit dat de wijzigen uitgaan van het nieuwe wettelijke huwelijksvermogensregime, dat eveneens op 1 januari 2018 in werking is getreden. Dit besluit is na de inwerkingtreding terstond uitgewerkt en bevat daarom geen vervalbepaling.


X Noot
1

Kamerstukken I 2017/2018, 34 785, D, blz. 18.

X Noot
2

Kamerstukken 33 987.

X Noot
3

Kamerstukken II 2011/2012, 28 867, nr. 28.

Naar boven