Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 5 maart 2018, kenmerk 1285146-172466-WJZ, houdende vaststelling per 1 januari 2018 van bedragen krachtens het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 voor het berekenen van het bijdrageplichtig inkomen over het lopende kalenderjaar

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 3.3.1.7, derde lid en 3.3.2.3, eerste lid, onderdeel b, onder 2° en 4°, van het Besluit langdurige zorg en 3.7, vierde lid, 3.13, eerste lid, onderdeel b, onder 2° en 4°, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, 6, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, en 19 van het Bijdragebesluit zorg en 8.3, zesde lid, en 8.4, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 4.6 wordt in hoofdstuk 4 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.7

De bedragen, bedoeld in artikel 3.3.1.7, derde lid, van het Besluit, voor zover vastgesteld voor het lopende kalenderjaar, zijn de in bijlage G van deze regeling opgenomen bedragen.

B

Na bijlage F wordt een bijlage toegevoegd, luidende:

Bijlage G. bij artikel 4.7 van de Regeling langdurige zorg.

  • 1. Deze bijlage is uitsluitend van toepassing op de berekening van de bijdrage met inachtneming van het lopende kalenderjaar, bedoeld in de artikelen 3.3.2.3, eerste lid, onderdeel b, tweede en vierde lid, 3.3.2.4, tweede en vierde lid, artikel 3.3.2.5, eerste en tweede lid, en 3.3.2.6, eerste lid, van het Besluit langdurige zorg.

  • 2. Het in artikel 3.3.1.2, eerste lid, onder b, aanhef, van het Besluit langdurige zorg genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, telkens vastgesteld op: € 10.254.

  • 3. De in artikel 3.3.2.3, eerste lid, onderdeel b, onder 4°, van het Besluit langdurige zorg genoemde bedragen worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op € 20.299 en € 2.731.

  • 4. Het in artikel 3.3.2.4, eerste lid, van het Besluit langdurige zorg genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 6.153.

  • 5. De in artikel 3.3.2.4a, eerste lid, onderdeel a en b, van het Besluit langdurige zorg genoemde bedragen worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op € 20.299 en € 2.731.

  • 6. Het in artikel 4.2, onderdeel a, van de Regeling langdurige zorg genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 3.770.

  • 7. Het in artikel 4.2, onderdeel b, van de Regeling langdurige zorg genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 5.863.

  • 8. De in artikel 4.3, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling langdurige zorg genoemde bedragen, respectievelijk percentage worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 1.546, 5,65%, € 2.389,94 en € 4.631,69.

  • 9. De in artikel 4.3, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling langdurige zorg genoemde bedragen, respectievelijk percentage worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 1.546, 5,65% en € 4.631,69.

  • 10. De in artikel 4.3, eerste lid, onderdeel c, van de Regeling langdurige zorg genoemde bedragen, respectievelijk percentage worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 1.546, 5,65%, € 2.128,33 en € 4.631,69.

  • 11. De in artikel 4.3, tweede lid, onderdeel a, van de Regeling langdurige zorg genoemde bedragen, respectievelijk percentage worden vastgesteld op: € 1.139, € 20.451, 13,49% en € 20.451.

  • 12. De in artikel 4.3, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling langdurig genoemde bedragen, respectievelijk percentage worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 2.121, € 20.451, 13,49% en € 20.451.

  • 13. Het in artikel 4.5, onderdeel a, van de Regeling langdurige zorg genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 8.931.

  • 14. Het in artikel 4.5, onderdeel b, van de Regeling langdurige zorg genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 10.645.

  • 15. Het in artikel 4.5, onderdeel c, van de Regeling langdurige zorg genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 6.786.

  • 16. Het in artikel 4.5, onderdeel d, van de Regeling langdurige zorg genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 13.713.

ARTIKEL II

De Uitvoeringsregeling Wmo 2015 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 7 wordt ‘in de bijlage bij deze regeling’ vervangen door ‘in bijlage A bij deze regeling’.

B

De titel van hoofdstuk 6 komt te luiden:

Hoofdstuk 6. Bedragen beschermd wonen en overgangsrecht Wmo 2015 AWBZ

C

Na artikel 12 wordt in hoofdstuk 6 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12a

De bedragen, bedoeld in artikel 3.7, vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit, voor zover vastgesteld voor het lopende kalenderjaar, zijn de in bijlage B van deze regeling opgenomen bedragen.

D

Het opschrift van de Bijlage behorende bij artikel 7 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 komt te luiden:

Bijlage A bij artikel 7 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015.

