Verkeersbesluit fietsstroken en bebording middengeleiders Garderenseweg, Putten

Logo Putten

Burgemeester en wethouders van de gemeente Putten;

gelezen het besluit van de raad van die gemeente d.d. 2 maart 1995, waarbij de bevoegdheid tot het nemen van verkeersbesluiten als bedoeld in artikel 18, eerste lid onder d, van de Wegenverkeerswet 1994 aan hun college is gedelegeerd;

overwegende:

dat gemeenten in het kader van het Startprogramma Duurzaam Veilig streven naar een duurzaam veilige inrichting van wegen waarbij de infrastructuur is aangepast aan de mens, in welke opzet er sprake is van een preventieve aanpak van de verkeersonveiligheid;

dat wij gelet op het streven naar een integraal verkeers- en vervoerbeleid in samenhang met de ontwikkelingen op het gebied van duurzaam veilig, een Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) hebben ontwikkeld waarin de verschillende wensstructuren voor het autoverkeer, het fietsverkeer, de voetgangers en het openbaar vervoer zijn samengevoegd tot een integrale verkeers- en vervoerstructuur;

dat gemeenten in het kader van duurzaam veilig het wegennet categoriseren in gebieden met een verkeers- en een verblijfsfunctie;

dat de Garderenseweg (gedeelte Voorthuizerstraat-bebouwde komgrens) een verkeersfunctie heeft;

dat gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde op grond van de CROW-richtlijnen bij voorkeur van vrijliggende fietspaden en minimaal van officiële fietsstroken moeten worden voorzien;

dat wij daarom in overleg met de aanwonenden van de Garderenseweg een plan hebben ontwikkeld voor het reconstrueren van de Garderenseweg (gedeelte Voorthuizerstraat-bebouwde komgrens) tot een verkeersader met een scheiding van de verschillende verkeerscategorieën in de vorm van officiële fietsstroken (tot de Bosrand) en afzonderlijke voetgangersvoorzieningen;

dat voor de noodzakelijke bebording bij de middengeleiders, de voetgangersoversteekplaatsen, de algemene gehandicaptenparkeerplaats, de bushalte, het verplichte fietspad, het naderen van de voorrangsweg (bij de rotonde) en de aanduidingen op het wegdek in de vorm van de voetgangersoversteekplaatsen en de officiële fietsstroken/fietssymbolen een verkeersbesluit is vereist;

dat wij tegen deze achtergrond van plan zijn om een verkeersbesluit te nemen voor de noodzakelijke bebording/aanduidingen op het wegdek van de te reconstrueren Garderenseweg (gedeelte Voorthuizerstraat-bebouwde komgrens) en wel voor de borden B6 (verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg) bij de rotonde, borden D2 op de middengeleiders (gebod voor alle bestuurders het bord voorbij te gaan aan de zijde die de pijl aangeeft), bord E6 (algemene gehandicaptenparkeerplaats ter hoogte van Garderenseweg nummer 35), bord G11 (verplicht fietspad), fietssymbolen voor de fietsstroken, de borden L2 (voetgangersoversteekplaats), bord L3 (bushalte) en de voetgangersoversteekplaatsen, zoals aangegeven op de bijgevoegde overzichtstekeningen;

dat de toename van het verkeer op de andere wegen dermate gering zal zijn, dat op geen van deze wegen een toename van de geluidsbelasting met 2dB(A) sprake zal zijn;

dat wij van mening zijn dat mogelijke nadelige gevolgen voor belanghebbenden, in verband met het aanwijzen van de noodzakelijke bebording/aanduidingen voor de binnen de bebouwde kom gesitueerde verkeersader Garderenseweg die wordt voorzien van officiële fietsstroken, niet dermate groot zijn dat zou moeten worden gekomen tot het oordeel dat er sprake is van onevenredig nadeel in verhouding tot het met het bij verkeersbesluit aanwijzen van de noodzakelijke bebording/aanduidingen te dienen doel in de vorm van een veilige verkeersafwikkeling;

dat het voorgestelde verkeersregime, overeenkomstig het in de Wegenverkeerswet in artikel 2 onder a, b en c vermelde “strekt tot het verzekeren van de veiligheid op de weg, het beschermen van weggebruikers en passagiers en het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan”;

dat het voorstel en de hierop betrekking hebbende stukken gedurende een periode van 4 weken ter inzage hebben gelegen en belanghebbenden in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze over het voorstel naar voren te brengen;

dat in het kader van artikel 24 BABW overleg heeft plaatsgevonden met de verkeersadviseur van de Politie Eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, de heer M. Scheffer;

dat de verkeersadviseur van de politie heeft positief geadviseerd

dat op grond van artikel 15 van de Wegenverkeerswet 1994 de plaatsing of verwijdering van een verkeersteken waarbij een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit;

dat in artikel 12 van het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer de verkeerstekens zijn opgesomd waarvan de plaatsing of verwijdering geschiedt krachtens een verkeersbesluit;

dat de weg valt binnen de in artikel 18, eerste lid onder d van de Wegenverkeerswet 1994, toegekende bevoegdheid van de gemeente Putten;

gelet op het bepaalde in de Wegenverkeerswet 1994, het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer en het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990;

besluiten:

  • 1.

    een verkeersbesluit te nemen voor de noodzakelijke bebording/aanduidingen op het wegdek van de te reconstrueren Garderenseweg (gedeelte Voorthuizerstraat-bebouwde komgrens) en wel voor de borden B6 (verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg) bij de rotonde, voor de borden D2 op de middengeleiders (gebod voor alle bestuurders het bord voorbij te gaan aan de zijde die de pijl aangeeft), bord E6 (algemene gehandicaptenparkeerplaats ter hoogte van Garderenseweg nummer 35), bord G11 (verplicht fietspad), fietssymbolen voor de fietsstroken, de borden L2 (voetgangersoversteekplaats), bord L3 (bushalte) en de voetgangers-oversteekplaatsen, zoals aangegeven op de bijgevoegde overzichtstekeningen;

  • 2.

    vorige verkeersbesluiten waarbij de bebording voor de Garderenseweg (gedeelte Voorthuizerstraat-bebouwde komgrens) is geregeld in te trekken;

  • 3.

    afschrift van dit besluit te zenden aan:

    - de verkeersadviseur van de politie eenheid Oost Nederland, district Noord- en Oost- Gelderland;

    - de afdeling Ruimte te Putten;

  • 4.

    de maatregel af te kondigen op de gebruikelijke manier.

 

Tegen deze beslissing kunnen belanghebbenden binnen zes weken na datum van verzending van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en wethouders. Voorts kan op grond van het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht aan de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland worden verzocht een voorlopige voorziening te treffen, indien onverwijlde spoed dat vereist. Het vragen van een voorlopige voorziening is mogelijk indien binnen de genoemde termijn ook een bezwaarschrift wordt ingediend.

 

Datum: 21 november 2017

 

burgemeester en wethouders van Putten,

  

mr. F. Contant,

secretaris

H. A. Lambooij,

burgemeester

Naar boven