Verhoging strafrechtelijke minimumleeftijd in context, Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ)

20 december 2017

Advies Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming

De Minister voor Rechtsbescherming

RSJ Advies over verhoging van de strafrechtelijke minimumleeftijd en het belang van goede jeugdhulp

Samenvatting

De staatsecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) gevraagd om te adviseren over een verhoging van de minimumleeftijdsgrens voor strafrechtelijke aansprakelijkheid. De afgelopen periode heeft de RSJ een uitgebreid onderzoek uitgevoerd naar de functionaliteit van deze minimumleeftijd. In dit rapport presenteert de RSJ zijn bevindingen.

De RSJ heeft zich gericht op de vraag of in het licht van een rechtvaardige en effectieve aanpak van jeugdige delinquenten een verhoging van de strafrechtelijke minimumleeftijd van twaalf jaar wenselijk is. De RSJ heeft na een eerste verkenning aanleiding gezien te kijken hoe in Nederland wordt omgegaan met jongeren die normoverschrijdend gedrag vertonen en daarvoor in aanraking komen met het strafrecht. De RSJ heeft zich hiermee niet slechts willen beperken tot de onderzoeksvragen en een analyse van de argumenten voor- en tegen verhoging. Een uitgebreid literatuuronderzoek, interviews met professionals en een toetsingsronde onder bestuurders en experts in het jeugdveld vormen de kern van dit onderzoek.

Op basis van deze bevindingen adviseert de RSJ om de minimumleeftijd te verhogen naar tenminste veertien jaar. Voor de RSJ is het belang van rechtszekerheid het doorslaggevende argument voor het hanteren van een duidelijke minimum leeftijdsgrens. De RSJ constateert dat de verwijtbaarheid van strafbaar gedrag bij jongeren afhankelijk is van de ontwikkeling van een individueel kind. Tegelijk ziet de RSJ het belang van het hanteren van een duidelijke minimum leeftijdsgrens, een grens die hoger ligt dan de huidige. De belangen van slachtoffers kunnen ook buiten het strafrechtelijk kader behartigd worden doordat ze een plaats hebben of krijgen in de civielrechtelijke interventies. Daarnaast zijn ouders ook in het civielrecht aansprakelijk voor schade door kinderen tot veertien jaar. Tot slot zijn slachtoffers indirect gediend door het terugdringen van recidive.

Dit advies is gebaseerd op de volgende drie hoofdbevindingen:

  • 1. Nederland is gebonden aan het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Dit verdrag schrijft voor dat een minimum leeftijd gehanteerd moet worden waarop jeugdigen strafrechtelijk aansprakelijk zijn. Het VN-kinderrechtencomité stelt dat deze leeftijdsgrens idealiter op minstens veertien jaar ligt.

  • 2. Een jeugdige komt pas in aanmerking om strafrechtelijk vervolgd te worden als hij competent en capabel is om de consequenties van eigen handelen te overzien. Vanuit ontwikkelingsperspectief gezien is de verwijtbaarheid van het gedrag van jongeren afhankelijk van de hersenontwikkeling en de gerelateerde ontwikkeling van functies zoals het kunnen inschatten van consequenties.

  • 3. Om toch tot een algemeen geldende minimumleeftijd te komen, moet de leeftijd worden gehanteerd waarop een jeugdige snapt wat er in het strafrechtelijk proces gebeurt. Degene die onderworpen is aan een strafrechtelijk proces, moet minstens begrijpen wat er met hem in dit proces gebeurt. Hij moet effectief kunnen participeren in een strafrechtelijk proces. Dat houdt in dat een procesdeelnemer een afdoende kennis en inzicht moet hebben van de aard van het strafproces, en van wat de weerslag van de procedure kan zijn.1 Het zou onrechtvaardig zijn iemand een strafproces te laten ondergaan dat diegene niet begrijpt. Het proces kan immers vergaande consequenties hebben. De meeste jongeren blijken pas vanaf hun veertiende te snappen wat er gebeurt in een strafrechtelijk proces. Dat geeft aanleiding om deze leeftijd als minimum te nemen. Dit is twee jaar hoger dan de huidige gestelde leeftijdgrens.

Op basis van de bevindingen stelt de RSJ dat vrijwillige of gedwongen jeugdhulp voor kinderen tot ten minste veertien jaar de voorkeur geniet boven het strafrecht. Jeugdhulp moet dan wel verder investeren in een effectieve aanpak. De kennis daarvoor is voorhanden. Dit advies is gebaseerd op de volgende bevindingen:

  • Recidive kan door effectieve jeugdhulp worden voorkomen

  • Jeugdhulp biedt de kans om vroegtijdig in te grijpen

  • Civielrecht kan beter benut worden

  • Investeringen kunnen de jeugdhulp versterken

  • Rechtspositie van de jongere in het civiel recht verdient verbetering

De RSJ advisering van de RSJ wil zich met dit advies niet alleen een voorstander tonen van een verhoging van de strafrechtelijke minimumleeftijd, maar tevens het belang van de (door)ontwikkeling van een effectieve jeugdketen benadrukken. De uitdaging is niet enkel hoe en op welke leeftijd jeugddelinquenten strafrechtelijk kunnen worden aangepakt, maar ook hoe de overheid met deze jongeren omgaat, nadat maar vooral vóórdat zij misstappen begaan. De RSJ is van mening dat verbetering van de jeugdhulp noodzakelijk is. De evidence based kennis voor een effectieve aanpak is aanwezig, maar wordt nog onvoldoende ingezet.

Het advies kunt u raadplegen op de website van de RSJ www.rsj.nl onder Advisering


X Noot
1

EHRM 15 juni 2004.

Naar boven