E

Na bijlage A (nieuw) wordt een bijlage toegevoegd, luidende:

Bijlage B bij artikel 12a van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015

Onderdeel 1
  • 1. Dit onderdeel is uitsluitend van toepassing op de berekening van de bijdrage met inachtneming van het lopende kalenderjaar, bedoeld in de artikelen 3.9, tweede en vierde lid, 3.13, eerste lid, onderdeel b, tweede en vierde lid, 3.14, tweede en vierde lid, 3.15, eerste en tweede lid, en 3.16, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 2. Het in artikel 3.2, eerste lid, onder b, aanhef, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, telkens vastgesteld op: € 10.254.

  • 3. De in artikel 3.9a, eerste lid, onderdeel a en b, en derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 genoemde bedragen worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 20.299 en € 2.731.

  • 4. De in artikel 3.13, eerste lid, onderdeel b, onder 4°, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 genoemde bedragen worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 20.299 en € 2.731.

  • 5. De in artikel 3.14a, eerste lid, onderdeel a en b, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 genoemde bedragen worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 20.299 en € 2.731.

  • 6. Het in artikel 9, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 3.770.

  • 7. Het in artikel 9, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 5.863.

  • 8. De in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 genoemde bedragen, respectievelijk percentage worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 1.546, 5,65%, € 2.389,94 en € 4.631,69.

  • 9. De in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 genoemde bedragen, respectievelijk percentage worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 1.546, 5,65% en € 4.631,69.

  • 10. De in artikel 10, eerste lid, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 genoemde bedragen, respectievelijk percentage worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 1.546, 5,65%, € 2.128,33 en € 4.631,69.

  • 11. De in artikel 10, tweede lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 genoemde bedragen, respectievelijk percentage worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 1.139, € 20.451, 13,49% en € 20.451.

  • 12. De in artikel 10, tweede lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 genoemde bedragen, respectievelijk percentage worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 2.121, € 20.451, 13,49% en € 20.451.

  • 13. Het in artikel 12, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 8.931.

  • 14. Het in artikel 12, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 10.645.

  • 15. Het in artikel 12, derde lid, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 6.786.

  • 16. Het in artikel 12, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 13.713.

Onderdeel 2
  • 1. Dit onderdeel is uitsluitend van toepassing op de berekening over het lopende kalenderjaar van de bijdrage in de kosten die krachtens artikel 8.3, zesde lid, en 8.4, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 aan het college verschuldigd is bij de toepassing van de artikelen 8, eerste en tweede lid, 10, eerste lid en derde lid, en 15, derde lid en vijfde lid, van het Bijdragebesluit zorg.

  • 2. De in artikel 1a, zesde lid, van het Bijdragebesluit zorg genoemde bedragen worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, telkens vastgesteld op: € 10.254.

  • 3. Het in artikel 2, onderdeel a, van de Bijdrageregeling zorg AWBZ genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 3.770.

  • 4. Het in artikel 2, onderdeel b, van de Bijdrageregeling zorg AWBZ genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 5.863.

  • 5. De in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Bijdrageregeling zorg AWBZ genoemde bedragen, respectievelijk percentage worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 1.546, 5,65%, € 2.389,94 en € 4.631,69.

  • 6. De in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de Bijdrageregeling zorg AWBZ genoemde bedragen, respectievelijk percentage worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 1.546, 5,65% en € 4.631,69.

  • 7. De in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Bijdrageregeling zorg AWBZ genoemde bedragen, respectievelijk percentage worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 1.546, 5,65%, € 2.128,33 en € 4.631,69.

  • 8. De in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, van de Bijdrageregeling zorg AWBZ genoemde bedragen, respectievelijk percentage worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 1.139, € 20.451, 13,49% en € 20.451.

  • 9. De in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, van de Bijdrageregeling zorg AWBZ genoemde bedragen, respectievelijk percentage worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 1.139, € 20.451, 13,49% en € 20.451.

  • 10. Het in artikel 5, eerste lid, van de Bijdrageregeling zorg AWBZ genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 8.931.

  • 11. Het in artikel 5, tweede lid, van de Bijdrageregeling zorg AWBZ genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 10.645.

  • 12. Het in artikel 5, derde lid, van de Bijdrageregeling zorg AWBZ genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 6.786.

  • 13. Het in artikel 5, vierde lid, van de Bijdrageregeling zorg AWBZ genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 13.713.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

TOELICHTING

Inleiding

Met deze regeling worden de bedragen en percentages die relevant zijn voor de berekening over het lopende kalenderjaar van de bijdragen voor zorg als bedoeld in de Wet langdurige zorg (Wlz) en de bijdragen voor maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) voor 2018 vastgesteld.

In de regel wordt het bijdrageplichtig inkomen over het peiljaar t-2 berekend. Dat is het inkomen en vermogen van het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin de verzekerde of cliënt zijn recht op zorg of ondersteuning tot gelding brengt. Het komt voor dat mensen er in de tussenliggende periode zo in inkomen op achteruit gaan, dat het inkomen en vermogen uit het jaar t-2 niet kan worden gebruikt voor de berekening van de eigen bijdrage. Het bijdrageplichtig inkomen wordt in zo’n geval, als aan de voorwaarden wordt voldaan, over het inkomen van het lopende kalenderjaar (jaar t) berekend. Een peiljaarverlegging is mogelijk voor cliënten of verzekerden die er € 2.593 aan inkomen op achteruit zijn gegaan (lage bijdrage) of minder overhouden dan de zak- en kleedgeldgrens (hoge bijdrage; zie normen § 3.2. Participatiewet).

Als de eigen bijdrage bijvoorbeeld over het zorgjaar 2018 wordt berekend, dan is 2016 het peiljaar voor de inkomensgegevens. Bij een peiljaarverlegging berekent het CAK de eigen bijdrage over 2018 met de inkomensgegevens van 2018. Vanuit het oogpunt van transparantie en kenbaarheid worden de geïndexeerde bedragen die worden gehanteerd bij de berekening van de bijdrage over het lopende kalenderjaar nu ook gepubliceerd.

De indexering wordt toegepast in het kader van de voorgeschreven jaarlijkse indexering op grond van de artikelen 3.3.1.7 en 3.3.2.3, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, van het Besluit langdurige zorg (Blz) en 3.7 en artikel 3.13, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (Uitvoeringsbesluit). Eerder gold deze indexatie alleen voor de bedragen die worden gebruikt bij de berekening van de bijdrage over het peiljaar. Per 1 januari 2018 worden nu tevens de bedragen vastgesteld die het CAK moet hanteren voor het lopende kalenderjaar op grond van de artikelen 3.3.2.3, eerste lid, onderdeel b, tweede en vierde lid, 3.3.2.4, tweede en vierde lid (peiljaarverlegging), artikel 3.3.2.5, eerste en tweede lid (18- en 19-jarigen), en 3.3.2.6, eerste lid, in het Besluit langdurige zorg, 3.9, tweede en vierde lid, 3.13, eerste lid, onderdeel b, tweede en vierde lid, 3.14, tweede en vierde lid (peiljaarverlegging), 3.15, eerste en tweede lid (18- en 19-jarigen), 3.16, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Voor het overgangsrecht gaat het om de artikelen 10, eerste en derde lid, en 15, derde en vijfde lid (peiljaarverlegging), en 8, eerste en tweede lid (18- en 19-jarigen), van het Bijdragebesluit zorg.

Indexering overgangsgerechtigden GGZ-C

Daarnaast worden voor de berekening van de bijdrage over het lopende kalenderjaar op grond van artikel 8.3, zesde lid, van de Wmo 2015 de bedragen en percentages geïndexeerd conform de artikelen 6, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, en 19 van het Bijdragebesluit zorg. Dit geschiedt ten behoeve van de cliënten die recht hebben op zorg op basis van een GGZ-C-indicatie op grond van het overgangsrecht van artikel 8.4 van de Wmo 2015. De bedoelde indexeringen zijn ook toegepast op de equivalente bepalingen in het Bijdragebesluit zorg en de Bijdrageregeling zorg AWBZ waarmee onder het overgangsrecht de bijdrage voor zorg via een indicatie voor zzp GGZ-C, die bij het college wordt afgenomen, wordt berekend in 2018. Het regime van de met ingang van 1 januari 2015 vervallen Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is op grond van artikel 8.3 van de Wmo 2015 van toepassing zolang het overgangsrecht krachtens artikel 8.4 van de Wmo 2015 blijft gelden (ten minste tot en met 2020).

Indexering bedragen ouderentoeslag

Het Besluit van 15 september 2017, houdende een wijziging van het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 met betrekking tot het aanpassen van de aftrek van vermogensbestanddelen voor het bepalen van het vermogen (Stb. 2017, 351) introduceert nieuwe bedragen voor een maatregel waarmee wordt voorkomen dat het vervallen van de ouderentoeslag door zou werken in de eigen bijdragen Wlz en Wmo 2015. De ouderentoeslag hield in dat een pensioengerechtigde belastingplichtige met een bepaald inkomen in box 1 en een bepaalde grondslag sparen en beleggen (grondslag voor box 3) op grond van de Wet inkomstenbelasting 2001 recht had op een verhoging van het heffingvrije vermogen in box 3. Door een extra aftrek op het bijdrageplichtig inkomen te introduceren is het effect van de ouderentoeslag benaderd. Deze bedragen worden in deze regeling geïndexeerd (voor het lopende kalenderjaar) voor de gevallen dat iemand een peiljaarverlegging aanvraagt.

Vanwege het feit dat het hier gaat om een per 1 januari 2018 geïntroduceerde maatregel worden de (nieuwe bedragen) ten behoeve van de berekening van het bijdrageplichtig inkomen over het peiljaar pas met ingang van 2019 geïndexeerd.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

Naar boven